21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 970 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2010

Graag bied ik u hierbij aan de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 14 juni 2010. De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen deelnemen aan het voor hen relevante deel van de Raad Buitenlandse Zaken.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010

Raad Algemene Zaken

Voorbereiding Europese Raad, Europese Raadsconclusies

De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal de conceptconclusies bespreken van de Europese Raad (ER) van 17 juni a.s. Op het moment van schrijven was daarvan nog geen ontwerptekst beschikbaar. De inzet van Nederland tijdens de ER gaat uw Kamer conform te doen gebruikelijk toe via de geannoteerde agenda voor de ER.

De volgende onderwerpen staan geagendeerd: de Europa 2020-strategie, een eerste bespreking op basis van een tussenrapportage van de werkgroep Van Rompuy over onder meer versterking van het Stabiliteit- en Groei Pact, voorbereiding van de G20-top in Toronto (26–27 juni a.s.), de Millennium Development Goals en klimaatverandering. Daarnaast zal de ER waarschijnlijk kort komen te spreken over de werkzaamheden van de Reflectiegroep rond de toekomst van Europa onder leiding van de heer Gonzales.

De ER zal de nodige aandacht besteden aan bespreking van de Europa 2020-strategie. Het is de bedoeling dat de ER de nieuwe strategie aanneemt, inclusief de kwantitatieve doelstellingen. De Nederlandse inzet ging uw Kamer eerder toe ter voorbereiding op de ER van maart jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 470). Een ander belangrijk onderwerp betreft aanscherping van het Stabiliteit- en Groei Pact en versterkte economische coördinatie. De tussenrapportage die de werkgroep Van Rompuy zal opstellen ten behoeve van de bespreking was op het moment van schrijven nog niet ontvangen. De Nederlandse inzet voor de werkgroep ging uw Kamer per brief van minister De Jager toe (kamerstuk 21 501-07, nr. 731).

Nederland meent dat binnen de G20 de aandacht moet worden verlegd van stimulerende maatregelen naar het aanpakken van begrotingstekorten en de implementatie van structurele hervormingen. Ook dient hervorming van financiële-sectorregulering en toezicht hoog op de agenda te blijven staan. Uw Kamer zal nog nader worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de Toronto-top.

Voortbouwend op eerdere bespreking in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ), zal de ER van gedachten wisselen over het EU-beleid ten aanzien van de millennium ontwikkelingsdoelen (MDGs). Dit ter voorbereiding op de VN MDG-top die op 20–22 september a.s. in New York plaatsvindt. De top biedt een goede gelegenheid voor aanscherping van zowel de EU-inzet als de inzet van andere belangrijke actoren ter ondersteuning van de plannen van ontwikkelingslanden voor het bereiken van de MDGs.

Ten aanzien van klimaatverandering zal de ER van gedachten wisselen over de onlangs verschenen Commissiemededeling over de overgang van 20 naar 30% emissiereductie. Tevens zal de ER oproepen tot snelle implementatie van vroege klimaatfinanciering. Ook zal de ER ertoe besluiten klimaatverandering wederom te agenderen voor de najaars-Europese Raad ter voorbereiding van CoP-16 in Cancún.

IJsland is vooralsnog «pro memorie» op de agenda van de Europese Raad geplaatst. Nog niet precies duidelijk is welk besluit het voorzitterschap met de agendering beoogt, en wat de inhoud van de conclusies zal zijn. Mogelijk wordt dit onderwerp ook weer van de agenda gehaald.

Burgerinitiatief

Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de RAZ een algemene oriëntatie aan te nemen over het voorstel van de Commissie voor de verordening inzake het Europees Burgerinitiatief. De verordening is een uitwerking van hetgeen in het Verdrag van Lissabon is afgesproken, te weten in artikel 11 lid 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Nederland stuurde reeds zijn reactie op het Groenboek Europees Burgerinitiatief aan de Commissie, waarin ook het commentaar van uw Kamer werd meegenomen. Een afschrift van deze brief ging uw Kamer op 17 februari jl. toe (kamerstuk 30 184, nr. 32). Tevens ging u de Nederlandse inzet toe, voorafgaand aan de vorige RAZ van 22 en 23 april jl.

Het voorstel voorziet in de uitwerking van de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief en schept een mogelijkheid voor EU-burgers om de Commissie te verzoeken, binnen het kader van haar bevoegdheden, een voorstel uit te werken. De besluitvorming over de verordening vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid. Het EP is medewetgever.

Nederland is voorstander van de introductie van het Europees burgerinitiatief, omdat dit de betrokkenheid van de burger bij de EU kan vergroten. Voor de Nederlandse regering was een belangrijk uitgangspunt in de besprekingen over de uiteindelijke tekst dat het instrument van het burgerinitiatief zo uitvoerbaar en zo simpel als mogelijk is. Nederland is tevreden met het nu voorliggende tekstvoorstel omdat in het algemeen recht gedaan wordt aan dit uitgangspunt. Nederland heeft, met andere lidstaten, weten te bereiken dat de invulling van de authenticiteitcontrole van steunbetuigingen bij de lidstaten wordt gelegd, op basis van steekproeven kan worden uitgevoerd en uitdrukkelijk geen controle van handtekeningen inhoudt. In het voorstel is daarbij eveneens rekening gehouden met de (on)mogelijkheden in verband met de privacy en wettelijke beperkingen in de verschillende lidstaten. Nederland kan derhalve controleren op basis van naam, adres, woonplaats en geboortedatum. Het gebruik van en de controle op Burger Service Nummers en paspoortnummers is niet vereist.

Nederland heeft ter verhoging van de representativiteit gepleit voor een hoger minimum aantal steunbetuigingen uit Nederland. Dit heeft het echter niet gehaald. Conform de toezegging die ik uw Kamer tijdens het AO voorafgaand aan de RAZ van 22 en 23 april jl. heb gedaan, heeft Nederland zich tevens hard gemaakt voor het opnemen van een bepaling in het voorstel dat herhaalde verzoeken niet in behandeling zouden worden genomen. Dit voorstel kon echter op onvoldoende steun van de lidstaten en de Commissie rekenen. Nederland zal zich ervoor inzetten dat herhaalde initiatieven kunnen worden gekwalificeerd als «niet serieus».

Implementatie cohesiebeleid

Onder dit agendapunt zal de Commissie een presentatie geven van haar Strategisch Rapport 2010 over de implementatie van het cohesiebeleid (de structuurfondsenprogramma’s) in de huidige financiële periode (2007–2013). De Raad zal zich hierover uitspreken middels conclusies. De conclusies verwelkomen de tijdige uitvoering van de programma’s en de bijdrage die deze leveren aan de doelstellingen van de Lissabonstrategie / Europa 2020-strategie.

Nederland heeft samen met andere lidstaten in de besprekingen over de concept-Raadsconclusies weten te bewerkstelligen dat deze conclusies niet vooruitlopen op de komende Financiële Perspectieven.

Gelet op de uitgebreide agenda van de Raad en de mate van overeenstemming over de conceptconclusies is de verwachting dat niet veel discussie over dit agenda onderwerp zal plaatsvinden.

Ultraperifere gebieden

De Commissie zal verslag uitbrengen van het op 27 en 28 mei jl. te Brussel gehouden First Forum for Outermost Europe. Een Ultraperifeer Gebied (UPG) maakt de facto deel uit van de EU en is derhalve gehouden aan de regels omtrent vrij verkeer van goederen, personen, etc. Een land en gebied overzee (LGO) maakt geen deel uit van de EU en ook niet van de interne markt. Wel heeft een LGO een preferentiële toegang tot de interne markt.

Het forum werd bijgewoond door 400 vertegenwoordigers van de 9 UPGs (Canarische Eilanden, Madeira, Azoren, Frans Guyana, Guadeloupe, Martinique, St. Maarten (FRA), St. Barthelome en Reunion) en voorgezeten door de president van de Canarische Eilanden. Gesproken is over de economische situatie van de UPGs en welke rol de EU speelt in de ontwikkeling van de gebieden. Nederland heeft niet aan het forum deelgenomen.

De Raad zal conclusies aannemen over het forum. Op het moment van schrijven waren deze nog niet beschikbaar. Nederland zal zich ten aanzien van de EU-steun aan de UPGs op het standpunt stellen dat er in de conclusies niet mag worden vooruitgelopen op de komende Financiële Perspectieven. Nederland is er immers voorstander van dat in de toekomst structuur- en cohesiefondsen alleen nog maar bestemd moeten zijn voor de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten.

EDEO

De Raad zal mogelijk spreken over de EDEO. Indien de besprekingen tussen de Hoge Vertegenwoordiger (HV), de Commissie, de Raad en het Europees Parlement (quadriloog) over het conceptbesluit, het personeelsstatuut en het financieel reglement tot een uitkomst leiden, zal de HV de Raad, naar verwacht, vragen in te stemmen met het EDEO-besluit. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie die uw Kamer op 12 april jl. toeging en met uw kamer is besproken, zal Nederland niet met het besluit kunnen instemmen als er geen voorafgaande duidelijkheid is verkregen over de personele opbouw van de EDEO en de kosten.

Raad Buitenlandse Zaken

Portugal heeft op 2 juni jl. voorgesteld het MOVP te bespreken, zo mogelijk aan de hand van een situatieschets en een optiespaper. Ierland deed een voorstel van gelijke strekking. Of en, zo ja, de voorgestelde bespreking plaatsvindt, is op het moment van schrijven van deze annotatie nog niet bekend. Nederland steunt dit voorstel. De gebeurtenissen rond het Gaza-flottielje bedreigen de «proximity talks» en het is wenselijk te bespreken op welke wijze de EU onder deze omstandigheden de voortgang van het MOVP het best kan bevorderen.

Iran

De Raad zal de laatste ontwikkelingen inzake het Iraanse nucleaire programma bespreken. In het meest recente rapport van het IAEA van 31 mei jl., dat na afloop van de IAEA Bestuursraad op 7 juni a.s. openbaar gemaakt zal worden, wordt geconcludeerd dat Iran nog immer in gebreke blijft bij het voldoen aan de eisen van het IAEA en de VN Veiligheidsraad en dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het nucleaire programma van Iran volledig vreedzaam van aard is. Het rapport gaat niet in op het akkoord van Iran met Brazilië en Turkije van 17 mei jl., waarover Iran het IAEA voorafgaand aan het uitkomen van het rapport had geïnformeerd. Naar verwachting zal het IAEA binnenkort reageren op de Iraanse brief.

In New York zijn de besprekingen in de VNVR over een nieuwe sanctieresolutie jegens Iran nagenoeg afgerond. De conceptresolutie, die op steun kan rekenen van de vijf permanente leden en Duitsland (P5+1), bouwt voort op eerdere sanctieresoluties. De inhoud van de bespreking in de Raad zal mede afhangen van de vorderingen die in New York worden gemaakt met het aannemen van de resolutie.

Zoals bekend betreurt de Nederlandse regering het voortdurend uitblijven van constructieve samenwerking van Iran met het IAEA en de VNVR. De regering staat open voor positieve uitkomsten van de diplomatieke inspanningen van Brazilië en Turkije, maar vindt niet dat het besluitvormingstraject over nieuwe sancties hierdoor vertraagd mag worden. Zolang Iran zich niet committeert aan een constructieve, inhoudelijke dialoog met de P5+1, wordt het tweesporenbeleid voortgezet. De regering ondersteunt dan ook de voortgaande voorbereiding van een nieuwe VNVR-sanctieresolutie en blijft tevens inzetten op voortvarende interne voorbereidingen van aanvullende EU-maatregelen. De nadruk moet hierbij liggen op krachtige maatregelen gericht tegen het Iraanse leiderschap, die de bevolking zo veel mogelijk ontzien. Zoals u bekend is de regering van mening dat de EU ernaar moet streven dergelijke maatregelen te treffen in aanvulling op een VNVR-resolutie met zo veel mogelijke gelijkgezinde landen.

Nederland zal verder opnieuw aandacht vragen voor de voortdurende mensenrechtenschendingen in Iran. Mede overeenkomstig de strekking van de Raadsverklaring van 22 maart jl. en ter uitwerking van Nederlandse voorstellen voor maatregelen gericht tegen internetcensuur, zullen Nederland en Frankrijk aan het begin van de zomer een bijeenkomst organiseren waar met andere landen, internationale instellingen, maatschappelijke organisaties, ICT-bedrijven, academici en mensenrechtenverdedigers gesproken zal worden over de wereldwijde bevordering van internetvrijheid. Hierbij zal onder meer een initiatief voor een internationale gedragscode voor bedrijven aan de orde komen, dat Nederland en Frankrijk momenteel samen uitwerken. Verder zal aandacht worden besteed aan de juridische inbedding van internetvrijheid, monitoring van internetcensuur en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers bij hun gebruik van internet. Het gaat om de eerste bijeenkomst van de zogenaamde Leading Group Internetvrijheid. Tijdens mijn ontmoeting op 25 mei jl. met mijn Franse collega Kouchner hebben we besloten tot oprichting van deze groep.

Westelijke Balkan

De hoofdaanklager van het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY), de heer Brammertz, zal een toelichting geven op zijn halfjaarlijkse rapportage aan de VN-Veiligheidsraad over de mate waarin de landen van de Westelijke Balkan samenwerken met het ICTY. Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda is de rapportage van de heer Brammertz nog niet beschikbaar.

In december 2009 toonde Brammertz zich tevreden over de Servische samenwerking met het tribunaal. Daarom besloot de Raad toen de interim Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) tussen de EU en Servië in werking te stellen (zie ook kamerstuk 21 501-02 van 9 december jl.). De Raad besloot toen eveneens, na het eerstvolgende rapport van Brammertz aan de Veiligheidsraad, in juni 2010 terug te zullen komen op de vraag of de SAO zelf ter goedkeuring aan de 27 nationale parlementen van de lidstaten zou kunnen worden voorgelegd. Indien Brammertz opnieuw tot een positief oordeel komt zal de regering instemmen met het ter ratificatie voorleggen van de SAO aan de 27 nationale parlementen.

Ook zal de samenwerking van Kroatië met het ICTY aan de orde komen. Nederland zal erop aandringen dat Kroatië het onderzoek naar de vermiste documenten onverwijld voortzet. Met verwijzing naar het AO dat ik op 11 februari jl. met uw Kamer voerde, zal ik de wens herhalen dat samenwerking met het ICTY wordt opgenomen als sluitingsijkpunt in het onderhandelingshoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele vrijheden). Het voorzitterschap hoopt dit hoofdstuk eind juni te kunnen openen.

De Raad zal voorts kort terugblikken op de ministeriële bijeenkomst over de Westelijke Balkan die op 2 juni jl. plaatsvond te Sarajevo. Tijdens deze bijeenkomst werd het perspectief op lidmaatschap voor de landen van de regio herbevestigd. Tegelijkertijd werd het belang van strikte toepassing van de toetredingscriteria benadrukt.

Tot slot zal de Raad besluiten tot mandaatverlenging van de EU-missie in Kosovo (EULEX) met twee jaar tot 14 juni 2012. Deze grootste civiele EU-missie is inmiddels anderhalf jaar operationeel. EULEX heeft in Kosovo niet alleen een belangrijke controlerende, adviserende en ondersteunende taak, maar ook een aantal executieve taken. Zo beschikt de missie over speciale politie-eenheden die onder andere ter ondersteuning van de Kosovaarse politie zijn ingezet bij de onlusten op 30 mei jl. in de stad Mitrovica. Ook zijn er EULEX-rechters en -aanklagers die uitvoerend optreden. Zo leidt EULEX momenteel een onderzoek naar van corruptie verdachte Kosovaarse regeringsfunctionarissen.

Gesteund door EULEX, zet Kosovo stappen in de opbouw van een zelfstandig functionerende rechtstaat. De afgelopen periode heeft de Kosovaarse politie verschillende taken van EULEX overgenomen. De achterstand bij de behandeling van rechtszaken neemt af. In het noorden van Kosovo is het aantal veiligheidsincidenten en criminele activiteiten afgenomen mede dankzij de inspanningen van EULEX gericht op het stimuleren van dialoog en het verbeteren van douanetoezicht. Er valt echter nog veel werk te verrichten. Nederland zal blijven streven naar handhaving van een bijdrage aan de missie van 40–60 functionarissen.

Oost Afrika: piraterij

Dit agendapunt zal worden besproken door zowel door de ministers van Buitenlandse zaken tijdens het RBZ-deel als door de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens het OS-deel.

De Raad zal spreken over de resultaten van het bezoek van HV Ashton aan Kenia en Tanzania op 18 en 19 mei jl. Zij wilde met deze reis de verdere mogelijkheden verkennen tot overdracht van piraterijverdachten in de regio door de missie Atalanta.

Zoals vermeld in de geannoteerde agenda voor de RBZ van mei jl. (Kamerstuk 21 501-02) heeft Kenia onlangs laten weten de overeenkomsten met verschillende landen en organisaties over de overdracht van piraterijverdachten per 6 oktober a.s. te willen beëindigen, inclusief de overeenkomst met de EU. Kort voor het bezoek van HV Ashton stelde de Keniaanse regering evenwel een taakgroep in die alle overdracht-MoU’s nogmaals tegen het licht zal houden. De taakgroep zal naar verwachting medio juni advies uitbrengen aan de regering, waarna besprekingen met alle ondertekenaars van de MoU’s zullen plaatsvinden. Tijdens het bezoek van de HV maakte de Keniaanse regering ook bekend dat voorlopig alle verzoeken tot overdracht nog per casus zullen worden beoordeeld.

