Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1070
Vragen van de leden Vos en Linhard (beiden
PvdA) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de wijze waarop DNB bestuurders in de financiële sector beoordeelt
op competenties en integriteit. (Ingezonden 26 november 2009)
1
Kent u de berichtgeving over de twijfels die De Nederlandsche Bank (DNB)
had over DSB en de kennis die de heren Zalm en Nijpels hadden over interne
problemen bij DSB?1
2
Deelt u de mening dat bestuurders van financiële instellingen grondige
inhoudelijke kennis moeten hebben van de sector waarin zij werkzaam zullen
zijn?
3
Hoe oordeelt DNB over de competenties van toekomstige bestuurders in de
financiële sector? Hoe zwaar weegt bijvoorbeeld het hebben van grondige
kennis van pensioenen, beleggingen en de financiële wereld mee om de
geschiktheid als voorzitter van raad van bestuur van het grootste pensioenfonds
van Nederland te bepalen?
4
Deelt u de mening dat er niets op de integriteit en het verleden van bestuurders
van financiële instellingen aan te merken mag zijn?
5
Hoe vindt de integriteittoets door DNB plaats? Wordt er getoetst op basis
van referenties, persoonlijke gesprekken, schriftelijke bronnen?
6
Bent u op de hoogte gebracht van de redenen waarom een aantal DSB medewerkers
ontslag namen? Zo nee, waarom niet?
7
Heeft DNB u gewezen op de interne problemen bij DSB in de tijd dat de
heren Nijpels en Zalm in het bestuur van DSB zaten? Zo nee, waarom wijst DNB
niet op dergelijke omstandigheden?
Antwoord
Antwoord van minister Bos (Financiën), mede namens
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 21 december
2009)
2 en 3
Ja, bestuurders van financiële ondernemingen, pensioenfondsen en
trustkantoren moeten grondige inhoudelijke kennis hebben van de sector waarin
zij werkzaam zijn. Ik verwijs hierbij naar de relevante wetten waarin staat:
«Het dagelijks beleid wordt bepaald door personen die deskundig
zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële
onderneming, de gemengde financiële holding, financiële holding
of verzekeringsholding en de daarbij behorende groep van ondernemingen (artikelen
3:8 en 3:271 Wet op het financieel toezicht; Wft)»; «het beleid
wordt bepaald of mede bepaald door personen die deskundig zijn in verband
met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds en het beroepspensioenfonds
(artikel 105, derde lid, Pensioenwet en artikel 110, derde lid, Wet verplichte
beroepspensioenregeling)»; «de deskundigheid van bestuurders en
commissarissen van een trustkantoor, degenen die het beleid van een trustkantoor
bepalen of mede bepalen en degene die een gekwalificeerde deelneming houden
in het trustkantoor staat buiten twijfel (artikelen 4, sub b, en 11, tweede
lid, Wet toezicht trustkantoren).»
DNB doet bij de deskundigheidstoets een check van de CV’s op opleiding
en relevante werkervaring. In geval van gerezen twijfel wordt de betreffende
persoon voor een gesprek uitgenodigd om een en ander nader te toetsen.
In antwoorden op vragen van de leden Wilders en Van Dijck (beiden PVV)
over de benoeming van de heer Nijpels tot nieuwe topman bij het ABP is reeds
aan bod gekomen dat pensioenfondsbestuurders op grond van de pensioenwetgeving
specifiek worden getoetst op deskundigheid in verband met de aard van de instelling.1 Deze deskundigheidseisen hebben betrekking op het besturen van een
organisatie, relevante weten regelgeving, pensioenregelingen en pensioensoorten,
financieel technische en actuariële principes en herverzekering, uitbesteding,
administratieve organisatie en interne controle en communicatie. DNB beoordeelt
of de kandidaat op de gevraagde deelgebieden voldoende deskundig is en of
er binnen het bestuur een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig is
dat het fonds behoorlijk wordt bestuurd.
4
Met de PvdA-fractie zijn wij van mening dat de betrouwbaarheid van bestuurders
van financiële instellingen buiten twijfel dient te staan. Deze norm
is onder meer neergelegd in artikel 3:9, eerste lid, van de Wft en artikel
105, vijfde lid, van de Pensioenwet.
5
Ja, er wordt getoetst op basis van referenties, persoonlijke gesprekken
en schriftelijke bronnen. Teneinde die toetsing op een zorgvuldige wijze te
laten plaatsvinden, heeft de wetgever nadere regels vastgesteld die wat betreft
de door de Wft gereguleerde financiële ondernemingen zijn neergelegd
in onder meer het Besluit Prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht
financiële ondernemingen Wft en voor wat betreft de pensioenfondsen zijn
neergelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Daarin is op zeer gedetailleerde wijze aangegeven aan de hand van welke
gegevens en inlichtingen de voornemens, handelingen en antecedenten van betrokkene
bij de betrouwbaarheidstoetsing in aanmerking moeten worden genomen, welke
bronnen in dat kader kunnen worden geraadpleegd en welke belangenafweging
daarbij dient plaats te vinden. Tot de hiervoor bedoelde gegevens, inlichtingen
en bronnen behoren onder meer door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen,
door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens, gegevens
en inlichtingen verkregen van de Belastingdienst, inlichtingen verkregen van
door betrokkenen opgegeven referenties, gegevens uit openbare bronnen en inlichtingen
verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene.
6 en 7
Ik ben niet op de hoogte gebracht van de redenen waarom een aantal DSB
medewerkers ontslag nam. Verder wil ik hangende het door uw Kamer gevraagde
onderzoek door de commissie Scheltema niet op deze vragen ingaan. De gang
van zaken bij DSB, inclusief de rol van het ministerie van Financiën,
is, zoals u bekend is, onderwerp van het onderzoek.
XNoot
1 Het Financieele Dagblad, 21 november 2009: «DNB twijfelde
eerder bij DSB». de Volkskrant, 21 november 2009: «Zalm verdedigde
wanbeleid DSB».
XNoot
1 Aanhangsel Handelingen II 2008/09, nr. 3600.