Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

135

Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de staatssecretaris van Justitie over een sterfgeval in de Penitentiaire Inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen. (Ingezonden 22 juli 2008)

1

Wat is uw oordeel over het feit dat er nog steeds geen doodsoorzaak is vastgesteld voor het overlijden van A.H. in oktober 2007 in de Penitentiaire Inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen?1

2

Welke onderzoeken hebben er tot heden plaatsgevonden en welke conclusies zijn daaruit getrokken?

3

Zijn daarbij ook de direct betrokken personeelsleden gehoord?

4

Heeft het Openbaar Ministerie de zaak aangemeld bij de Rijksrecherche? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog zo spoedig mogelijk te doen?

5

Kunt u uitsluiten dat er in deze zaak verwijtbaar gehandeld is door het personeel van de inrichting of door derden? Zo neen, wat gaat u ondernemen om hierover helderheid te krijgen?

6

Is het waar dat het in de loop van de avond, dat A.H. overleed, al duidelijk was dat er iets aan de hand was met hem? Is het waar dat toen niet is besloten een arts in te schakelen maar hem slechts onder nachtcontrole te plaatsen? Waarom is dat besluit toen genomen?

7

Deelt u de mening dat nu gebleken is dat er sprake was van letsel dat door een externe factor is veroorzaakt nog vóór het overlijden van A.H., het van het grootste belang is te achterhalen of de overledene is mishandeld tijdens zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen en wie daarvoor verantwoordelijk is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te achterhalen? Deelt u voorts de mening dat het van belang is te achterhalen waardoor en/of door wie de aangetroffen onderhuidse bloedingen zijn veroorzaakt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te achterhalen?

8

Waarom zijn de onderzoeken zijn afgerond terwijl niet duidelijk is wat de doodsoorzaak is geweest?

9

Bent u bereid contra-expertises uit te laten voeren, zowel toxicologisch onderzoek als een verwondinganalyse, om alsnog helderheid te krijgen over de doodsoorzaak?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Albayrak (Justitie), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 3188, vergaderjaar 2007–2008. (Ontvangen 29 september 2008)

1

De oorzaak van het overlijden is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), die sectie en toxicologisch onderzoek heeft laten verrichten. Uit deze onderzoeken is geen anatomische doodsoorzaak gebleken. Het komt vaker voor dat nader onderzoek leidt tot de conclusie dat geen oorzaak van een overlijden kan worden vastgesteld. Dit zijn feiten waarover ik geen oordeel heb.

2, 3, 5, 7, 8 en 9

Onder leiding van het openbaar ministerie te Assen heeft de regiopolitie Drenthe een onderzoek ingesteld naar het overlijden van de heer A.H. op 17 oktober 2007. In het kader van dit onderzoek heeft de politie op 17 oktober 2007 de direct betrokken penitentiaire inrichtingswerkers, de instellingsarts en twee gedetineerden als getuigen gehoord.

Daarnaast hebben een patholoog-anatoom en een toxicoloog van het NFI op 17 oktober 2007 respectievelijk 18 februari 2008 onderzoek verricht op het lichaam van de gedetineerde. De bevindingen van deze onderzoeken zijn neergelegd in een deskundigenrapport van 29 februari 2008.

Uit het onderzoek door de politie is gebleken dat er geen concrete aanwijzingen zijn gevonden dat de gedetineerde voor zijn overlijden is mishandeld dan wel betrokken is geweest bij een vechtpartij. De patholoog-anatoom heeft overigens na sectie geconcludeerd dat geconstateerde onderhuidse bloeduitstortingen geen rol van betekenis hebben gespeeld bij het intreden van de dood.

Evenmin zijn er aanwijzingen gevonden dat er strafrechtelijk verwijtbaar is gehandeld door het personeel van de penitentiaire inrichting of derden. Gelet op de bevindingen van het politie-onderzoek, de patholoog-anatoom en toxicoloog, heeft het openbaar ministerie te Assen geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de gedetineerde als gevolg van een misdrijf zou zijn overleden.

De familie van de overledene heeft aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gevraagd om nader onderzoek in te stellen naar het functioneren van de (medewerkers van de) medische dienst. De IGZ bepaalt binnenkort of zij een nader onderzoek instelt.

Nader (forensisch) onderzoek of contra-expertise acht ik niet noodzakelijk.

4

De rechercheofficier van justitie van het openbaar ministerie te Assen heeft op 17 oktober 2007 contact opgenomen met de coördinerend officier van justitie Rijksrecherchezaken. Gelet op de situatie op de genoemde datum en de Aanwijzing taken en inzet van de Rijksrecherche (2006A005), is besloten dat de inzet van de Rijksrecherche op dat moment niet voor de hand lag. Uit de genoemde Aanwijzing kan worden afgeleid dat gevallen waarin sprake is van een niet-natuurlijk overlijden in penitentiaire inrichtingen in beginsel niet door de Rijksrecherche maar door de regiopolitie worden onderzocht. In het onderhavige geval heeft de rechercheofficier van justitie op diverse momenten in de loop van het onderzoek getoetst of de inzet van de Rijksrecherche geïndiceerd was. De uitkomsten van het onderzoek – te weten de bevindingen van de patholoog-anatoom dat geconstateerde onderhuidse bloeduitstortingen geen rol van betekenis hebben gespeeld bij het intreden van de dood, de resultaten van het toxicologisch onderzoek en de bevindingen van het politieonderzoek dat er geen aanwijzingen waren dat de gedetineerde is mishandeld door medegedetineerden dan wel betrokken personeelsleden van de penitentiaire inrichting – gaven daartoe geen aanleiding.

6

Op de avond van het overlijden van de heer A.H. heeft het personeel omstreeks 21.00 uur contact met hem gehad in verband met het uitreiken van zijn dagelijkse medicijnen. Het personeel trof de heer A.H. liggend op de grond van zijn cel aan. Op de vraag waarom hij op de grond lag, antwoordde hij dat hij last van zijn rug had. Het personeel heeft de medicijnen aan hem uitgereikt en heeft gecontroleerd of hij deze daadwerkelijk innam, hetgeen het geval was.

Er is besloten om betrokkene onder nachtcontrole (controle om de twee uur vanaf 23.00 uur) te plaatsen, omdat hij niet goed aanspreekbaar was en rode bulten in zijn gezicht en nek had. Het gedrag en de rode bulten in zijn gezicht en nek vormden voor het personeel geen aanleiding om een arts te waarschuwen. Met de heer A.H. is afgesproken dat hij zijn bed midden in de cel zou plaatsen, zodat hij vanuit het luikje in de celdeur goed kon worden geobserveerd. Bij de volgende controle werd hij dood in de cel aangetroffen.


XNoot
1

 Uitzending EenVandaag, 17 juli 2008 http://www.eenvandaag.nl/index.php?module=PX_Story&func=view&cid=2&sid=33687&nav=33690,33687,33688,33684,0

Naar boven