nr. 159
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2005
Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport «De omzetting van Europese
richtlijnen: Instrumenten, technieken en processen in zes lidstaten vergeleken»1. Het onderzoek is in mijn opdracht verricht door de hoogleraren
Voermans en Steunenberg van de Universiteit Leiden.
Een goede en tijdige omzetting van EG-richtlijnen is van groot belang
voor de kwaliteit van de rechtsorde en voor de nakoming van de verplichtingen
van ons land als lid van de Europese Unie. In juli 2004 heb ik namens het
kabinet een nader standpunt uitgebracht over de wenselijkheid van bijzondere
wettelijke bepalingen voor het waarborgen van tijdige implementatie.2 In vervolg hierop wilde ik bezien of geleerd kan worden
van de werkwijze bij implementatie in andere lidstaten van de Europese Unie.
De doelstelling van het onderzoek was om meer inzicht verkrijgen in de
bestaande varianten in implementatietechnieken in een aantal Europese lidstaten
met het oog op versnelling van de implementatie van Europese regelgeving in
Nederland en ten behoeve van de Nederlandse bijdrage aan de totstandkoming
van EU-besluiten.
Onderzocht is welke implementatietechnieken en -systemen worden gebruikt
in Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk
en Spanje om EG-richtlijnen zowel rechtmatig, zorgvuldig als snel in de nationale
rechtsorde door te voeren.
Met betrekking tot het gebruik van juridische implementatietechnieken
zijn op basis van een vergelijking tussen de genoemde landen landen de voornaamste
conclusies van het onderzoek:
• De nationale wetgevingssystematiek vormt in de onderzochte landen
het uitgangspunt bij omzetting. Géén van de landen heeft de
Grondwet of het constitutionele systeem aangepast met het oog op snellere
omzetting van EG-richtlijnen;
• Er bestaat geen verband tussen de introductie van nieuwe omzettingsinstrumenten
waarmee richtlijnen kunnen worden omgezet op een niveau lager dan een formele
wet, en een blijvende verbetering van de omzettingsprestatie;
• Er bestaat in de onderzochte landen geen voorkeurstechniek voor
de omzetting van richtlijnen.
Ik stel vast dat deze bevindingen van het onderzoek in lijn zijn met de
uitgangspunten in het hiervoor genoemde kabinetsstandpunt met betrekking tot
de wenselijkheid van bijzondere wettelijke bepalingen voor het waarborgen
van tijdige implementatie. Hierin is als voornaamste uitgangspunt opgenomen
dat voor de implementatie van EG-richtlijnen de bestaande wetgevingssystematiek
alleszins bruikbaar is en dat hiervoor in beginsel geen bijzondere delegatiebepalingen
met of zonder mogelijkheid tot afwijking van de wet behoeven te worden ontwikkeld
of toegepast.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat vertragingen in implementatie
het gevolg zijn van verschillende juridische, politieke en operationele factoren,
die in onderlinge samenhang moeten worden bezien. In het rapport wordt behalve
aan de juridische aspecten dan ook tevens aandacht besteed aan de andere aspecten
van het proces van implementatie.
Met betrekking tot achterstanden bij de omzetting van EG-richtlijnen verwijs
naar de maatregelen die het kabinet reeds heeft genomen om deze achterstanden
terug te dringen en die zijn uiteengezet in een brief aan Uw Kamer van de
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mede namens mijzelf.1 Deze maatregelen hebben er toe bijgedragen dat het aantal EG-richtlijnen
dat niet tijdig is geïmplementeerd inmiddels aanmerkelijk is verminderd:
van 65 richtlijnen per 31 maart 2004 tot 17 richtlijnen per 31 september
2005.2
Het rapport heb ik tevens aangeboden aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner