21 501-08 Milieuraad

Nr. 546 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2015

Naar aanleiding van de brief over het Europese emissiehandelssysteem voor CO2 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 543) verzocht u mij in uw brief van 15 januari in te gaan op de stabiliteitsreserve. U wilt graag de gevolgen van het eerder invoeren van de stabiliteitsreserve weten en een nadere beschrijving van het Europese krachtenveld.

Gevolgen eerder invoeren van stabiliteitsreserve

In het Commissievoorstel wordt uitgegaan van invoering van de stabiliteitsreserve in 2021. De Europese Commissie heeft voor 2021 gekozen, omdat dit de start is van een nieuwe handelsperiode. Een start in 2021 betekent dat de stabiliteitsreserve niet eerder dan in 2023 voor de eerste maal emissierechten opneemt. Het gaat hierbij om 12% van het vastgestelde surplus aan emissierechten op de markt, ongeveer 300 miljoen emissierechten bij de huidige inschatting van het surplus.

In 2017 invoeren van de stabiliteitsreserve betekent dat de reserve vier jaar eerder emissierechten op kan vangen en het surplus vanaf dan jaarlijks vermindert. Onderzoek van de Nederlandse Emissieautoriteit en het Planbureau voor de Leefomgeving1 laat zien dat dit niet tot grote stijgingen van de CO2-prijs leidt en dus niet tot significante kostenstijgingen voor bedrijven, maar wel belangrijk is om het vertrouwen in de koolstofmarkt te versterken. Andere onderzoeken geven aan dat eerder invoeren tot een meer graduele en stabiele prijsstijging leidt en daarmee de investeringen in en ontwikkeling van schone technologie stimuleert, maar niet leidt tot een hogere gemiddelde CO2-prijs op lange termijn. Immers de in de reserve geplaatste emissierechten kunnen, indien er op langere termijn schaarste zou ontstaan, weer op de markt komen.

Europees krachtenveld

Voorstanders van snelle invoering van de stabiliteitsreserve zijn met name de landen in het westen van Europa: Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken, Zweden en Italië. De lidstaten tegen eerder invoeren liggen met name in het oosten van Europa. Het zijn landen als Polen, Hongarije, Tsjechië, Bulgarije, Roemenië en Kroatië. Op dit moment lijkt er een blokkerende minderheid tegen eerder invoeren te zijn.

Er zijn drie redenen dat lidstaten tegen eerder invoeren van de stabiliteitsreserve zijn. Er zijn lidstaten die principieel tegen het ingrijpen gedurende een lopende handelsperiode zijn. Daarnaast vrezen sommige lidstaten hogere energieprijzen door stijging van de CO2-prijs. Ook worden de conclusies van de Europese Raad over het Klimaat- en Energiepakket 2030 als reden gebruikt om vast te houden aan invoering van de stabiliteitsreserve in 2021, omdat dit jaartal in die conclusies wordt genoemd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

«Marktstabiliteitsreserve in het EU ETS», PBL en NEa, PBL-publicatienummer 1505 (2014).

Naar boven