21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1518 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 10 juli 2015 over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1514).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 juli 2015 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 juli 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

I Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de toegezonden stukken betreffende de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda voor de RBZ van 22 juli en de overige stukken op de agenda voor dit schriftelijke overleg. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015. Over de agenda en enkele actuele ontwikkelingen hebben de leden een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse zaken op 20 juli 2015 en de overige geagendeerde brieven. Graag willen deze leden de regering nog enkele vragen voorleggen over deze onderwerpen.

Klimaatverandering en de post 2015 agenda voor duurzame ontwikkeling

De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet ten aanzien van de voorbereiding van de Toppen over klimaat (COP21), Financing for Development en Sustainable Development Goals streeft naar een ambitieus akkoord met een brede participatie. Kan de Minister dit concreet toelichten? Hoe ziet een dergelijk ambitieus akkoord er op hoofdlijnen uit?

De leden van de PvdA-fractie willen op dit punt in de onderhandelingen over de post-2015 agenda hun steun uitspreken voor de inzet van het kabinet. Tevens willen zij twee punten meegeven en het kabinet vragen zich hiervoor te blijven inzetten: het opnemen van specifieke gendertargets in alle doelen en om te blijven aandringen op zo progressief mogelijke (formulering van de) SRGR-doelen.

De leden van de D66-fractie constateren dat tijden de Raad Buitenlandse Zaken zal worden gesproken over de klimaatverandering en onderhandelingen daarover richting COP 21 in Parijs. Daarbij wordt opgemerkt dat «er veel ongeduld heerst». De leden ontvangen graag een toelichting bij wie dit ongeduld heerst en waarom. Eveneens ontvangen deze leden graag een uiteenzetting hoe het kabinet zijn eigen prestaties beoordeelt als het gaat om het klimaat, mede gezien de recente uitspraak van de rechtbank in Den Haag dat Nederland een scherper klimaatbeleid moet voeren.

Iran

Nu een akkoord met Iran is bereikt willen de leden van de VVD-fractie graag van de Minister weten hoe het kabinet voornemens is de Kamer structureel te informeren over de uitvoering van het akkoord. Daarnaast ontvangen deze leden graag een toelichting van de Minister over het herinvoeren van sancties wanneer Iran zich niet aan de gemaakte afspraken houdt: Hoe realistisch acht de Minister het dat alle sancties daadwerkelijk opnieuw van kracht worden in een dergelijk geval? Is de Minister voornemens binnen Europees verband aan te dringen op een mechanisme waarbij Europese sancties automatisch opnieuw van kracht worden wanneer Iran afspraken schendt en waarbij een gekwalificeerde meerderheid nodig is om die sancties eventueel op te heffen?

De leden van de PvdA-fractie constateren met belangstelling dat de onderhandelingen tussen de E3+3 en Iran tot een akkoord over het Iraanse nucleaire programma hebben geleid. De leden vragen de Minister of hij in de RBZ wil benadrukken dat de EU ondanks dit akkoord Iran onverminderd moet blijven aanspreken op mensenrechtenschendingen. Zij steunen daarbij uiteraard ook de kabinetsinzet zich blijvend in te spannen in EU- en bilateraal verband om dit te adresseren en vragen op welke punten het kabinet dit recent heeft gedaan.

De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over het pas gesloten nucleaire akkoord met Iran. Zij zijn uiterst bezorgd over de uitwerking van het akkoord. Daarom willen deze leden op een aantal punten duidelijkheid van de Minister. Klopt het bericht dat 100 miljard dollar aan Iraanse tegoeden vrijkomt na het sluiten van een akkoord? Hoe beoordeelt de Minister de mogelijkheid dat Iraanse tegoeden die vrijkomen als gevolg van het nucleaire akkoord, door Iran worden besteed aan het meedogenloze regime van Assad of terroristenclub Hezbollah? Is de Minister bereid om ook dit probleem, het probleem dat sanctieverlichting de Iraanse geldkraan naar terrorisme weer meer openzet, in EU- en bilateraal verband blijvend te adresseren?

De leden van de D66-fractie merken op dat zeer recentelijk een akkoord is gesloten met Iran over het nucleaire programma. De genoemde leden ontvangen graag een toelichting van de regering hoe zij dit akkoord beziet in het licht van de strijd tegen IS in Irak en Syrië. Deze leden constateren dat ook ondanks het akkoord het kabinet voornemens is dat zowel in EU- als bilateraal verband de mensenrechtensituatie in Iran «onverminderd aandacht krijgt» en zal blijven worden geadresseerd. Kan de Minister toelichten wanneer hij in het afgelopen jaar in bilateraal verband de mensenrechtensituatie in Iran heeft geadresseerd, in welke vorm, en wat daarop de reactie was van Iran?

Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten wat Hoge Vertegenwoordiger Mogherini van plan is te gaan doen om handel naar en vanuit Gaza te bevorderen. Ook verneemt de VVD-fractie graag een inschatting van de Minister van de Israëlische houding ten aanzien van een verlichting van de blokkade.

De leden van de PvdA-fractie spreken hun ongeduld uit nu blijkt dat HV Mogherini er nog niet in is geslaagd te komen tot een EU-strategie voor het bevorderen van het opstarten van de vredesbesprekingen. Dit terwijl de HV had toegezegd dat de EU-strategie voor de zomer klaar zou zijn. Uit het kabinetsverslag van de terugkoppeling van de HV van haar bezoek aan de regio lijkt zelfs een gevoel voor urgentie te ontbreken. De leden vragen de Minister daarom nader toe te lichten waarom de HV «maande tot realisme over daadwerkelijke concrete stappen in het proces».

De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet van het kabinet op het belang van het behoud van een twee-statenoplossing en het in woorden en daden onderschrijven hiervan door betrokken partijen, de noodzaak van een nieuw raamwerk voor onderhandelingen, de noodzaak om toe te werken naar een gunstig klimaat voor hernieuwde vredesonderhandelingen, de aandacht voor Gaza, waaronder belang van wederopbouw en duurzaam staakt-het-vuren, terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza en verbetering van movement & access.

In aanvulling hierop vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister of hij de aangenomen motie Servaes/Sjoerdsma (23 432, nr. 413) wil uitvoeren door in de RBZ bij de voorziene inhoudelijke discussie over het vredesproces en de rol van de EU tevens te bepleiten dat het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een twee-statenoplossing, leidend moet zijn en in concrete maatregelen moet worden uitgewerkt. Dit element lijkt namelijk vooralsnog te ontbreken.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om in het verslag van de aankomende RBZ terug te koppelen welke planning is afgesproken om te komen tot de EU-strategie en om het krachtenveld tijdens de RBZ op dit onderwerp zo gedetailleerd als mogelijk te beschrijven.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook de inzet van EU Speciaal Vertegenwoordiger Gentilini op het bijdragen aan een gunstig klimaat waarin onderhandelingen hervat kunnen worden nader toe te lichten. Zij steunen zijn prioriteiten daarbij (stabiliteit in Gaza, ondersteuning en versterking twee-staten oplossing, opzetten van een regionale aanpak, ondersteuning van een internationale inzet waarbij wordt toegewerkt naar geloofwaardige onderhandelingen),maar vragen zich af in hoeverre beide partijen tekenen hebben gegeven hier serieus aan mee te willen werken. Klopt het bijvoorbeeld dat de Israëlische regering heeft aangegeven bij de gesprekken over de situatie op de Westelijke Jordaanoever niet te willen spreken over de illegale nederzettingen? (zie Haaretz 13 juli, http://www.haaretz.com/news/diplomacy-defense/.premium-1.665673#!) Zo ja, deelt de Minister de opvatting dat deze voorwaarde voor zowel Nederland als de EU onacceptabel is?

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie wanneer zij de reeds op 25 juni door de Kamercommissie Buitenlandse Zaken met spoed verzochte kabinetsreactie op het «Report of the independent commission of inquiry established pursuant to Human Rights Council resolution S-21/1», dat reeds in de VN-Mensenrechtenraad besproken zou zijn, kunnen verwachten. Ook vragen zij of de Minister de Kamer in de beantwoording een terugkoppeling kan geven van zijn bezoek aan Israel en Palestina deze week.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister over het Israëlisch-Palestijnse conflict in de brief schrijft dat de Raad Buitenlandse Zaken mogelijk lijnen zal uitzetten voor de gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode. Ook wordt benadrukt dat het belangrijk is om de mogelijkheid van een twee-statenoplossing te behouden. Daarbij wordt opgemerkt dat partijen niet alleen in woorden maar ook in daden de twee-statenoplossing zullen moeten onderschrijven. Met dat laatste zijn de leden van de SP-fractie het zeer eens. Deze leden vragen de Minister in te gaan op deze opmerking. Kan aangegeven worden welke daden van de verschillende partijen een twee-statenoplossing niet onderschrijven en wat de gevolgen zijn voor de opstelling van de EU als daden niet volgen op woorden? Pleit de Minister in de discussie binnen de EU over de gezamenlijke EU-inzet voor voorwaardelijkheid in de relatie indien daden uitblijven en doorgegaan wordt met activiteiten die een twee-statenoplossing effectief om zeep helpen, zoals de continue uitbreiding van nederzettingen door Israël en het verjagen van Palestijnen van hun land?

De leden van de SP-fractie vragen verder of aangegeven kan worden wat de stand van zaken is met betrekking tot de oproep van 16 EU-lidstaten voor eerlijke etiketten op producten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Kan ook worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor de opstelling van Nederland als Europese regelgeving op dit punt uitblijft? Wordt bilateraal optreden, waar andere landen eerder toe zijn overgegaan, dan overwogen?

De leden van de D66-fractie hebben ook kennisgenomen van de inspanningen van de regering ten aanzien van het MOVP. In dat verband vragen deze leden of er op EU-niveau, dan wel in bilateraal verband, reeds met Israël is gesproken over de recente berichten dat Palestijnse landbouwgrond is vernietigd door Israël? Zo ja, op welke wijze en wat was daarop de reactie van Israël, zo vragen deze leden. Zo nee, dan zouden de genoemde leden graag een toelichting ontvangen waarom dit niet is gebeurd.

Tunesië

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister Tunesië een «baken van democratische hoop» noemt en reflecteert op de aanslagen in Sousse. Kan de Minister aangeven hoe autoriteiten beleidsmatig hebben gereageerd op deze aanslagen? Welke maatregelen zijn tot nu toe genomen? Hoe wordt radicalisme bestreden in Tunesië? Welke rol kan de EU hierbij spelen?

Verder stelt de Minister dat bij samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding een breed pakket op tafel moet liggen, waarbij ook bestrijding van «grondoorzaken» van terrorisme aan bod zal komen. Kan de Minister concreter aangeven waarop wordt gedoeld als wordt gesproken over «grondoorzaken», zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie willen hun medeleven uitspreken met slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van de terroristische aanslag in Sousse. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden hij zal inbrengen tijdens de bespreking met de Tunesische premier en Minister van Buitenlandse Zaken om Tunesië op sociaaleconomisch en veiligheidsgebied te steunen om dit soort extremistische krachten te kunnen bestrijden en toekomstige brute aanslagen te kunnen voorkomen. Deze leden delen de visie van de Minister dat als de EU gebruik wil maken van het democratisch dividend en de symboolfunctie van Tunesië, de EU er dan alles aan moet doen de prille democratie aldaar te ondersteunen in de strijd tegen terrorisme en het gebrek aan perspectief voor met name de Tunesische jeugd. Hierbij zien zij ook een belangrijke rol weggelegd voor steun aan het invloedrijke maatschappelijk middenveld. Zij spreken dan ook hun steun uit voor de Nederlandse bijdrage aan het Tunesische transitieproces, bijvoorbeeld via het MATRA-Zuid programma voor projecten op het gebied van lokaal bestuur, vrouwenrechten en democratie.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Raad Buitenlandse Zaken verder de situatie in Tunesië zal bespreken, onder andere naar aanleiding van de recente aanslag waarbij bijna veertig mensen om het leven zijn gekomen. Ook zal er aandacht zijn voor de samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding. De Minister schrijft hierover in de brief dat het kabinet van mening is dat er een breed pakket op tafel moet liggen waarbij bestrijding van grondoorzaken van terrorisme aan bod zal komen. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een overzicht van de verschillende vormen van samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding. Wordt hierbij door de EU en afzonderlijke EU-landen dezelfde definitie van terrorisme gehanteerd als door de Tunesische autoriteiten? Welke definitie is dit? Kan ook een overzicht gegeven worden van de grondoorzaken van terrorisme in de ogen van de Minister?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Raad ook de situatie in Tunesië zal bespreken. Terecht, zo vinden de leden gezien de verschrikkelijke aanslag die recent heeft plaatsgevonden in de badplaats Sousse. In de regeringsbrief betreffende de geannoteerde agenda roept het kabinet stoer dat er een pakket aan maatregelen op tafel moet komen, waarbij ook de bestrijding van de grondoorzaken van terrorisme aan bod zal komen. Maar wat zijn de grondoorzaken van het islamitisch terrorisme in Tunesië volgens de Minister? Deelt hij de mening van de leden van de PVV-fractie dat de islam de grondoorzaak is van islamitisch terrorisme? Zo neen, hoe verklaart de Minister dan dat Tunesië vrijwel direct na de aanslag 80 haatpaleizen, waarin moslims werden aangezet tot geweld, heeft gesloten?

De leden van de PVV-fractie zien de EU-subsidiekraan rijkelijk stromen in Tunesië. Honderden miljoenen euro’s verdwijnen in linkse hobbyprojecten op het gebied van lokaal bestuur en vrouwenrechten. Ook ontving Tunesië recent nog een met 300 miljoen euro gevulde zak geld bedoeld voor «macrosteun». Kan de Minister aan de leden van de PVV-fractie duidelijk maken waar deze laatste zak geld exact voor bedoeld is? Welke doelstellingen had de EU met deze geldverstrekking voor ogen, en onder welke voorwaarden is dit megabedrag overgemaakt naar de Tunesiërs?

Migratie

In de brief van de Minister staat te lezen dat het kabinet van mening is dat de EU bredere relaties met derde landen strategisch moet inzetten om te komen tot partnerschappen op migratieterrein. Hoe kunnen deze relaties volgens de Minister concreet strategisch worden ingezet? De leden van de VVD-fractie ontvangen hierover graag een toelichting van de Minister.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie om een toelichting op de opmerking dat de EU en Afrika grondoorzaken van migratie willen adresseren, onder andere door meer investeringen in Afrika gerichter in te zetten. Wat wordt hier precies bedoeld met meer investeringen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de brief staat vermeld dat de EU-missie EUNAVFOR MED is gelanceerd en dat de eerste fase zich richt op het verzamelen en bij elkaar brengen van inlichtingen. Kan de Minister een update geven over de stand van zaken op dit terrein? Wat is tot nu toe gebeurd binnen de missie en wat zijn de meest recente vooruitzichten?

De leden van de PvdA-fractie delen het kabinetsstandpunt dat er een volkenrechtelijk mandaat nodig is voor kan worden overgegaan naar een volgende fase van de GVDB missie EUNAVFOR MED, waarin is voorzien in het op internationale zee of in de territoriale wateren van derde landen kunnen aanhouden en betreden van smokkelschepen. Zij vragen welke invloed het pas gesloten vredesverdrag in Libië heeft op de gesprekken tussen de EU Hoge Vertegenwoordiger en de Libische regering over medewerking aan de EU-missie en of deze besprekingen nu verbreed worden naar alle partijen die het vredesverdrag steunen.

Met betrekking tot het vredesakkoord in Libië vragen de leden van de PvdA-fractie tevens wat de verwachting van de Minister is omtrent toekomstige steun van de milities in Tripoli die het akkoord nu nog niet hebben ondertekend. De leden vragen of eerder besproken internationale sancties tegen actoren «die een dreiging vormen voor stabiliteit of de politieke dialoog ondermijnen» ook op dit moment een goed instrument kunnen zijn om de laatste milities over de streep te trekken om zich achter het akkoord te scharen.

De leden van de PVV-fractie hebben vernomen dat er in Libië een akkoord is gesloten over een te vormen eenheidsregering. De leden zien echter een akkoord voorliggen met weinig perspectief op structurele verbeteringen. Grote groepen uit hoofdstad Tripoli, waaronder islamitische milities, hebben zich nog niet aangesloten bij het akkoord. Deze leden horen daarom in de eerste plaats graag wat de verwachtingen van de Minister zijn aangaande het akkoord. Daarnaast vragen deze leden zich af of er nog wel verder onderhandeld moet worden met islamitische milities met hun middeleeuwse religie. Verwacht de Minister dat het opnemen van hardcore islamisten in de nieuw te vormen eenheidsregering, Libië in rustiger vaarwater kan brengen?

In de chaos die Libië heet is één ding duidelijk, en dat betreuren de leden van de PVV-fractie: wie of wat het akkoord ook behelst, Nederland en de EU staan meteen klaar om Libië te steunen met een breed pakket aan maatregelen.1 Deze leden vragen zich af of de Minister, net als in het geval van Tunesië, ook honderden miljoenen aan verkapte ontwikkelingshulp gaat toebedelen aan Libië samen met de EU? Kortom: valt budgettaire steun ook onder het «pakket aan maatregelen», en staat de Minister daar volmondig achter?

De leden van de PVV-fractie hebben nog twee specifieke vragen over de missie EUNAVFOR MED. Nederland is van oordeel dat een volkenrechtelijk mandaat nodig is voordat kan worden overgegaan tot het aanhouden en betreden van smokkelschepen. De zogeheten «tweede fase». De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of het recent gesloten akkoord de gesprekken met de Libische regering in Tobroek over medewerking aan de EU-missie zal bespoedigen of juist ontmoedigen? Daarnaast vernemen de leden graag van de Minister of de tweede fase van EUNAVFOR MED wel langs de gehele Libische kuststrook in werking kan treden op het moment dat de groepen en islamitische milities uit Tripoli geen medewerking verlenen?

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat voor «een succesvolle aanpak van de migratieproblematiek een bredere, geïntegreerde benadering nodig is». De genoemde leden ontvangen graag een toelichting van de Minister op deze opmerking. Kan hij concreet toelichten waar het nu aan schort, zo vragen deze leden. Welke instrumenten ontbreken bijvoorbeeld, welke programma’s, aanpak of partnerschappen zouden nog kunnen worden ontwikkeld en welke landen zouden nog extra kunnen bijdragen?

Mensenrechten & fiche Mededeling EU actieplan inzake mensenrechten en democratie

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister schrijft dat het kabinet de aandacht voor empowerment van lokale actoren waardeert. Wat wil de Minister concreet op dit terrein bereiken tijdens het Nederlandse voorzitterschap? Bestaat daarvoor een actieplan? Zo ja, wat is de inhoud daarvan?

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de inzet en geboekte resultaten bij de onderhandelingen voor de totstandkoming van het nieuwe EU-Actieplan voor Mensenrechten en Democratie. Net als het kabinet verwelkomen de leden van de PvdA-fractie dit nieuwe Actieplan. De EU moet de komende jaren nog sterker en eensgezinder worden in het uitdragen van het mensenrechtenbeleid. De leden hopen dat dit nieuwe Actieplan helpt de coördinatie en implementatie van een gezamenlijk, eenduidig EU-mensenrechtenbeleid verder verbeteren.

Tegelijkertijd herhalen deze leden de oproep die namens de PvdA-fractie is gedaan tijdens het notaoverleg mensenrechtenbeleid om in het geval een Europese veroordeling niet de gewenste scherpte bevat ook een bilaterale veroordeling te doen en bilaterale en EU/multilaterale veroordelingen van mensenrechtenschendingen dus niet als elkaar uitsluitend maar als complementair aan elkaar te zien.

De leden van de D66-fractie zijn positief dat het thema mensenrechten een van de externe speerpunten van het Nederlandse EU-voorzitterschap is. Graag ontvangen de genoemde leden een korte uiteenzetting van de regering op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven. Welke initiatieven worden er bijvoorbeeld ontplooid, wat zijn de concrete prioriteiten en speerpunten binnen dit thema, welke resultaten wil de regering behalen, en welke doelen zijn er gesteld?

Birma / Myanmar

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden over de klaarblijkelijke overeenstemming in de vorige RBZ over het belang van een goed verloop van de verkiezingen in Birma/Myanmar in het najaar van 2015. Zij delen de opvatting van de Raad dat deze verkiezingen een belangrijk moment zijn in de democratische transitie van Birma/Myanmar en als onderdeel van de benodigde hervormingen. Verbetering van de mensenrechten, met name de positie van de kwetsbare Rohingya-minderheid, zijn hiernaast van groot belang. Deze leden vragen de Minister op welke wijze de EU in multilateraal verband en Nederland in bilateraal verband voornemens zijn bij te dragen aan goed verloop van de verkiezingen.

In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juni 2015 lezen de leden van de D66-fractie dat er overeenstemming was in de Raad over het belang van een goed verloop van de verkiezingen in Birma/Myanmar in het najaar van 2015. De genoemde leden delen deze opvatting. Daarom ontvangen zij graag een toelichting van de regering op welke wijze de Raad, dan wel Nederland in bilateraal verband, zich er voor zal inzetten dat deze verkiezingen ook daadwerkelijk goed verlopen. Worden hiertoe concrete instrumenten beschikbaar gesteld door de Raad, dan wel Nederland zelf?

Oekraïne / Rusland

De leden van de SP-fractie constateren dat in het verslag van de vorige Raad Buitenlandse Zaken staat dat besloten is, ter invulling van de conclusies van de Europese Raad van 19–20 maart 2015, de sancties tegen Rusland te koppelen aan de looptijd van het Minsk-akkoord en dat de economische sancties zijn verlengd tot 31 januari 2016. De leden van de SP-fractie vragen opheldering over de betekenis van de woorden «looptijd van het Minsk-akkoord». Kan verder verduidelijkt worden welke voorwaarden de EU concreet stelt om te komen tot het beëindigen van de verschillende sancties tegen Rusland? In welk document is dit vastgelegd?

Met betrekking tot de opmerkingen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juni 2015 over de Nederlandse inspanningen gericht op diversificatie en het vergroten van de onafhankelijkheid van Rusland in EU- en bilateraal verband merken de leden van de D66-fractie op dat er een cruciaal aspect mist. Er wordt namelijk niet gesproken over het verduurzamen van de energievoorziening binnen de EU en het zoeken naar en ontwikkelen van duurzame alternatieven voor de EU, zo merken deze leden op. De genoemde leden vragen de Minister om toe te lichten of dit punt wel op de agenda stond, en om daar vervolgens uitgebreider over te worden geïnformeerd. Indien dit niet op de agenda stond vragen deze leden de Minister of hij dit punt bij nieuwe besprekingen over dit onderwerp wel kan inbrengen?

Verslag van de vierde Top van het Oostelijk Partnerschap in Riga op 21 en 22 mei 2015

De formele inwerkingtreding van de associatieakkoorden met Georgië, Moldavië en Oekraïne kon bij de top in Riga nog niet worden aangekondigd omdat niet alle lidstaten het ratificatieproces hebben voltooid, waaronder Nederland, staat in de brief van de Minister te lezen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om aan te geven wat de stand van zaken is op het gebied van Nederlandse ratificatie? Wanneer verwacht de Minister dat Nederland de akkoorden zal ratificeren?

Graag willen de leden van de D66-fractie ook kort ingaan op het verslag van de vierde top van het Oostelijk Partnerschap op 21 en 22 mei 2015 in Riga. De genoemde leden constateren dat de in de «eindverklaring» van deze top een oproep wordt gedaan aan alle betrokken partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen in de afwikkeling rondom MH17. Deze leden ontvangen graag een toelichting van de regering hoe zij deze oproep moeten interpreteren. Betekent dit dat er nu partijen zijn die deze verantwoordelijkheid niet nemen, zo vragen deze leden. Zo ja, om welke partijen gaat het dan? Zo nee, waarom staat dit dan zo expliciet in deze eindverklaring?

Fiche: Mededeling capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling

De leden van de D66-fractie hebben ook kennis genomen van het fiche «Mededeling capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling». Daarin wordt ook melding gemaakt van het Athena-mechanisme, zo merken deze leden op. Graag ontvangen de genoemde leden, eventueel in een aparte brief, een nadere uiteenzetting van dit Athena-mechanisme door het kabinet. Daarbij zien zij graag een toelichting wat nu wel en niet mag worden gefinancierd uit dit mechanisme, wat de bijdragen hieraan zijn van de verschillende lidstaten, welke verbeteringen hierin nog mogelijk zijn en wat daarvan haalbaar is. Ook ontvangen deze leden graag een toelichting of het kabinet van mening is dat vanuit de EU-begroting meer middelen beschikbaar zouden kunnen worden gesteld voor een meer substantiële financiering van het Athena-mechanisme? Is het kabinet bereid een dergelijke uitgebreide toelichting te geven over de werking en mogelijke verbeteringen van het Athena-mechanisme, inclusief het Nederlandse standpunt daarin, zo vragen deze leden. Daarbij merken deze leden nogmaals op dat dit ook kan in een aparte brief.

II Antwoord/reactie van de Minister

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de toegezonden stukken betreffende de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda voor de RBZ van 22 juli en de overige stukken op de agenda voor dit schriftelijke overleg. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015. Over de agenda en enkele actuele ontwikkelingen hebben de leden een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse zaken op 20 juli 2015 en de overige geagendeerde brieven. Graag willen deze leden de regering nog enkele vragen voorleggen over deze onderwerpen.

Klimaatverandering en de post 2015 agenda voor duurzame ontwikkeling

De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet ten aanzien van de voorbereiding van de Toppen over klimaat (COP21), Financing for Development en Sustainable Development Goals streeft naar een ambitieus akkoord met een brede participatie. Kan de Minister dit concreet toelichten? Hoe ziet een dergelijk ambitieus akkoord er op hoofdlijnen uit?

Reactie van het kabinet:

Uw Kamer is per brief van 8 juni 2015 (Kamerstuk 31 793, nr. 116) geïnformeerd over de voorbereiding van de 21e Conferentie van Partijen bij de VN Raamwerkconventie inzake Klimaatverandering (UNFCCC). In deze brief is aangegeven dat de Nederlandse ambitie zich richt op een nieuw mondiaal klimaatakkoord met brede participatie. Het tegengaan van klimaatverandering bestaat niet alleen uit het vastleggen van ambitie, maar vraagt ook om concrete actie van iedereen en op alle niveaus: mondiaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal, door zowel statelijke als niet-statelijke actoren. De uitkomst van Parijs moet een internationaal klimaatregime opleveren dat landen in staat stelt naar vermogen bij te dragen aan de oplossing van het klimaatprobleem. Daarnaast moet het mechanismen («ambitie cycli») bevatten, waarmee partijen periodiek hun ambitie, naar eigen vermogen, verhogen en die investeringen in alle landen stimuleren, ook door de private sector. Daarbij is het van belang dat het akkoord inclusief is, niet bijdraagt aan het vergroten van de kloof tussen arm en rijk, en bovendien gendergelijkheid en een gendersensitieve aanpak consequent als belangrijke voorwaarden voor effectief beleid benadrukt. Het klimaatakkoord van Parijs zal juridisch bindend zijn. Voor «Financing for Development» en de «Sustainable Development Goals» worden politieke slotdocumenten voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie willen op dit punt in de onderhandelingen over de post-2015 agenda hun steun uitspreken voor de inzet van het kabinet. Tevens willen zij twee punten meegeven en het kabinet vragen zich hiervoor te blijven inzetten: het opnemen van specifieke gendertargets in alle doelen en om te blijven aandringen op zo progressief mogelijke (formulering van de) SRGR-doelen.

De leden van de D66-fractie constateren dat tijden de Raad Buitenlandse Zaken zal worden gesproken over de klimaatverandering en onderhandelingen daarover richting COP 21 in Parijs. Daarbij wordt opgemerkt dat «er veel ongeduld heerst». De leden ontvangen graag een toelichting bij wie dit ongeduld heerst en waarom. Eveneens ontvangen deze leden graag een uiteenzetting hoe het kabinet zijn eigen prestaties beoordeelt als het gaat om het klimaat, mede gezien de recente uitspraak van de rechtbank in Den Haag dat Nederland een scherper klimaatbeleid moet voeren.

Reactie van het kabinet:

Gendergelijkheid en SRGR zijn prioritair voor Nederland in de post-2015 onderhandelingen, zoals ook is besproken met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het Algemeen Overleg RBZ/OS van 19 mei 2015 jl. De onderhandelingen komen in de slotfase terecht en het uitkomstendocument van de post- 2015 agenda zal in september tijdens de top in New York naar verwachting worden aangenomen. De ontwerptekst van dit uitkomstendocument bevat de doelen en subdoelen van de VN Open Working Group (OWG), waaronder progressieve onderdelen ten aanzien van gender en SRGR. In de doelen en subdoelen van de OWG staat een apart doel op gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes en deze onderwerpen komen deels ook in de subdoelen bij andere doelen terug. Delen van de SRGR agenda zijn opgenomen onder het genderdoel en onder het gezondheidsdoel. Nederland blijft er sterk op inzetten om het uitkomstendocument van de OWG niet meer aan te passen, aangezien het risico bestaat dat de progressieve gender- en SRGR onderdelen worden afgezwakt of verloren gaan.

Het gevoel van ongeduld over het tempo van de onderhandelingen voor COP21 wordt breed gedeeld, zowel door landen aan de onderhandelingstafel als breder in de samenleving. Er rest nog weinig tijd tot aan Parijs en de nu voorliggende onderhandelingstekst is lang en bevat nog veel opties. Het is daarom belangrijk dat de voorzitters van de technische onderhandelingen het mandaat hebben gekregen om te komen met een verkorte, gestroomlijnde tekst met duidelijke opties. De nieuwe tekst wordt uiterlijk op 24 juli aanstaande verwacht.

De meeste maatregelen die moeten zorgen voor de realisatie van de Nederlandse klimaat- en energiedoelen zijn afgesproken in het SER Energieakkoord. De uitvoering van dit Energieakkoord is een prioriteit van het kabinet. De doelen voor vermindering van broeikasgassen richting 2020 zijn binnen bereik. Nederland is op het goede pad voor het halen van de doelstelling om in 2020 16% minder broeikasgassen t.o.v. 2005 te realiseren bij de niet-ETS broeikasgasemissies. Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Voortzetting Energie en SDE+ van 2 juli jl. wordt het voorlopig besluit van het kabinet over het al dan niet in hoger beroep gaan met de Kamer gedeeld, zodat de Kamer er desgewenst over kan spreken, voordat de termijn voor het in hoger beroep gaan op 24 september afloopt.

Iran

Nu een akkoord met Iran is bereikt willen de leden van de VVD-fractie graag van de Minister weten hoe het kabinet voornemens is de Kamer structureel te informeren over de uitvoering van het akkoord. Daarnaast ontvangen deze leden graag een toelichting van de Minister over het herinvoeren van sancties wanneer Iran zich niet aan de gemaakte afspraken houdt: Hoe realistisch acht de Minister het dat alle sancties daadwerkelijk opnieuw van kracht worden in een dergelijk geval? Is de Minister voornemens binnen Europees verband aan te dringen op een mechanisme waarbij Europese sancties automatisch opnieuw van kracht worden wanneer Iran afspraken schendt en waarbij een gekwalificeerde meerderheid nodig is om die sancties eventueel op te heffen?

Reactie van het kabinet:

Nu het alomvattende akkoord tussen de E3+3 en Iran over het Iraanse nucleaire programma is bereikt komt het aan op de tijdige en volledige uitvoering van het akkoord. Het kabinet is voornemens de Kamer schriftelijk te informeren over de voortgang hiervan.

Het kabinet zal zoals verzocht in de brief van 14 juli jl. aan de Minister van Buitenlandse Zaken de Kamer informeren over de uitkomst van de onderhandelingen tussen de E3+3 en Iran over het nucleaire programma inclusief een appreciatie van dit akkoord en de consequenties voor sancties.

De leden van de PvdA-fractie constateren met belangstelling dat de onderhandelingen tussen de E3+3 en Iran tot een akkoord over het Iraanse nucleaire programma hebben geleid. De leden vragen de Minister of hij in de RBZ wil benadrukken dat de EU ondanks dit akkoord Iran onverminderd moet blijven aanspreken op mensenrechtenschendingen. Zij steunen daarbij uiteraard ook de kabinetsinzet zich blijvend in te spannen in EU- en bilateraal verband om dit te adresseren en vragen op welke punten het kabinet dit recent heeft gedaan.

Reactie van het kabinet:

Het bereikte akkoord neemt de zorgen van het kabinet over de mensenrechtensituatie in Iran niet weg. Nederland heeft deze zorgen in multilateraal verband met Iran gedeeld tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van de VN Mensenrechtenraad in oktober 2014, waar Nederland Iran opriep om vrijheid van meningsuiting en de rechten van (religieuze) minderheden te garanderen. Ook heeft Nederland middels diverse demarches in EU-verband Iran aangesproken om in specifieke individuele gevallen de uitgesproken doodvonnissen niet uit te voeren en de rechten van mensenrechtenverdedigers te beschermen. Tevens zet de ambassade in Teheran zich via formele en informele contacten in voor een verbetering van de mensenrechtensituatie, zowel in meer algemene zin, als bij individuele gevallen. Bilateraal sprak Nederland tijdens een ambtelijk bezoek in april aan Iran over de zorgelijke mensenrechtensituatie in het land. Het kabinet zal in EU Raadskader aandacht vragen voor een brede inzet van de EU in Iran, inclusief aandacht voor mensenrechtenschendingen en de rol van Iran in de regio.