Bij haar bezoek aan Tanzania kreeg de HV de toezegging dat Tanzania met de EU in gesprek zal gaan over het sluiten van een overdrachtsovereenkomst met de EU.

De regering is voorzichtig optimistisch over de resultaten van het bezoek van de HV, maar zal de follow-up nauwgezet blijven volgen. De regering blijft bezorgd over de gevolgen van beëindiging van de overeenkomst met Kenia. Hiermee kan het juridische sluitstuk van de succesvolle Atalanta-missie in gevaar komen. De komende periode moet worden benut om met Kenia en andere landen in de regio een betere regionale lastenverdeling tot stand te brengen. Nederland zal inzetten op een meer geïntegreerde inzet van EU-middelen ten bate van piraterijbestrijding. Onderdeel hiervan is het bestrijden van de armoede in de regio.

Naar verwachting zal ook de mogelijkheid ter sprake komen om met steun van de internationale gemeenschap in een land in de regio een speciaal Somalisch hof te vestigen. Omdat een dergelijk initiatief de mogelijkheden voor berechting van piraten vergroot en in lijn is met eerdere initiatieven van de Nederlandse regering, zal de regering dit steunen. Vanzelfsprekend moet de uitvoerbaarheid van zo’n initiatief nog worden onderzocht.

Haïti – rampenrespons

De Raad zal spreken over een mogelijke versterking van de EU-rampenrespons naar aanleiding van de evaluatie van de EU-hulpverlening aan Haïti na de aardbeving van 12 januari jl. Verschillende lidstaten en de Europese Commissie hebben gepleit voor verdergaande coördinatie van de inzet van civiele, humanitaire en militaire middelen door de EU in humanitaire noodsituaties. HV Ashton heeft tijdens de RBZ van 11 mei jl. een rapport aangekondigd over de ervaringen met de EU-hulpverlening in Haïti, dat onder meer aandacht zal besteden aan de coördinatie en zichtbaarheid van de EU respons. Dit rapport was bij het schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet beschikbaar. Mede op basis van dit rapport zal de Raad naar verwachting spreken over eventuele versterking van de huidige structuren met een EU Emergency Response Capability (ERC). De Europese Commissie heeft voor het najaar van 2010 een mededeling hierover aangekondigd.

Nederland vindt dat versterking van het vermogen van de EU om op rampen te reageren, gestoeld moet zijn op concrete problemen of lacunes in de huidige EU-responsstructuur, en is vooralsnog niet overtuigd dat grote wijzigingen noodzakelijk zijn. De evaluaties van het EU civiele beschermingsmechanisme en van de EU-consensus over humanitaire hulp, beide voorzien in de tweede helft van 2010, dienen bij de discussie over de EU-rampenrespons te worden betrokken. Initiatieven tot versterking van de EU-rampenrespons moeten bijdragen aan de snelheid, effectiviteit en efficiëntie van de internationale hulpverlening en niet leiden tot een extra coördinatielaag. Hierbij geldt dat de VN leidend is in de coördinatie van de internationale hulp buiten de EU.

Een eventueel op te zetten ERC moet uitgaan van bestaande structuren, zoals het EU Monitoring and Information Center (EU-MIC) dat de inzet van civiele beschermingsmiddelen uit de EU coördineert. De regering zal zo nodig onderstrepen dat de EU-rampenrespons gebruik moet maken van bestaande capaciteiten van lidstaten en dat besluitvorming over het al dan niet inzetten van fondsen, middelen of personen voor rampenbestrijding een nationale verantwoordelijkheid is.

Cuba

In het kader van de jaarlijkse evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Cuba zal de Raad stilstaan bij de relatie met Cuba en bezien op welke wijze deze het beste kan worden voortgezet. Het verloop van de politieke dialoog tussen de EU en Cuba en de ontwikkelingen op mensenrechtengebied zullen hierbij centraal staan.

De politieke dialoog met Cuba heeft sinds de laatste evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt in juni 2009 nog geen aansprekend resultaat opgeleverd. Verschillende bijeenkomsten konden geen doorgang vinden. Ook is de mensenrechtensituatie in Cuba het afgelopen jaar nauwelijks verbeterd. Talloze politieke gevangenen zitten nog vast. Het overlijden van politieke gevangene Orlando Zapata na zijn hongerstaking en de huidige hongerstaking van Guillermo Farinãs geven reden tot grote zorg over de situatie van politieke gevangenen. Een hoopgevende ontwikkeling in dit verband is de recent gestarte dialoog tussen de Rooms Katholieke Kerk en de Cubaanse regering, die geresulteerd heeft in de transfer van een aantal zieke politieke gevangenen naar ziekenhuizen.

