21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 601 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2021

Op 15 maart aanstaande vindt een informele Raad WSBVC plaats via videoconferentie. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid en het EU-richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen in de EU. Tevens bevat de Geannoteerde Agenda informatie over de eerste fase van de raadpleging onder de Europese sociale partners over platformwerk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 maart 2021

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

  • Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

  • Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU

  • Agendapunt: Beleidsdebat «Tijd om te leveren: het implementeren van het Actieplan Europese Pijler van Sociale Rechten»

  • Agendapunt: Beleidsdebat «Werkgelegenheid- en sociaal beleid in het Semester in de context van Recovery and Resilience plans»

  • Agendapunt: Beleidsdebat «Gelijkheid, non-discriminatie en diversiteit in de EU»

  • Informatie over de eerste fase van de raadpleging onder de Europese sociale partners over platformwerk

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).

Terugblik

De WSBVC Raad van 21 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het Europees Parlement (EP) en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild. In het najaar van 2019 zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse voorzitterschap hervat. De standpunten van de Raad en het EP bleken echter te zeer uit elkaar te liggen om tot overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische voorzitterschap is er vervolgens geen voortgang geboekt in de onderhandelingen. Ook onder het Duitse voorzitterschap is het niet gelukt een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken.

Stand van zaken

Het Portugese voorzitterschap heeft dit dossier inmiddels opgepakt. Na een ronde van besprekingen met individuele lidstaten heeft het voorzitterschap op 24 februari jl. een mandaat verkregen van de lidstaten voor de verdere onderhandelingen met het EP en de Commissie. Dit mandaat ziet op een beperkt aantal onderwerpen. Een aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk maken er geen onderdeel vanuit. Op basis van dit mandaat vindt op 1 maart een triloog plaats. Het belangrijkste onderwerp van bespreking zal een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving zijn, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit is een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in dat detacheringen vooraf moeten worden gemeld, wat kan bijdragen tot betere handhaving en het tegengaan van social dumping. Deze verplichting geldt niet in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties. Veel lidstaten hebben gewezen op de administratieve lasten en afbakeningsproblemen die gepaard gaan met een dergelijke notificatieplicht. Daarom wordt nagegaan of deze administratieve lasten kunnen worden gemitigeerd door digitale oplossingen. Of het voorzitterschap erin zal slagen om een akkoord te bereiken is onzeker. De blokkerende minderheid is kwetsbaar, omdat de lidstaten, die er onderdeel van uitmaken, uiteenlopende bezwaren hebben ten aanzien van het voorstel tot herziening. Het is onzeker of de blokkerende minderheid standhoudt.

Inzet Nederland

Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.

Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.

Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.

Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM, 2020, 682)

Ten opzichte van de voortgangsrapportage van 8 februari jl. zijn op dit dossier geen grote ontwikkelingen geweest. Wel zou ik graag op één punt mijn brief van 8 februari jl. willen actualiseren. Ik gaf toen aan dat «in afwachting van de JDR-opinie (...) het Portugees voorzitterschap (...) ervoor gekozen heeft de onderhandelingen te beginnen met de hoofdstukken over de horizontale bepalingen en slotbepalingen, die naar verwachting het minst gevoelig liggen». De onderhandelingen over de slotbepalingen stonden gepland voor 19 februari jl. maar deze zijn door het Voorzitterschap tot nader order uitgesteld. Hoewel dit uitstel niet nader is toegelicht, zie ik dit als een positieve ontwikkeling. Nederland heeft tezamen met verschillende andere lidstaten kenbaar gemaakt graag eerst de opinie van de Juridische Dienst van de Raad te bespreken, voordat de onderhandelingen aanvangen. Het is nog niet bekend wanneer de JDR-opinie beschikbaar komt.

Geannoteerde Agenda informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 15 maart 2021

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de inbreng van Nederland bij de agendapunten van de informele Raad WSBVC van 15 maart, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Informele Raad vindt plaats via een videoconferentie.

