21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 517 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2020

Bijgevoegd vindt u het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 19 en 20 november 2020 en de EU-ESA-Raad van 20 november. Via het verslag informeer ik u ook over Raadsconclusies die recent zijn aangenomen. De raadsconclusies gaan over intellectueel eigendom, industrie, aanbesteden en ruimtevaart.

Tijdens het onderdeel interne markt en industrie van de Raad is gesproken over de verduurzaming van de Europese industrie in het licht van herstel uit de coronacrisis. Tijdens het onderdeel ruimtevaart en de EU-ESA-Raad is gesproken over de rol van Europa in de mondiale ruimtevaarteconomie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Verslag VTC Raad voor Concurrentievermogen, onderdelen industrie en interne markt

Beleidsdebat, 19 november 2020

Tijdens de raad hebben de lidstaten gesproken over de verduurzaming van de Europese industrie in het licht van herstel uit de Coronacrisis. Het beleidsdebat volgde op eerder aangenomen raadsconclusies over verduurzaming van de industrie. De uitkomsten van het beleidsdebat en de aanbevelingen uit de raadsconclusies worden door de Commissie meegenomen in haar update van de industriestrategie die zij in voorjaar 2021 zal presenteren. Het gaat hier om een update van de industriestrategie die de Commissie in maart 2020 heeft gepresenteerd. De update is nodig om de effecten van de coronacrisis mee te nemen.

Commissaris Breton opende het debat met een pleidooi voor een circulaire economie. Hij kondigde aan dat hij in 2021 met maatregelen zal komen die het recyclen en hergebruiken van bijvoorbeeld elektronica en kostbare/schaarse grondstoffen zullen waarborgen. Commissaris Breton ziet digitalisering als katalysator voor de duurzame transitie. De voorzitter van de (ambtelijke) High Level Group Competitiveness and Growth (HLG COMPCRO) gaf een terugkoppeling van het debat dat in de HLG heeft plaatsgevonden. Ze vatte samen dat de digitale en groene transitie hand in hand moeten gaan en effectiever zijn als ze in samenhang worden opgepakt. Ook gaf ze aan dat de toenemende vraag naar duurzame technologieën en brandstoffen met een lage broeikasgasemissie een drijvende kracht is voor (duurzame) innovatie.

Ik heb aangegeven dat de update van de Europese industriestrategie niet mag leiden tot vertraging in de implementatie van de in maart gepubliceerde strategie. De Nederlandse inzet is dat de update de eerdere plannen juist moet versnellen, dat strategische afhankelijkheden verminderd moeten worden en dat er concrete actieplannen moeten komen om ecosystemen en strategische waardeketens te versterken. Nederland verwelkomt het Europese klimaatdoel van 55% emissiereductie in 2030, maar ik heb benadrukt dat het gelijke speelveld voor onze bedrijven moet worden beschermd en dat de transitie betaalbaar moet blijven voor onze burgers.

Lidstaten verwelkomden de update van de industriestrategie en gaven aan dat ook skills en opleiding deel moeten uitmaken van de update. Alle lidstaten erkenden het belang van de groene transitie in de industrie en benadrukten dat we naar een circulaire economie moeten streven om de klimaatdoelen te halen. Tegelijkertijd moet die transitie worden aangegrepen om het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken en ongewenste afhankelijkheid van derde landen te verminderen, specifiek in de energie-intensieve sectoren. Toegang tot essentiële ruwe materialen moet gewaarborgd worden.

De energie-intensieve industrie moet volgens meerdere lidstaten worden geholpen om te verduurzamen, ook om koolstoflekkage richting derde landen te voorkomen. Het carbon border adjustment mechanism (CBAM), waarbij op bepaalde geïmporteerde goederen een CO2-heffing wordt gezet, wordt dan ook verwelkomd door de lidstaten. CBAM is net als het te ontwikkelen instrument tegen buitenlandse subsidies een instrument dat het gelijke speelveld op de Europese interne markt waarborgt. Zo worden onze producten beschermd tegen producten uit derde landen die niet aan dezelfde duurzaamheids- en/of kwaliteitseisen voldoen.

Meerdere lidstaten riepen op tot een herziening van de staatssteunregels en de aanbestedingsregels, om zo meer hulp te kunnen bieden aan bedrijven die willen verduurzamen. Ook gaven lidstaten aan dat het belangrijk is dat ook het mkb toegang heeft tot onderzoek en innovaties en dat dat die niet alleen toegankelijk zijn voor grote bedrijven.

Verschillende instrumenten en maatregelen voor het implementeren van de duurzame transitie en het bevorderen van samenwerking op het gebied van industriële technologieën passeerden de revue. Alle lidstaten waren enthousiast over industriële allianties, die volgens meerdere lidstaten duidelijk een Europese toegevoegde waarde creëren. Er is ook gesproken over Important Projects of Common European Interest (IPCEIs), waar lidstaten verschillende posities innamen. Hoewel Nederland de meerwaarde van het IPCEI-instrument ziet, heb ik nogmaals benadrukt dat IPCEIs pas ingezet moeten worden als de noodzaak daartoe (marktfalen) uit gedegen analyse blijkt. Vrijwel alle lidstaten benadrukten expliciet dat instrumenten inclusief moeten zijn, zowel qua bedrijven (mkb versus multinationals) als gebieden (stedelijk versus ruraal, verschillende lidstaten, etc.); de instrumenten moeten bestaande ongelijkheden verminderen in plaats van verdiepen.

Na dit beleidsdebat presenteerde commissaris Breton het jaarlijkse rapport 2020 van het SME-Envoy Network. Nederland was, in goed overleg met Duitsland, initiatiefnemer van de call-to-action Enabling Innovative Growth Enterprises to Grow for the European Future. In deze call-to-action wordt een oproep gedaan aan alle relevante actoren, waaronder EU-lidstaten en EU-instituties, om zich in te zetten voor het meer beschikbaar maken van financiering voor Europese innovatieve groeibedrijven. Dit is van belang, juist in de huidige COVID-19-crisis, omdat dergelijke financiering het behoud en de creatie van banen bevordert, billijke rendementen voor Europese spaarders en belastingbetalers stimuleert en leidt tot meer innovatie in Europa. Ik heb deze boodschap na Bretons presentatie nogmaals herhaald. In lijn met deze call-to-action is een programma voor start- en scale-ups aangekondigd waarvoor Nederland € 500 miljoen beschikbaar stelt. Het European Investment Fund (EIF) draagt hier € 150 miljoen extra aan bij.

Verder presenteerde de Commissie haar nieuwe consumentenagenda. Lidstaten hebben niet geïntervenieerd, omdat op 7 december een informele Raad voor Consumentenbescherming plaatsvindt waar de consumentenagenda centraal zal staan. Ik heb u over mijn inzet geïnformeerd via de geannoteerde agenda1.

Als laatste was er een presentatie van het werkprogramma van de aankomende Portugese voorzitter. Portugal zal in de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) voor de onderdelen interne markt en industrie prioriteit geven aan de volgende thema’s: het versterken van de interne markt, de update van de industriële strategie, strategische waardeketens en het mkb en het bevorderen van duurzaam toerisme. U zult voor de komende RvC’s zoals gebruikelijk geïnformeerd worden over de kabinetsinzet via een geannoteerde agenda.

Ik informeer u tevens over de raadsconclusies industrie, intellectueel eigendom en aanbesteden die onlangs zijn aangenomen.

Raadsconclusies intellectueel eigendom

De raadsconclusies met betrekking tot intellectueel eigendom (IE) raken aan verschillende dossiers die de Europese Commissie in de komende periode samen met de lidstaten zal gaan oppakken. Uitgangspunt hierbij is het versterken van innovatie en creatie in de EU en toegankelijkheid van het IE-systeem voor het mkb.

In de raadsconclusies, via schriftelijke procedure aangenomen op 10 november jl., wordt de Commissie aangespoord tot spoedige publicatie van het aangekondigde Intellectual Property Action Plan. Daarnaast geven de conclusies aan dat het systeem van bescherming van geografische aanduidingen moet worden versterkt en dat zal worden overwogen of deze bescherming ook voor niet-agrarische producten kan worden ingevoerd. Verder worden betrokken partijen in de conclusies aangemoedigd om verdere acties in de strijd tegen namaak te nemen. Tenslotte wordt in de conclusies een aantal onderwerpen genoemd die moeten worden overwogen bij het herzien van de wetgeving op het gebied van modelrechten.

Nederland kan zich vinden in deze conclusies. Deze zullen in de komende tijd gaan leiden tot voorstellen vanuit de Europese Commissie, zowel op wetgevend als op niet-wetgevend vlak. Op 25 november heeft de Commissie haar IE-actieplan gepubliceerd. U zult hierover via het BNC-traject geïnformeerd worden.

Raadsconclusies industrie

Op initiatief van het Duitse voorzitterschap zijn er voor de industrie, in de RvC, raadsconclusies (RCCs) opgesteld. Nederland heeft uitvoerig input geleverd voor de RCCs en die is grotendeels overgenomen. Ook de conclusies die tijdens de Europese Raad van oktober2 zijn aangenomen hebben richting gegeven aan de RCC industrie. Nederland is positief over het bereikte resultaat.

De conclusies zijn op 16 november jl. via schriftelijke procedure aangenomen. De conclusies gaan in op verschillende onderwerpen aangaande de Europese industrie en benoemen de moeilijke tijd voor mkb en grote bedrijven, ondernemers en werkenden die de coronacrisis met zich meebrengt, en de belangrijke rol die de twin transition speelt voor het herstel van de Europese economie. Ook weerbaarheid en leveringszekerheid zijn belangrijke thema’s, waarbij de discussie gaat over strategische autonomie zonder de openheid van de Europese economie aan te tasten door naar protectionisme om te slaan.

Raadsconclusies aanbesteden

Op 25 november jl. zijn in een schriftelijke procedure raadsconclusies vastgesteld over aanbesteden. Deze raadsconclusies vormen een initiatief van het Duitse voorzitterschap en zien op de rol van aanbesteden in economisch herstel na de coronacrisis. Meer specifiek gaan ze in op efficiënter aanbesteden, duurzaam aanbesteden en aanbesteden in internationaal verband. Op Nederlands initiatief is in de tekst een oproep aan de Europese Commissie opgenomen om de meerwaarde van de toepassing van aanbestedingsregels in sectoren waarin een grensoverschrijdend belang vermoedelijk ontbreekt, zoals het sociaal domein, nogmaals kritisch te bestuderen en te rapporteren over de resultaten en eventuele aanpassingen van het wettelijk kader. Ook vraagt de tekst aandacht voor de toegang van het mkb tot overheidsaanbestedingen. Op deze twee punten sluiten de raadsconclusies aan op de ambities uit het regeerakkoord.

Verslag VTC Raad voor Concurrentievermogen, onderdeel ruimtevaart en EU-ESA Ruimteraad

Beleidsdebat, 20 november 2020

Onder leiding van het Duitse voorzitterschap debatteerde de Raad over de rol van Europa in de mondiale ruimtevaarteconomie. Aan de hand van een drietal vragen vroeg het voorzitterschap de Raad te reflecteren op het volgende: 1) verwachtingen van de rol van de Europese ruimtevaartindustrie in internationale markten; 2) te nemen maatregelen in het kader van eerlijke handel, Space Traffic Management, toegang tot financiering van commerciële ruimtevaartbedrijven, intellectueel eigendom en cybersecurity; en 3) de rol van Europa in multilaterale onderhandelingen over ruimtevaart.

Eurocommissaris Breton benadrukte dat de mondiale ruimterace in volle gang is en dat Europa goed kan meekomen. Europa heeft een goede toolbox tot zijn beschikking, waaronder financieringsmiddelen en regelgevend kader. Ook heeft Europa een robuust ruimtevaartbudget binnen het meerjarig financieel kader (MFK) en het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon Europe). In Europa heerst een focus op innovatie en is er veel aandacht voor new space, waaronder private investeringen en de rol voor het mkb. Breton beoogt bovendien een nieuw op te richten vlaggenschipproject op het gebied van veilige connectiviteit, dat Europese digitale soevereiniteit zal versterken. Bovendien moet Europa vooroplopen als het gaat om het stellen van wereldwijde standaarden, met name voor Space Traffic Management (STM), om de op dit moment 140 Europese satellieten te beschermen.

Tijdens het debat waren de lidstaten vrij eensgezind in hun interventies. Veel lidstaten benadrukten het belang van ruimtevaart voor de economie en het herstel uit de coronacrisis. Een belangrijk discussiepunt was strategische autonomie, waarbij verschillende landen wezen op het belang van zowel Europese autonomie als het behoud van een open economie. Dit met het oog op toegang tot de wereldwijde markt en marktgedreven groei. Veel lidstaten benadrukten nut en noodzaak van STM. Een groeiende markt betekent grotere verkeersdrukte in de ruimte, en dat vraagt om passende internationale regels. Ook was er brede steun voor de voorgenomen Europese dialoog over STM, iets waar Nederland zich voor heeft ingezet. Tot slot ondersteunden landen de noodzaak van een goede samenwerking tussen de EU en ESA.

Nederland heeft in haar interventie de nadruk gelegd op het belang van een open economie voor de toekomst van de ruimtevaartsector. Alleen wanneer Europa zich blijft inzetten voor een open mondiale markt, en zelf een open economie blijft, kunnen we profiteren van marktgedreven groei. Nederland benadrukte het belang van STM en ondersteunde het voorstel om een Europese dialoog te starten over veilig verkeer in de ruimte. Uiteindelijk is internationale regelgeving nodig, maar in de tussentijd kunnen we binnen de EU werken aan technologieontwikkeling en stimulansen voor verantwoordelijk gedrag.

Voorafgaand aan de Raad zijn de Raadconclusies «Orientations on the European contribution in establishing key principles for the global space economy», welke zijn voorbereid in het kader van de 10e EU-ESA Ruimteraad, middels schriftelijke procedure aangenomen.

Na het beleidsdebat heeft het inkomende voorzitterschap, Portugal, een korte presentatie gegeven over hun prioriteiten voor het komende half jaar. Portugal zal zich op het gebied van ruimtevaart onder andere richten op een inclusief herstel uit de coronacrisis, door in zetten op een eerlijke, groene en weerbare toekomst.

Aansluitend aan de ESA Ministeriële Raad volgde de 10e EU-ESA Ruimteraad, alwaar er een beleidsdebat plaatsvond met betrekking tot de hiervoor genoemde Raadsconclusies. Onder leiding van het gedeelde voorzitterschap (EU – Duitsland; ESA – Frankrijk en Portugal) debatteerde de EU-ESA Raad over de Europese visie op leidende principes voor de mondiale ruimtevaarteconomie. Daarbij stonden wederom drie vragen centraal, namelijk: welke programmatische, politieke en regelgevende acties zijn er nodig van de EU, ESA en hun respectievelijke lidstaten om 1) een mondiaal concurrerende en robuuste Europese ruimtevaart-economie op te bouwen, en steun te verlenen voor herstel van de coronacrisis?; 2) Europese ruimtevaart-autonomie, veiligheid en weerbaarheid te waarborgen?; en 3) Europese ruimtevaart-samenwerking te verbeteren, mede op het gebied van groene en digitale transities?

Eurocommissaris Breton gaf aan dat de coronacrisis een sterke invloed heeft op de sector en dat ondersteuning van de industrie, ook op nationaal niveau, noodzakelijk is. Breton benadrukte dat Europa wereldwijd de tweede ruimtemacht is. Europa moet op onafhankelijke wijze klimaat en luchtkwaliteit kunnen monitoren. Autonome toegang tot de ruimte is noodzakelijk en dat vereist een strategische waardeketen. Ook gaf Breton aan optimistisch te zijn over het vinden van een akkoord tussen de EU en de ESA over de uitvoering van ruimtevaartprogramma’s van de EU. De directeur-generaal van de ESA, Jan Wörner, benadrukte opnieuw zijn adagium: internationale competitie is een driver, samenwerking binnen Europa is een enabler.

Tijdens de beleidsdebat gaven veel landen aan dat ruimtevaart een belangrijke bijdrage kan leveren aan groene en digitale transities, onder andere dankzij programma’s als Galileo (navigatie) en Corpenicus (aardobservatie). Veel landen benadrukten het belang van investeren in mkb en scale-ups. Daarmee kan men gebruikers buiten de ruimtevaartsector aanhaken en toegang tot de markt te verbeteren. Ook Europese autonomie kwam veelvuldig ter sprake, zowel met betrekking tot de waardeketen als bij het stellen van de wereldwijde standaarden. Het Duitse EU-voorzitterschap benadrukte dat we enkel door samenwerking tussen lidstaten en instituties verder kunnen bouwen aan herstel en versterken van het concurrentievermogen.

Nederland gaf aan terughoudend te zijn met betrekking tot specifieke sectorale maatregelen voor de ruimtevaartsector op Europees niveau. De sector zal zich kunnen herstellen door de voortvarende uitvoering van de EU en ESA-ruimtevaartprogramma’s, die veelal een lange looptijd hebben.

Indien sectorspecifieke maatregelen onvermijdelijk zijn, dan mogen deze maatregelen het gelijke speelveld in Europa niet aantasten. Wat betreft het waarborgen van de Europese ruimtevaart-autonomie, veiligheid en weerbaarheid, is het voor Nederland van belang dat dit gepaard gaat met behoud van de open economie. Tevens onderschreef Nederland dat de Europese ruimtevaartsamenwerking moet verbeteren om groene en digitale transities te ondersteunen, waarbij het van belang is dat publieke programma’s worden gedreven door gebruikers.

Het gedeelde voorzitterschap sloot de EU-ESA Raad af met de conclusies dat; 1) alle betrokkenen bij het Europese ruimtevaartbeleid zich moeten blijven inzetten voor een goede samenwerking, 2) we gezamenlijk de Europese inzet voor mondiale rules of the road zullen moeten definiëren en moeten vasthouden aan de multilaterale benadering, bijvoorbeeld in het geval van STM, en 3) dat de financiering van new space en mkb een belangrijk thema zal zijn.


X Noot
1

Kamerbrief van 24 november jl. (Kamerstuk 21501–30, nr. 513)

X Noot
2

EUCO 13/20

Naar boven