Vragen van de leden Omtzigt en Oskam (beiden CDA) aan de staatssecretarissen van Financiën en van Veiligheid en Justitie over het onderzoek «Erven zonder Financiële Zorgen» (ingezonden 22 oktober 2012).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie), mede namens de staatssecretaris van Financiën en de van minister voor Wonen en Rijksdienst (ontvangen 28 november 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 537.

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek «Erven zonder financiële zorgen»1 waarin drie oplossingen worden geschetst voor het onbedoeld beneficiair aanvaarden van een nalatenschap?

Antwoord:

Ja.

Vraag 2

Bent u op de hoogte van het feit dat op dit moment 700 000 huishoudens een grotere eigenwoningschuld hebben dan hun huis waard is, en dat dat aantal tot één miljoen dreigt op te lopen?2

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over informatie die inzicht geeft in het exacte aantal huishoudens met een negatieve overwaarde. Dit aantal is mede afhankelijk van de geraadpleegde bron, het meetmoment en de gebruikte definities. Een ruwe schatting is dat het 15% tot 20% van de huishoudens met een hypothecair krediet betreft. Dat komt neer op circa 700 000 huishoudens. Het betreft vooral huishoudens die de afgelopen tien jaar een huis hebben gekocht. Uit een studie van Amsterdam School of Real Estate3 blijkt dat bij een huizenprijsdaling van 1% circa 20 000 huishoudens (extra) met een restschuld te maken krijgen.

Overigens hoeft die negatieve overwaarde voor het grootste deel van de groep van huizenbezitters niet tot problemen te leiden. Zolang de netto-maandlasten kunnen worden gedragen en er geen noodzaak bestaat tot verhuizing, wordt de restschuld niet gematerialiseerd. Daarnaast kan na verloop van tijd het huis niet meer «onder water staan», bijvoorbeeld doordat op de hypotheek wordt afgelost of omdat de waarde van de woning weer boven de hoogte van de hypotheek is gestegen. Toch wordt erkend dat het aantal huizen dat «onder water staat» het functioneren van de woningmarkt raakt. Om die reden zijn in het Begrotingsakkoord 2013 maatregelen opgenomen die de restschuldprobematiek structureel verkleinen4. Deze maatregelen beperken op termijn de financiële risico’s voor huishoudens.

Deze maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 leiden op korte termijn echter niet tot een verlichting van de lasten voor burgers die nu worden geconfronteerd met een gematerialiseerde restschuld. Daarom heeft het kabinet, in lijn met het regeerakkoord, nota’s van wijziging5 bij het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning ingediend als gevolg waarvan wordt toegestaan dat de rente over restschulden vanaf 29 oktober 2013 tijdelijk in aftrek mag worden gebracht op het belastbare inkomen uit werk en woning. De reikwijdte van de restschuldfaciliteit is door het aangenomen amendement Neppérus/Groot6 verder vergroot. Het kabinet beoogt hiermee de drempel voor huiseigenaren te verlagen om, ondanks de restschuld, de eigen woning toch te verkopen en het voor kredietverstrekkers minder risicovol te maken de restschuld in een volgende hypotheek mee te financieren.

Vraag 3

Bent u op de hoogte van de grote achterstanden in de verwerking van beschikkingen over toeslagen en over eigen bijdragen CAK? Deelt u de inschatting dat het zeer wel mogelijk is dat in de toekomst meer dan 1% van de nalatenschappen negatief zal zijn en dat het niet onmiddellijk duidelijk is?

Antwoord:

Er zijn mij geen achterstanden bekend bij het CAK als het gaat om beschikkingen over een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en om beschikkingen over een compensatie eigen risico (CER). Op grond van wettelijke voorschriften wordt de Wtcg-tegemoetkoming na afloop van het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, uitgekeerd en de CER aan het eind van het lopende kalenderjaar. Het kan dus voorkomen dat deze tegemoetkomingen worden uitgekeerd nadat betrokkene is overleden. Ook zijn mij geen vertragingen bekend in de afgifte van beschikkingen over de eigen bijdragen. De eigen bijdrage wordt na afloop van de zorgperiode in rekening gebracht, zodat het kan zijn dat erfgenamen nog worden geconfronteerd met rekeningen van het CAK.

Voor wat betreft de achterstanden in de verwerking van beschikkingen bij Toeslagen wordt nog verwezen naar de brief van de staatssecretaris van Financiën van 25 oktober 20127.

Of het percentage nalatenschappen met een negatief vermogen in de toekomst groter of kleiner wordt, is lastig in te schatten. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een nalatenschap met meer schulden dan baten, zullen de erfgenamen de goederen van de nalatenschap moeten inventariseren. Een dergelijke inventarisatie zal voor sommige erfgenamen eenvoudiger zijn dan voor andere erfgenamen, afhankelijk van bijvoorbeeld de hoeveelheid goederen in een nalatenschap en de volledigheid van de administratie van de erflater.

Vraag 4 en 5

Bent u, conform antwoord 12 op eerder gestelde Kamervragen8, bereid om met de opstellers van het onderzoek in gesprek te gaan en aan de Kamer aan te geven welke van de geschetste routes uw voorkeur heeft om de «nietsvermoedende en niet kwaadwillende burger» en zijn eigen vermogen te beschermen tegen schulden van de overledene?

Kunt u voor eind november 2012 aan de Kamer aangeven hoe u de voorkeursroute zult omzetten in wetsvoorstellen?

Antwoord op vragen 4 en 5:

De inhoud van het rapport vraagt om een zorgvuldige bestudering van het geschetste probleem en de voorgestelde oplossingen. Ik streef er naar u voor het einde van het jaar een reactie te zenden.


X Noot
1

Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen (via www.netwerknotarissen.nl).

X Noot
2

Interimrapport van de Commissie inkomstenbelasting en toeslagen «Naar een activerender belastingstelsel» (Commissie Van Dijkhuizen).

X Noot
3

Frans Schilder en Johan Conijn, Restschuld in Nederland: omvang en consequenties, Amsterdam School of Real Estate, januari 2012. Deze studie noemt een aantal van ten minste 600 000 huishoudens. Rekening houdend met het meetmoment van deze studie en de daling van de huizenprijzen sindsdien leidt tot een geschat aantal van circa 700 000 huishoudens.

X Noot
4

Zie ook de brieven van de staatssecretaris van Financiën van 18 september 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 IX, nr. 4, blz. 4) en 26 oktober 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 33 405, nr. 9).

X Noot
5

Kamerstukken II, 2012/13, 33 405, nr. 11 en nr. 16.

X Noot
6

Kamerstukken II 2012/13, 33 405, nr. 18.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2012/13, 31 066, nr. 147

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 122.

Naar boven