21 501-08
Milieuraad

nr. 228
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2006

Hierbij doe ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Bot, het verslag van de Milieuraad van 23 oktober 2006 toekomen. Tijdens deze Milieuraad is een politiek akkoord bereikt over de richtlijn Luchtkwaliteit. Het is daarom goed stil te staan bij de wijze waarop Nederland tot nu toe de onderhandelingen in dit dossier heeft gevoerd en een doorkijk te geven naar de toekomst.

Gegeven het grote maatschappelijke belang van dit dossier is de lobby voor een betere richtlijn luchtkwaliteit namelijk op een intensieve en veelomvattende wijze uitgevoerd. Hoewel met betrekking tot het gewenste uitstel en de koppeling ervan aan bronbeleid het Politiek Akkoord niet overeenkomt met de Nederlandse inzet, zijn op andere punten wel goede resultaten bereikt. Niet alleen ikzelf heb veelvuldig mijn collega’s aangesproken over luchtkwaliteit, ook de Minister-president heeft het onderwerp meerdere malen aan de orde gesteld bij andere regeringsleiders en bij Commissaris Barosso. Bij de Transportraad en bij de Ecofinraad hebben mijn collega’s van Verkeer & Waterstaat en Financiën aandacht gevraagd voor luchtkwaliteit, vanuit hun eigen invalshoek. De contacten met het Europees Parlement zijn sterk geïntensiveerd. De andere overheden spelen, in samenspraak met het rijk, een belangrijke rol. Deze, goed gecoördineerde, inspanningen hebben zeker vruchten afgeworpen.

Over de richtlijn luchtkwaliteit zal een tweede lezing van het Europees Parlement en wellicht zelfs conciliatie volgen. Finale besluitvorming zal ergens in de loop van 2007 plaatshebben. Daarmee zijn dus de onderhandelingen nog niet afgerond. Er breekt wel een nieuwe fase aan waarbij «stille diplomatie» de meest aangewezen vorm van handelen is. Er kunnen nu geen nieuwe elementen meer worden ingebracht. Een uiteindelijk akkoord zal dus opgebouwd worden uit die elementen van het Politiek Akkoord en de Eerste Lezing van het Europees Parlement waar Raad, Europees Parlement en Europese Commissie gezamenlijk achter kunnen staan. Mijn streven is er op gericht dat die elementen die druk zetten op Europees bronbeleid en de haalbaarheid van normen voor Nederland binnen bereik brengen een plek krijgen in het uiteindelijke akkoord. Evenzeer is tijdigheid van een akkoord voor Nederland van belang, als uitgangspunt voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Verslag EU-Milieuraad 23 oktober 2006 te Luxemburg

Samenvatting

De Milieuraad stelde na een openbaar debat het Politiek Akkoord over de richtlijn luchtkwaliteit vast. Nederland gaf aan op onderdelen niet te kunnen instemmen met het Politiek Akkoord.

Tegen de achtergrond van het betreurenswaardige incident met het afval van de Probo Koala in Ivoorkust voerde de Raad een debat over de Raadsconclusies voor COP8 van het Verdrag van Bazel. Aanvankelijk leek het er op dat de Milieuraad geen Raadsconclusies zou kunnen aannemen doordat één van de lidstaten niet kon instemmen met de voorgestelde tekst. Na de Milieuraad bleek deze lidstaat toch haar instemming te kunnen verlenen en werden de Raadsconclusies aangenomen. De Raadsconclusies over de thematische strategie natuurlijke hulpbronnen werden zonder verdere discussie aangenomen. De Raadsconclusies over klimaatverandering die dienden als raamwerk voor de EU-inzet tijdens de klimaattop in Nairobi werden met enkele kleine wijzigingen aangenomen. Tijdens het beleidsdebat over de Europese Mariene Strategie en de daaraan verbonden Richtlijn, bleek dat veel lidstaten de door Nederland ingebrachte zorgpunten deelden. De Voorzitter trok aan het einde van dit debat geen conclusies.

A-punten

De A-punten werden zonder discussie goedgekeurd.

Luchtkwaliteit

Het Fins voorzitterschap wilde tijdens de Milieuraad van 23 oktober, op basis van de «Algemene Benadering» van de Milieuraad van 27 juni een Politiek Akkoord bereiken. Het voorzitterschap lichtte de Algemene Benadering toe. De volgende elementen zijn gewijzigd ten opzichte van het voorstel van de Commissie. De «concentration cap» PM2,5 is omgezet in een streefwaarde voor 2010 en een grenswaarde voor 2015. De uitstelbepaling (art. 20) is voor PM2,5 echter niet langer toepasbaar. Voor PM 10 gaat de grenswaarde 3 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn in, eind 2010. Dit betekent de facto ruim 5 jaar uitstel. Voor NO2 wordt de grenswaarde 2015. Bij de aftrek van natuurlijke bronnen van fijn stof wordt de aftrekmogelijkheid van zeezout erkend. Ook is de «standstillbepaling» teruggebracht naar de formulering van de bestaande Kaderrichtlijn Lucht (art. 9) hetgeen voor Nederland betekent dat saldering mogelijk is. De herzieningsclausule komt nu deels tegemoet aan Nederlandse wensen. In de herziening (2013) wordt wel vastgelegd dat deze tot doel heeft de streefwaarde voor PM2,5 om te zetten in een grenswaarde. Verder zijn de monitoringsvereisten in door Nederlandse gewenste richting aangepast. De Commissie erkende vervolgens het belang van bronbeleid om aan de normen te kunnen voldoen.

Een klein aantal landen sprak opnieuw steun uit voor de Algemene Benadering. Een aantal lidstaten gaf aan dat het behalen van de PM2,5 norm voor hen moeilijk zal zijn en drong daarom aan op Europees bronbeleid. België liet vervolgens een verklaring in de notulen opnemen over het ontbreken van voldoende bronbeleid. Veel landen drongen aan op het belang van het bereiken van een compromis met het Europees Parlement in de tweede lezing.

Ik riep namens Nederland ook op tot een constructief debat in 2e lezing met het Europees Parlement. Ook bracht ik nogmaals onder de aandacht dat bronbeleid essentieel is voor het behalen van de normen. Ik memoreerde dat ik in 1999 toen de huidige richtlijn werd vastgesteld samen met mijn Belgische collega al via een voetnoot de mogelijke onhaalbaarheid van de normen heb aangegeven, maar dat dat ons niet heeft geholpen. Hoewel Nederland er alles aan zal doen om de normen te halen, is de haalbaarheid op dit moment niet gegarandeerd. Daar is Europees bronbeleid voor nodig. De Algemene Benadering is daarom voor Nederland op onderdelen niet aanvaardbaar. In de 2e lezing zullen de Nederlandse knelpunten moeten worden meegenomen.

De voorzitter stelde op basis van de discussie vast dat een gekwalificeerde meerderheid was bereikt voor een Politiek Akkoord op basis van de Algemene Benadering. Ik heb toen namens Nederland een verklaring laten opnemen in de notulen, waarin ik heb aangegeven niet te kunnen instemmen. Polen en Zweden gaven om uiteenlopende redenen ook aan niet te kunnen instemmen met het Politiek Akkoord.

Het Verdrag van Bazel

Het voorzitterschap had conclusies voorgelegd ter voorbereiding van de COP8 van het Verdrag van Bazel. Naar aanleiding van de recente problematiek rondom de Probo Koala heb ik gepleit voor het aannemen van ambitieuze Raadsconclusies die tot doel hebben te komen tot de verbetering van de regelgeving voor havenontvangstfaciliteiten, een EU-brede strategie met betrekking tot het bereiken van een mondiale, duurzame oplossing ten aanzien van de problematiek rondom sloopschepen en verbetering van de mogelijkheden tot handhaving van de regelgeving inzake onder meer afvalstoffen en scheepsafvalstoffen. Nederland was samen met de Europese Commissie nauw betrokken bij de voorbereidingen van de concept-raadsconclusies. Het Finse voorzitterschap gaf aan dat versterkte handhaving nodig is, net als een verbeterde samenwerking tussen MARPOL, IMO en het Verdrag van Bazel. Monitoring van afvaltransport moet worden versterkt, niet alleen binnen de EU maar ook transport uit de EU.