Agendapunt: Beleidsdebat «Tijd om te leveren: het implementeren van het Actieplan Europese Pijler van Sociale Rechten»

Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Er zal een beleidsdebat plaatsvinden over het Actieplan implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten. Op het moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda is het Actieplan nog niet gepubliceerd en is het nog niet duidelijk hoe het Actieplan eruit zal zien. In haar werkprogramma geeft de Europese Commissie aan dat het Actieplan het belangrijkste instrument van deze Commissie zal zijn om op middellange en lange termijn bij te dragen tot sociaaleconomisch herstel en veerkracht, teneinde de sociale rechtvaardigheid van de digitale en groene transitie te verbeteren. Zodra het Actieplan gepubliceerd is, zal het kabinet deze op haar merites beoordelen aan de hand van de uitgangspunten van de brief van 24 mei 2019 over de toekomst van de sociale dimensie2. Dit betekent dat het voorstel langs de volgende uitgangspunten uit deze brief wordt gelegd. Allereerst is van belang dat vastgehouden wordt aan de bestaande bevoegdheidsverdeling. Voor thema’s waar Europees optreden wenselijk is zal regelgeving niet in alle gevallen de eerste keuze moeten zijn. Waar nieuwe regelgeving nodig is, geeft het kabinet de voorkeur aan doelregelgeving boven middelregelgeving. Tevens zal er meer aandacht moeten zijn voor handhaving van het bestaande EU-acquis en dient sociaal beleid meer dan nu verbonden te worden met ander beleid. In dit verband wordt ook verwezen naar de recente discussie over de Sociale Pijler tussen de EU Onderwijsministers3. Uw Kamer wordt na publicatie van het Actieplan via de gebruikelijke manier geïnformeerd middels een BNC-fiche.

In het beleidsdebat zal ik inbrengen dat Nederland de Sociale Pijler heeft verwelkomd. De principes van de pijler dragen bij aan een diepere en eerlijkere interne markt. De pijler dient als een kompas voor effectief sociaal- en arbeidsmarktbeleid en bevordert de uitwisseling van «goede praktijken» tussen lidstaten op dit terrein. Zo draagt de pijler bij aan het proces van opwaartse convergentie op sociaal terrein. De afgelopen periode zijn goede stappen gezet bij het versterken van de sociale dimensie en de implementatie van de pijler. Blijvende inzet van lidstaten is echter nodig om de veerkracht van economieën te versterken en de sociaaleconomische prestaties te verbeteren en economieën naar elkaar toe te laten groeien. Het kabinet kan zich voorstellen dat het monitoren van strategische indicatoren kan bijdragen aan deze doelstelling. Hierbij kan voortgebouwd worden op het sociale scorebord dat ontwikkeld is met het afkondigen van de Sociale Pijler. Het is daarbij van belang dat de bestaande bevoegdheidsverdeling overeind blijft. De primaire verantwoordelijkheid voor het vormgeven van sociaal beleid ligt bij de lidstaten.

Daarnaast zal ik aangeven dat Nederland het streven naar duurzaam en inclusief herstel, met specifieke aandacht voor de digitale en groene transitie steunt. De herstelfase biedt een kans om deze transities te versnellen. Aandacht voor kwetsbare groepen in deze transities is essentieel om draagvlak te behouden.

Agendapunt: Beleidsdebat «Werkgelegenheid- en sociaal beleid in het Semester in de context van Recovery and Resilience plans»

Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Zoals bij uw Kamer bekend heeft de komst van de Recovery and Resilience Facility (RRF) als reactie op de economische gevolgen van de COVID-19- uitbraak consequenties voor het Europees Semester proces. Zo heeft de Europese Commissie voorgesteld om het RRF-proces zoveel mogelijk te integreren in de systematiek van het Semester. Eén van de tijdelijke aanpassingen in het Semester is dat lidstaten worden aangemoedigd om hun nationale hervormingsprogramma’s (NHP’s) en hun herstelplannen in één geïntegreerd document aan te leveren. De herstelplannen worden de leidende documenten ten aanzien van de hervormingsplannen van lidstaten.

