Vragen van de leden Verheijen en Ten Broeke (beiden VVD) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «EU-miljard voor Egypte verdween in zwart gat» (ingezonden 20 juni 2013).

Antwoord van minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 juli 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «EU-miljard voor Egypte verdween in zwart gat»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de reactie van het kabinet op het rapport van de Europese Rekenkamer?

Antwoord 2

De Rekenkamer concludeert op basis van een steekproef met een financiële omvang van 140 miljoen euro dat, in het algemeen, de Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) niet in staat zijn geweest deze EU-steun zo aan te wenden dat hierdoor het bestuur in Egypte is verbeterd. Dat deze steun niet doeltreffend is besteed is een zorgwekkende vaststelling waarop Nederland HV Ashton en Commissaris Füle (Nabuurschap) heeft aangesproken.

Zoals ook aangegeven in de brief van 20 juni jl. wordt in het rapport van de Europese Rekenkamer een aantal ernstige tekortkomingen geconstateerd. Nederland onderkent de moeilijke omstandigheden in Egypte. Ook in een moeilijke omgeving dient echter de effectiviteit van steun voorop te staan. Het kabinet is het in de kern eens met de aanbevelingen die de Rekenkamer doet om de effectiviteit van steun te vergroten. Het kabinet ziet deze als ondersteuning van zijn beleid, zoals uiteengezet in de kabinetsappreciatie nabuurschapsbeleid2.

Overigens is een aantal van de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer door de Commissie en EDEO al opgepakt na september 2012.

Vraag 3

Deelt u de mening dat deze zaak elk draagvlak voor de EU verder ondermijnt?

Antwoord 3

Ja.

Vraag 4

Bent u van plan om dit in Europa aan de kaak te stellen en zo ja, in welk gremium?

Antwoord 4

Tijdens de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken (24 juni jl.) is het rapport van de Europese Rekenkamer besproken. Zie ook het verslag van deze Raad voor een reactie van de EU en overige lidstaten op het rapport3. Nederland heeft ingebracht dat dit kritische rapport nog eens de noodzaak bevestigt van het stellen van duidelijkere voorwaarden aan de besteding van fondsen voor de Arabische regio, en dat naast more for more ook less for less moet worden toegepast.

De uitvoering van de samenwerking met Egypte zal in Raadskader verder worden besproken. In het relevante beheerscomité voor het nabuurschapsinstrument waarin lidstaten zijn vertegenwoordigd, kondigde de Commissie op 20 juni jl. de verdeling van SPRING-middelen voor de Zuidelijke nabuurschapslanden aan voor 2013. Aan Egypte werden, gezien het uitblijven van hervormingen voor 2013, nog geen SPRING-gelden toegekend.

Vraag 5

Is het een optie lopende steunoperaties in Egypte op te schorten zolang de besteding van EU-gelden onduidelijk is?

Antwoord 5

Op dit moment wordt EU-steun aan Egypte aangehouden. Het gaat om de SPRING-middelen die in 2012 aan Egypte beschikbaar werden gesteld (EUR 90 mln.) en een bedrag van EUR 110 mln. uit het nabuurschapsinstrument voor Egypte. Deze middelen zijn aan Egypte toegezegd (de EUR 110 mln. maakt deel uit van het totaalbedrag van EUR 1 mld. voor de periode 2007–2013) met instemming van lidstaten, maar worden in het licht van de omstandigheden in Egypte niet uitbetaald totdat aan een aantal voorwaarden is voldaan. De belangrijkste daarvan is het aangaan van een lening met het IMF. Hiertoe dient de Egyptische regering een ingrijpend pakket aan hervormingen aan te nemen. Het kabinet zal, ook in de nieuw ontstane situatie in Egypte, waarvan nog moet worden afgewacht hoe deze zich verder ontwikkelt, blijven aandringen op het scherp stellen van voorwaarden, aan de hand van heldere indicatoren, voor de verlening van Europese steun.

Wat betreft het verstrekken van EU-begrotingssteun aan Egypte is het kabinet het geheel eens met de Europese Rekenkamer dat de opportuniteit van deze hulpmodaliteit tegen het licht moet worden gehouden. De EU merkt hierover zelf op dat sinds 2011 geen nieuwe begrotingssteun aan Egypte in gang is gezet en dat het herziene en striktere beleid dat de EU voert ten aanzien van EU-begrotingssteun4 zonder meer ook op Egypte van toepassing is. Nederland zal scherp toezien op de wijze waarop de EU uitvoering geeft aan dit beleid. Nederland is voorstander van het besteden van een groter deel van de EU-steun via maatschappelijke organisaties – dit is ook de inzet van het herziene nabuurschapsbeleid van de Unie.

Vraag 6, 7

Deelt u de opvatting van de Europese Rekenkamer dat dergelijke hulp meer conform reddingsoperaties binnen de eurozone dient plaats te vinden?

Wat betekent dit in de toekomst voor steunoperaties in gebieden buiten de EU? Op welke manier zal het kabinet toezicht houden op het stellen van meetbare doelen, ook in relatie tot de «more for more» en «less for less» benadering?

Antwoord 6, 7

Bovenstaande «opvatting» wordt door de Europese Rekenkamer niet genoemd in haar rapport, maar betreft een uitspraak van Rekenkamerlid Karel Pinxter in het in vraag 1 genoemde Volkskrant artikel. Reddingsoperaties binnen de eurozone zijn van een andere orde en hebben een ander karakter dan Europese steun die in het kader van ontwikkelingssamenwerking aan derde landen wordt verleend. Overigens is de Europese steun aan derde landen ook aan strikte condities gebonden. Naleving van deze condities heeft de doorlopende aandacht van het kabinet – niet alleen in het geval van Egypte. Verbeterde resultaatmeting is in dit opzicht zonder meer van belang, ook met oog op het in vraag 3 genoemde draagvlak voor Europese steun.

Vraag 8

Kunt u aangeven bij welk type hulp er geld is zoekgeraakt? Kunt u aangeven of er ook Nederlands ontwikkelingsgeld verkeerd is besteed in Egypte?

Antwoord 8

Voor details over de audit van de Europese Rekenkamer en het type steun dat is onderzocht wordt verwezen naar Annex II van het rapport. Bij de bilaterale transitiesteun vanuit het Matra-zuid programma vindt geen overdracht van middelen plaats, maar gaat het om overdracht van kennis in de vorm van enerzijds training van ambtenaren en diplomaten en anderzijds kleinschalige samenwerkingsprojecten tussen Nederlandse en Egyptische overheidsinstellingen. Het risico van onjuiste besteding van middelen is daardoor te verwaarlozen.

Naar boven