De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over het pas gesloten nucleaire akkoord met Iran. Zij zijn uiterst bezorgd over de uitwerking van het akkoord. Daarom willen deze leden op een aantal punten duidelijkheid van de Minister. Klopt het bericht dat 100 miljard dollar aan Iraanse tegoeden vrijkomt na het sluiten van een akkoord? Hoe beoordeelt de Minister de mogelijkheid dat Iraanse tegoeden die vrijkomen als gevolg van het nucleaire akkoord, door Iran worden besteed aan het meedogenloze regime van Assad of terroristenclub Hezbollah? Is de Minister bereid om ook dit probleem, het probleem dat sanctieverlichting de Iraanse geldkraan naar terrorisme weer meer openzet, in EU- en bilateraal verband blijvend te adresseren?

Reactie van het kabinet:

In het akkoord worden geen bedragen genoemd die vrijkomen ten gevolge van de afspraken over sanctieverlichting.

Het akkoord stelt grenzen aan het nucleaire programma van Iran en zal een einde maken aan één van de grootste veiligheidsdreigingen in de regio. Hoewel het nog moeilijk aan te geven is voor welke doeleinden Iran de middelen zal aanwenden die vrij zullen komen als gevolg van opheffing van de bevriezing van tegoeden, heeft dit ook de aandacht van het kabinet in het licht van de Iraanse rol in de regio. Het akkoord kan bijdragen aan een verbeterde relatie tussen Iran en de internationale gemeenschap en daarmee kansen bieden om met Iran te spreken over een constructieve rol in de regio en Iran aan te spreken op destabiliserende activiteiten. Het kabinet zal de bredere consequenties van het akkoord met Iran met EU-partners bespreken. Overigens geven schattingen aan dat Iran 600 à 700 mrd. dollar nodig heeft voor opbouw van de eigen economie inclusief de ontwikkeling van infrastructuur. Daarbij moet worden bedacht dat de Iraanse regering gebaat is bij steun van de eigen bevolking voor de nu te volgen koers.

De leden van de D66-fractie merken op dat zeer recentelijk een akkoord is gesloten met Iran over het nucleaire programma. De genoemde leden ontvangen graag een toelichting van de regering hoe zij dit akkoord beziet in het licht van de strijd tegen IS in Irak en Syrië. Deze leden constateren dat ook ondanks het akkoord het kabinet voornemens is dat zowel in EU- als bilateraal verband de mensenrechtensituatie in Iran «onverminderd aandacht krijgt» en zal blijven worden geadresseerd. Kan de Minister toelichten wanneer hij in het afgelopen jaar in bilateraal verband de mensenrechtensituatie in Iran heeft geadresseerd, in welke vorm, en wat daarop de reactie was van Iran?

Reactie van het kabinet:

Het akkoord is een belangrijke stap in het wegnemen van internationale zorgen over het nucleaire programma van Iran en kan bijdragen aan een verbeterde relatie tussen Iran en de internationale gemeenschap. Net als de internationale coalitie tegen ISIS ziet Iran ISIS als een veiligheidsrisico. Om die reden kan de strijd tegen ISIS een gedeeld belang zijn voor Iran en de internationale gemeenschap.

Naast de reguliere ambtelijke contacten sprak de Minister van Buitenlandse Zaken op 2 maart jl. en marge van de 28e VN Mensenrechtenraad in Genève met zijn ambtsgenoot Zarif. In dit gesprek werd de wederzijdse wens uitgesproken om meer samen te werken binnen de kaders van de VN Mensenrechtenraad en te bezien of de Iraanse en Nederlandse mensenrechtenambassadeurs meer met elkaar kunnen samenwerken. Zie ook het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie.

Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten wat Hoge Vertegenwoordiger Mogherini van plan is te gaan doen om handel naar en vanuit Gaza te bevorderen. Ook verneemt de VVD-fractie graag een inschatting van de Minister van de Israëlische houding ten aanzien van een verlichting van de blokkade.

Reactie van het kabinet:

De EU dringt, samen met partners, consequent aan op opening van de grenzen van Gaza. Nederland heeft om handel mogelijk te maken – met inachtneming van Israëlische veiligheidszorgen – in 2013 een scanner gedoneerd waarmee hervatting van handel mogelijk is, en dringt sinds lange tijd aan op versoepeling van handelsbeperkingen. Meer en voorspelbare handel is noodzakelijk voor economische ontwikkeling, dat verdere radicalisering of kansen op nieuwe escalatie helpt tegen te gaan. Nederland, de EU, de VS en het Kwartet-kantoor trekken samen op om verdere versoepeling mogelijk te maken.

Na de laatste Gaza oorlog hanteert Israël een ander beleid, waarbij het meer handel toestaat. Via de Nederlandse scanner is in 2015 45.000 ton landbouwproducten uitgevoerd van Gaza naar Israël, de Westelijke Jordaanoever en verdere markten. Dit is een positieve ontwikkeling; de export in 2014 bedroeg slechts 2.511 ton. Het totale volume van de export is nog altijd maar 7% van de export in 2007. Dat is nog te weinig om de economie te doen groeien, maar wel zoveel om te kunnen zeggen dat het systeem getest is en werkt. Gezien het belang van handel voor economische ontwikkeling en de mogelijkheden die het veranderde Israëlische beleid bieden, heeft Nederland een extra scanner gedoneerd aan de PA voor Gaza zodat het handelsvolume verder kan toenemen.

De leden van de PvdA-fractie spreken hun ongeduld uit nu blijkt dat HV Mogherini er nog niet in is geslaagd te komen tot een EU-strategie voor het bevorderen van het opstarten van de vredesbesprekingen. Dit terwijl de HV had toegezegd dat de EU-strategie voor de zomer klaar zou zijn. Uit het kabinetsverslag van de terugkoppeling van de HV van haar bezoek aan de regio lijkt zelfs een gevoel voor urgentie te ontbreken. De leden vragen de Minister daarom nader toe te lichten waarom de HV «maande tot realisme over daadwerkelijke concrete stappen in het proces».

Reactie van het kabinet:

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en de Europese lidstaten kennen een groot belang toe aan het MOVP, zoals blijkt uit het grote aantal bezoeken aan de regio van Europese Ministers en de HV, en uit de recente aanstelling van de EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV). Het kabinet deelt de visie van de Hoge Vertegenwoordiger dat eerst gewerkt moet worden aan een gunstig klimaat waarin onderhandelingen kunnen worden hervat. Zolang dit ontbreekt, is het niet realistisch te verwachten dat onderhandelingen spoedig succesvol opgestart kunnen worden. Daardoor zijn concrete stappen ten aanzien van het MOVP momenteel niet te verwachten. Er is eerst werk achter de schermen nodig zodat vertrouwenwekkende maatregelen genomen worden. Daarnaast zet de EU momenteel in op de ontwikkeling van een hernieuwd raamwerk voor onderhandelingen met betrokkenheid van alle partners, inclusief landen uit de regio, de VS en andere landen van het Kwartet. De diverse raadsconclusies die de Raad heeft aangenomen gelden daarbij als kader voor de EU-inzet.

De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet van het kabinet op het belang van het behoud van een twee-statenoplossing en het in woorden en daden onderschrijven hiervan door betrokken partijen, de noodzaak van een nieuw raamwerk voor onderhandelingen, de noodzaak om toe te werken naar een gunstig klimaat voor hernieuwde vredesonderhandelingen, de aandacht voor Gaza, waaronder belang van wederopbouw en duurzaam staakt-het-vuren, terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza en verbetering van movement & access.

In aanvulling hierop vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister of hij de aangenomen motie Servaes/Sjoerdsma (Kamerstuk 23 432, nr. 413) wil uitvoeren door in de RBZ bij de voorziene inhoudelijke discussie over het vredesproces en de rol van de EU tevens te bepleiten dat het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een twee-statenoplossing, leidend moet zijn en in concrete maatregelen moet worden uitgewerkt. Dit element lijkt namelijk vooralsnog te ontbreken.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om in het verslag van de aankomende RBZ terug te koppelen welke planning is afgesproken om te komen tot de EU-strategie en om het krachtenveld tijdens de RBZ op dit onderwerp zo gedetailleerd als mogelijk te beschrijven.

Reactie van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van een grotere EU rol en zal zich hiervoor blijven inzetten. De EU heeft herhaaldelijk aangegeven dat verdere ontwikkeling van de relaties met partijen mede zal afhangen van hun inzet voor een duurzame vrede, gebaseerd op de twee-statenoplossing. De EU heeft een breed palet van EU-instrumenten tot haar beschikking. Bij de inzet daarvan is effectiviteit voor het vredesproces doorslaggevend. Het hangt af van de situatie en de timing of inzet van deze instrumenten raadzaam en effectief is.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook de inzet van EU Speciaal Vertegenwoordiger Gentilini op het bijdragen aan een gunstig klimaat waarin onderhandelingen hervat kunnen worden nader toe te lichten. Zij steunen zijn prioriteiten daarbij (stabiliteit in Gaza, ondersteuning en versterking twee-staten oplossing, opzetten van een regionale aanpak, ondersteuning van een internationale inzet waarbij wordt toegewerkt naar geloofwaardige onderhandelingen),maar vragen zich af in hoeverre beide partijen tekenen hebben gegeven hier serieus aan mee te willen werken. Klopt het bijvoorbeeld dat de Israëlische regering heeft aangegeven bij de gesprekken over de situatie op de Westelijke Jordaanoever niet te willen spreken over de illegale nederzettingen? (zie Haaretz 13 juli, http://www.haaretz.com/news/diplomacy-defense/.premium-1.665673#!) Zo ja, deelt de Minister de opvatting dat deze voorwaarde voor zowel Nederland als de EU onacceptabel is?

Reactie van het kabinet:

EUSV Gentilini is per 1 mei jl. begonnen en is sinds 20 mei in de regio gevestigd. In de verkennende gesprekken die hij de afgelopen tijd heeft gevoerd, heeft hij de posities van de verschillende partijen verkend en aangedrongen op concrete stappen die ertoe moeten leiden dat de onderhandelingen hervat kunnen worden.

Beide partijen onderschrijven de noodzaak voor een twee-statenoplossing en zowel premier Netanyahu als president Abbas hebben dit ook weer herhaald tijdens bilaterale gesprekken met de Minister van Buitenlandse Zaken op 14 juli jl. Sinds het aantreden van het huidige Israëlische kabinet zijn er geen nieuwe plannen voor nederzettingenuitbreiding aangekondigd. Dit is echter niet genoeg, omdat er wel doorgebouwd is aan eerder gestartte projecten. De EU blijft Israël aanspreken op het nederzettingenbeleid. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit ook tijdens zijn bezoek van 14 – 16 juli gedaan.

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie wanneer zij de reeds op 25 juni door de Kamercommissie Buitenlandse Zaken met spoed verzochte kabinetsreactie op het «Report of the independent commission of inquiry established pursuant to Human Rights Council resolution S-21/1», dat reeds in de VN-Mensenrechtenraad besproken zou zijn, kunnen verwachten. Ook vragen zij of de Minister de Kamer in de beantwoording een terugkoppeling kan geven van zijn bezoek aan Israël en Palestina deze week.

Reactie van het kabinet:

Na afloop van het bezoek zal de gevraagde brief Uw Kamer toegaan.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister over het Israëlisch-Palestijnse conflict in de brief schrijft dat de Raad Buitenlandse Zaken mogelijk lijnen zal uitzetten voor de gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode. Ook wordt benadrukt dat het belangrijk is om de mogelijkheid van een twee-statenoplossing te behouden. Daarbij wordt opgemerkt dat partijen niet alleen in woorden maar ook in daden de twee-statenoplossing zullen moeten onderschrijven. Met dat laatste zijn de leden van de SP-fractie het zeer eens. Deze leden vragen de Minister in te gaan op deze opmerking. Kan aangegeven worden welke daden van de verschillende partijen een twee-statenoplossing niet onderschrijven en wat de gevolgen zijn voor de opstelling van de EU als daden niet volgen op woorden? Pleit de Minister in de discussie binnen de EU over de gezamenlijke EU-inzet voor voorwaardelijkheid in de relatie indien daden uitblijven en doorgegaan wordt met activiteiten die een twee-statenoplossing effectief om zeep helpen, zoals de continue uitbreiding van nederzettingen door Israël en het verjagen van Palestijnen van hun land?

Reactie van het kabinet:

Tijdens het bezoek zijn beide partijen door Nederland gewezen op hun verantwoordelijkheid en het belang om een oplossing mogelijk te maken. In het gesprek met premier Netanyahu is aangedrongen op het afzien van verdere nederzettingenuitbreidingen. Bij president Abbas en premier Hamdallah is aangedrongen op voortgang in de hereniging van de Westelijke Jordaanoever en Gaza en de opbouw van de Palestijnse instituties. De EU heeft meermaals aangegeven dat de verdere ontwikkeling van relaties met de partijen mede zal afhangen van hun inzet voor een duurzame vrede, gebaseerd op de twee-statenoplossing.

De leden van de SP-fractie vragen verder of aangegeven kan worden wat de stand van zaken is met betrekking tot de oproep van 16 EU-lidstaten voor eerlijke etiketten op producten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Kan ook worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor de opstelling van Nederland als Europese regelgeving op dit punt uitblijft? Wordt bilateraal optreden, waar andere landen eerder toe zijn overgegaan, dan overwogen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak t.a.v. etikettering van producten afkomstig uit Israëlische nederzettingen, waarbij zoveel mogelijk lidstaten op dezelfde manier het EU-beleid uitvoeren. Nederland hecht hier aan vanwege de gemeenschappelijke markt en het belang van een level playing field voor het bedrijfsleven. Om die reden heeft een groot aantal EU lidstaten, inclusief Nederland, verzocht om EU-richtsnoeren. HV Mogherini bereidt een reactie voor op de brief van de 16 EU-lidstaten.

De leden van de D66-fractie hebben ook kennisgenomen van de inspanningen van de regering ten aanzien van het MOVP. In dat verband vragen deze leden of er op EU-niveau, dan wel in bilateraal verband, reeds met Israël is gesproken over de recente berichten dat Palestijnse landbouwgrond is vernietigd door Israël? Zo ja, op welke wijze en wat was daarop de reactie van Israël, zo vragen deze leden. Zo nee, dan zouden de genoemde leden graag een toelichting ontvangen waarom dit niet is gebeurd.

Reactie van het kabinet:

Hierover zijn op 3 en 7 juli jl. schriftelijke vragen gesteld. De beantwoording van deze vraag zal worden meegenomen in die beantwoording.

Tunesië

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister Tunesië een «baken van democratische hoop» noemt en reflecteert op de aanslagen in Sousse. Kan de Minister aangeven hoe autoriteiten beleidsmatig hebben gereageerd op deze aanslagen? Welke maatregelen zijn tot nu toe genomen? Hoe wordt radicalisme bestreden in Tunesië? Welke rol kan de EU hierbij spelen?

Reactie van het kabinet:

Op 4 juli jl. is door President Essebsi in reactie op de recente aanslagen in Sousse (26/6) en op het Bardo-museum in Tunis (18/3) en de toenemende terroristische dreiging de noodtoestand afgekondigd voor 30 dagen (verlengbaar). Hierdoor hebben het leger en de politie meer bevoegdheden gekregen en zijn overheidsgebouwen en publieke centra onder permanent toezicht geplaatst. Ook zijn reservisten opgeroepen om de veiligheid in kwetsbare zones te versterken en wordt de toeristenpolitie met zwaardere wapens bewapend en langs de gehele kust gedetacheerd, met name ten behoeve van de veiligheid in de toeristische badplaatsen. Daarnaast worden 80 moskeeën gesloten omdat deze naar mening van de regering een te radicaal geluid verkondigden.

De EU beziet al langere tijd samen met de Tunesische autoriteiten op welke manieren het land aanvullend ondersteund kan worden in de strijd tegen terrorisme. Na de recente aanslagen wordt dit proces versneld. Zo zal de Europees Counter Terrorisme Coördinator met Tunesië de samenwerking nader in kaart brengen en zullen er in september bilaterale consultaties over terrorismebestrijding plaatsvinden. Er wordt momenteel een programma uitgewerkt op het gebied van hervorming van de Tunesische veiligheidssector. De EU heeft verder de ambitie om programma’s te implementeren met als doel de inlichtingendiensten te versterken en radicalisering tegen te gaan. Ook wordt gekeken naar projecten op het gebied van geïntegreerd grensbeheer.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli aanstaande (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1514) zal hierover verder worden gesproken samen met de Tunesische premier en Minister van Buitenlandse Zaken.

Verder stelt de Minister dat bij samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding een breed pakket op tafel moet liggen, waarbij ook bestrijding van «grondoorzaken» van terrorisme aan bod zal komen. Kan de Minister concreter aangeven waarop wordt gedoeld als wordt gesproken over «grondoorzaken», zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Reactie van het kabinet:

Als oorzaak van de opkomst van terrorisme kan een veelvoud van factoren worden genoemd. Naast propaganda van terroristische organisaties en andere beïnvloedingsmogelijkheden, dient ook gekeken te worden naar sociaaleconomische factoren. Uitzichtloosheid van de jeugd is mede debet aan vatbaarheid voor radicale ideeën, hiervan profiteren terroristische groeperingen. In sommige gebieden van Tunesië is er sprake van 75% jeugdwerkloosheid. Ook de slechte aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is problematisch in Tunesië. Bij de aanpak van terrorisme is het van belang dat er niet alleen geïnvesteerd wordt in de directe bestrijding, maar ook dat wordt voorkomen dat personen radicaliseren.

Het eerder genoemde initiatief van het kabinet gericht op de aanpak van economische grondoorzaken door te investeren in lokale jeugdwerkgelegenheid in Afrika is mede gericht op Tunesië en kan zo bijdragen aan het creëren van kansen voor jongeren.

De leden van de PvdA-fractie willen hun medeleven uitspreken met slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van de terroristische aanslag in Sousse. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden hij zal inbrengen tijdens de bespreking met de Tunesische premier en Minister van Buitenlandse Zaken om Tunesië op sociaaleconomisch en veiligheidsgebied te steunen om dit soort extremistische krachten te kunnen bestrijden en toekomstige brute aanslagen te kunnen voorkomen. Deze leden delen de visie van de Minister dat als de EU gebruik wil maken van het democratisch dividend en de symboolfunctie van Tunesië, de EU er dan alles aan moet doen de prille democratie aldaar te ondersteunen in de strijd tegen terrorisme en het gebrek aan perspectief voor met name de Tunesische jeugd. Hierbij zien zij ook een belangrijke rol weggelegd voor steun aan het invloedrijke maatschappelijk middenveld. Zij spreken dan ook hun steun uit voor de Nederlandse bijdrage aan het Tunesische transitieproces, bijvoorbeeld via het MATRA-Zuid programma voor projecten op het gebied van lokaal bestuur, vrouwenrechten en democratie.

Reactie van het kabinet:

De Nederlandse inzet voor de bespreking van Tunesië tijdens de Raad en de bespreking met de Tunesische premier en Minister van Buitenlandse Zaken zal gericht zijn op een geïntegreerde aanpak, waarbij er niet alleen oog moet zijn voor het veiligheidsperspectief maar ook voor sociaaleconomische aspecten zoals (jeugd)werkloosheid en onderwijs. De focus moet gericht blijven op de noodzaak van het doorzetten van de democratische transitie, met eerbiediging en bevordering van mensenrechten. De Nederlandse boodschap zal zijn dat de huidige Europese inzet goed is waar het gaat om de start van onderhandelingen voor een Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA), verbetering van beroepsopleidingen, macro-financiële steun in de vorm van een lening en samenwerking op het gebied van migratie. Waar mogelijk moet de inzet versneld worden, zoals op het gebied van veiligheid, en vraagt Nederland de Hoge Vertegenwoordiger om verder te kijken naar terreinen waar de samenwerking verbreed en verdiept kan worden, waaronder op het gebied van veiligheid. Tot slot benadrukt Nederland het belang van Tunesische betrokkenheid bij de ontwikkeling van deze samenwerking en wijst op de gezamenlijke verantwoordelijkheid om goed oog te houden voor absorptiecapaciteit aan Tunesische kant voor de EU-steun.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Raad Buitenlandse Zaken verder de situatie in Tunesië zal bespreken, onder andere naar aanleiding van de recente aanslag waarbij bijna veertig mensen om het leven zijn gekomen. Ook zal er aandacht zijn voor de samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding. De Minister schrijft hierover in de brief dat het kabinet van mening is dat er een breed pakket op tafel moet liggen waarbij bestrijding van grondoorzaken van terrorisme aan bod zal komen. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een overzicht van de verschillende vormen van samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding. Wordt hierbij door de EU en afzonderlijke EU-landen dezelfde definitie van terrorisme gehanteerd als door de Tunesische autoriteiten? Welke definitie is dit? Kan ook een overzicht gegeven worden van de grondoorzaken van terrorisme in de ogen van de Minister?

Reactie van het kabinet:

Internationale samenwerking op het terrein van terrorismebestrijding is van groot belang aangezien de externe en interne veiligheid van de EU en de lidstaten nauw verweven is. Om deze reden is Nederland onder meer actief binnen het Global Counter Terrorism Forum (GCTF) waarbinnen ook Tunesië regelmatig deelneemt aan bijeenkomsten; zo ook tijdens een bijeenkomst die Nederland afgelopen juni organiseerde te Den Haag.

Er bestaat geen algemene definitie voor terrorisme; deze term is niet nader gedefinieerd door de Verenigde Naties. Wat betreft de vraag over grondoorzaken van terrorisme en de samenwerking van de EU en Nederland met Tunesië verwijst het kabinet naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Raad ook de situatie in Tunesië zal bespreken. Terecht, zo vinden de leden gezien de verschrikkelijke aanslag die recent heeft plaatsgevonden in de badplaats Sousse. In de regeringsbrief betreffende de geannoteerde agenda roept het kabinet stoer dat er een pakket aan maatregelen op tafel moet komen, waarbij ook de bestrijding van de grondoorzaken van terrorisme aan bod zal komen. Maar wat zijn de grondoorzaken van het islamitisch terrorisme in Tunesië volgens de Minister? Deelt hij de mening van de leden van de PVV-fractie dat de islam de grondoorzaak is van islamitisch terrorisme? Zo neen, hoe verklaart de Minister dan dat Tunesië vrijwel direct na de aanslag 80 haatpaleizen, waarin moslims werden aangezet tot geweld, heeft gesloten?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de grondoorzaken voor terrorisme.

Waar sprake is van extremistische propaganda vanuit moskeeën heeft de Tunesische regering maatregelen genomen, onder meer door sluiting van een aantal moskeeën.

De leden van de PVV-fractie zien de EU-subsidiekraan rijkelijk stromen in Tunesië. Honderden miljoenen euro’s verdwijnen in linkse hobbyprojecten op het gebied van lokaal bestuur en vrouwenrechten. Ook ontving Tunesië recent nog een met 300 miljoen euro gevulde zak geld bedoeld voor «macrosteun». Kan de Minister aan de leden van de PVV-fractie duidelijk maken waar deze laatste zak geld exact voor bedoeld is? Welke doelstellingen had de EU met deze geldverstrekking voor ogen, en onder welke voorwaarden is dit megabedrag overgemaakt naar de Tunesiërs?

Reactie van het kabinet:

Tunesië heeft grote stappen gezet in de transitie naar een open, democratische samenleving. In deze context is het essentieel dat de EU dit land met raad en daad bijstaat om deze koers vast te houden. Recente aanslagen hebben de kwetsbaarheid getoond, die niet alleen het gevolg is van de volatiele situatie in de regio, maar ook te maken heeft met de sociaal-economische situatie, waaronder hoge jeugdwerkloosheid.

De EU steunt Tunesië daarom met een breed pakket aan maatregelen, waaronder ook macrosteun. In dit geval gaat het om een lening van EUR 300 miljoen, bestaande uit drie tranches, waarvan de eerste van EUR 100 miljoen inmiddels is uitgekeerd. Deze steun wordt gegeven in de context van een 24 maanden durend «stand by arrangement» van het Internationaal Monetair Fonds. In een «memorandum of understanding» is vastgelegd welke hervormingsmaatregelen er in dit kader genomen zullen worden om cruciale economische problemen aan te pakken o.g.v. belastingen, sociale zekerheid, regelgeving o.g.v. handel en investeringen en de financiële sector. Deze steun is erop gericht om fiscale kwetsbaarheden en kwetsbaarheden op de betalingsbalans te verkleinen, terwijl hervormingen kunnen worden doorgevoerd. De EU stelt als voorwaarde dat Tunesië democratische principes respecteert, zoals een meerpartijensysteem in het parlement en de rechtsstaat en mensenrechten respecteert. Daarnaast zijn condities vastgelegd t.a.v. structurele hervormingen en gezond financieel management. Deze condities zijn erop gericht om de efficiëntie, transparantie en accountability van de overheidsfinanciën, waaronder voor het gebruik van de EU-macrosteun, te versterken.

Migratie

In de brief van de Minister staat te lezen dat het kabinet van mening is dat de EU bredere relaties met derde landen strategisch moet inzetten om te komen tot partnerschappen op migratieterrein. Hoe kunnen deze relaties volgens de Minister concreet strategisch worden ingezet? De leden van de VVD-fractie ontvangen hierover graag een toelichting van de Minister.

Reactie van het kabinet:

In veel doortocht- en herkomstlanden zijn de problemen rondom migratie omvangrijk. In de Noord-Afrikaanse regio zijn de meeste landen naast doortochtlanden ook bestemmingslanden. Deze landen vangen veel vluchtelingen op en ervaren risico’s van sociale destabilisatie (druk op voorzieningen, werkgelegenheid, etnisch/religieuze balans) en radicalisering. In de herkomstlanden is vaak sprake van armoede en instabiliteit. Vanuit deze gedeelde problematiek is het van belang om de samenwerking met landen van herkomst en doorreis te versterken, om zowel de toestroom van illegale migranten te beheersen als om de achterliggende oorzaken van migratie aan te pakken. Tijdens de migratietop in Valletta moeten hier nadere afspraken over worden gemaakt. Tijdens deze Top zal o.a. worden getracht om de Afrikaanse partnerlanden te steunen in hun strijd tegen mensensmokkelaars, nauwer samen te werken met het oog op een effectief terugkeerbeleid, en gerichter ontwikkelingssamenwerking en méér investeringen in Afrika te realiseren om economische en sociale mogelijkheden te versterken en zo grondoorzaken van migratie te adresseren. Het kabinet acht het van belang dat hierbij de verschillende beschikbare beleidsinstrumenten zoals EU-ontwikkelingssamenwerking, handel, het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) en het EU-nabuurschapbeleid op geïntegreerde wijze worden ingezet en effectiever worden gekoppeld aan de migratie-agenda. Dit moet in aanloop naar deze bijeenkomst in samenspraak met de andere partners verder worden uitgewerkt.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie om een toelichting op de opmerking dat de EU en Afrika grondoorzaken van migratie willen adresseren, onder andere door meer investeringen in Afrika gerichter in te zetten. Wat wordt hier precies bedoeld met meer investeringen?

Reactie van het kabinet:

De EU beoogt de inzet vanuit verschillende instrumenten, zoals het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en het Europees Ontwikkelingsinstrument (DCI), specifieker te richten op het aanpakken van de grondoorzaken van migratie. EU-programma’s vanuit deze instrumenten dragen al bij aan het bevorderen van duurzame, inclusieve groei; vrede en veiligheid; mensenrechten; democratie en goed bestuur; en werkgelegenheid, maar deze instrumenten zouden hiervoor nog bewuster en gerichter kunnen worden ingezet om hun impact ten aanzien van dit thema verder te vergroten. De Europese Commissie identificeert momenteel projecten die aan deze gerichte, geïntegreerde insteek voldoen. In dit kader moet ook het Nederlandse pleidooi worden bezien voor het bevorderen van jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap in Afrika, om ambitieuze jongeren een beter perspectief in eigen land te bieden. Het kabinet zet dit jaar 50 miljoen EUR extra in op de aanpak van economische grondoorzaken door te investeren in lokale jeugdwerkgelegenheid in Afrika en roept de EU en andere lidstaten op hier eveneens gevolg aan te geven.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de brief staat vermeld dat de EU-missie EUNAVFOR MED is gelanceerd en dat de eerste fase zich richt op het verzamelen en bij elkaar brengen van inlichtingen. Kan de Minister een update geven over de stand van zaken op dit terrein? Wat is tot nu toe gebeurd binnen de missie en wat zijn de meest recente vooruitzichten?

Reactie van het kabinet:

De EU maritieme operatie is op 22 juni jl. gelanceerd. De commandant van de operatie heeft toen aangegeven dat hij ongeveer drie weken nodig zou hebben om de missie operationeel te maken. Inmiddels patrouilleren er vier schepen op de Middellandse Zee (twee Duitse schepen, een Italiaans en een Brits schip) die bijdragen aan het opbouwen van een actueel inlichtingenbeeld. Ook worden er samenwerkingsverbanden aangegaan met de diverse partijen en (internationale) organisaties die bij andere operaties betrokken zijn, zoals Frontex-Triton en Frontex-Poseidon. Daarnaast zal, door het plaatsen van liaisons, informatie uitgewisseld moeten worden met organisaties zoals Europol en diverse Italiaanse en Maltese autoriteiten zoals politie, marine, en grensbewakingsautoriteiten. De commandant heeft aangegeven dat fase één van de operatie eind juli volledig operationeel zal zijn.

De leden van de PvdA-fractie delen het kabinetsstandpunt dat er een volkenrechtelijk mandaat nodig is voor kan worden overgegaan naar een volgende fase van de GVDB missie EUNAVFOR MED, waarin is voorzien in het op internationale zee of in de territoriale wateren van derde landen kunnen aanhouden en betreden van smokkelschepen. Zij vragen welke invloed het pas gesloten vredesverdrag in Libië heeft op de gesprekken tussen de EU Hoge Vertegenwoordiger en de Libische regering over medewerking aan de EU-missie en of deze besprekingen nu verbreed worden naar alle partijen die het vredesverdrag steunen.

Reactie van het kabinet:

Het paraferen van het vredesakkoord door de in Marokko aanwezige partijen op 11 juli jl. is een eerste positieve stap. Het is nu zaak om het General National Congress (GNC) in Tripoli gecommitteerd te krijgen aan dit akkoord. De gesprekken onder leiding van VN-gezant León zullen zich de komende weken hierop richten. Doel is om op korte termijn een breed gedragen akkoord te sluiten over de vorming van een eenheidsregering. De EU zal dit proces nauw volgen en waar mogelijk bijstaan en de gesprekken met de Libische autoriteiten over EUNAVFOR MED hervatten wanneer dit opportuun is.

Met betrekking tot het vredesakkoord in Libië vragen de leden van de PvdA-fractie tevens wat de verwachting van de Minister is omtrent toekomstige steun van de milities in Tripoli die het akkoord nu nog niet hebben ondertekend. De leden vragen of eerder besproken internationale sancties tegen actoren «die een dreiging vormen voor stabiliteit of de politieke dialoog ondermijnen» ook op dit moment een goed instrument kunnen zijn om de laatste milities over de streep te trekken om zich achter het akkoord te scharen.

Reactie van het kabinet:

Bij de afweging om eventueel sancties af te kondigen is de dynamiek binnen de dialoog leidend. De EU onderhoudt hiervoor nauw contact met VN-gezant León. Indien de komende weken blijkt dat Tripoli niet bereid is om het akkoord te steunen, moet de internationale gemeenschap volgens het kabinet klaarstaan om over te gaan tot het afkondigen van sancties tegen personen die stabiliteit in Libië actief ondermijnen.

De leden van de PVV-fractie hebben vernomen dat er in Libië een akkoord is gesloten over een te vormen eenheidsregering. De leden zien echter een akkoord voorliggen met weinig perspectief op structurele verbeteringen. Grote groepen uit hoofdstad Tripoli, waaronder islamitische milities, hebben zich nog niet aangesloten bij het akkoord. Deze leden horen daarom in de eerste plaats graag wat de verwachtingen van de Minister zijn aangaande het akkoord. Daarnaast vragen deze leden zich af of er nog wel verder onderhandeld moet worden met islamitische milities met hun middeleeuwse religie. Verwacht de Minister dat het opnemen van hardcore islamisten in de nieuw te vormen eenheidsregering, Libië in rustiger vaarwater kan brengen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet verwijst voor het antwoord op deze vraag naar de vragen van de PvdA-fractie over dit onderwerp.

Bij de onderhandelingen over een eenheidsregering is een breed scala aan groepen betrokken, waaronder vertegenwoordigers van parlementen, maatschappelijk middenveld, politieke partijen, lokale bestuurslagen en milities. Het kabinet acht dit cruciaal om ervoor te zorgen dat het akkoord breed gedragen zal worden in Libië. Terroristische groeperingen zoals Ansar al-Sharia, Al-Qaeda en ISIS en daaraan gelieerde organisaties zijn niet bij de dialoog betrokken.

In de chaos die Libië heet is één ding duidelijk, en dat betreuren de leden van de PVV-fractie: wie of wat het akkoord ook behelst, Nederland en de EU staan meteen klaar om Libië te steunen met een breed pakket aan maatregelen.2 Deze leden vragen zich af of de Minister, net als in het geval van Tunesië, ook honderden miljoenen aan verkapte ontwikkelingshulp gaat toebedelen aan Libië samen met de EU? Kortom: valt budgettaire steun ook onder het «pakket aan maatregelen», en staat de Minister daar volmondig achter?

Reactie van het kabinet:

Het is in het belang van Nederland, de EU en de regio, dat Libië weer een stabiel land wordt, waar mensen vreedzaam samenleven, met kansen voor sociaaleconomische ontwikkeling, met goede veiligheidsinfrastructuur en grensbewaking, waar terrorisme geen voet aan de grond krijgt. De precieze vorm en omvang van deze samenwerking zal afhankelijk zijn van de uiteindelijke constellatie van een eenheidsregering en de prioriteiten die door deze regering worden gesteld. Net als voor Tunesië zou macro financiële steun op termijn deel kunnen uitmaken van het steunpakket van de EU aan Libië, als de lidstaten dit verstandig achten. Op dit moment is hiervan echter geen sprake.

De leden van de PVV-fractie hebben nog twee specifieke vragen over de missie EUNAVFOR MED. Nederland is van oordeel dat een volkenrechtelijk mandaat nodig is voordat kan worden overgegaan tot het aanhouden en betreden van smokkelschepen. De zogeheten «tweede fase». De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of het recent gesloten akkoord de gesprekken met de Libische regering in Tobroek over medewerking aan de EU-missie zal bespoedigen of juist ontmoedigen? Daarnaast vernemen de leden graag van de Minister of de tweede fase van EUNAVFOR MED wel langs de gehele Libische kuststrook in werking kan treden op het moment dat de groepen en islamitische milities uit Tripoli geen medewerking verlenen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet verwijst voor het antwoord op deze vraag naar de vragen van de PvdA-fractie over dit onderwerp.

Medewerking van de eenheidsregering zal nodig zijn om, in een later stadium van de operatie, op effectieve en veilige wijze, en in lijn met het volkenrecht, langs de gehele Libische kuststrook tegen mensensmokkelaars op te kunnen treden in het kader van de missie EUNAVFOR MED.

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat voor «een succesvolle aanpak van de migratieproblematiek een bredere, geïntegreerde benadering nodig is». De genoemde leden ontvangen graag een toelichting van de Minister op deze opmerking. Kan hij concreet toelichten waar het nu aan schort, zo vragen deze leden. Welke instrumenten ontbreken bijvoorbeeld, welke programma’s, aanpak of partnerschappen zouden nog kunnen worden ontwikkeld en welke landen zouden nog extra kunnen bijdragen?

Reactie van het kabinet:

Een geïntegreerde inzet op migratie is de afgelopen jaren in EU-kader deels ontwikkeld middels de Global Approach to Migration and Mobility (GAMM). Voor bepaalde aspecten van het EU-beleid is verdere uitwerking van deze geïntegreerde benadering nodig. Hierbij moet de EU alle voorhanden zijnde instrumenten geïntegreerd inzetten, waaronder diplomatie en postennet, GVDB-missies, EU-ontwikkelingssamenwerking, mobiliteitsafspraken, steun bij grensbewaking en terugkeer.

Een voorbeeld hierbij is het EU Nabuurschapsbeleid. Door een koppeling van de Agenda voor Migratie en het nabuurschapsbeleid kan een geïntegreerd politiek kader voor migratie worden uitgewerkt, dat de basis biedt voor een regionale strategie voor de huidige activiteiten (mobiliteitspartnerschappen, steun bij ontwikkeling migratiebeleid, opvang in de regio, aanpak grondoorzaken en regionale initiatieven) en tevens een kader biedt voor eventueel nieuw te ontwikkelen activiteiten, met als uiteindelijk doel om met de Maghreb-landen tot een gezamenlijke visie te komen op de problematiek rond migratie. Nederland zal hier in samenwerking met andere EULS op aandringen in aanloop naar de Valletta-top en in het kader van de herziening van het nabuurschapsbeleid.

Nederland zal daarnaast het EU Regionaal Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma (RDPP) voor de Hoorn van Afrika leiden en ziet dat als een kans om een brede, geïntegreerde benadering in de praktijk te realiseren. Doel is het vormen van een breed partnerschap op migratieterrein, waarvan zowel de EU, de landen in de Hoorn van Afrika, als migranten en vluchtelingen baat hebben. Het RDPP beoogt daartoe de coördinatie en coherentie van een breed scala aan bestaande betrekkingen van de EU en lidstaten en geassocieerde staten met de Hoorn van Afrika te verbeteren en specifieke activiteiten te ondersteunen die de migratiesamenwerking tussen de EU en de Hoorn van Afrika versterken.

Mensenrechten & fiche Mededeling EU actieplan inzake mensenrechten en democratie (Kamerstuk 22 112, nr. 1973)

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister schrijft dat het kabinet de aandacht voor empowerment van lokale actoren waardeert. Wat wil de Minister concreet op dit terrein bereiken tijdens het Nederlandse voorzitterschap? Bestaat daarvoor een actieplan? Zo ja, wat is de inhoud daarvan?

Reactie van het kabinet:

Nederland waardeert de aandacht voor empowerment van lokale actoren, zowel gouvernementeel als non-gouvernementeel. Zonder de inzet van lokale actoren, waaronder het maatschappelijk middenveld en specifiek mensenrechtenverdedigers, kan duurzame bescherming van mensenrechten niet bereikt worden. De empowerment van lokale actoren is een integraal onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en komt terug in het beleid ten aanzien van al onze prioriteiten. Er is voor het Nederlandse EU-voorzitterschap geen specifiek actieplan op dit terrein, maar de constante Nederlandse inzet wordt voortgezet tijdens het voorzitterschap. Daarnaast zal Nederland bijdragen aan implementatie van het nieuwe EU-actieplan. Dit actieplan geeft onder meer specifieke aandacht aan mensenrechtenverdedigers, één van de kernprioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de inzet en geboekte resultaten bij de onderhandelingen voor de totstandkoming van het nieuwe EU-Actieplan voor Mensenrechten en Democratie. Net als het kabinet verwelkomen de leden van de PvdA-fractie dit nieuwe Actieplan. De EU moet de komende jaren nog sterker en eensgezinder worden in het uitdragen van het mensenrechtenbeleid. De leden hopen dat dit nieuwe Actieplan helpt de coördinatie en implementatie van een gezamenlijk, eenduidig EU-mensenrechtenbeleid verder verbeteren.

Tegelijkertijd herhalen deze leden de oproep die namens de PvdA-fractie is gedaan tijdens het notaoverleg mensenrechtenbeleid om in het geval een Europese veroordeling niet de gewenste scherpte bevat ook een bilaterale veroordeling te doen en bilaterale en EU/multilaterale veroordelingen van mensenrechtenschendingen dus niet als elkaar uitsluitend maar als complementair aan elkaar te zien.

De leden van de D66-fractie zijn positief dat het thema mensenrechten een van de externe speerpunten van het Nederlandse EU-voorzitterschap is. Graag ontvangen de genoemde leden een korte uiteenzetting van de regering op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven. Welke initiatieven worden er bijvoorbeeld ontplooid, wat zijn de concrete prioriteiten en speerpunten binnen dit thema, welke resultaten wil de regering behalen, en welke doelen zijn er gesteld?

Reactie van het kabinet:

Ten aanzien van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) zal Nederland tijdens het voorzitterschap ondersteunend optreden ten behoeve van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini. Nederland zal proberen tijdens deze periode een aantal speerpunten nadrukkelijk op de agenda te plaatsen. Mensenrechten is er één van.

Nederland heeft drie prioriteiten op het terrein van mensenrechten voor het EU-voorzitterschap: VNVR resolutie 1325, interne-externe coherentie evenals bedrijfsleven en mensenrechten. Ten aanzien van de eerste prioriteit zal Nederland opvolging geven aan de expertconferentie over vrouwen, vrede en veiligheid in het kader van VNVR resolutie 1325, die op 16 en 17 februari jl. in Amsterdam door Nederland werd georganiseerd. Nederland zet in op gender als vast onderdeel van conflictanalyses en planningsprocessen van EU-missies, meer genderadviseurs en vrouwen in EU-missies, en aandacht voor gender in trainingen van EU-militairen en diplomaten voor civiele en militaire missies.

De tweede prioriteit betreft de interne-externe coherentie. Voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van het EU externe mensenrechtenbeleid is het van groot belang dat ook binnen Europa mensenrechtenstandaarden worden nageleefd en de mensenrechtensituatie goed wordt gemonitord. Daarom zal Nederland in januari 2016 een conferentie organiseren over de praktische beleidstoepassing van het Europese Handvest voor de Rechten van de Mens. Tevens zal tijdens het Voorzitterschap een seminar worden georganiseerd in Straatsburg over rechtsstatelijkheid om de synergie tussen de EU en de Raad van Europa op dit terrein te vergroten. Bovendien zal onder voorzitterschap van Nederland de tweede rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken plaatsvinden.

Bedrijfsleven en mensenrechten vormt de derde prioriteit. Op 7 december a.s. zal Nederland een ministeriële conferentie over verduurzaming van mondiale waardenketens organiseren met nadrukkelijke aandacht voor mensenrechten. Nederland heeft actief bijgedragen aan formulering van de actiepunten op dit terrein in het nieuwe EU-actieplan en zal daarop voortbouwen tijden het voorzitterschap. Zo zet Nederland in op versterkte coördinatie op dit terrein tussen EU-lidstaten. Doel is onder meer versnelling van de ontwikkeling van Nationale Actieplannen voor Mensenrechten en Bedrijfsleven. Nederland heeft sinds 2013 een dergelijk actieplan, maar veel lidstaten blijven nog achter.

De activiteiten rond en inzet voor de bovengenoemde prioriteiten worden de komende maanden nader uitgewerkt. Naast deze drie thema’s zal NL zich tijdens het voorzitterschap onverminderd inzetten op de overige prioriteiten van het Nederlandse buitenlandse mensenrechtenbeleid.

Birma / Myanmar

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden over de klaarblijkelijke overeenstemming in de vorige RBZ over het belang van een goed verloop van de verkiezingen in Birma/Myanmar in het najaar van 2015. Zij delen de opvatting van de Raad dat deze verkiezingen een belangrijk moment zijn in de democratische transitie van Birma/Myanmar en als onderdeel van de benodigde hervormingen. Verbetering van de mensenrechten, met name de positie van de kwetsbare Rohingya-minderheid, zijn hiernaast van groot belang. Deze leden vragen de Minister op welke wijze de EU in multilateraal verband en Nederland in bilateraal verband voornemens zijn bij te dragen aan goed verloop van de verkiezingen.

Reactie van het kabinet:

Het kabinet draagt in Europees verband op twee manieren bij aan een goed verloop van de parlementsverkiezingen op 8 november 2015. In de eerste plaats draagt Nederland via de EU bij aan het programma van het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA). Ook andere gelijkgezinde landen, zoals Canada, dragen bij aan IDEA. IDEA is sinds 2012 actief in Birma/Myanmar op het gebied van capaciteitsopbouw van de Union Election Commission, het maatschappelijk middenveld, media en andere betrokken partijen. Daarnaast is de EU uitgenodigd om de verkiezingen waar te nemen. Hiertoe zal de EU een verkiezingswaarnemingsmissie sturen om in alle deelstaten van Birma/Myanmar het verloop van de verkiezingen te monitoren. Nederland draagt bij aan deze missie door waarnemers beschikbaar te stellen. Voorts benadrukt het kabinet in contacten met Birmese/Myanmar autoriteiten het belang van geloofwaardige en inclusieve verkiezingen.

Het kabinet is bezorgd over de situatie van de Rohingya-minderheid en de langdurige crisis in Rakhine State. Dit zal zeker ook na de verkiezingen een punt van aandacht blijven. Ondanks voorzichtig positieve ontwikkelingen, zoals de terugkeer van 2,000 Rohingya uit IDP-kampen, zijn er zorgen over nieuwe maatregelen die de rechten van de Rohingya in Birma/Myanmar verder beperken. Nederland en de Europese Unie zetten zich in voor een structurele, regionale oplossing. De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten, Lambrinidis, heeft in juni een bezoek gebracht aan Rakhine State. Tijdens dit bezoek heeft de EUSR benadrukt dat de EU bereid is om meer ontwikkelingshulp aan Rakhine beschikbaar te stellen om spanningen tussen bevolkingsgroepen te verminderen. Nederland en de EU blijven de situatie nauwkeurig monitoren en aandringen op constructieve medewerking bij de autoriteiten.

In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1513) lezen de leden van de D66-fractie dat er overeenstemming was in de Raad over het belang van een goed verloop van de verkiezingen in Birma/Myanmar in het najaar van 2015. De genoemde leden delen deze opvatting. Daarom ontvangen zij graag een toelichting van de regering op welke wijze de Raad, dan wel Nederland in bilateraal verband, zich er voor zal inzetten dat deze verkiezingen ook daadwerkelijk goed verlopen. Worden hiertoe concrete instrumenten beschikbaar gesteld door de Raad, dan wel Nederland zelf?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord hierboven.

Oekraïne / Rusland

De leden van de SP-fractie constateren dat in het verslag van de vorige Raad Buitenlandse Zaken staat dat besloten is, ter invulling van de conclusies van de Europese Raad van 19–20 maart 2015, de sancties tegen Rusland te koppelen aan de looptijd van het Minsk-akkoord en dat de economische sancties zijn verlengd tot 31 januari 2016. De leden van de SP-fractie vragen opheldering over de betekenis van de woorden «looptijd van het Minsk-akkoord». Kan verder verduidelijkt worden welke voorwaarden de EU concreet stelt om te komen tot het beëindigen van de verschillende sancties tegen Rusland? In welk document is dit vastgelegd?

Reactie van het kabinet:

De Raad heeft op 31 juli 2014 Besluit 2014/512/GBVB vastgesteld, waarin de grondslagen worden gegeven om over te gaan tot aanvullende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren.

Op 19 maart 2015 heeft de Europese Raad besloten dat de nodige maatregelen zouden worden genomen om een duidelijk verband te leggen tussen de duur van de beperkende maatregelen en de volledige uitvoering van de akkoorden van Minsk, die volgens het maatregelenpakket overeengekomen op 12 februari uiterlijk op 31 december 2015 moet zijn voltooid. In het Besluit 2015/971/GBVB van de Raad van 22 juni 2015 is vastgesteld dat de toepassing van het voornoemde besluit 2014/512/GBVB is verlengd tot en met 31 januari 2016. In de beleidsbrief over de betrekkingen met Rusland dd. 13 mei 2015 (Kamerstuk 34 000 V, nr. 69) is het kabinet ingegaan op de redenen waarom het niet eenvoudig is een vaste escalatieladder te hanteren waarlangs sancties automatisch worden op- of afgeschaald.

Met betrekking tot de opmerkingen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juni 2015 over de Nederlandse inspanningen gericht op diversificatie en het vergroten van de onafhankelijkheid van Rusland in EU- en bilateraal verband merken de leden van de D66-fractie op dat er een cruciaal aspect mist. Er wordt namelijk niet gesproken over het verduurzamen van de energievoorziening binnen de EU en het zoeken naar en ontwikkelen van duurzame alternatieven voor de EU, zo merken deze leden op. De genoemde leden vragen de Minister om toe te lichten of dit punt wel op de agenda stond, en om daar vervolgens uitgebreider over te worden geïnformeerd. Indien dit niet op de agenda stond vragen deze leden de Minister of hij dit punt bij nieuwe besprekingen over dit onderwerp wel kan inbrengen?

Reactie van het kabinet:

In de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1513) is gesproken over energiediplomatie in brede zin. Nederland heeft in de Raad de wens geuit tot een solide Actieplan en een sterke Europese Energie Unie te komen, waarbij de volgende elementen centraal staan: voorzieningszekerheid, het belang van diversificatie van aanvoerroutes en leveranciers, energie efficiency en de transitie naar duurzame energievoorziening. Het kabinet onderschrijft dat de inzet op efficiënt energiegebruik en transitie naar verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen bijdraagt aan de doelstelling de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen, en zal deze zienswijze waar opportuun blijven uitdragen in de besprekingen in Raadsverband.

Verslag van de vierde Top van het Oostelijk Partnerschap in Riga op 21 en 22 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 985)

De formele inwerkingtreding van de associatieakkoorden met Georgië, Moldavië en Oekraïne kon bij de top in Riga nog niet worden aangekondigd omdat niet alle lidstaten het ratificatieproces hebben voltooid, waaronder Nederland, staat in de brief van de Minister te lezen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om aan te geven wat de stand van zaken is op het gebied van Nederlandse ratificatie? Wanneer verwacht de Minister dat Nederland de akkoorden zal ratificeren?

Reactie van het kabinet:

Ten tijde van de Riga Top was de parlementaire instemmingsprocedure voor de ratificatie door Nederland van de drie associatieovereenkomsten nog niet afgerond. Zoals bekend stemde uw Kamer reeds vóór de Top, op 7 april, in met de ratificatie. Op 7 juli jl. heeft ook de Eerste Kamer haar goedkeuring hiervoor gegeven.

Tot voor kort werd na de parlementaire instemming en de bekrachtiging van de wetten door de Koning, overgegaan tot ratificatie middels het deponeren van een akte bij de depositaris van het verdrag. Echter omdat deze associatieakkoorden onder de criteria vallen van de op 1 juli in werking getreden Wet op het Raadgevend Referendum, moet een aantal extra termijnen in acht worden genomen. Onder deze wet kunnen kiesgerechtigden een raadgevend referendum aanvragen.

Op 10 juli is het besluit met betrekking tot de referendabiliteit van het verdrag gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt 2015, nr. 20054). Voor een raadgevend referendum zijn in eerste instantie 10.000 inleidende verzoeken nodig en vervolgens 300.000 definitieve verzoeken. Wanneer het benodigde aantal verzoeken niet wordt behaald, treden de goedkeuringswetten voor de drie akkoorden uiterlijk 8 respectievelijk 13 weken na het besluit in werking en kan het ratificatieproces worden afgerond. Wanneer wel aan de criteria voor het aanvragen van een referendum wordt voldaan, kan het referendum op zijn vroegst na zes maanden plaatsvinden.

Graag willen de leden van de D66-fractie ook kort ingaan op het verslag van de vierde top van het Oostelijk Partnerschap op 21 en 22 mei 2015 in Riga. De genoemde leden constateren dat de in de «eindverklaring» van deze top een oproep wordt gedaan aan alle betrokken partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen in de afwikkeling rondom MH17. Deze leden ontvangen graag een toelichting van de regering hoe zij deze oproep moeten interpreteren. Betekent dit dat er nu partijen zijn die deze verantwoordelijkheid niet nemen, zo vragen deze leden. Zo ja, om welke partijen gaat het dan? Zo nee, waarom staat dit dan zo expliciet in deze eindverklaring?

Reactie van het kabinet:

De bewuste passage in de eindverklaring van de top van het Oostelijk Partnerschap bevestigt nogmaals VNVR resolutie 2166, waarin gesteld wordt dat alle landen dienen mee te werken aan de goede afwikkeling van de MH17-ramp. De passage is tevens in lijn met Raadsconclusies die eerder door de Raad Buitenlandse Zaken zijn aangenomen.

Fiche: Mededeling capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (Kamerstuk 22 112, nr. 1974)

De leden van de D66-fractie hebben ook kennis genomen van het fiche «Mededeling capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling». Daarin wordt ook melding gemaakt van het Athena-mechanisme, zo merken deze leden op. Graag ontvangen de genoemde leden, eventueel in een aparte brief, een nadere uiteenzetting van dit Athena-mechanisme door het kabinet. Daarbij zien zij graag een toelichting wat nu wel en niet mag worden gefinancierd uit dit mechanisme, wat de bijdragen hieraan zijn van de verschillende lidstaten, welke verbeteringen hierin nog mogelijk zijn en wat daarvan haalbaar is. Ook ontvangen deze leden graag een toelichting of het kabinet van mening is dat vanuit de EU-begroting meer middelen beschikbaar zouden kunnen worden gesteld voor een meer substantiële financiering van het Athena-mechanisme? Is het kabinet bereid een dergelijke uitgebreide toelichting te geven over de werking en mogelijke verbeteringen van het Athena-mechanisme, inclusief het Nederlandse standpunt daarin, zo vragen deze leden. Daarbij merken deze leden nogmaals op dat dit ook kan in een aparte brief.

Reactie van het kabinet:

Voor de financiering van militaire missies is in 2004 het Athena-mechanisme opgezet. Uitgangspunt bij de financiering van EU-missies is dat lidstaten de kosten voor deelname daaraan zelf dragen. Via het Athena-mechanisme wordt een aantal kosten door de lidstaten gezamenlijk betaald. Hiertoe dragen de lidstaten op basis van de BNP-sleutel bij. Dit houdt voor Nederland in dat de financiële bijdrage voor 2015 is vastgesteld op 4,74 procent van de totale gemeenschappelijke kosten. In 2014 heeft Nederland op basis van deze verdeelsleutel 3,7 mln. euro bijgedragen. Het Athena-mechanisme staat los van de EU-begroting. Voorbeelden van kosten die gezamenlijk worden gefinancierd zijn de kosten ter ondersteuning van het hoofdkwartier en medische spoedevacuaties. Het raadsbesluit waarin is vastgelegd wat onder gemeenschappelijke kosten van missies valt wordt iedere drie jaar herzien. De meest recente herziening was in maart 2015. Hierbij zijn enkele veranderingen doorgevoerd, waaronder de mogelijkheid tot pre-financiering van nation borne costs ten behoeve van een snelle ontplooiing van een missie. In principe beziet Nederland voorstellen die strekken tot uitbreiding van de kosten die onder het Athena-mechanisme vallen en gezamenlijk worden betaald constructief-kritisch. Nederland is voorstander van onderzoek naar uitbreiding van het Athena-mechanisme met kostensoorten die direct bijdragen aan de snellere ontplooiing van EU-missies.

Naar boven