De regering is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt gehandhaafd moet worden zolang Cuba geen vooruitgang boekt op het gebied van mensenrechten en onvoldoende inzet toont voor een zinvolle politieke dialoog. De EU moet blijven aandringen op de onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen en verbetering in de mensenrechtensituatie. Het is van belang de mogelijkheid te behouden om Cuba direct en in een constructieve omgeving aan te sporen tot verbeteringen. De politieke dialoog kan hiertoe dienen en zou daarom naar de mening van de regering moeten worden voortgezet.

Korfoe-proces

In aanloop naar de informele ministeriële bijeenkomst van de OVSE op 16 en 17 juli a.s. in Almaty, Kazachstan zal de Raad spreken over de voortgang in het zogenaamde Korfoe-proces. Het Korfoe-proces is in 2009 door het voormalig Griekse OVSE-voorzitterschap in het leven geroepen om de OVSE nieuw elan te geven. De afgelopen maanden hebben de deelnemende staten aan de OVSE hiervoor inhoudelijke voorstellen gedaan op uiteenlopende gebieden, waaronder wapenbeheersing, conflictpreventie, mensenrechten en grensoverschrijdende bedreigingen. De voorstellen hebben onder andere tot doel het vermogen van de OVSE te versterken om crises te voorkomen en, in voorkomende gevallen, te beheersen. Nederland heeft voorstellen gedaan voor afspraken die de volledige implementatie van het OVSE-acquis op het gebied van vrijheid van media moeten bevorderen. In juli zullen de ministers van Buitenlandse Zaken van de OVSE informeel bijeenkomen om te spreken over mogelijke vervolgstappen en een mogelijke OVSE-top in november 2010.

De regering vindt dat het Korfoe-proces met name gericht moet zijn op het bevorderen van onderling vertrouwen binnen de OVSE. Daarbij moet er niet alleen aandacht zijn voor «harde» veiligheid, maar ook voor onderwerpen als mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Een voldoende inhoudelijke agenda is wat de regering betreft een voorwaarde voor het houden van een eventuele OVSE-top in november 2010.

Georgië

De Raad zal op verzoek van Litouwen spreken over de relaties tussen de EU en Georgië. Er zal gesproken worden over de resultaten van de lokale verkiezingen van 30 mei jl. en de bevindingen van de ODIHR-verkiezingswaarnemers. Ook andere onderwerpen zullen aan de orde kunnen komen, zoals de stand van zaken bij het voorbereiden van visumfacilitatie- en terug- en overnameovereenkomsten met Georgië, de start van de onderhandelingen over een nieuw Associatieakkoord ter vervanging van de oude Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst, de voorwaarden voor onderhandelingen over een nieuw vrijhandelsakkoord, ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en democratisering, veiligheidsgerelateerde ontwikkelingen ten aanzien van de afvallige gebieden en de Europese waarnemingsmissie EUMM.

Nederland is van mening dat blijvende Europese betrokkenheid bij Georgië van groot belang is, mede ter bestendiging van de stabiliteit in de Kaukasus. Nederland is voorstander van het afsluiten van een nieuw en veelomvattend Associatieakkoord met Georgië en zet in op een spoedige start van deze onderhandelingen. De EU zal zich tevens moeten blijven committeren aan het respecteren van de territoriale integriteit van Georgië en aan het vredesproces zoals gevoerd in Genève. De Europese waarnemingsmissie EUMM speelt in dit kader een belangrijke stabiliserende rol in de regio.

Soedan

De Raad zal naar verwachting spreken over de prioriteiten van de EU voor Soedan in de komende periode die in het teken zal staan van de aanloop naar het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan, dat is voorzien in januari 2011.

Een goede voorbereiding op het referendum door o.a. de National Congress Party (die overwegend bestaat uit Noord-Soedanezen) en de Sudan Peoples» Liberation Movement (overwegend Zuid-Soedanezen) is cruciaal. Dat geldt eveneens voor het Abyei referendum en de «popular consultations» in Zuid-Kordofan en Blue Nile. Nederland dringt daarbij aan op een goede en spoedige afronding van het Comprehensive Peace Agreement, door het maken van concrete afspraken tussen partijen over uitstaande knelpunten, zoals grensafbakening, welvaartsdeling en controle over natuurlijke hulpbronnen.

Tevens moeten de lessen die zijn geleerd uit het verkiezingsproces worden toegepast op de organisatie van het referendum. Transparantie en heldere afspraken ten aanzien van onder andere het registratie- en identificatieproces zijn van groot belang om de geloofwaardigheid en daarmee het draagvlak voor de uitkomst van het referendum te kunnen garanderen.

Beide partijen zullen zich moeten voorbereiden op de transitie naar een nieuwe situatie. De VN zal hierin een belangrijke rol spelen. De VN-vredesmissie UNMIS is door de Veiligheidsraad verzocht om brede steun te verlenen aan de voorbereidingen van het referendum, met speciale aandacht voor veiligheidsregelingen. De bescherming van de burgerbevolking heeft een hogere prioriteit gekregen in het recent verlengde UNMIS mandaat.

De verwachting is dat de nieuw te vormen regering van Soedan in aanloop naar het referendum voortgang zal willen boeken in het Darfur vredesproces om zich volledig te kunnen richten op Zuid-Soedan. De internationale gemeenschap dient druk op Soedan te houden om inclusieve vredesbesprekingen in Doha spoedig te laten plaatsvinden. Nederland zal hier in de Raad ook voor pleiten.

Kinderarbeid

In mei 2008 verzocht de Raad op initiatief van Nederland de Europese Commissie te onderzoeken of het mogelijk is aanvullende maatregelen te nemen tegen producten die zijn vervaardigd met de ergste vormen van kinderarbeid, met inbegrip van handelsgerelateerde maatregelen. De regering heeft vervolgens sterk aangedrongen op het spoedig tot stand komen van een Commissierapport en bespreking daarvan op politiek niveau door de Raad. Het bijgevoegde rapport kwam begin dit jaar uit en de bespreking ervan zal tijdens de komende RBZ plaatsvinden. De regering streeft ernaar dat de Raad de aanzet geeft tot grotere inspanningen van de lidstaten in de strijd tegen kinderarbeid, op basis van een integrale strategie die betrekking heeft op een brede reeks van instrumenten op het gebied van politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking, maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en handel.

De motie Voordewind-Cramer van 2 juli 2009 (Kamerstuk nr. 29 312-63) verzocht de regering een reactie op te stellen naar aanleiding van het rapport van de Europese Commissie. In reactie op deze motie diene het volgende. Het rapport «Combatting Child Labour» (Commission Staff Working Document, 14.1.2010, SEC(2010)37 Final) dat in januari 2010 werd uitgebracht, biedt allereerst een nuttig overzicht van de huidige maatregelen tegen kinderarbeid. Het rapport stelt dat ontwikkelingssamenwerking de belangrijkste pijler is van de EU-inzet tegen kinderarbeid, vanwege de sterke link tussen armoede en kinderarbeid en tussen onderwijs en kinderarbeid. Daarnaast gaat het rapport uitgebreid in op MVO en de diverse initiatieven van de Europese Commissie op dat terrein, zoals studies naar ketenverantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van EU-bedrijven die buiten de EU opereren. Het rapport concludeert dat de EU-inzet in de strijd tegen kinderarbeid geïntensiveerd kan worden en dat deze gestoeld moet zijn op een samenhangende en holistische beleidsaanpak. Onderdelen van die beleidsaanpak zijn politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking, binnenlandbeleid en handelsmaatregelen. Wat betreft restrictieve handelsmaatregelen geeft de Commissie drie opties die verder kunnen worden onderzocht: intrekking van preferenties krachtens het Algemeen Preferentieel Stelsel bij systematische schendingen van internationale normen op het gebied van kinderarbeid, uitsluiting van openbare aanbesteding en een importverbod op producten. Het rapport plaatst enkele vraagtekens bij restrictieve handelsmaatregelen – hoe effectief zijn ze, hoe verhouden ze zich tot bredere ontwikkelingsdoeleinden, hoe de uitvoerbaarheid te verzekeren, hoe verborgen protectionisme te voorkomen?

De regering vindt dat het rapport een goede bijdrage levert aan de discussie en heeft waardering voor de erkenning dat de EU meer kan doen in de strijd tegen kinderarbeid. Tegelijk meent zij dat het rapport een grotere «sense of urgency» ten toon had kunnen spreiden, zeker in het licht van de nieuwste cijfers in het ILO Global Monitoring Report 2010, die laten zien dat de strijd tegen kinderarbeid stagneert. Daarom zet de regering zich in voor Raadsconclusies die de aanzet geven tot acties tegen kinderarbeid door de EU en de lidstaten op alle genoemde terreinen.

EUBAM Rafah

In het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage over de EUBAM Rafah-missie meldt de regering u hierbij dat de Raad de genoemde missie op 12 mei jl. met een jaar heeft verlengd. Nederland heeft ook gedurende dit nieuwe mandaat twee marechaussees op stand-by staan voor het geval de missie gereactiveerd wordt.

EUJUST LEX Irak

Het mandaat van de civiele missie EUJUST LEX Irak zal op 16 juni a.s. door de Raad verlengd worden met twee jaar tot juni 2012. Nederland neemt vooralsnog met twee personen deel aan deze missie, die een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de justitiële sector in Irak. Nederland juicht de voorziene overheveling van de missie van Brussel naar Irak toe. EUJUST LEX zal op deze manier haar diensten beter aan de Irakese behoeften kunnen aanpassen. Bij het besluit tot overheveling is rekening gehouden met de veiligheidssituatie in Irak, die ook de komende mandaatperiode nauwlettend zal worden gevolgd.

Raad Buitenlandse Zaken, deel Ontwikkelingssamenwerking

Oost Afrika: piraterij

Zie hierboven onder RBZ-deel.

MDGs, inclusief MDG-initiatief

De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen hun besprekingen afronden over de EU-positie voor de VN MDG-top in New York in september (26–27). Deze positie zal voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op de eerdere mededeling van de Europese Commissie over de MDGs. Hoofdpunten van de EU-inzet zijn onder meer de nadruk op aanpak van «achterlopende» MDGs, de eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden, het nakomen van afspraken over omvang van de hulp, effectievere hulp door scherpere werkverdeling, het belang van de bredere agenda (handel, belastingen, landbouw/voedselzekerheid, klimaatverandering, etc.) en de rol van bedrijfsleven en ondernemerschap, inclusief innovatieve privaatpublieke partnerschappen en microfinanciering. Vooral de versterking van afspraken over het bereiken van de toegezegde hulpomvang zal waarschijnlijk nog voor de nodige discussie zorgen. Nederland is voorstander van regelmatige bespreking van de hulpinspanningen van de lidstaten in de Raad.

Inmiddels werkt de Commissie aan een MDG-initiatief gericht op de ACS-landen (Afrika, Caraïben en Stille Oceaan) dat is gekoppeld aan de Mid Term Review van het tiende EOF (Europees Ontwikkelingsfonds). De bedoeling is om een gedeelte van de voor de Mid Term Review beschikbare middelen in te zetten ter ondersteuning van de MDGs, aangevuld vanuit de enveloppen voor landen waarvoor het EOF is opgeschort of aangehouden vanwege een staatsgreep of andere schendingen van de essentiële elementen van het Verdrag van Cotonou. In totaal zou het kunnen gaan om 700 miljoen euro. Naar verwachting zal de Commissie dit voorstel toelichten tijdens de RBZ. Nederland staat in principe positief tegenover dit initiatief. Op deze manier kan de Commissie bestaande hulpgelden op Europees niveau gerichter inzetten voor het bereiken van de MDGs in landen die hiervoor concrete plannen hebben.

Gendergelijkheid en ontwikkeling

De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen een afrondende bespreking houden over het EU-actieplan voor gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen in relatie tot ontwikkelingssamenwerking. Het actieplan zal worden toegevoegd aan de conclusies over de MDGs. Het is de bedoeling dat met behulp van dit actieplan bij de vormgeving van het Europese ontwikkelingsbeleid veel scherper gekeken wordt naar effecten op de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. Daartoe zal onder meer de kennis bij betrokkenen (Commissiemedewerkers, EDEO, Heads of Mission van lidstaten) worden vergroot door middel van een breed aanbod aan trainingen. Gender-kwesties zullen meer systematisch geagendeerd worden in de beleidsdialoog en de politieke dialoog met ontwikkelingslanden. Ook worden hiervoor gericht middelen vrijgemaakt, onder andere binnen het Ontwikkelingsinstrument (DCI). Speciale aandacht gaat uit naar het bestrijden van geweld tegen vrouwen en naar MDG 3 «Gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes», en MDG 5 «Het terugbrengen van moedersterfte». Over de voortgang zal regelmatig gerapporteerd worden, onder meer in het jaarrapport van EuropeAid over de uitvoering van het externe hulpbeleid. Nederland juicht de vaststelling van dit plan toe.

Naar boven