Ontwikkelingslanden moeten gesteund worden bij het opbouwen van sloopcapaciteit. Het initiatief van de Commissie voor een EU strategie voor slopen van schepen werd door het voorzitterschap verwelkomd. Het voorzitterschap maakte ook melding van een overleg dat zij had met een delegatie uit Ivoorkust. Deze delegatie heeft aangegeven dat Ivoorkust graag samen wil werken met landen die al een onderzoek hebben gedaan naar feiten rondom het incident met de Probo Koala.

Vrijwel alle lidstaten gaven aan erg te hechten aan een ambitieuze opstelling van de EU in deze kwestie, zodat betreurenswaardige incidenten zoals in Ivoorkust voortaan voorkomen worden.

Namens Nederland heb ik mijn medeleven betuigd met de slachtoffers in Ivoorkust. Ik heb ook succesvol aangedrongen op een versterking van de Raadsconclusies, met name waar de tekst spreekt over het voorkomen van illegale afvaltransporten uit de EU.

Slechts één lidstaat maakte bezwaar tegen het aannemen van de Raadsconclusies, aangezien het voorzitterschap niet tegemoet was gekomen aan een aantal geuite bezwaren. Hierdoor werd dit agendapunt afgesloten zonder aanname van de Raadsconclusies. Na overleg tussen het voorzitterschap en de lidstaat, heeft de betreffende lidstaat haar bewaar in een later stadium ingetrokken. De Raadsconclusies zijn alsnog aangenomen.

Estland lichtte kort het feitenrelaas rondom de Probo Koala toe en meldde dat de ministers van Justitie van Estland en Nederland nog een nader justitieel onderzoek uitvoeren.

Europese Mariene Strategie en Richtlijn

Het voorzitterschap organiseerde een beleidsdebat rondom de Europese Mariene Strategie en de Richtlijn. Ik heb tijdens dit beleidsdebat aangegeven de thematische strategie te verwelkomen, maar kritisch te staan ten opzichte van een bindende richtlijn op gebied van Mariene Milieu. In de interventies van een groot deel van de lidstaten werden zorgpunten geuit die ik ook namens Nederland in de discussie heb ingebracht:

– Iidstaten worden geacht een «Goede Milieukwaliteit» te realiseren. Dit begrip wordt echter niet gedefinieerd, waardoor het onmeetbaar en dus ook niet haalbaar en handhaafbaar is.

– Er wordt nog onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de regionale verschillen in de maritieme wateren erg groot zijn.

– Op het gebied van marien milieu bestaan reeds een aantal goed werkende regionale conventies. Voor de Noordzee is er bijvoorbeeld OSPAR. Onduidelijk is nog in hoeverre de richtlijn hier op aansluit. Het risico bestaat dat werking van de regionale conventies ondermijnd wordt.

– Er moet een betere aansluiting komen op bestaand EU-beleid.

– De coherentie tussen de verschillende beleidsterrein binnen de EU die raken aan het mariene milieu moet worden verbeterd.

Een ander belangrijk discussiepunt was de positie van landgebonden lidstaten. Enerzijds werd door een aantal van deze lidstaten beargumenteerd dat men niet gebonden wilde worden door de richtlijn, aangezien zij geen maritieme wateren bezitten. Anderzijds werd er door een aantal andere landgebonden en ook niet-landgebonden lidstaten op gewezen dat door het rivierwater ook de toestand van het mariene milieu wordt beïnvloed. Het voorzitterschap trok geen conclusies uit dit debat.

Thematische strategie inzake het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen

Het voorzitterschap heeft Raadsconclusies voorbereid over dit agendapunt. Het voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten zonder discussie konden instemmen met de voorgestelde Raadsconclusies. In de Raadsconclusies worden de belangrijkste elementen uit de thematische strategie opgesomd, met name het belang van het reduceren van de druk op natuurlijke hulpbronnen gedurende de gehele levens-cyclus van een product. Ook worden in de Raadsconclusies de contouren geschetst van het EU actieplan voor duurzame productie en consumptie.

Klimaatverandering

Ook over klimaatverandering had het Finse voorzitterschap Raadsconclusies voorbereid. Deze Raadsconclusies dienden als raamwerk voor de inzet van de EU tijdens de klimaattop in Nairobi. Het grootste discussiepunt was de tekst over opvang en opslag van CO2. Ik ben tevreden dat CO2-opvang en -opslag in de Raadsconclusies genoemd wordt als één van de opties voor mitigatie van klimaatverandering. De Raadsconclusies zijn met slechts een paar kleine wijzigingen door de lidstaten aanvaard.

Diversen – Externe betrekkingen: verslag van het voorzitterschap/de Commissie over de resultaten van de vergaderingen van de EU met derde landen

Het voorzitterschap en de Europese Commissie deden kort verslag van het overleg van de EU met ASEM, China, Zuid-Korea en India. De bilaterale ontmoetingen hadden in constructieve sfeer plaatsgevonden. Milieu-thema’s en met name het klimaatveranderingsvraagstuk waren prominent aan de orde geweest. De Voorzitter verwees verder naar de rapporten over de bijeenkomsten.

– Elementen van het eerste Europese Congres over Conservatiebiologie (ECCB)

Hongarije verwees naar het verslag van een congres over het behoud van de Europese biologische rijkdom en diversiteit dat van 22 t/m 26 augustus jl. in Eger had plaatsgevonden.

– Verbod op de uitvoer van kwik uit de EU

Denemarken kreeg de gelegenheid nog eens aan te dringen op spoed ten aanzien van het al eerder aangekondigde Commissievoorstel voor een verbod op uitvoer van kwik. De Commissie zei aan een voorstel te werken. Spanje memoreerde dat het de grootste producent van kwik is en vroeg aandacht voor de sociaal-economische gevolgen voor de regio waar de kwikindustrie is gevestigd.

– Bosbranden in Spanje in de zomer van 2006

Spanje wees op de ernstige bosbranden die het land deze zomer weer hadden getroffen. Het Europees Solidariteitsfonds zou ook open moeten staan voor ondersteuning van het herstel van de getroffen gebieden. Andere fondsen hadden ook beperkingen, terwijl het herstel van de bossen een breder Europees milieubelang dienden. Italië, Frankrijk en Portugal vonden ook dat de criteria verruimd zouden moeten worden.

– Invoer van niet-toegestane GMO’s in de Europese Unie

Door België werd aandacht gevraagd voor de import van genetisch gemodificeerde rijst (LL601) in de EU. Deze import is door de EU verboden. Dit jaar is al drie keer vastgesteld dat het verbod wordt overschreden. De gemodificeerde rijst komt in de voedselketen van mens en dier. België zei te vrezen dat het publieksvertrouwen in de kwaliteit van rijst aangetast wordt. De Commissie heeft overleg met de VS gevoerd over een methode om monsters te nemen, maar in dat overleg was nog geen resultaat geboekt.

– Invasieve uitheemse soorten: voorstel voor een gecoördineerde actie in de Europese Unie

Spanje had dit onderwerp op de agenda laten zetten omdat het sinds enkele jaren kampt met de Zebramossel in de rivier de Ebro. Uitheemse soorten kunnen een belangrijke oorzaak van het verlies van biodiversiteit zijn. Daarom zou de communautaire wetgeving inzake het tegengaan van invasieve uitheemse soorten moeten worden aangescherpt. Spanje verzocht de Europese Commissie snel met een voorstel voor een wettelijk coördinatiekader op dit gebied te komen. Spanje wees tot slot op een congres dat binnenkort in Zaragossa over de bedreiging van invasieve soorten wordt gehouden.

– Commerciële walvisvangst

Oostenrijk vroeg om een gemeenschappelijke oproep van de Milieuministers aan IJsland om onmiddellijk te stoppen met de onlangs weer begonnen walvisvangst met commercieel oogmerk. Dit was een schending van het moratorium dat in 1986 door de Internationale Walvisvaart Conventie is ingesteld. Het overgrote deel van de lidstaten schaardde zich achter de oproep van Oostenrijk, maar de voorzitter concludeerde dat een besluit naar aanleiding van een diversenpunt niet mogelijk was.

Naar boven