Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2015
Naar aanleiding van de brief over het Europese emissiehandelssysteem voor CO2 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 543) verzocht u mij in uw brief van 15 januari in te gaan op de stabiliteitsreserve.
U wilt graag de gevolgen van het eerder invoeren van de stabiliteitsreserve weten
en een nadere beschrijving van het Europese krachtenveld.
Gevolgen eerder invoeren van stabiliteitsreserve
In het Commissievoorstel wordt uitgegaan van invoering van de stabiliteitsreserve
in 2021. De Europese Commissie heeft voor 2021 gekozen, omdat dit de start is van
een nieuwe handelsperiode. Een start in 2021 betekent dat de stabiliteitsreserve niet
eerder dan in 2023 voor de eerste maal emissierechten opneemt. Het gaat hierbij om
12% van het vastgestelde surplus aan emissierechten op de markt, ongeveer 300 miljoen
emissierechten bij de huidige inschatting van het surplus.
In 2017 invoeren van de stabiliteitsreserve betekent dat de reserve vier jaar eerder
emissierechten op kan vangen en het surplus vanaf dan jaarlijks vermindert. Onderzoek
van de Nederlandse Emissieautoriteit en het Planbureau voor de Leefomgeving1 laat zien dat dit niet tot grote stijgingen van de CO2-prijs leidt en dus niet tot significante kostenstijgingen voor bedrijven, maar wel
belangrijk is om het vertrouwen in de koolstofmarkt te versterken. Andere onderzoeken
geven aan dat eerder invoeren tot een meer graduele en stabiele prijsstijging leidt
en daarmee de investeringen in en ontwikkeling van schone technologie stimuleert,
maar niet leidt tot een hogere gemiddelde CO2-prijs op lange termijn. Immers de in de reserve geplaatste emissierechten kunnen,
indien er op langere termijn schaarste zou ontstaan, weer op de markt komen.
Europees krachtenveld
Voorstanders van snelle invoering van de stabiliteitsreserve zijn met name de landen
in het westen van Europa: Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken,
Zweden en Italië. De lidstaten tegen eerder invoeren liggen met name in het oosten
van Europa. Het zijn landen als Polen, Hongarije, Tsjechië, Bulgarije, Roemenië en
Kroatië. Op dit moment lijkt er een blokkerende minderheid tegen eerder invoeren te
zijn.
Er zijn drie redenen dat lidstaten tegen eerder invoeren van de stabiliteitsreserve
zijn. Er zijn lidstaten die principieel tegen het ingrijpen gedurende een lopende
handelsperiode zijn. Daarnaast vrezen sommige lidstaten hogere energieprijzen door
stijging van de CO2-prijs. Ook worden de conclusies van de Europese Raad over het Klimaat- en Energiepakket
2030 als reden gebruikt om vast te houden aan invoering van de stabiliteitsreserve
in 2021, omdat dit jaartal in die conclusies wordt genoemd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld