21 477
Arbeidsvoorzieningsbeleid

nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2005

Op 1 november 2004 is de Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l. opgeheven. De gevolgen van deze opheffing zijn vastgelegd in de Regeling opheffing Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De resterende taken zijn overgedragen aan de rechtsopvolgers. Hierbij bied ik u de eindverantwoording Arbeidsvoorziening per 31 oktober 2004 aan1. Ook doe ik u het eindverslag van de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie door de bestuurder Arbeidsvoorziening toekomen van 27 december 2004. De bestuurder heeft op 1 maart 2005, in aanvulling op zijn eindverslag, tevens zijn aanbevelingen toegezonden, zodat ik u in deze brief informeer over de eindafwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Er is nog een beperkt aantal onderwerpen aan de rechtsopvolgers overgedragen.

In deze brief ga ik nader in op de eindverantwoording per 31 oktober 2004 en mijn oordeel hierover, het eindverslag van de bestuurder Arbeidsvoorziening en diens aanbevelingen. Daarnaast ga ik in op een drietal openstaande toezeggingen aan de Tweede Kamer: de afwikkeling van de rechtspositionele regelingen, de déchargeverlening aan het voormalig CBA-bestuur en de participatie van huidige ZBO's in rechtspersonen. Tevens informeer ik u over juridische procedures inzake huisvestingsstichtingen en de stand van zaken met betrekking tot de nog lopende strafrechtelijke procedures inzake ESF-fraude.

1. Eindverantwoording per 31 oktober 2004 van Arbeidsvoorziening

Op 31 oktober 2004 heeft de Arbeidsvoorzieningsorganisatie haar boeken gesloten. De bestuurder Arbeidsvoorziening heeft mij op 16 december 2004 de eindverantwoording per 31 oktober 2004 aangeboden. De eindverantwoording betreft de periode 1 januari tot en met 31 oktober 2004 en is gecontroleerd door BDO Accountants, de externe accountant van Arbeidsvoorziening. Op basis van de controle heeft BDO Accountants de eindverantwoording van een goedkeurende accountantsverklaring voorzien.

De departementale Auditdienst heeft een review uitgevoerd op de controlewerkzaamheden van de externe accountant van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Het oordeel van de departementale Auditdienst is dat de door BDO Accountants afgegeven accountantsverklaring gebaseerd is op een deugdelijke grondslag en dat de strekking in overeenstemming is met de bevindingen van het onderzoek. Op grond hiervan is de departementale Auditdienst van oordeel dat de accountantsverklaring en de eindverantwoording per 31 oktober 2004 een toereikende basis vormen voor de vaststelling van de Rijksbijdrage 2004. De Rijksbijdrage 2004 bedraagt € 15 440 472.

In de brieven van mijn voorganger en mij van 28 maart 2002 (Kamerstukken II, 2001–2002, nr. 21 477, nr. 83), 4 december 2002 (Kamerstukken II, 2002, -2003, nr. 21 477, nr. 87), 1 december 2003 (Kamerstukken II, 2003–2004, nr. 21 477, nr. 90) en 20 augustus 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, nr. 21 477, nr. 91) heb ik u geïnformeerd over de kosten die verband houden met de financiële afwikkeling van de liquidatie van Arbeidsvoorziening.

Samenvatting ontwikkeling kosten afwikkeling Arbeidsvoorziening

Grondslag voor de kosten ramingKosten afwikkeling Arbvo cumulatiefBrief aan Tweede Kamer
Rapportage afwikkeling Arbvo 19 maart 2002 door bestuurder Koopmans (uitgaven van 353 mln)353 mln.Brief van 28 maart 2002 (Kamerstukken 2001–2002. 21 477 nr. 83)
Melding bestuurder Arbeidsvoorziening (extra uitgaven van 114 mln)467 mln. Brief van 4 december 2002 (Kamerstukken II, 2001–2002, nr. 21 477, nr. 87),
Jaarrekening 2002 Arbeidsvoorziening. (extra uitgaven van 45 mln.)512 mln. 1 december 2003 (Kamerstukken II, 2003–2004, nr. 21 477, nr. 90)
Jaarrekening 2003 (lagere uitgaven ca 9 mln)503 mln. Brief 20 augustus 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 21 477 nr. 91
Eindverslag afwikkeling Arbeidsvoorziening 27 december 2004 (lagere uitgaven 8 mln.)495 mln. Onderhavige brief Afwikkeling Arbeidsvoorziening van 28 april 2005

Door bestuurder Koopmans is het voor de afwikkeling Arbeidsvoorziening benodigde bedrag geraamd op € 353 mln. In de brief van 4 december 2002 aan de Tweede Kamer is de raming met € 114 mln. bijgesteld, vanwege meerkosten door een langere doorlooptijd van de afwikkeling, scholingskosten in het kader van onderhandenwerk KLIQ en tegenvallers bij ESF subsidies. De geraamde totale kosten vanaf 2002 werden daarmee toen geraamd op € 467 mln.

In de brief van 1 december 2003 aan de Tweede Kamer is in het kader van jaarrekening Arbeidsvoorzieningsorganisatie 2002 een tegenvaller van € 45 mln. gemeld, voornamelijk als gevolg van de kosten sociaal plan. De verwachte kosten van de afwikkeling van Arbeidsvoorzienings-organisatie (concern) kwamen daarmee toen op ca. € 512 mln.

In de brief van 20 augustus 2004 aan de Tweede Kamer is opgenomen dat de geraamde uitgaven ca € 9 mln. lager worden geraamd, ten gevolge van meevallende huurbaten en een lagere instroom in de WW van het ontslagen personeel, waardoor het liquidatiesaldo op € 503 mln. werd geraamd.

In de eindverantwoording per 31 oktober 2004 is ook een nieuwe raming opgesteld voor de na liquidatiedatum nog te maken vereffeningkosten tot2027. Daaruit blijkt dat – evenals dat in 2003 het geval was – de ontwikkelingen in 2004 aanleiding geven de raming van de nog te maken kosten neerwaarts bij te stellen. De verwachte uitgaven tot en met het jaar 2027 bedragen thans nog € 89 mln. terwijl er nog een bedrag van€ 97 mln. beschikbaar is.

De verwachte meevaller van € 8 mln. is een meerjarig saldo van diverse posten. De belangrijkste elementen zijn lagere kosten voor wettelijke- en bovenwettelijke uitkeringen en lagere kosten voor juridische procedures. Ik acht het verantwoord om het verschil van € 8 mln. tussen de beschikbare middelen en de na 1 november 2004 te verwachten vereffeningkosten, dat eerder ten laste van de begroting voor de liquidatie beschikbaar is gekomen, in 2005 te laten terugvloeien naar de algemene middelen van het Rijk. De raming voor de uitgaven voor de afwikkeling van Arbeidsvoorziening van 2002 tot en met 2027 komt hiermee cumulatief uit op € 495 mln, waarvan een bedrag van € 406 mln al is verantwoord en nog € 89 mln. beschikbaar is voor de periode na 1 november 2004.

Nog verwachte uitgaven afwikkeling Arbeidsvoorziening

De begroting van de uitgaven voor de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bedraagt, na de bovenstaande aanpassing van € 8 mln., voor de periode tot en met 2027 nog in totaal € 89 mln. Dit bedrag bestaat voor € 78 mln uit kosten voor de werkloosheids-en bovenwettelijke uitkeringen van het ontslagen personeel (Arbeidsvoorziening is eigen risicodrager WW), voor de doorlopende (oude en al bestaande) wachtgeldverplichtingen en de kosten voor personeel voor de afwikkeling van de organisatie. Tevens is een bedrag van € 12 mln. begroot voor de resterende bedrijfskosten, waarvan een reservering voor juridische claims het grootste deel uitmaakt terwijl met de afwikkeling van de balansposten wordt verwacht dat € 1 mln. aan liquide middelen beschikbaar komt.

