Vragen van de leden
Pechtold
(D66),
Cohen
(PvdA),
Roemer
(SP),
Halsema
(Groenlinks),
Rouvoet
(ChristenUnie),
Van der Staaij
(SGP) en
Thieme
(PvdD) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over afrekenbare en controleerbare kabinetsdoelen met
betrekking tot duurzame energie (ingezonden 13 december 2010).
Antwoord van minister
Verhagen
(Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 24 januari 2011). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011,
nr. 1091.
Vraag 1
Klopt het dat het kabinet 14% duurzame energie in 2020 wil?1
1
Ja. Zoals in het Regeerakkoord is opgenomen, zijn de Europese doelen voor een duurzame energievoorziening leidend. Voor Nederland
betekent dit een aandeel duurzame energie van 14% cf. de Europese definitie in 2020.
Vraag 2
Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren? Welke effect- en prestatie-indicatoren worden gehanteerd? Kunt
u aangeven hoeveel megawatt opgesteld duurzaam vermogen en hoeveel MWh duurzame energieproductie dit inhoudt?
2
ECN heeft becijferd dat 14% duurzame energie overeenkomt met circa 290 Petajoule (PJ). Dit doel wordt ingevuld met duurzame
elektriciteit, groen gas, duurzame warmte en de Europese bijmengverplichting voor biobrandstoffen. Het is afhankelijk van
de daadwerkelijke invulling in 2020 hoeveel megawatt opgesteld duurzaam vermogen en hoeveel duurzame elektriciteitsproductie
moet worden nagestreefd. Een aandeel duurzame elektriciteit van circa 30% t.o.v. de totale elektriciteitsproductie is waarschijnlijk
wel noodzakelijk. Dat komt overeen met circa 37 TWH (=130 PJ).
Vraag 3
Wat is het uitgangspunt (nulmeting) per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren? Kunt u aangeven hoeveel megawatt
(mW) duurzaam vermogen er per 1 januari 2011 in Nederland opgesteld staat? Kunt u aangeven hoeveel mWh duurzame energie er
in 2010 geproduceerd is en welk aandeel dit vertegenwoordigt van het binnenlandse energiegebruik in 2010?
3
Het bestaande beleid realiseert naar inschatting per 1 januari 2011 circa 125 PJ. Dit blijkt uit de referentieraming Energie
en Emissies van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), die eind april
2010 naar uw Kamer is verzonden in het kader van de beleidsarme evaluatie van werkprogramma Schoon en Zuinig. De beleidsuitdaging
beslaat dus 165 PJ, te realiseren tussen 2011–2020. Voor de realisaties omtrent duurzame energie verwijs ik naar de statistiek
«Hernieuwbare energie in Nederland» van het CBS. Cijfers over 2009 zijn gepubliceerd. Voor 2010 zijn slechts voorlopige cijfers
tot en met het derde kwartaal beschikbaar voor het aandeel hernieuwbare elektriciteit. Een definitief beeld daarvan verwacht
ik niet eerder dan medio 2011.
Vraag 4, 5, 6, 7 en 8
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015? Kunt u aangeven hoeveel
megawatt opgesteld duurzaam vermogen en hoeveel MWh duurzame energieproductie u als tussendoelstelling hanteert voor 31 december
in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 met het oog op het behalen van de doelstelling in 2020?
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken? Gaat u naast de SDE+ regeling voor duurzame energie aanvullende
maatregelen nemen om deze doelstellingen te bereiken?2 Hoe reageert u op de inschatting van het Planbureau voor de Leefomgeving dat de aan de SDE+ regeling verbonden middelen slechts
toereikend zijn om 9% duurzame energie te halen per 2020?
Wanneer gaat het kabinet dit doen? Kunt u aangeven wanneer u bekend maakt met welke combinatie van belastingmaatregelen de
voor de SDE+ regeling benodigde middelen zal worden voorzien?
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen? Kunt u aangeven wanneer en op welke manier
u verantwoording zal afleggen over de voortgang gedurende deze kabinetsperiode wat betreft de doelstelling voor duurzame energie
per 2020?
Antwoord 4, 5, 6, 7 en 8
Het kabinet hanteert geen tussendoelstelling voor de afzonderlijke jaren.
Zoals in het Regeerakkoord is opgenomen, zal de SDE+ regeling in 2014 worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie zal ik bezien
welke mogelijkheden er zijn voor import van duurzame energie alsmede de mogelijkheid van een vorm van verplichting. Tevens
zie ik een aandeel grootschalige bij- en meestook in kolencentrales als een belangrijke mogelijkheid. Ook kunnen innovatieve
technieken een bijdrage leveren aan de doelstelling. Zoals eerder aangegeven aan uw kamer, acht het kabinet inschattingen
pas relevant op het moment dat de plannen nader zijn uitgewerkt. Derhalve zal ik in het voorjaar cf. de wens van uw Kamer
opdracht geven voor een inschatting van de ontwikkeling van het aandeel duurzame energie gegeven de dan bestaande plannen
van dit kabinet. Alsdan zal blijken welk aandeel duurzame energie dit kabinet realiseert als opmaat naar de 2020-doelstelling.
In het Regeerakkoord is aangegeven dat voor de nieuwe SDE+ regeling vanaf 2013 structureel € 100 miljoen voor kasuitgaven
beschikbaar komt. Dit budget wordt in de jaren 2014 en 2015 structureel met € 100 miljoen extra verhoogd. Cumulatief komt
in deze kabinetsperiode dus € 600 miljoen voor kasuitgaven aan de SDE+ regeling beschikbaar. Op lange termijn zal jaarlijks
structureel € 1 400 miljoen beschikbaar komen.
Zoals gebruikelijk zal het kabinet op de derde woensdag in mei verantwoording afleggen over het gevoerde beleid in het afgelopen
jaar.
XNoot
1Regeerakkoord, pagina 12.
XNoot
2SDE: Subsidie stimulering duurzame energieproductie