Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 1639 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 1639 |
Wordt in het op de website geplaatste memo van 14 maart 2017 uw opvatting weergegeven over de aangenomen amendementen en moties bij de behandeling van het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen? Zo ja, waarom is het memo dan binnen een dag weer van de website gehaald? Zo nee, hoe kon het gebeuren dat dit memo met kennelijk ambtelijke opvattingen op de website van het Instituut voor Bouwkwaliteit (stichting IbK) werd geplaatst?
Het memo betreft een intern en niet afgestemd ambtelijk stuk van mijn departement dat per abuis op de website van het Instituut voor Bouwkwaliteit is geplaatst. Zodra dit bekend werd is het memo verwijderd.
Bent u van mening dat dit memo, met name waar het de inleiding en de toelichtingen betreft, gelezen kan worden als het afdingen op door de Kamer aangenomen amendementen en moties? Zo ja, is dit minachting van de Kamer? Zo nee, hoe verklaart u dan de principiële interpretatieverschillen tussen de toelichtingen van de indieners en de tekst van de toelichtingen in het memo?
Aanleiding voor het opstellen van het interne memo is de onduidelijkheid die bij veel marktpartijen is ontstaan naar aanleiding van door uw Kamer aangenomen amendementen en moties en de bijbehorende toelichtingen. Afhankelijk van hun belangen geven diverse marktpartijen ieder hun eigen uitleg aan de amendementen en moties, wat leidt tot onduidelijkheid. Mijn ambtenaren worden door marktpartijen op deze onduidelijkheid aangesproken en daarom was een memo in voorbereiding om een eenduidige reactie te kunnen geven op te verwachten vragen. Zoals echter aangegeven betreft het een intern ambtelijk stuk. Tijdens het debat met uw Kamer heb ik aangegeven hoe ik de amendementen en moties uitleg. Hetgeen daarover met uw Kamer is gewisseld is voor mij uitgangspunt bij de nadere uitwerking en invulling van de betreffende amendementen en moties. Ik doe hiermee volledig recht aan de ingediende amendementen en moties en aan het debat zoals gevoerd in en met uw Kamer.
Bent u van mening dat de strekking van de toelichtingen in het memo opvallende gelijkenis vertoont met recente (maar ook oudere) publicaties van het Instituut voor Bouwkwaliteit en daaraan gelieerde personen en adviesbureaus? Zo ja, bent u dan van mening dat dit de schijn van belangenverstrengeling oproept? Wat gaat u daar dan aan doen? Zo nee, hoe verklaart u dan de grote mate van overeenstemming tussen het memo en de door de bouwadvieswereld geformuleerde standpunten?
Het gepubliceerde memo betrof een intern en niet afgestemd ambtelijk stuk van mijn departement waarin een nadere uitleg is gegeven over de inhoud en doorwerking van de amendementen en moties in samenhang met hetgeen daarover tijdens het plenaire debat met Uw Kamer is besproken. Het IBK heeft geen inhoudelijke bemoeienis met dit memo gehad en is op geen enkele manier verantwoordelijk voor de inhoud van het memo.
Bent u van mening dat de aangenomen amendementen en moties de bedoeling hebben om de invloed van de bouwadvieswereld te matigen, de kosten van kwaliteitsborging te beheersen, de rol van de overheid met betrekking tot handhaving van de publieke regelgeving te verduidelijken en meer recht te doen aan de belangen van opdrachtgevers en gebruikers van bouwwerken? Zo ja, waarom is daar in het memo dan toch op afgedongen? Hoe gaat u de aangenomen moties en amendementen uitvoeren, zoals ze bedoeld zijn?
Ik zal de aangenomen amendementen en moties uitvoeren conform de inhoudelijke formuleringen en hetgeen daarover tijdens het plenair debat met uw Kamer is besproken. De beoogde beheersing van de kosten van het stelsel sluit aan bij mijn eigen doelstelling van een betaalbaar stelsel, evenals meer recht doen aan de belangen van opdrachtgevers en gebruikers van bouwwerken en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen marktpartijen en bevoegd gezag.
Bent u van mening dat gemeenten ook onder de nieuwe wet zelf gaan over de wijze waarop zij uitvoering geven aan de handhaving van publieke regels met betrekking tot bouwkwaliteit, veiligheid, energiezuinigheid, duurzaamheid, bruikbaarheid en toegankelijkheid? Zo nee, welke beperkingen wilt u gemeenten dan opleggen en hoe verhouden deze zich tot hun verantwoordelijkheid om onverantwoorde risico's te voorkomen en er op toe te zien dat de wet wordt nageleefd?
Doelstelling van het wetsvoorstel is om te komen tot een heldere verantwoordelijkheidsverdeling voor de bouwkwaliteit. De aannemer is tijdens de bouw en na het gereedkomen van het bouwwerk verantwoordelijk voor de bouwkwaliteit, de kwaliteitsborger ziet toe tijdens de bouw en beoordeelt of het gereedgekomen bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012. De gemeente draagt zo nodig zorg voor de handhaving, wanneer er signalen zijn, bijvoorbeeld van een kwaliteitsborger of een derde, dat er in strijd met het Bouwbesluit 2012 wordt gebouwd. Dit houdt in dat voor de bouwkwaliteit niet de gemeenten maar private partijen verantwoordelijk zijn. De gemeenten bepalen zelf de wijze waarop zij invulling geven aan hun handhavingstaak. Zij kunnen, naast de informatie die zij al van de kwaliteitsborger ontvangen, ten behoeve van hun handhavende taak informatie opvragen. Uit oogpunt van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden heb ik er in mijn reactie op de betreffende amendementen op gewezen dat de informatieverschaffing aan gemeenten slechts tot doel heeft te beoordelen of tot handhaving dient te worden besloten. Zij nemen hiermee de rol van de kwaliteitsborger, om zich een inhoudelijk oordeel te vormen over het voldoen van een bouwwerk aan de bouwregelgeving, niet over.
Een eigen inhoudelijk oordeel van de gemeente zou, naast hetgeen de kwaliteitsborger reeds uitvoert, leiden tot dubbele taken en verantwoordelijkheden en daarmee tot grote onduidelijkheid en dubbele kosten. Onduidelijke verantwoordelijkheden zijn juist een tekortkoming van het huidige stelsel die ik met het nieuwe stelsel beoog te verbeteren. Daarnaast zou een inhoudelijk oordeel van de gemeente en bijvoorbeeld het geven of juist nalaten van het geven van aanwijzingen op basis van dit oordeel leiden tot (mede-)verantwoordelijkheid voor eventuele gevolgen van dit handelen. Gemeenten hebben in overleg steeds aangegeven een dergelijke (mede-)verantwoordelijkheid onwenselijk te vinden.
Ik merk voor de volledigheid op, dat de vergunninghouder het feitelijk in gebruik nemen van het bouwwerk ten minste tien werkdagen van tevoren dient te melden bij de gemeente en dat hij daarbij een dossier dient te overleggen. Indien bij die melding gegevens ontbreken, kan de gemeente besluiten dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen.
Bent u van mening dat de aangenomen motie over het buiten beoordeling van kwaliteitsborgers houden van erkende technische toepassingen tot doel heeft de kosten van kwaliteitsborging te beperken en de standaardisering in de bouw te stimuleren? Bent u van mening dat die erkende toepassingen ook betrekking hebben op het aanbrengen van de toepassing in het bouwwerk en dat daarmee het rapport van Ligthart advies over erkende toepassingen in twijfel moet wordt getrokken? Zo ja, hoe gaat u de motie uitvoeren en de kosten van kwaliteitsborging terugdringen en waarom wordt in de toelichting in de memo dan toch betoogd dat kwaliteitsborgers een oordeel moeten geven?
Volgens de toelichting bij de motie is het doel ervan om te bevorderen dat gerealiseerde bouwwerken ten minste voldoen aan de wettelijke prestatie-eisen. Tweede doel dat wordt genoemd is om risico’s en kosten van het stelsel te beperken. Deze doelen sluiten aan bij de doelstellingen van het wetsvoorstel. De motie verzoekt een stelsel te bevorderen, waarbij erkende kwaliteitsverklaringen en erkende technische oplossingen marginaal worden getoetst. Mijn ambtsvoorganger heeft vorig jaar in antwoord op vragen van uw Kamer aangegeven, dat de gerealiseerde kwaliteit van een bouwwerk wordt bepaald door een drietal factoren, te weten persoon (kennis en ervaring), product (kwaliteit) en proces (toepassing van het product).1 Een erkende technische oplossing richt zich alleen op het product, waardoor het als zelfstandig instrument onvoldoende waarborgen biedt voor een kwaliteitsborger om zijn conformiteitsverklaring op te kunnen baseren. Dit sluit goed aan bij de bevindingen van het rapport van Ligthart-advies.2 Marginale toetsing kan om deze redenen inhouden, dat een kwaliteitsborger zonder de verklaring of oplossing zelf te beoordelen, zich een oordeel vormt of de wijze van uitvoering overeen komt met hetgeen hierover in de verklaring of oplossing is vastgelegd. Ik vind van groot belang, dat hierdoor wordt voorkomen dat het beoogde stelsel slechts op papier, maar niet in de praktijk voldoet. Dienovereenkomstig zal ik de betreffende motie uitvoeren.
Bent u bekend met de preambule van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB) over het rapport van Ligthart advies, dat is gemaakt nadat het rapport al wereldkundig was gemaakt zonder hoor en wederhoor? Zo ja, waarom is deze niet doorgeleid naar de Kamer? Zo nee, kunt u verklaren waarom de Kamer daarvan door ERB op de hoogte is gesteld?
Het Expertisecentrum Regelgeving Bouw is een commercieel adviesbureau dat eigen opvattingen heeft over bouwregelgeving en de wijze waarop de bouwkwaliteit zou moeten worden geborgd. Mijn ambtenaren hebben bij de totstandkoming van het wetsvoorstel overleg gevoerd met alle betrokken partijen, inclusief het ERB. Ook over het onderwerp erkende technische oplossingen en ook het rapport van Ligthart Advies is meerdere keren met het ERB contact geweest. Er is dus met het ERB overleg geweest, zowel in algemene zin, als over de vraag hoe moet worden omgegaan met erkende technische oplossingen. Het ERB heeft veelvuldig contact met relevante partijen. Het is aan het ERB zelf om haar meningen en opvattingen onder de aandacht van partijen te brengen.
Bent u bereid om de aangenomen moties over de kwaliteitsborging voor het verbouwen en restaureren van rijksmonumenten (Kamerstuk 34 453, nr. 20) en over kijken naar monumentale waarde bij het onder de wet brengen van rijksmonumenten (Kamerstuk 34 453, nr. 23) uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan uw toelichting tijdens het plenair debat en het gestelde in het memo dan zo wordt gelezen dat de door u aangekondigde voortzetting van het overleg met monumentengemeenten uitsluitend betrekking zal hebben op het al dan niet ook uitsluiten van gemeentelijke monumenten in de eerste stap van de invoering van de wet Kwaliteitsborging voor het bouwen?
Ja. In overleg met betrokken partijen heb ik inmiddels geconstateerd, dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor het bouwen voor de verschillende categorieën beschermde monumenten (gemeentelijke, provinciale en rijksmonumenten) sprake is van een en dezelfde wijze van toetsing. Het is om die reden voor een effectieve uitvoering van het erfgoedbeleid door de gemeenten wenselijk dat uitvoering van de aangenomen moties met zich meebrengt dat niet alleen rijksmonumenten op een later moment binnen het stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen komen te vallen, maar alle beschermde monumenten.
Bent u van mening dat in de publicaties van onder andere het Instituut van Bouwkwaliteit een onjuist beeld wordt geschetst van de strekking van de aangenomen amendementen en moties? Vindt u het verantwoord dat op basis van deze documenten de implementatie van het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging wordt ondersteund door dit instituut? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, welke stappen denkt u te zetten om er voor te zorgen dat de voorlichting over het nieuwe stelsel in overeenstemming wordt gebracht met wat de Kamer heeft besloten?
Zoals aangegeven ben ik voornemens de amendementen en moties uit te voeren, zoals ik deze met uw Kamer hebt besproken. Het Instituut voor Bouwkwaliteit is een onafhankelijke stichting en is opgericht als kwartiermaker voor de beoogde toelatingsorganisatie en in die hoedanigheid betrokken bij het beoogde stelsel voor kwaliteitsborging in de bouw. Ik ben zonder meer tevreden over de wijze waarop het Instituut voor Bouwkwaliteit zowel marktpartijen als het ministerie ondersteunt bij de voorbereiding van de invoering van het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen. Uit contacten met marktpartijen is mij duidelijk dat deze tevredenheid breed in de sector wordt gedeeld.
Bent u bereid om het betreffende memo terug te nemen en de strekking van de aangenomen amendementen en moties, inclusief de daaraan ten grondslag liggende toelichtingen en de door u in het debat gegeven reactie daarop, onvoorwaardelijk als uitgangspunt te nemen voor de verdere parlementaire behandeling en de uiteindelijke invoering van de wet Kwaliteitsborging voor het bouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uitgangspunt zijn de aangenomen amendementen en moties, de toelichtingen daarop en hetgeen ik hierover tijdens het debat met uw Kamer als interpretatie heb verwoord, voor zover niet weersproken. Ik heb u met deze beantwoording nader toegelicht hoe ik dienovereenkomstig aan de amendementen en moties uitvoering zal geven.
Ligthart Advies, Onderzoek naar de toepassing van «Erkende» Technische Oplossingen in instrumenten voor kwaliteitsborging, januari 2015.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1639.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.