Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1989

Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over ongeoorloofde/misleidende promotie voor geneesmiddelen. (Ingezonden 19 februari 2009)

1

Bent u bekend met het bericht «Inspectie lijkt angstig keffertje»?1

2

Bent u het eens met de conclusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat er geen reden is voor nader onderzoek? Zo ja, hoe kunt u dan verklaren dat een aantal samenwerkingsovereenkomsten tussen Pfizer en hoogleraren in strijd was met de wettelijke regels? Zo nee, wat gaat u doen om alsnog tot vervolging over te gaan?

3

Waarom gaat de Inspectie, ondanks het feit dat deze vaststelt dat een aantal samenwerkingsovereenkomsten met hoogleraren in strijd is met de wettelijke regels, niet over tot vervolging?

4

In hoeverre heeft bovenstaande mogelijkerwijs te maken met onvoldoende capaciteit en een tekort aan instrumenten bij de Inspectie om grenzen te stellen aan onrechtmatig gedrag van farmaceuten?

5

Hoe verhoudt deze vorm van promotie van geneesmiddelen zich tot uw doelstelling bij de pakketaanpassing cholesterolverlagers van januari jl., waarin u de beroepsbeoefenaren aanzet om volgens richtlijnen voor te schrijven en daaruit het meest doelmatige middel als eerste keus te kiezen?

6

In hoeverre belemmert de opstelling van de Inspectie het succes van uw eigen beleid, wanneer deze zich terughoudend opstelt ten aanzien van het nemen van maatregelen tegen bedrijven die regels overtreden?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Kant en Van Gerven (beiden SP), ingezonden 16 februari 2009 (vraagnummer 2009Z02649/2080913570).

Antwoord

Antwoord van minister Klink (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 maart 2009)

1

Ja.

2

In de inspectierapporten is aangegeven welke punten verbetering behoeven. De IGZ heeft van geïnspecteerden vervolgens hun zienswijze ontvangen. Daarin zijn feitelijke onjuistheden benoemd en is door geïnspecteerden aangegeven welke maatregelen zullen worden getroffen en welke punten inmiddels verbeterd zijn. De handhavingsmiddelen waar de IGZ ten tijde van het inspectiebezoek over beschikte waren uitsluitend van strafrechtelijke aard, hetgeen – ook gezien de verstreken termijn – als een te zwaar middel werd gezien. Inmiddels – sinds het in werking treden van de Geneesmiddelenwet – beschikt de IGZ over een meer op maat gesneden instrument voor de handhaving van reclameregels, namelijk een waarschuwing of bestuurlijke boete. Indien de geconstateerde overtredingen na inwerkingtreding van de Geneesmiddelenwet waren geconstateerd, dan had de IGZ waarschijnlijk gebruik gemaakt van deze handhavingsinstrumenten.

3

Gezien het feit dat de IGZ destijds niet beschikte over passende handhavingsmiddelen en gelet op de sindsdien verstreken tijd en het feit dat de betreffende bedrijven inmiddels zaken hebben verbeterd dan wel maatregelen daartoe aan het treffen zijn, is de IGZ niet voornemens om alsnog tot vervolging over te gaan.

4

Bovenstaande heeft niet zozeer te maken met het tekort aan capaciteit binnen het deelprogramma Reclametoezicht, maar meer met het toenmalige gebrek aan proportionele handhavingsmiddelen en het feit dat de betreffende bedrijven inmiddels zaken hebben verbeterd dan wel maatregelen daartoe aan het treffen zijn.

5

Zowel voor het verleden, voor het nu, als voor de toekomst geldt dat de promotionele activiteiten van farmaceutische bedrijven niet altijd zullen overeenkomen met mijn beleidsdoelstellingen. Farmaceutische bedrijven willen dat met hun geneesmiddelen zoveel mogelijk patiënten worden behandeld. Dit vind ik een – vanuit een bedrijfsmatig perspectief – logisch streven. Helaas betreft het niet altijd de meest doelmatige geneesmiddelen. En hier botsen dan de promotionele activiteiten van de farmaceutische industrie met mijn beleidsdoelstelling om doelmatige zorg te realiseren. Daarom vind ik het van belang dat richtlijnen onafhankelijk tot stand komen en vervolgens goed worden geïmplementeerd. Verschillende organisaties, zoals het Kwaliteitsinstituut voor de zorg CBO en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), doen hierin al goed werk, en vanaf 1 april 2009 zal de door mij te installeren Regieraad Kwaliteit van Zorg dit nog meer bevorderen.

6

Ik vind niet dat de IGZ zich in het algemeen terughoudend opstelt ten aanzien van te nemen maatregelen tegen bedrijven die de regels overtreden. Sinds de invoering van de bestuurlijke boete voor overtredingen van de Geneesmiddelenwet (per 1 juli 2007) heeft de IGZ circa 11 boeterapporten opgesteld. Al deze boeterapporten gaan over (vermeende) overtredingen van de reclameregels en al deze boeten zijn aan bedrijven opgelegd.


XNoot
1

 Trouw, 14 februari 2009.

Naar boven