Nederland onderschrijft dat veranderingen in het Semester onontkoombaar zijn om de efficiëntie van het Semester te waarborgen, maar benadrukt dat deze aanpassingen tijdelijk moeten zijn en alleen moeten voortduren zolang herstelplannen worden ingediend en beoordeeld. Tijdens het debat, zal ik dan ook benadrukken dat het identificeren van structurele beleidsuitdagingen van lidstaten en het monitoren van de uitvoering van structurele hervormingen die voortkomen uit de landspecifieke aanbevelingen prioriteit moet blijven krijgen. De RRF biedt daarbij een kans om structurele hervormingen een extra stimulans te geven. Het doorvoeren van hervormingen was een belangrijke voorwaarde voor het kabinet om in te kunnen stemmen met de oprichting van de RRF.

Zoals bij uw Kamer bekend is het kabinet voornemens een stevig en ambitieus plan in te dienen en om deze reden is ervoor gekozen om het nieuwe kabinet het definitieve besluit over het nationale herstelplan te laten nemen.

Agendapunt: Beleidsdebat «Gelijkheid, non-discriminatie en diversiteit in de EU»

Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Het kabinet staat in algemene zin positief tegenover de blijvende aandacht voor gelijkheid, antidiscriminatie en diversiteit in Europees verband. In het beleidsdebat zal ik benadrukken dat ieder persoon, onafhankelijk van geslacht, genderidentiteit of seksuele gerichtheid, de mogelijkheid moet hebben om zich te kunnen ontwikkelen en met haar/zijn kwaliteiten aan de samenleving bij te kunnen dragen. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen de ruimte heeft om het eigen talent te ontwikkelen, is voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van arbeid en inkomen en zet zich in voor een gelijkwaardige deelname van vrouwen op elk niveau.

Ik zal aangeven dat racisme en discriminatie ontegenzeggelijk hardnekkige problemen zijn die op talloze manieren in meer of mindere mate zichtbaar zijn in onze samenleving.4 Het kabinet heeft in dit kader het EU-actieplan antiracisme 2020–2025 verwelkomd, en staat positief t.o.v. de actievere rol die de Commissie inneemt in de bestrijding van racisme en discriminatie.5

Ik zal benoemen ernaar te blijven streven dat alle mensen vrij zijn om hun identiteit vorm te geven. Daarbij hoort een samenleving waarin persoonlijke kwaliteiten en drijfveren onze keuzes in het leven bepalen. Stereotiepe beeldvorming mag daarin geen rol meer spelen.

Informatie over de eerste fase van raadpleging onder de Europese sociale partners over platformwerk

Op 24 februari jl. heeft de Europese Commissie een eerste stap gezet ten aanzien van het – in het Werkprogramma van de Commissie – aangekondigde initiatief voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden en sociale bescherming van platformwerkers.

De publicatie van een eventueel voorstel, naar verwachting aankomend najaar, wordt voorafgegaan door twee fases van raadpleging van de Europese sociale partners. De eerste fase is op 24 februari gestart. De Europese sociale partners kunnen de komende weken onder meer aangeven of zij zich herkennen in de analyse zoals uiteengezet in het consultatiedocument, of zij Europees optreden nodig achten en of zij een gezamenlijke dialoog willen initiëren op basis van artikel 155 VWEU.

Later dit jaar volgt (als de sociale partners niet onderling een dialoog initiëren) een tweede fase van raadpleging van de Europese sociale partners. De raadpleging in twee fases is een in artikel 154 VWEU vastgelegde procedure.


X Noot
1

Kamerstuk 34 655, nr. 2, van 13 februari 2017 & Kamerstuk 35 639, nr.1

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-31, nr. 527

X Noot
3

Kamerstuk, 21 501-34, nr. 354

X Noot
4

Kamerstuk 30 950, nr. 185

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2969

Naar boven