21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 633 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2021

Op 15 oktober aanstaande vindt de Raad WSBVC plaats te Luxemburg. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid en het EU-richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen in de EU. Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportages van lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 oktober 2021 te Luxemburg

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

Inhoud

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

2

Voortgangsrapportage Richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen in de EU

3

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 15 oktober 2021

5

Agendapunt: Europees Semester

5

Agendapunt: Raadsconclusies over gender mainstreaming in de EU-begroting

6

Agendapunt: Beleidsdebat over de toekomst van het Europees Semester met een sterke rol voor de Europese Pijler van Sociale Rechten

6

Agendapunt: Beleidsdebat over het Strategisch Raamwerk van gezond- en veiligheid op werk

7

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn carcinogenen op het werk, 4e batch

8

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen

9

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen

10

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).

Terugblik

In de WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Midden en Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. In het najaar van 2019 zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse voorzitterschap hervat. De standpunten van de Raad en het EP bleken echter te zeer uit elkaar te liggen om tot overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische voorzitterschap is er vervolgens geen voortgang geboekt in de onderhandelingen. Ook onder het Duitse voorzitterschap is het niet gelukt een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken.

Het onder Portugees voorzitterschap verkregen mandaat voor verdere onderhandelingen namens de lidstaten met het EP en de Commissie zag op een beperkt aantal onderwerpen. Een aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk maakte er geen onderdeel van uit. Belangrijkste onderwerp van gesprek in de trilogen was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit is een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in dat detacheringen vooraf moeten worden gemeld. Dit moet bijdragen aan betere handhaving en het tegengaan van «social dumping». Deze verplichting zou niet gelden in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties. Het is onder het Portugese voorzitterschap niet gelukt om tot een akkoord te komen.

Stand van zaken

Het Sloveense voorzitterschap heeft dit dossier vanaf 1 juli overgenomen. Het voorzitterschap vindt dit dossier belangrijk en heeft aangegeven dit te willen afronden. Op dit moment zijn geen nieuwe trilogen gepland onder Sloveens voorzitterschap. Er vindt wel technische uitwisseling plaats tussen voorzitterschap en de rapporteur van het Europees Parlement. De blokkerende minderheid is kwetsbaar, omdat de lidstaten, die er onderdeel van uitmaken, uiteenlopende bezwaren hebben ten aanzien van het voorstel tot herziening. Het is onzeker of de blokkerende minderheid standhoudt.

Inzet Nederland

Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.

Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met Nederlandse leden van het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders. Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.

Voortgangsrapportage Richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen in de EU

Op 17 december 2020 heeft uw Kamer mij de informatieafspraken doen toekomen, zoals vastgesteld in het Algemeen Overleg van 1 december 2020 over het voorstel van de Europese Commissie voor een Richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in de EU.2 Onderstaand ga ik, in het kader van deze informatieafspraken, nader in op de ontwikkelingen.

Voortgang van de onderhandelingen

Het Portugees voorzitterschap van de Raad (januari-juni 2021) heeft aan het eind van de voorzitterschapstermijn een voortgangsrapportage opgesteld over de lopende onderhandelingen en deze openbaar gemaakt.3

De conclusie van het rapport is dat de voortgang op het dossier nog onvoldoende was om te komen tot een breed gedragen Algemene Oriëntatie. Het rapport stelt dat het derhalve aan het Sloveens voorzitterschap is om te proberen een Algemene Oriëntatie te bereiken.

Het Portugees voorzitterschap heeft een deel van de discussies proberen te beslechten door een aantal aanpassingen aan te brengen in het voorstel van de Europese Commissie. De amendementen die het Portugees voorzitterschap heeft voorgesteld gaan bijvoorbeeld om een aantal verduidelijkingen, zoals dat het voorstel de toereikendheid van minimumlonen promoot (en niet verzekert); dat het aan lidstaten blijft om de relevantie en het gewicht van de criteria zoals benoemd in artikel 5 (lid 2) te bepalen in overeenstemming met nationale sociaaleconomische omstandigheden; en ter verduidelijking van de bevoegdheidsverdeling aangaande afwijkingen of deducties op het minimumloon. Het Portugees voorzitterschap heeft daarnaast ook verduidelijkt dat het Richtlijnvoorstel een raamwerk betreft en dat het aan de lidstaten is om hun stelsel verder vorm te geven. De voorgestelde amendementen sluiten aan bij de Nederlandse inzet zoals uiteengezet in het BNC-fiche4 en zijn deels op voorspraak van Nederland opgenomen. Het rapport stelt ook dat een grote meerderheid van de lidstaten aangaf dat het artikel over de vereisten rondom de monitoring en vergaring van data disproportioneel veel administratieve lasten met zich mee zou brengen, het Portugees voorzitterschap heeft geen voorstel gedaan voor aanpassing van het desbetreffende artikel.

Slovenië heeft inmiddels het voorzitterschap van de Raad overgenomen (juli–december 2021). In juli en september zijn twee nieuwe compromisvoorstellen5 voorgelegd, die in raadswerkgroepen zijn behandeld. Naar verwachting vindt in oktober een nieuwe raadswerkgroep plaats. De inzet van Nederland is gedurende deze raadswerkgroepen – conform het BNC-fiche – onder meer gericht op aanpassing van het voorstel opdat het voorstel beter aansluit op het huidige Nederlandse systeem. Tevens zet Nederland in op aanpassing van het artikel ten aanzien van referentiewaarden. Conform de informatieafspraken over de vermelding van referentiewaarden kan ik de Kamer melden dat in de raadswerkgroep wordt gesproken over aanpassing van het oorspronkelijke artikel en de bijbehorende overweging. De leden van het Europees Parlement onderhandelen momenteel over het rapport van de co-rapporteurs Jongerius (S&D) en Radtke (EVP).

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 15 oktober 2021

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de inbreng van Nederland bij de agendapunten van de Raad WSBVC van 15 oktober, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Raad vindt plaats te Luxemburg.

Agendapunt: Europees Semester

Doel Raadsbehandeling

  • a. Bekrachtiging van kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) over de belangrijkste werkgelegenheidsontwikkelingen en uitdagingen op basis van het jaarlijkse rapport over de arbeidsmarktprestaties en de monitor werkgelegenheidsprestaties;

  • b. Bekrachtiging van kernboodschappen van het Sociaal Beschermingscomité (SPC) over de belangrijkste sociale ontwikkelingen en uitdagingen op basis van de jaarlijkse evaluatie van de prestatiemonitor voor sociale bescherming;

  • c. Een besluit van de Raad betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.

Inhoud/achtergrond

Ad a. Het jaarlijkse werkgelegenheidsrapport heeft als doel de ontwikkelingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt in de EU en in lidstaten te identificeren. De kernboodschappen staan dit jaar grotendeels in het teken van de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de arbeidsmarkt. Verder wordt onder meer ingegaan op de ontwikkelingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt gerelateerd aan leven lang ontwikkelen, arbeidsmarktparticipatie en gender gelijkheid.

Ad b. In de kernboodschappen staat dat positieve trends qua sociale ontwikkelingen zijn gestopt sinds de COVID 19-pandemie. De crisis heeft mensen die zich al in kwetsbare situaties bevonden meer getroffen dan anderen. Wel zijn de socialezekerheidsstelsels een belangrijke stabiliserende factor geweest voor het inkomen van huishoudens. In de kernboodschappen wordt o.a. gesteld dat lidstaten prioriteit moeten blijven geven aan maatregelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting om inkomensongelijkheid aan te pakken en om de veerkracht van de socialezekerheidsstelsels te vergroten.

Ad c. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn het afgelopen jaar aangepast om een leidraad te bieden voor het adresseren van de gevolgen van de COVID-19-pandemie. Het voorstel is dat de richtsnoeren voor dit jaar (2021) worden herbevestigd.

Inzet NL

Nederland kan naar verwachting instemmen met de voorliggende documenten en herkent de hierin geschetste uitdagingen en kernboodschappen. Het besluit over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid liggen nog voor in een Brusselse raadswerkgroep.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende stukken; deze zijn afgestemd in het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité (SPC). Op de richtsnoeren voor werkgelegenheidsbeleid heeft het Europees Parlement meegekeken; de amendementen van het Europees Parlement zijn waar mogelijk overgenomen.

Agendapunt: Raadsconclusies over gender mainstreaming in de EU-begroting

Doel Raadsbehandeling

Aanname van de Raadsconclusies, geen document beschikbaar ten tijde van opstellen van deze geannoteerde agenda.

Inhoud/achtergrond

Op 26 mei jl. presenteerde de Europese Rekenkamer een rapport over het mainstreamen van gender in budgetten.6 Het rapport was tevens als AOB-punt geagendeerd tijdens de ECOFIN van 12-13 juni jl. De Raadsconclusies, gepresenteerd door het Sloveens voorzitterschap, onderstrepen het belang van toepassing van gendermainstreaming in de hele EU-begroting. De Raadsconclusies roepen de Commissie op, met ondersteuning van de lidstaten, om onder andere systematisch een genderperspectief te integreren in alle toekomstige EU-strategieën en EU-beleid. De conclusies roepen tevens op om de herstelplannen van de lidstaten en de uitvoering ervan in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) nader te onderzoeken vanuit het perspectief van gendergelijkheid.

Inzet Nederland

Nederland kan zich goed vinden in de inhoud van de Raadsconclusies. Het is positief dat er op EU-niveau aandacht komt voor gendermainstreaming in begrotingen, onder andere in het toekomstige EU-beleid en de herstelplannen van lidstaten in het kader van het RRF.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen de Raadsconclusies op brede steun rekenen onder de lidstaten. Het Europees Parlement heeft steun uitgesproken voor de aanbevelingen uit het rapport van de Europese Rekenkamer.

Agendapunt: Beleidsdebat over de toekomst van het Europees Semester met een sterke rol voor de Europese Pijler van Sociale Rechten

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat, geen document beschikbaar ten tijde van opstellen van deze geannoteerde agenda.

Inhoud/achtergrond

Het Europees Semester is het afgelopen jaar tijdelijk aangepast om het Semester complementair te maken aan de implementatie van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). De vraag is nu wanneer en hoe de reguliere cyclus van het Europees Semester moet terugkeren. Daarnaast zal het beleidsdebat naar verwachting gaan over de rol van de Europese Pijler van Sociale Rechten binnen het Europees Semester.

Inzet NL

Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en begrotingsbeleid coördineren. Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën en het bevorderen van inclusieve economische groei in Europa en goed arbeidsmarktbeleid. Het kabinet is voorstander van een terugkeer naar het normale Semesterproces voor het komende jaar. Daarnaast staat Nederland open voor suggesties die de effectiviteit van het Semester versterken.

Tevens vindt het kabinet het logisch dat de monitoring van de Europese Pijler van Sociale Rechten een plek heeft gekregen binnen het Europees Semester proces, waarbij het kabinet wel opmerkt dat toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën en het bevorderen van goed arbeidsmarktbeleid de focus van het Semester dient te blijven. De pijler sluit grotendeels aan bij deze gewenste focus aangezien de pijler dient als een kompas voor effectief sociaal- en arbeidsmarktbeleid. Zo draagt de pijler bij aan het proces van opwaartse sociaaleconomische convergentie. De afgelopen periode zijn goede stappen gezet ten aanzien van de implementatie van de pijler. Blijvende inzet van lidstaten is echter nodig om de veerkracht van economieën te versterken en de sociaaleconomische prestaties te verbeteren en economieën naar elkaar toe te laten groeien.

Agendapunt: Beleidsdebat over het Strategisch Raamwerk van gezond- en veiligheid op werk

Doel Raadsbehandeling

Tijdens de Raad zal een beleidsdebat plaatsvinden over het recent gepresenteerde strategisch raamwerk van gezond- en veiligheid op werk.

Inhoud/achtergrond

Op 28 juni heeft de Europese Commissie een nieuw strategisch raamwerk uitgebracht7 met daarin de voorgenomen doelstellingen en initiatieven op het gebied van gezond en veilig werken voor de periode 2021–2027. Dit kader is een vervolg op het strategisch kader 2014–2020. Het strategisch kader richt zich op drie belangrijke hoofdlijnen voor de komende jaren, waarbinnen een groot aantal vervolgacties wordt aangekondigd.

  • Allereerst noemt de Commissie het belang van anticiperen op en omgaan met veranderingen in de nieuwe wereld van werk om gezonde en veilige werkplekken te garanderen tijdens de digitale, groene en demografische transities.

  • Als tweede hoofdlijn zet de Commissie in op verbetering van de preventie van arbeidsgerelateerde ziekten en ongevallen. Het strategisch kader bevat een «Vision zero»-benadering met als doel arbeidsgerelateerde sterfgevallen in de EU volledig uit te bannen.

  • Ten derde bevat het strategisch kader acties tot verbetering van de paraatheid voor mogelijke toekomstige gezondheidsbedreigingen.

Inzet NL

Het kabinet steunt de doelstellingen en initiatieven als genoemd in het strategisch kader van de Commissie in algemene zin. Het kabinet vindt het belangrijk dat een Europees strategisch kader 2021 – 2027 op het gebied van arbeidsomstandigheden is geformuleerd als opvolger van de vorige strategie, die tot en met 2020 liep. De onderhavige strategie kan evenals de vorige strategie, richting geven aan beleid en beleidsaanpassingen op EU-niveau. De door de Commissie genoemde initiatieven bevorderen dat er voor werknemers in de EU een gelijk beschermingsniveau ontstaat en dat er voor werkgevers in de EU een gelijk speelveld ontstaat op het terrein van gezond en veilig werken. De genoemde initiatieven bevorderen ook de implementatie van wettelijke regels op de werkvloer.

Nederland ziet op het punt van het werken met gevaarlijke stoffen een te lage ambitie van de Commissie, terwijl dit juist de grootste dreiging oplevert voor het overlijden van werkenden. De Commissie beperkt zich tot de uitbreiding van grenswaarden voor een beperkt aantal stoffen die specifiek genoemd worden. Gezien het grote belang van het onderwerp en de lange periode (2021–2027) is Nederland van opvatting dat de voornemens te beperkt van omvang zijn. De Commissie geeft niet aan of naast de specifiek genoemde stoffen na 2023 nog verdere voornemens tot uitbreiding van het aantal grenswaarden zijn.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Een eerste behandeling heeft plaatsgevonden in een raadswerkgroep op 8 september. Alle lidstaten waren over het algemeen positief over de doelen in de strategie. Nederlands en een beperkt aantal lidstaten ziet graag meer ambities op het terrein van gevaarlijke stoffen. In het Europees Parlement is het nieuwe raamwerk tevens overwegend positief ontvangen, maar bij een meerderheid van de fracties bleek teleurstelling over het gebrek aan ambitie.

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn carcinogenen op het werk, 4e batch

De Europese Commissie heeft op 22 september 2020 een voorstel8 uitgebracht voor wijziging van de Richtlijn betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Carcinogenenrichtlijn). In 2016, 2017 en 2018 zijn een eerste, tweede en derde uitbreidingsvoorstel uitgebracht met grenswaarden voor in totaal 22 nieuwe stoffen en aanscherping van 2 bestaande grenswaarden. Deze 4e batch omvat voor de stof acrylonitril en voor de groep stoffen nikkelverbindingen nieuwe grenswaardes en voor de stof benzeen een aangescherpte grenswaarde. Doel van de Richtlijn is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene en mutagene stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel naar een gelijk Europees speelveld voor het bedrijfsleven door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers.

Afgelopen november heeft de Raad haar positie bepaald. Het Europees Parlement (EP) heeft recent eveneens haar positie bepaald. Naar aanleiding van de voorstellen van het EP herziet de Raad momenteel haar positie.

Krachtenveld

Er is in algemene zin brede steun bij lidstaten voor aanpassing van deze Richtlijn en uitbreiding van het aantal grenswaarden, zoals ook bleek bij de behandeling van de eerste drie uitbreidingsvoorstellen. Het EP wil graag een extra stap zetten ten opzichte van het commissievoorstel en stelt voor om naast carcinogene en mutagene stoffen ook reproductie toxische stoffen en gevaarlijke medische producten op te nemen in deze uitbreiding. Het EP stelt daarnaast een verlaging van de grenswaarde voor inadembaar siliciumdioxide voor en het aannemen van een risk-based approach. Nederland staat in algemene zin positief tegenover een aantal door het EP gewenste aanscherpingen en ambities. Een grote groep lidstaten heeft hier vragen bij. Op dit moment is de raad bezig met het opstellen van een nieuw onderhandelmandaat.

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen

De Europese Commissie heeft op 4 maart 2021 een voorstel uitgebracht voor een Richtlijn met als doel om minimumvoorschriften vast te stellen om de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid te versterken, met name door middel van maatregelen op het gebied van beloningstransparantie en versterkte handhavingsmechanismen. Onder Portugees voorzitterschap zijn eerste onderdelen van het voorstel en de impactanalyse van de Commissie op ambtelijk niveau besproken aan de hand van (technische) vragen van de lidstaten. Tijdens de Raad WSB in juni stond een voortgangsrapportage geagendeerd. Begin september konden lidstaten tekstvoorstellen bij het voorstel indienen. Nederland heeft dit, net als verschillende andere lidstaten, gedaan. Op 23 september heeft het Sloveens voorzitterschap een nieuwe compromistekst gepubliceerd voor hoofdstuk I (algemene bepalingen) en II (beloningstransparantie). Hier wordt momenteel over onderhandeld in een raadswerkgroep.9 Hoofdstuk III (rechtsmiddelen en handhaving) en IV (horizontale bepalingen) zullen pas later aan bod komen.

Op hoofdlijnen staat het kabinet positief tegenover dit richtlijnvoorstel.10 Hoewel het loonverschil tussen vrouwen en mannen de afgelopen jaren in Nederland verder is afgenomen, gaat deze daling te langzaam. Het is daarom van belang in te blijven zetten op een verdere afname van beloningsverschillen. Het kabinet heeft wel een aantal opmerkingen en kanttekeningen bij onderdelen van het voorstel, specifiek bij de (technische) uitvoerbaarheid en toepasbaarheid in de Nederlandse situatie. Het uitgangspunt moet zijn dat de lidstaten voldoende ruimte krijgen om passende maatregelen te nemen. Te gedetailleerde voorschriften hebben daarom in beginsel niet de voorkeur. Verder dienen de administratieve lasten voor werkgevers proportioneel en zo beperkt mogelijk te zijn.

Het kabinet heeft een kanttekening bij de proportionaliteit van de verplichting tot het instellen van sancties en boetes. Hoewel de uitwerking en vaststelling van sancties aan de lidstaten wordt gelaten, stelt de Richtlijn wel expliciet de verplichting tot het instellen van sancties én boetes. Het kabinet zet er op in dat de wijze van handhaving verder aan de lidstaten wordt gelaten.

In de Raad lijkt brede steun te zijn voor het aanpakken van een aantal oorzaken van de loonkloof via het vergroten van de loontransparantie op de werkvloer. Desondanks bestaan er ook veel vragen bij de lidstaten, deze zien onder andere op de definities in de tekst, de positie van het MKB en administratieve lasten, en het detailniveau van de regelgeving in het kader van de procedurele autonomie van de lidstaten. In het kader van de procedurele autonomie is in het BNC-fiche reeds aangegeven dat de proceskostenveroordeling een aandachtspunt is in het kader van het Nederlandse burgerlijk procesrecht. Het burgerlijk procesrecht is in iedere lidstaat een innerlijk consistent systeem en de lidstaten hebben procedurele autonomie. Het heeft niet de voorkeur van het kabinet dat wordt afgeweken van het beginsel dat de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, ten behoeve van één soort procedure.

Binnen het Europees Parlement (EP) zijn de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken gezamenlijk verantwoordelijk voor de behandeling van het voorstel. Het EP heeft nog geen formeel standpunt ingenomen ten aanzien van het voorstel, maar het voorstel zal naar verwachting op steun kunnen rekenen. Samira Rafaela (Renew) en Kira Marie Peter-Hansen (Groenen/EVA) zijn de rapporteurs. Het conceptrapport van de rapporteurs is inmiddels verschenen.11 De stemming over het EP rapport is geagendeerd op 9 december 2021.

Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen

Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. De onderhandelingen over deze Richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de Richtlijn is:

  • Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste 40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is (of tenminste 33% voor zowel RvC als voor Raden van Bestuur);

  • Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het Richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en

  • Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de Richtlijn uitgesproken met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel te heroverwegen.


X Noot
1

Kamerstuk 34 655, nr. 2, van 13 februari 2017 & Kamerstuk 35 639, nr.1

X Noot
2

Kamerstuk 35 639, nr. 1

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 2978

X Noot
5

De compromisvoorstellen met documentnummers 10372/21 en 11689/21 zijn niet openbaar beschikbaar en op de details kan derhalve niet worden ingegaan. Kamerleden kunnen de compromisvoorstellen wel inzien via het Delegates Portal.

X Noot
6

European Court of Auditors Special Report 10/2021 on Gender mainstreaming in the EU budget

X Noot
9

De uitkomst hiervan was nog niet bekend tijdens het opstellen van dit stuk.

X Noot
10

Fiche: Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen, Kamerstuk 22 112, nr. 3086.

Naar boven