In het onderstaande overzicht zijn de verwachte uitgaven tot en met 2027 samengevat. \ {tab1}Opbouw van de verwachte uitgaven afwikkeling arbeidsvoorziening t/m 2027}

 Begroting t/m 2027 in mln.euro
Personeelskosten78
Bedrijfskosten12
Afwikkeling balansposten– 1
Totaal89

Voor een uitgebreid overzicht van de ontwikkeling van het liquidatiesaldo vanaf 2002, verwijs ik naar pagina 48 en 49 van het door bestuurder opgestelde eindverslag afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

2. Eindverslag Afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de rechtsopvolgers.

Over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heb ik u sinds de aanstelling per 1 juni 2002 van de heer Schimmelpenninck als bestuurder en vereffenaar van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie regelmatig op de hoogte gesteld (met mijn brief van 4 december 2002 (Kamerstukken II, 2002–2003, 21 477, nr. 87) en de hiervoor genoemde brieven van 19 juni 2003, 1 december 2003 en 20 augustus 2004). Ook de bestuurder Arbeidsvoorziening zelf heeft in zijn jaarverslagen van 2002, 2003 en de eindverantwoording 2004 steeds inzicht gegeven in de door hem uitgevoerde werkzaamheden.

In zijn eindverslag afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie geeft de bestuurder Arbeidsvoorziening een overzicht van de verrichte werkzaamheden, gevolgd door een samenvatting. Uit de weergave blijkt dat de afwikkeling geen sinecure is geweest en met een enorme hoeveelheid werk gepaard is gegaan. Ik heb mijn dank voor zijn zeer gewaardeerde inzet al aan de bestuurder overgebracht.

Van de werkzaamheden die vóór 1 november 2004 naar verwachting zouden worden afgerond, is het merendeel gerealiseerd. De resterende werkzaamheden zijn overgedragen aan de rechtsopvolgers. In mijn brief van 1 december 2003 heb ik u reeds gemeld dat de werkzaamheden behorende bij de rol van voormalig werkgever worden overgedragen aan de in de SUWI-wetgeving reeds aangewezen rechtsopvolger CWI. Voor de op 1 november 2004 resterende werkgeverstaken, d.w.z. de rechten en verplichtingen aangaande personeel en de arbeidsgeschillen, is CWI dan ook aangewezen als rechtsopvolger. Dit betreft het merendeel van de nog resterende werkzaamheden. De Staat is algemene rechtsopvolger van Arbeidsvoorziening. Onder meer de vermogensbestanddelen, deelnemingen, publiekrechtelijke rechten en verplichtingen, civiel-rechtelijke- en bestuursrechtelijke gedingen inclusief bezwaarschriften zijn van Arbeidsvoorziening overgaan naar de Staat. In dit kader is ook aan de Staat een beperkt aantal resterende zaken overgedragen met betrekking tot twee vastgoed objecten en enkele procedures/claims.

Tijdens het Algemeen Overleg van 17 december 2003 heeft de bestuurder Arbeidsvoorziening al gemeld dat er een aantal stichtingen nader moest worden bezien. Hierbij heeft hij ook huisvestingsstichtingen genoemd. In het Algemeen Overleg van 12 februari 2004 heeft hij aangegeven dat de afgelopen twee maanden alle stichtingen en andere samenwerkingsvormen waarbij Arbeidsvoorziening betrokken is geweest stuk voor stuk zijn bekeken. Daaruit is gebleken dat er geen sprake is van onvoorziene tegenvallers maar wel van mogelijke meevallers, in de vorm van vorderingen van Arbeidsvoorziening, naar schatting 1 à 3 mln., waarmee in het liquidatiesaldo nog geen rekening is gehouden. In zijn eindverslag beschrijft de bestuurder Arbeidsvoorziening de afwikkeling van de gelieerde rechtspersonen in het algemeen en gaat hij uitvoerig in op de gebeurtenissen rondom de huisvestingsstichtingen (paragraaf 3.3.5). Ongebruikelijke, niet marktconforme transacties hebben geleid tot nader onderzoek waaronder ook een forensisch onderzoek. Dit laatste onderzoek is in september 2004 afgerond. De geleden schade is door Arbeidsvoorziening gedocumenteerd in beeld gebracht en er lopen thans juridische procedures tegen de wederpartij om de geleden schade en nog te lijden schade te verhalen, procedures die inmiddels namens de Staat worden voortgezet.

De afwikkeling van de eerder geliquideerde huisvestingsstichtingen is in verband met deze juridische procedures heropend. Ter afwikkeling van de juridische procedures blijven de huisvestingsstichtingen in staat van vereffening. Na beëindiging van de juridische procedures zal de liquidatie van de stichtingen plaatsvinden. Ik heb de heer Schimmelpenninck gevraagd de werkzaamheden met betrekking tot de afwikkeling van deze stichtingen en de daarmee samenhangende juridische procedures op zich te nemen. Ik zal u zodra de procedures zijn afgerond informeren over de resultaten van de werkzaamheden van de heer Schimmelpenninck.

3. Rechtspositionele regelingen

Vanaf het moment waarop bij het ministerie bekend was ( 5 februari 2001) dat het toenmalige bestuur CBA in oktober 2000 regelingen had afgesloten, is door mijn ambtsvoorganger en mij al het mogelijke gedaan om deze regelingen terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau.

De regelingen hadden tot doel mensen voor de afwikkeling van Arbeidsvoorziening te behouden, terwijl zij geen functie zouden krijgen inéén van de vijf bedrijfsonderdelen, waardoor zij in staat zouden zijn om hun werkzaamheden gericht op de vorming van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen zo objectief mogelijk te verrichten. Van aanvang af was duidelijk dat deze regelingen- op één uitzondering na – door het bestuur CBA rechtsgeldig waren afgesloten. De regelingen waren tot stand gekomen in de relatie tussen werkgever en werknemer en het bestuur CBA- als bestuur van een ZBO – had daarin in haar hoedanigheid van werkgever een eigen verantwoordelijkheid. Het ministerie en de vanaf december 2001 ingeschakelde Landsadvocaat zagen dan ook voor de Staat weinig juridische mogelijkheden om de regelingen terug te draaien. Bestuurlijk ingrijpen – schorsing of vernietiging van het besluit tot het vaststellen van deze regelingen van het bestuur CBA zelf (zo al mogelijk) – was niet effectief want dat liet de regelingen zelf in stand.

Desondanks heb ik de bestuurder Arbeidsvoorziening gevraagd om via terugonderhandeling en zonodig juridische procedures de regelingen neerwaarts bij te stellen.

De bestuurder Arbeidsvoorziening heeft in zijn eindverslag feitelijk verslag gedaan van de inspanningen van bestuurder, ministerie en Landsadvocaat om de rechtspositionele regelingen neerwaarts bij te stellen. Hij schrijft daarover in par 3.1.12 het volgende:

Medio februari 2001 informeert de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, naar aanleiding van een hem toegestuurde anonieme brief, bij het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening naar (de redenen van) het bestaan van met personeelsleden getroffen rechtspositionele regelingen, die zijn gebaseerd op overeenkomsten doorlopend tot na de zittingsduur van het CBA. Ook vraagt de minister naar het totale bedrag dat daarmee is gemoeid. Het CBA informeert 20 februari 2001 de minister. Op 26 maart 2001 verzoekt de minister om aanvullende informatie, onder andere met betrekking tot de berekening van de totale bedragen die met de bedoelde voorzieningen zijn gemoeid.

Het voormalige CBA, dat per 1 april 2001 is afgetreden, heeft de brief van de minister niet beantwoord omdat deze het bestuur niet meer heeft bereikt. De per 1 april 2001 aangetreden bestuurder CBA heeft eind 2001 de minister per brief gedetailleerd geïnformeerd over de regelingen, die zijn getroffen met directieleden en senior stafleden. In de brief is bovendien informatie gegeven over de afspraken die met bepaalde medewerkers zijn gemaakt om hen aan de organisatie te binden zolang als dat met het oog op de afwikkeling van Arbeidsvoorziening noodzakelijk is.

Voorts heeft de bestuurder CBA de minister op de hoogte gebracht van de uitkomsten van nadere juridische analyse, waarin sommige regelingen werden beoordeeld als royaal c.q. ver uitgaand boven van wat gebruikelijk is. Eind januari 2002 heeft de minister na ontvangst van een eerste indruk van de landsadvocaat, de bestuurder CBA verzocht de uitvoering van de regelingen op te schorten. Aan dat verzoek is gevolg gegeven.

Aansluitend heeft de minister de landsadvocaat verzocht een uitgebreid oordeel te geven over de inhoud van de regelingen en te bezien welke juridische mogelijkheden bestaan om te voorkomen dat (verdere) uitvoering aan de getroffen regelingen wordt gegeven.

In juli 2002 doet de bestuurder Arbeidsvoorziening de minister zijn definitieve onderzoeksresultaat toekomen en wel als volgt.

Met 39 personeelsleden zijn regelingen getroffen die afwijken van het Sociaal Plan Arbeidsvoorziening. Van de 39 regelingen zijn er 22 in aanmerking gekomen voor een uitgebreid onderzoek. Van deze 22 regelingen zijn er elf verder ongemoeid gelaten aangezien het een (overgangs)regeling van korte duur betrof. Van de resterende regelingen zijn 3 regelingen om uiteenlopende redenen, en gegeven de relatief lage bedragen, verder ongemoeid gelaten. De daarna resterende 8 regelingen, waarvan een deel ver uitgaat boven hetgeen gebruikelijk is, zijn aangevochten.

De Landsadvocaat heeft in augustus 2002 het Ministerie van SZW laten weten de wijze van beoordeling en de voorstellen van de bestuurder Arbeidsvoorziening aanvaardbaar te achten.

De bestuurder Arbeidsvoorziening heeft vanaf zijn aantreden in juni 2002 tot het einde van de vereffening (per 31 oktober 2004) zich ingespannen om in onderhandeling of door het voeren van procedures de 8 regelingen neerwaarts bij te stellen. Gezien het feit dat de aangevochten vaststellingsovereenkomsten getekend waren door de voorzitter van het CBA c.q. de Algemene Directie, was de uitgangspositie voor Arbeidsvoorziening niet gunstig.

Eén regeling kon na een verloren gerechtelijke procedure niet bijgesteld worden, één regeling kon na een gewonnen gerechtelijk procedure1 wel neerwaarts bijgesteld worden. Twee regelingen zijn neerwaarts bijgesteld nadat de kantonrechter lopende het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomsten, partijen verzocht om te onderhandelen. Vier regelingen zijn neerwaarts bijgesteld na (langdurige) onderhandelingen met de betrokkenen. In alle neerwaarts bijgestelde regelingen is een clausule opgenomen die verplicht tot terugbetaling van inkomen uit arbeid indien dit inkomen boven een bepaald niveau uitkomt. In alle regelingen is gebruik gemaakt van een FPU (plus) regeling (mogelijkheid tot vervroegde uittreding vanaf 56 jaar door middel van bijstorting van premies).

Dit neerwaarts bijstellen van de rechtspositionele regelingen heeft er toe geleid dat de totale kosten voor Arbeidsvoorziening van € 7,3 mln. met € 2,5 mln. is teruggebracht tot € 4,8 mln., een neerwaartse bijstelling die mede gerealiseerd is via toepassing van de regeling voor vervroegd pensioen (FPU). Indien bij deze overeenkomsten de wachtgeldregeling (WW/BW) was toegepast was de totaallast uitgekomen op € 6,1 mln.

Het resultaat van de neerwaartse bijstellingen is per persoon gedifferentieerd, vanwege verschillende individuele omstandigheden. Het onderhandelingsresultaat merkt de bestuurder Arbeidsvoorziening aan – gegeven de uitgangspositieals het maximaal haalbare. Het onderhandelingsproces is nagenoeg afgerond, thans wordt nog de laatste hand gelegd aan de uitwerking van de principe-overeenkomst met twee personen.

De Landsadvocaat heb ik, zoals ik in verschillende overleggen met de Kamer ook is toegezegd, gevraagd om een (juridische) taxatie van de situatie. De Landsadvocaat geeft aan dat het niet aanvaarden van het nu bereikte onderhandelingsresultaat zou kunnen betekenen dat de oorspronkelijke regelingen in stand zouden blijven. Uit het advies van de Landsadvocaat blijkt dat de kans van slagen van een juridische procedure tegen het oud-bestuur CBA (persoonlijke aansprakelijkstelling) en tegen de betrokken medewerkers (onrechtmatige daad), klein is. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat er bij de leden van het oud-bestuur CBA geen sprake is van persoonlijk gewin, de oud CBA-leden geen voltijdse functie vervulden en hiervoor een beperkte vergoeding ontvingen. Voorts is het volgens de Landsadvocaat onzeker of de regelingen door in de onderhandelingen bereikte neerwaartse bijstelling nog langer excessief genoemd kunnen worden (hetgeen van belang is voor de bepaling van de hoogte van de schade) en de schade ook door verrekening van een deel van de inkomsten verder afneemt.

De Landsadvocaat concludeert dat gegeven het risico van een procedure, waarbij zeker ook de mogelijkheid bestaat dat de regelingen onverkort in stand blijven, de principe-overeenkomsten om die reden als onderhandelingsresultaat aanvaardbaar zijn te noemen.

De conclusies van zowel bestuurder Arbeidsvoorziening als de Landsadvocaat zijn voor mij ervan uitgaande dat voornoemde principe-overeenkomsten de eindstand van het dossier aangeven reden het dossier tegen het oud-bestuur van het CBA en betrokken medewerkers te sluiten.

4. Déchargeverlening voormalig CBA-bestuur

Ik heb u in het AO van 12 februari 2004 meegedeeld na ontvangst van het eindverslag van de bestuurder Arbeidsvoorziening over de afwikkeling niet alleen informatie toe te sturen over de stand van de rechtspositionele regelingen, maar ook met een eindoordeel te komen inzake de déchargeverlening van het voormalige CBA bestuur.

In mijn brief van 1 december 2003 ben ik al uitvoerig ingegaan op mijn beweegredenen om geen décharge te verlenen aan het CBA over het jaar 2000 en de eerste drie maanden van 2001. Daarin hebben, naast de rechtspositionele regelingen, ook de uitvoering van ESF en de algemene taakvervulling door het toenmalige CBA een rol gespeeld. Ik heb daarbij overwogen dat het verlenen van décharge niet is voorgeschreven in de Arbeidsvoorzieningswet. Door te déchargeren zou instemming worden verleend aan het gevoerde (financiële) beleid. Daarvoor zijn onvoldoende redenen aanwezig. Het feit dat bestuurder Arbeidsvoorziening inmiddels de schade heeft weten te beperken, doet niet af aan de negatieve beoordeling van het destijds gevoerde beleid. De overwegingen om de oud-bestuurders niet te déchargeren voor het gevoerde beleid zijn derhalve nog altijd valide. Ook mijn eindoordeel terzake luidt dat het oud CBA bestuur geen décharge wordt verleend.

5. Participatie van huidige ZBO's in rechtspersonen

Tijdens het Algemeen overleg van 12 februari 2004 over de afwikkeling van Arbeidsvoorziening il. heb ik toegezegd u te informeren over de participatie van CWI, UWV en SVB in andere rechtspersonen, het eventueel aanwezige materiële belang, inclusief huisvesting en de beoordeling en functionaliteit daarvan. Het gaat hierbij om drie stichtingen:

• RINIS (Routerings Instituut voor (inter)nationale Informatiestromen), waarin zowel CWI, als SVB als UWV participeren,

• de SOSV (Stichting Opleiding Sociale Verzekering) waarin UWV en SVB participeren en

• Stichting Axis – nationaal platform voor Natuur en Techniek in Onderwijs en Arbeidsmarkt (voorheen Stichting Betatechniek), waarin CWI participeert.

Over de participaties van de ZBO's bent u op 7 februari jl. geïnformeerd in de aanbiedingsbrief bij de jaarplannen 2005 van deze organisaties. Kortheidshalve verwijs ik u daar naar.

6. Nog lopende strafrechtelijke procedures inzake ESF-fraude

Mede namens de minister van Justitie meld ik u de stand van zaken omtrent de afhandeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden. Van de 25 gedane aangiften zijn er 12 niet in onderzoek genomen. De overige 13 aangiften zijn vervat in 5 onderzoeken. Hiervan lopen er nog 2. In 3 gevallen is inmiddels proces verbaal opgemaakt. Over de afloop van 1 proces verbaal heb ik uw Kamer bij brief van 12 november 2003 geïnformeerd. Ten aanzien van een andere heeft het OM besloten tot sepot. Nog één proces-verbaal ligt ter beoordeling voor eventuele vervolging bij het OM. Zodra er helderheid bestaat over de uitkomst, zal ik de Tweede Kamer daarover informeren.

7. Aanbevelingen bestuurder

In aanvulling op het eindverslag afwikkeling Arbeidsvoorziening heeft de bestuurder Arbeidsvoorziening een aantal aanbevelingen geformuleerd die verband houden met de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en van nut kunnen zijn bij de afwikkeling van andere ZBO's. De Tweede Kamer heeft daar in het AO van 12 februari 2004 ook om gevraagd. Deze aanbevelingen luiden, kort samengevat, als volgt:

• de grip van de overheid op een ZBO waarvan wordt besloten dat die wordt opgeheven, dient tijdig verstevigd te worden. Onderzocht zou kunnen worden of dit via juridische weg geregeld zou kunnen worden, b.v. in de oprichtingswet;

• bij een voorgenomen reorganisatie of opheffing van een ZBO dient direct een mobiliteitsbureau met een juiste mix tussen interne en externe expertise te worden ingericht, waarbij direct gekozen wordt voor gesegmenteerde aanpak en een herplaatsingtermijn van maximaal 12 maanden wordt gehanteerd;

• er dient door de overheid terughoudendheid betracht te worden bij het geven van toestemming aan een ZBO voor het (doen) oprichten van rechtspersonen, en als er toestemming wordt verleend, dient er sprake te zijn van adequate verantwoording door en controle op die rechtspersoon. Ook zouden fiscale redenen niet mogen leiden tot het verlenen van toestemming voor het (doen) oprichten van dergelijke rechtspersonen door ZBO's;

• Bij de opheffing van een ZBO zou pas aan het eind van het opheffingsproces het facilitair bedrijf van de ZBO afgewikkeld, overgedragen dan wel verkocht dienen te worden.

Voormelde aanbevelingen van de bestuurder Arbeidsvoorziening acht ik van belang. De juridische mogelijkheden om, ingeval van opheffing van een ZBO, tijdig de grip te verstevigen zal ik niet alleen voor nog op te richten ZBO's, maar ook voor de bestaande ZBO's op mijn terrein bezien. Het afsluiten van een sociaal plan is weliswaar een aangelegenheid van een ZBO zelf en vertegenwoordigers namens het personeel, dat neemt niet weg dat ik in verband met de financiële gevolgen via goedkeuring van de begroting van een ZBO, wel invloed kan aanwenden om deze ervaringen met het sociaal plan van Arbeidsvoorzieningsorganisatie niet verloren te laten gaan. Ik zal daarbij in het bijzonder eisen dat het sociaal plan een activerend karakter heeft. Met betrekking tot de aanbeveling betreffende de door een ZBO op te richten rechtspersonen, merk ik op dat deze passen binnen het algemene klimaat ten aanzien van door de overheid op te richten rechtspersonen, welk klimaat zich kenmerkt door een kritischer beoordeling (van voorstellen tot oprichting van) rechtspersonen dan voorheen. Dat neemt overigens niet weg dat dergelijke besluiten mijn goedkeuring behoeven. Met de ervaring dat de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie leert dat verkoop van het facilitaire bedrijf beter later in het proces kan plaatsvinden, zal ik in voorkomende toekomstige gevallen rekening houden.

8. Ten slotte

Het bij deze brief aangeboden eindverslag van de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie van bestuurder Arbeidsvoorziening en zijn aanbevelingen volgt op twee eerdere rapporten over tripartiete Arbeidsvoorziening en de lessen die daaruit zijn getrokken. In augustus 2001 heeft mijn voorganger de Tweede Kamer het rapport van de heer Koning over ESF 1994–1999 aangeboden. Met het rapport onderkende het kabinet dat de uitvoering van het ESF 1994–1999 op alle niveaus, van SZW tot en met uitvoerders, slordig is uitgevoerd. Het kabinet heeft lering getrokken uit wat in de uitvoering en bij de uitoefening van actief toezicht niet is goed gegaan. Er zijn acties ondernomen om verbeteringen te realiseren. Verbeteringen in de structuur (uitvoering in een agentschap en niet langer bij Arbeidsvoorzieningsorganisatie), vereenvoudiging van regelgeving, verbeteringen in controle en toezicht en verbetering in de relatie met Brussel. In maart 2002 heeft het kabinet de Tweede Kamer rapportage afwikkeling Arbeidsvoorziening van de heer Koopmans aangeboden. Hij kwam daarin tot de slotsom dat de mislukking van tripartiete Arbeidsvoorziening was te wijten aan een ambivalente start in 1991, innerlijke tegenstrijdige doelstellingen, constructiefouten in de wetgeving, onderschatting bij overheid en sociale partners van de voor het besturen van dit zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) vereiste bestuurlijke bekwaamheid, gebrekkig toezicht, de veelvuldig wijzigende politieke opvattingen en de lastige politieke context waarin het ZBO moest opereren. Het kabinet onderschreef op hoofdlijnen de rapportage van de heer Koopmans. De beoordeling van de heer Koopmans was – zoals hij zelf vast stelde – geschreven met wijsheid achteraf. Bedoeld ook om er lering uit te trekken bij de inrichting van CWI. Dat is gebeurd door CWI te positioneren als een louter taakgerichte organisatie met concreet geformuleerde uitvoerende taken, waarbij bestuur en directie in één hand is en het toezicht niet meer getrapt plaats vindt maar bij een onafhankelijke toezichthouder, IWI, is gepositioneerd.

Met deze brief hebt u als sluitstuk de aanbevelingen van de heer Schimmelpenninck ontvangen1, met zijn lering uit de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Zijn rapport werpt geen ander licht op de eerder door Koning en Koopmans getrokken conclusies, maar bevat lessen die in de toekomst van nut zijn bij de afwikkeling van andere ZBO's.

Deze brief bevat toezeggingen om de Tweede Kamer te informeren over de werkzaamheden van de heer Schimmelpenninck met betrekking tot de afwikkeling van de huisvestingsstichtingen en de daarmee samenhangende juridische procedures zodra deze zijn afgerond, alsmede over de verdere afwikkeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden.

De na de opheffing van Arbeidsvoorziening nog resterende werkzaamheden zijn overgedragen aan de rechtsopvolgers van Arbeidsvoorziening, CWI en de Staat. CWI zal met ingang van de de jaarrekening 2005 jaarlijks rapporteren over de ontwikkeling van het liquidatiesaldo als gevolg van de werkzaamheden die CWI en de Staat als rechtsopvolger van Arbeidsvoorziening verrichten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Noot SZW: Een eerder getroffen regeling bleek later te zijn vervangen door een regeling die duurder uitvalt en die bovendien niet te vergelijken is met regelingen voor andere personeelsleden. De rechter heeft beslist dat Arbeidsvoorziening niet was gehouden de nieuwe regeling uit te voeren.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven