Subsidieregeling Toekomstbestendige bedrijventerreinen Zuid-Holland

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Gelet op Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, 2831);

 

Overwegende dat het wenselijk is de verduurzaming van bedrijventerreinen en campussen te stimuleren ten behoeve van de toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen en campussen en daarmee de bevordering van de energietransitie, circulaire transitie, klimaatadaptatie, gezonde en aantrekkelijke werkomgevingen en natuurinclusiviteit in de provincie Zuid-Holland;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling Toekomstbestendige bedrijventerreinen Zuid-Holland

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • -

    bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in een omgevingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied in de provincie Zuid-Holland, met uitzondering van zo’n bedrijventerrein die binnen het cluster Rotterdam-Moerdijk van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie valt;

  • -

    campus: een geografische concentratie of bundeling van bedrijven, onderwijs- of kennisinstellingen en instituten in de provincie Zuid-Holland, waar gezamenlijke activiteiten ten aanzien van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling centraal staan in de onderlinge relaties tussen de organisaties die in de campus deelnemen;

  • -

    campusorganisatie: de rechtspersoon die de gezamenlijke activiteiten op de campus uitvoert of coördineert;

  • -

    circulariteit: het hergebruiken van materialen en grondstoffen, of vervanging van materialen en grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen, met als doel minder afval en schade voor het milieu en klimaat;

  • -

    De-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  • -

    ondernemer: natuurlijk persoon of rechtspersoon op een bedrijventerrein die zelfstandig werkzaamheden uitvoert en daar inkomsten uit heeft en ingeschreven is in het handelsregister, of de eigenaar van het vastgoed van waaruit voornoemd persoon zijn onderneming drijft;

  • -

    ondernemersvereniging: vereniging als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones of vereniging, als bedoeld in artikel 27 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van ondernemers die krachtens haar statuten de gemeenschappelijke belangen behartigt van de aangesloten ondernemers op een bedrijventerrein;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent op een bedrijventerrein;

  • -

    stichting: stichting als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones of een stichting, als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die krachtens haar statuten de gemeenschappelijke belangen behartigt van de aangesloten ondernemers op een bedrijventerrein.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een ondernemer, ondernemersvereniging, stichting, gemeente, of campusorganisatie.

  • 2.

    Bij een subsidie-aanvraag voor meer dan één ondernemer voor een activiteit als bedoeld in de artikelen 2.1, 3.1 en 4.1 op een bedrijventerrein wordt de aanvraag ingediend door een gemeente, stichting of ondernemersvereniging en treedt die gemeente, stichting of ondernemersvereniging op als penvoerder en draagt de penvoerder naast de verantwoordelijkheid om de subsidie aan te vragen, ook de verantwoordelijkheid om deze te ontvangen, te verantwoorden en alle overige correspondentie in het kader van de subsidie te verzorgen.

  • 3.

    Bij een subsidie-aanvraag voor een activiteit als bedoeld in de artikelen 2.1, 3.1 en 4.1 op een campus wordt de aanvraag ingediend door een campusorganisatie.

Artikel 1.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen geldt dat:

  • a.

    de subsidie-aanvraag betrekking dient te hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, 3.1 of 4.1, voor een bedrijventerrein of campus in de provincie Zuid-Holland;

  • b.

    als voor de realisatie van de activiteit een vergunning nodig is, de subsidie-aanvrager of deelnemer ten tijde van de aanvraag voor subsidieverlening over deze vergunning beschikt;

  • c.

    als voor de realisatie van de activiteit toestemming nodig is van de eigenaar van het bedrijventerrein of de campus of een perceel of gebouw op dat bedrijventerrein of die campus, de subsidie-aanvrager of deelnemer ten tijde van de aanvraag voor subsidieverlening over een toestemmingsverklaring van de eigenaar beschikt.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 2.6 van de Asv wordt de subsidie geweigerd als:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 10.000,00 bedraagt;

  • b.

    de subsidie-aanvrager of een van de deelnemers waarvoor de subsidie wordt aangevraagd voor dezelfde activiteiten al op grond van deze of een andere subsidieregeling subsidie hebben aangevraagd of ontvangen;

  • c.

    de subsidie-aanvrager een onderneming is, of een van de deelnemers waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een onderneming is, en door die subsidie-aanvrager of deelnemer, bij de aanvraag geen ondertekende de-minimisverklaring is overgelegd;

  • d.

    het bedrijventerrein binnen het industriecluster Rotterdam-Moerdijk van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie valt.

Artikel 1.5 Verdelingswijze

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidie-aanvragen.

  • 2.

    Als een subsidie-aanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidie-aanvraag aangevuld en gecompleteerd is als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Wordt het subsidieplafond op enige dag overschreden, dan wordt de volgorde van binnenkomst van de op die dag binnengekomen volledige subsidie-aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van apparatuur en materialen, tot maximaal de marktwaarde, en die benodigd is voor de realisatie van de in artikelen 2.1, 3.1 en 4.1 genoemde activiteiten, uitgezonderd gereedschap en andere hulpmaterialen;

  • b.

    kosten van de inhuur van een professionele derde tegen een marktconform tarief en ten behoeve van de uitvoering van de in artikelen 2.1, 3.1 en 4.1 genoemde activiteiten.

Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 3.1 tot en met 3.5 en 6.2 van de Asv heeft de subsidie-ontvanger in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    er wordt binnen 6 maanden na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening gestart met uitvoeren van de subsidiabele activiteit;

  • b.

    de subsidiabele activiteit is binnen 2 jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening afgerond;

  • c.

    de subsidie-ontvanger maakt op verzoek de bevindingen en resultaten van de subsidiabele activiteiten met inachtneming van privacyregelgeving om niet toegankelijk voor derden;

  • d.

    de met de subsidie aangeschafte apparatuur of het materiaal is in ieder geval tot 5 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidievaststelling werkend op het betreffende bedrijventerrein of campus en mag in die periode niet worden vervreemd.

Artikel 1.8 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot voor subsidies vanaf € 25.000,00 bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de subsidieverleningsbeschikking worden bepaald.

Artikel 1.9 Verantwoording

  • 1.

    Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidie-ontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag inclusief foto- of videomateriaal van de situatie voor en na de activiteiten;

    • b.

      gespecificeerde facturen van de activiteiten.

  • 2.

    Voor een subsidie vanaf € 25.000,00 tot € 125.000,00 is artikel 4.2, eerste lid, van de Asv van toepassing.

  • 3.

    Voor een subsidie vanaf € 125.000,00 is artikel 4.3, eerste en tweede lid, van toepassing.

Artikel 1.10 Staatssteun

Subsidie krachtens deze regeling wordt, indien de subsidie-aanvrager een onderneming is, of een van de deelnemers waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een onderneming is, verleend overeenkomstig de De-minimisverordening.

 

Paragraaf 2 Energie op bedrijventerreinen of campussen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van fysieke maatregelen op een bedrijventerrein of campus als geheel of op een perceel of op of aan of in een gebouw op dat bedrijventerrein of die campus die bijdragen aan:

    • a.

      energiebesparing;

    • b.

      de opwek van duurzame energie;

    • c.

      energie-opslag; of

    • d.

      energie-uitwisseling.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, leiden tot efficiënte benutting van het energiesysteem en bevorderen de energietransitie. Daarmee dragen de maatregelen bij aan bedrijventerreinen en campussen die bestand zijn tegen veranderingen of ontwikkelingen in de toekomst.

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.4, wordt de subsidie geweigerd als door de subsidie-aanvrager of deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, bij de aanvraag geen ondertekende verklaring is overgelegd waaruit blijkt dat de te verstrekken subsidie niet wordt gebruikt voor maatregelen in de Erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML) in bijlage VII en bijlage XIV van de Omgevingsregeling.

Artikel 2.3 Subsidiehoogte

  • 1.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 voor een bedrijventerrein, is de hoogte van de subsidie afhankelijk van het aantal ondernemers waarvoor de subsidie-aanvraag wordt gedaan:

    • a.

      bij een subsidie-aanvraag van 1 ondernemer, of een subsidie-aanvraag voor 2 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 60.000,00;

    • b.

      bij een subsidie-aanvraag voor 3 tot 10 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,00;

    • c.

      bij een subsidie-aanvraag voor 10 of meer ondernemers bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 285.000,00;

    • d.

      als door de subsidie-aanvrager, of iedere deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, blijkens de aanvraag, bij de keuze van de materialen en apparaten voor het realiseren van de fysieke maatregelen, bedoeld in artikel 2.1, circulariteit is betrokken, wordt het te verlenen subsidiebedrag met 5% verhoogd.

  • 2.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van alleen een gemeente voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, op een bedrijventerrein op grond in eigendom van een gemeente, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,00.

  • 3.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van een campusorganisatie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 voor een campus, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,00.

  • 4.

    In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid, wordt per subsidie-aanvrager of deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie jaar het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

  • 5.

    Als toepassing van het eerste tot en met het vierde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan €10.000,00 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Paragraaf 3 Klimaatadaptatie en biodiversiteit op bedrijventerreinen of campussen

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van:

    • a.

      fysieke maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie op een bedrijventerrein of campus als geheel of op een perceel of op of aan een gebouw op dat bedrijventerrein of die campus; of

    • b.

      fysieke maatregelen ten behoeve van de vergroting van de biodiversiteit op een bedrijventerrein of campus als geheel of op een perceel of op of aan een gebouw op dat bedrijventerrein of die campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, leveren een bijdrage aan de aanpassing aan klimaatverandering of soortenrijkdom en dragen daarmee bij aan bedrijventerreinen en campussen die bestand zijn tegen veranderingen of ontwikkelingen in de toekomst.

Artikel 3.2 Subsidiehoogte

  • 1.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1 voor een bedrijventerrein, is de hoogte van de subsidie afhankelijk van het aantal ondernemers waarvoor de subsidie-aanvraag wordt gedaan:

    • a.

      bij een subsidie-aanvraag van 1 ondernemer, of een subsidie-aanvraag voor 2 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 60.000,00;

    • b.

      bij een subsidie-aanvraag voor 3 tot 10 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00;

    • c.

      bij een subsidie-aanvraag voor 10 of meer ondernemers bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 45% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,00;

    • d.

      als door de subsidie-aanvrager, of iedere deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, blijkens de aanvraag, bij de inrichting of keuze van de materialen en apparaten voor het realiseren van de maatregelen, bedoeld in artikel 3.1, circulariteit of door de provincie Zuid-Holland aangewezen dier- en plantensoorten die kenmerkend zijn voor de landschappen van Zuid-Holland, zijn betrokken, wordt het te verlenen subsidiebedrag met 5% verhoogd.

  • 2.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van alleen een gemeente voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1, op een bedrijventerrein op grond in eigendom van een gemeente, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00.

  • 3.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van een campusorganisatie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1 voor een campus bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00.

  • 4.

    In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid, wordt per subsidie-aanvrager of deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie jaar het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

  • 5.

    Als toepassing van het eerste tot en met het vierde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000,00 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Paragraaf 4 Circulariteit op bedrijventerreinen of campussen

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het bevorderen van circulariteit op een bedrijventerrein of campus door middel van de realisatie van:

    • a.

      fysieke maatregelen op een perceel of op of aan een gebouw;

    • b.

      fysieke maatregelen voor collectieve uitwisseling of verwerking van afval- en grondstoffen; of

    • c.

      fysieke maatregelen voor het inrichten van de openbaar toegankelijke ruimte van een bedrijventerrein of campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, leveren een bijdrage aan het hergebruiken van materialen en grondstoffen, met als doel minder afval en schade voor het milieu en klimaat, en dragen daarmee bij aan bedrijventerreinen en campussen die bestand zijn tegen veranderingen of ontwikkelingen in de toekomst.

Artikel 4.2 Subsidiehoogte

  • 1.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1 voor een bedrijventerrein, is de hoogte van de subsidie afhankelijk van het aantal ondernemers waarvoor de subsidie-aanvraag wordt gedaan:

    • a.

      bij een subsidie-aanvraag van 1 ondernemer, of een subsidie-aanvraag voor 2 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 60.000,00;

    • b.

      bij een subsidie-aanvraag voor 3 tot 10 ondernemers, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00;

    • c.

      bij een subsidie-aanvraag voor 10 of meer ondernemers bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 45% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,00;

    • d.

      als de door de subsidie-aanvrager, of iedere deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, te realiseren maatregelen of wijze van inrichting, bedoeld in artikel 4,1, blijkens de aanvraag, natuurinclusief zijn en daarmee leiden tot een toename van biodiversiteit, wordt het te verlenen subsidiebedrag met 5% verhoogd.

  • 2.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van alleen een gemeente voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1, op een bedrijventerrein op grond in eigendom van een gemeente, bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00.

  • 3.

    Als het gaat om een subsidie-aanvraag van een campusorganisatie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1 voor een campus bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,00.

  • 4.

    In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid, wordt per subsidie-aanvrager of deelnemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie jaar het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

  • 5.

    Als toepassing van het eerste tot en met het vierde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000,00 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5.2 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2029, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: subsidieregeling Toekomstbestendige bedrijventerreinen Zuid-Holland.

Den Haag, 15 april 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Toelichting bij de subsidieregeling Toekomstbestendige bedrijventerreinen Zuid-Holland

I. Algemeen

De provincie Zuid-Holland streeft naar concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen en campussen. Bedrijventerreinen zijn essentieel voor het bedrijfsleven en de samenleving. Ruim 30% van het bruto regionaal product van Zuid-Holland wordt op de Zuid-Hollandse bedrijventerreinen gerealiseerd en de terreinen zijn goed voor ruim een derde van de werkgelegenheid in Zuid-Holland. Campussen brengen bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten samen, wat leidt tot een vruchtbare omgeving voor innovatie en tot het aantrekken van talent.

 

Bedrijventerreinen en campussen spelen dus een belangrijke rol in de economie en zijn dragers van werkgelegenheid. De provincie wil een rijk vestigingsklimaat creëren en heeft daarvoor drie beleidslijnen over bedrijventerreinen omschreven in het omgevingsbeleid:

  • 1.

    Het in evenwicht houden en, waar nodig, brengen van de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen;

  • 2.

    Het beter benutten van bedrijventerreinen en, indien noodzakelijk, het ontwikkelen van nieuwe locaties die kwalitatief toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande voorraad;

  • 3.

    Het verduurzamen van bedrijventerreinen waarbij ze zich tevens voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen.

Daarnaast zet de provincie in op een innovatieve economie door te investeren in kennis en innovatie. Beleidsmaatregelen uit het omgevingsbeleid zijn:

  • 1.

    Strategische samenwerking om een innovatieve economie te stimuleren

  • 2.

    Innovatie infrastructuur versterken door de ontwikkeling van campussen en fieldlabs te versnellen

  • 3.

    Versterken van netwerken gericht op kennis en innovatie

  • 4.

    Innovatie stimuleren binnen specifieke clusters

  • 5.

    Innovatie stimuleren in het MKB

Deze subsidieregeling heeft als doel bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van het provinciale bedrijventerreinenbeleid. Daarnaast helpt de subsidie het kennis en innovatie ecosysteem te versterken en draagt de regeling bij aan de volgende beleidskeuzes uit het omgevingsbeleid:

  • bevorderen van de energietransitie (inclusief stimuleren zonne- en warmte-energie);

  • een toekomstbestendig regionaal energie-infrastructuurnetwerk;

  • wateroverlast (en hittestress) voorkomen;

  • versterken van natuur in Zuid-Holland;

  • circulair Zuid-Holland.

Bevorderen van de energietransitie en een toekomstbestendige energie-infrastructuur

Met het programma ‘Schone Energie voor Iedereen’ draagt de provincie bij aan het landelijke doel om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Maar de opbrengsten voor Zuid-Holland zijn veel groter. Schone lucht en een gezondere leefomgeving bijvoorbeeld.

 

De snel toegenomen vraag en aanbod van energie leidt echter tot schaarste rondom de energie-infrastructuur. In Zuid-Holland is – net als in grote delen van het land – sprake van netcongestie. De schaarste houdt naar verwachting de komende jaren aan en vormt een bedreiging voor het vestigingsklimaat. Waar immers geen energie is, kan niet gewerkt worden. Met het provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (pMIEK) geven de provincie, gemeenten en netbeheerders gezamenlijk richting aan de ontwikkeling en versnelling van het energiesysteem in Zuid-Holland. Eén van de benoemde sporen in dit programma is ‘verslimming en betere benutting’. Hiermee willen de betrokken partijen inzetten op minder transportbehoefte op het elektriciteitsnet en slimmere infrastructuur zodat bekend is waar bijvoorbeeld verzwaring nodig is. Bedrijventerreinen zijn de meest logische plek voor deze slimme oplossingen, in de vorm van energiehubs, omdat ze een hoge concentratie bedrijven met grote energiebehoeften hebben, waardoor gezamenlijke energieoplossingen efficiënter en kostenbesparend zijn. Bovendien kunnen bedrijven op bedrijventerreinen eenvoudig samenwerken om duurzame energiebronnen lokaal op te wekken en te verdelen.

 

Het zuinig omgaan met energie, het opwekken, opslaan en uitwisselen van duurzame energie draagt in grote mate bij aan de toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen. Om dat te bereiken moeten bedrijven op het terrein investeren. Gebleken is dat ondernemers dit vaak niet doen om een aantal redenen, bijvoorbeeld omdat ze de terugverdientijd nog te lang vinden, dat ze hun pand huren en daarom geen gebouwgebonden maatregelen nemen, dat er prioriteit ligt bij hun corebusiness, dat er technische beperkingen zijn, dat het dak te licht is voor zonnepanelen, dat de banken terughoudend zijn, etc. Om deze redenen het hoofd te kunnen bieden willen bedrijven graag ‘ontzorgd worden’. De gezamenlijkheid van een ondernemersvereniging kan efficiency bieden, bijvoorbeeld in de vorm van verbinden van bedrijven, het maken van plannen, contracten met leveranciers en het voorbereiden van eventueel andere duurzame energieactiviteiten. Dit proces start meestal met een haalbaarheidsonderzoek en/of een businesscase. Hiervoor kan subsidie worden aangevraagd in het kader van de Zuid-Hollandse Subsidieregeling planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland 2024. Er is reeds een groot aantal van dit soort haalbaarheidsprojecten uitgevoerd. Uit deze projecten blijkt dat ze vaak niet tot investeringen leiden om bovengenoemde redenen en omdat ze een onrendabele top kennen. De provincie Zuid-Holland wil dat juist dit soort projecten wél tot uitvoering komen en stelt daarom via de onderhavige regeling investeringssubsidies beschikbaar om de onrendabele top voor de bedrijven kleiner te maken of helemaal weg te nemen.

 

Versterken van de natuur en wateroverlast voorkomen

Naast het subsidiëren van energiemaatregelen zetten we ook breder in op duurzaamheid, zoals klimaatadaptatie en biodiversiteit op bedrijventerreinen. Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Aandacht voor klimaatbestendigheid op bedrijventerreinen is zowel bij nieuwbouw als bij bestaande bedrijventerreinen noodzakelijk. Op bestaande terreinen is een van de opties het aanleggen van regenwateropslagfaciliteiten. Daarnaast is de aanwezigheid van planten en bomen een probaat middel tegen hittestress. Hittestress of wateroverlast op bedrijventerreinen ervaart men nog niet altijd als urgent. Gezien de ontwikkeling van het klimaat is de verwachting dat dit in snel toenemende mate wel het geval kan zijn.

 

Een groene inrichting van een bedrijventerrein draagt niet alleen bij aan de biodiversiteit, natuur en de bestendigheid tegen wateroverlast, maar ook aan de gezondheid van de werknemers op de terreinen. Werknemers waarderen een groene werkomgeving. Een groene en aantrekkelijke inrichting van bedrijventerreinen helpt bedrijven om personeel aan te trekken en te behouden, wat belangrijk is bij een tekort aan arbeidskrachten.

 

Naast extra openbaar groen kunnen ook de gevels en de daken worden vergroend. Dit kost geen extra ruimte, maar geeft wel verkoeling en een mooiere plek om te werken. Klimaatbestendige maatregelen op bedrijventerreinen zijn verder niet alleen goed voor de kwaliteit van het bedrijventerrein zelf maar ook voor het tegengaan van wateroverlast en hittestress voor de rest van de stedelijke omgeving. Deze maatregelen kunnen hand in hand gaan met het verhogen van de biodiversiteit.

 

Maatregelen voor klimaatadaptatie en biodiversiteit kennen geen terugverdientijd of businesscase. De provincie Zuid-Holland stelt via onderhavige regeling subsidies beschikbaar aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen, gemeenten, of campusorganisaties om deze te stimuleren alsnog maatregelen te treffen. De inzet blijft hierbij om aan te sluiten bij de vraag vanuit ondernemers en is gericht op het versterken van de kwaliteit van het bedrijventerrein.

 

Circulair Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland streeft naar een volledig circulaire samenleving in 2050. Waarin bestaande grondstoffen en materialen hergebruikt worden. Maar liefst 30% van het landelijke grondstoffenverbruik ligt in Zuid-Holland, voor een groot deel op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen spelen hierin een cruciale rol, omdat de concentratie van diverse bedrijven unieke mogelijkheden biedt voor samenwerking, innovatie en het sluiten van kringlopen. Dit maakt bedrijventerreinen bij uitstek "hotspots" voor circulariteit. Circulaire activiteiten zoals reparatie, remanufacturing en recycling zijn uitermate geschikt om uit te voeren op bedrijventerreinen.

 

Tegelijkertijd staan we voor urgente uitdagingen zoals schaarste aan grondstoffen, veranderende regelgeving en ruimtedruk. Geopolitieke spanningen en toenemende vraag maken grondstoffen duurder en moeilijker beschikbaar. Wetgeving zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht bedrijven duurzamer te opereren en transparanter te zijn over hun impact. Daarnaast vraagt de schaarse ruimte in Zuid-Holland om efficiëntere inrichting en hergebruik van bestaande gebieden.

 

Hoewel de exacte impact van deze uitdagingen moeilijk te voorspellen is, is het zeker dat ze bedrijven en bedrijventerreinen de komende jaren steeds sterker zullen beïnvloeden. De weg naar een circulaire samenleving is een grotendeels onbekende weg. In de Strategie Circulair Zuid-Holland is beschreven dat de provincie kiest voor impact maken en inzetten op minder grondstoffen en het verbreden en versterken van de circulaire beweging naar de brede groep achter de koplopers. Deze subsidieregeling helpt daarbij. Voor ondernemers is het nog niet vanzelfsprekend om circulaire maatregelen te nemen. Of voor gemeenten is het niet vanzelfsprekend om bij de inrichting van de openbare ruimte rekening te houden met circulariteit. De provincie wil dat dit soort maatregelen wel tot uitvoering komen en stelt daarom onderhavige subsidieregeling beschikbaar.

 

Staatssteun

Deze subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Toepassing wordt gegeven aan de reguliere De-minimisverordening (Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, 2831). Subsidie die onder deze verordening valt, levert geen staatssteun op. Op grond van de reguliere de-minimisverordening kan over een periode van drie jaar tot maximaal €300.000,- aan steun worden verleend aan een onderneming. De de-minimisruimte van een onderneming moet op voortschrijdende grondslag worden beoordeeld. De voorwaarden voor toepassing zijn in deze subsidieregeling voor zover nodig geregeld.

 

Ondernemingen die de-minimissteun ontvangen, dienen een zogeheten de-minimisverklaring in te vullen. Hierin moet worden aangegeven of, en zo ja hoeveel, de-minimissteun al is ontvangen. Dit geldt ook voor andere vormen van overheidssteun die de onderneming voor dezelfde subsidiabele kosten heeft ontvangen. Bij een subsidie-aanvraag voor meer dan één onderneming, is een de-minimisverklaring vereist van alle deelnemers die een onderneming zijn.

 

Integriteit

Gedeputeerde Staten vergewissen zich van de integriteit van de relaties waaraan zij onder meer overheidsopdrachten, subsidie of vergunning verlenen. Uitgangspunt is dat de provincie niet onbedoeld via een subsidie faciliteiten wil verlenen om met middelen die verkregen zijn via misdrijven – waaronder economische delicten – verleende activiteiten uit te oefenen. Evenmin is het wenselijk dat door een subsidie van de provincie de mogelijkheid tot het plegen van misdrijven wordt gefaciliteerd.

 

De provincie zal daarom de integriteit van de (rechts)persoon/aanvrager toetsen.

 

Gedeputeerde Staten hebben deze bevoegdheid op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Naast de bevoegdheid om de integriteit van de aanvrager en daarbij direct betrokkenen te onderzoeken biedt deze wet de mogelijkheid tot aanvullende bevoegdheden.

 

Ter voorkoming van de risico’s in relatie tot mogelijk criminele antecedenten kunnen hierop gerichte aanvullende voorschriften worden gesteld, of is het mogelijk een subsidie te weigeren of in te trekken.

 

II. Artikelsgewijs

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving en de algemene bepalingen in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (Asv).

 

Artikel 1.2 Doelgroep

Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden.

 

Artikel 1.3 Subsidievereisten

In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking te komen. Om de relatie tussen de subsidiabele activiteit en de beleidsdoelen van de provincie Zuid-Holland te borgen, moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd betrekking hebben op een bedrijventerrein of campus dat binnen de grenzen van de provincie Zuid-Holland ligt. Indien voor de realisatie van de activiteit een vergunning nodig is, dient de vergunning te zijn verleend ten tijde van de subsidie-aanvraag. Indien toestemming nodig is van een eigenaar van grond of gebouw, is de subsidie-aanvrager in het bezit van een toestemmingsformulier.

 

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

Het minimumbedrag van €10.000,- in onderdeel a is opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de verstrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Met de in onderdeel b genoemde weigeringsgrond wordt voorkomen dat de provincie een project dubbel subsidieert. Daarnaast wordt de subsidie geweigerd als er niet kan worden aangetoond dat er geen sprake is van staatssteun middels een de-minimisverklaring. Bedrijventerreinen die binnen het industriecluster Rotterdam-Moerdijk uit het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie vallen worden uitgesloten voor deze regeling omdat zowel het rijk als de provincie verduurzaming al stimuleert via dat programma.

 

Meer algemene weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 2.6 van de Asv en de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb.

 

Artikel 1.5 Verdelingswijze

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier met de in dat formulier genoemde bescheiden. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken die op een eerder moment zijn overgelegd of op een later moment zullen worden ingediend.

 

De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, hetgeen zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond dan al is bereikt.

 

Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden is ontvangen.

 

Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.

 

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

Op grond van onderdeel a van dit artikel, zijn de kosten van de voor realisatie van de in artikel 2.1, 3.1 en 4.1 genoemde activiteiten benodigde materialen en apparatuur subsidiabel. Uitgezonderd daarvan zijn gereedschap en andere hulpmaterialen. Het gaat om de materialen en/of apparatuur die onderdeel uitmaken van de gerealiseerde maatregel en die permanent aanwezig zijn ten behoeve van het functioneren van die maatregel. Zo kan het gaan om de zonnepanelen zelf en de voor het functioneren van de zonnepanelen permanent aanwezige andere onderdelen, zoals bedrading. De kosten voor het gereedschap en de hulpmaterialen (bijvoorbeeld verf etc.) die worden gebruikt voor het installeren van de zonnepanelen, zijn niet subsidiabel.

 

Op grond van onderdeel b van dit artikel, zijn kosten van de inhuur van een professionele derde ten behoeve van de uitvoering de in artikel 2.1, 3.1 en 4.1 genoemde activiteiten subsidiabel. Het gaat om de kosten voor de inhuur van een professionele partij die de uitvoering van de maatregelen op zich neemt. Kosten die de ontvanger maakt door in het kader van voornoemde activiteiten zelf werkzaamheden te verrichten, komen niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking.

 

Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk. Als er geen voortgang is bij de uitvoering van de activiteiten, kan de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 Awb ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd worden. Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft.

 

Een subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit, voor zover deze betrekking hebben op de wijze van verduurzaming, op verzoek openbaar te maken en desgevraagd om niet te verstrekken aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen of gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland. Daarmee wordt bewerkstelligd dat met behulp van subsidie opgedane kennis en ervaring op het gebied van behoud en verbetering van kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen en campussen, beschikbaar is en ook ten behoeve van andere bedrijventerreinen en campussen kan worden aangewend. Bedrijfsgevoelige informatie valt niet onder voornoemde informatie en hoeft niet openbaar gemaakt te worden of te worden verstrekt.

 

Artikel 1.8 Bevoorschotting en betaling

Bij de invulling van deze bepaling is aansluiting gezocht bij de bestaande algemene subsidiepraktijk binnen de provincie.

 

Artikel 1.9 Verantwoording

Als de subsidie minder dan € 25.000,- bedraagt, moet de subsidie-ontvanger op verzoek aantonen dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en dat aan de verplichtingen is voldaan. Dit gebeurt door middel van een activiteitenverslag en gespecificeerde facturen van de activiteiten. Het activiteitenverslag dient een verslag van de uitgevoerde activiteiten te bevatten en onderbouwd te worden door foto- en/of videomateriaal van de situatie voor en na de activiteiten. De facturen dienen de kosten van de activiteiten te specificeren. Verantwoordingen van subsidies van € 25.000,- of meer dienen te voldoen aan de eisen die in de Asv staan. Voor subsidiebedragen van € 25.000,- tot € 125.000,- houdt dat in dat de verantwoording bestaat uit een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan en een beknopt financieel verslag overeenkomstig de opzet van de ingediende begroting, dat als basis dient voor de vaststelling van de werkelijk gemaakte kosten. Voor een subsidie vanaf € 125.000,- gaat de aanvraag voor subsidievaststelling in ieder geval vergezeld van een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Daarnaast gaat de aanvraag voor subsidievaststelling vergezeld van een financieel verslag en een door een onafhankelijke accountant afgegeven verklaring of een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarin de gesubsidieerde activiteiten afzonderlijk zijn verantwoord en die een door een onafhankelijke accountant afgegeven verklaring bevat.

 

Paragraaf 2. Energie op bedrijventerreinen of campussen

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

De provincie wil de energietransitie bevorderen en zorgen voor een efficiënte benutting van het energienet. Projecten op bedrijventerreinen of campussen die hiertoe bijdragen komen voor deze subsidieregeling in aanmerking. Denk aan maatregelen zoals: isolatie, ledverlichting, slimme meter en analyseapparatuur, veiligheidsapparatuur, warmtenetwerk, energieopslag, gasmenginstallaties en laadapparatuur. Deze verduurzamingsmaatregelen moeten doordacht worden genomen. In de praktijk kunnen maatregelen afzonderlijk namelijk leiden tot meer netcongestie (inefficiënte benutting van het energienet). Een onderbouwing met argumentatie waarop de activiteiten zorgen voor een efficiënte benutting van het energienet, dient in het projectplan opgenomen te worden.

 

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

De energiebesparingsplicht verplicht grote energieverbruikers om alle energiebesparende maatregelen - met een terugverdientijd van 5 jaar of minder - uit te voeren. De plicht geldt voor locaties met een relevante milieubelastende activiteit én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent). Zie ook: Over de energiebesparingsplicht. Om te voorkomen dat deze subsidie voor deze verplichte maatregelen wordt gebruikt, dient er een verklaring aangeleverd te worden waarin elke ondernemer met bovenstaande verplichting afzonderlijk aangeeft dat de subsidie voor andere maatregelen, dan de maatregelen op de erkende maatregelenlijst wordt gebruikt.

 

Artikel 2.3 Subsidiehoogte

Om ervoor te zorgen dat ondernemers en gemeenten investeren in zaken die in de toekomst essentieel zijn voor ondernemers, is het belangrijk dat ondernemers zich organiseren. De ervaring leert dat grote stappen richting toekomstbestendige bedrijventerreinen of campussen worden gezet als er een samenwerking actief is. Om dit te stimuleren, wordt het subsidie-aandeel hoger als er een collectieve aanvraag wordt ingediend. Van 10% van de projectkosten bij 1 of 2 ondernemers met een maximaal subsidiebedrag van € 60.000,- tot 30% van de projectkosten met een maximaal subsidiebedrag van € 285.000,- bij 10 of meer ondernemers.

 

In het verleden was een samenwerking verplicht voor het aanvragen van een subsidie. Dit bleek echter een belemmering. Omdat niet elke ondernemer op hetzelfde tempo investeringen doet en elke individuele stap ook helpt om bedrijventerreinen te verduurzamen, is de subsidie ook toegankelijk voor individuele ondernemers.

 

Om een integrale benadering tussen beleidsopgaven te stimuleren bij ondernemers, wordt het te verlenen subsidiebedrag voor hen met 5% verhoogd als ook rekening wordt gehouden met circulariteit. Activiteiten zijn circulair als ze leiden tot minder afval en minder vraag naar nieuwe (vaste) grondstoffen. Denk bijvoorbeeld aan hergebruikte regenopvangsystemen en herbruikbare, hernieuwbare of gerecyclede bouwmaterialen.

 

Voor gemeenten die willen investeren in verduurzaming op een bedrijventerreinen, is de hoogte van de subsidie 20% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-. Het gaat dan om projecten die in de openbare ruimte, op grond van de gemeente worden uitgevoerd.

 

Voor campussen is de hoogte van de subsidie 20% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-.

 

Voor elke subsidieaanvrager of deelnemer geldt dat subsidiebedragen niet leiden tot overschrijdingen van het plafond van de de-minimissteun.

 

Paragraaf 3 Klimaatadaptatie en biodiversiteit op bedrijventerreinen of campussen

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

Dit artikel geeft aan dat de subsidie aangevraagd kan worden voor maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie en de vergroting van biodiversiteit op een bedrijventerrein of campus. Deze maatregelen leiden tot aanpassing aan klimaatverandering of leveren een bijdrage aan soortenrijkdom.

 

Onder maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie vallen maatregelen die de gevolgen van hevige regenbuien of hitte kunnen beperken. Bijvoorbeeld waterbergingsvakken, wadi’s, groene parkeerplaatsen, groenstroken, schelpenpaden, bomenaanplant, groene daken en gevels.

 

Aanleg van voorzieningen als nest- en schuilgelegenheden, vruchtbomen, bloemrijke beplanting, groene erfafscheidingen zijn voorbeelden van maatregelen ter vergroting van de biodiversiteit.

 

Een groene inrichting van een bedrijventerrein draagt niet alleen bij aan de biodiversiteit en de bestendigheid tegen wateroverlast, maar ook aan de gezondheid van de werknemers op de terreinen. Maatregelen die bijdragen aan gezonde werknemers en zorgen voor een groene en aantrekkelijke inrichting van het bedrijventerrein, zoals groene lunch- of buitenwerkplekken vallen ook onder dit artikel.

 

Artikel 3.2 Subsidiehoogte

Om ervoor te zorgen dat ondernemers en gemeenten investeren in zaken die in de toekomst essentieel zijn voor ondernemers, is het belangrijk dat ondernemers zich organiseren. De ervaring leert dat grote stappen richting toekomstbestendige bedrijventerreinen of campussen worden gezet als er een samenwerking actief is. Om dit te stimuleren, wordt het subsidieaandeel hoger als er een collectieve aanvraag wordt ingediend. Van 20% van de projectkosten bij 1 of 2 ondernemers met een maximaal subsidiebedrag van € 60.000,- tot 45% van de projectkosten met een maximaal subsidiebedrag van € 200.000,- bij 10 of meer ondernemers.

 

Om een integrale benadering tussen beleidsopgaven te stimuleren bij ondernemers, wordt het te verlenen subsidiebedrag voor hen met 5% verhoogd als ook rekening wordt gehouden met de provinciale icoonsoortenaanpak en/of circulariteit. Icoonsoorten zijn dieren- en plantensoorten die kenmerkend zijn voor landschappen van Zuid-Holland. De soorten staan op de website van provincie Zuid-Holland genoemd. Maatregelen gericht op icoonsoorten bevorderen niet alleen het leefgebied van die ene soort; het geldt als een paraplu voor de leefomstandigheden van vele andere soorten. Met inrichting gericht op deze soorten wordt de natuur versterkt. Activiteiten zijn circulair als ze leiden tot minder afval en minder vraag naar nieuwe (vaste) grondstoffen. Denk bijvoorbeeld aan hergebruikte regenopvangsystemen en herbruikbare, hernieuwbare of gerecyclede bouwmaterialen.

 

In het verleden was een samenwerking verplicht voor het aanvragen van een subsidie. Dit bleek echter een belemmering. Omdat niet elke ondernemer op hetzelfde tempo investeringen doet en elke individuele stap ook helpt om bedrijventerreinen te verduurzamen, is de subsidie ook toegankelijk voor individuele ondernemers.

 

Voor gemeenten die willen investeren in verduurzaming op een bedrijventerreinen, is de hoogte van de subsidie 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-. Het gaat dan om projecten die in de openbare ruimte, op grond van de gemeente worden uitgevoerd.

 

Voor campussen is de hoogte van de subsidie 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-.

 

Voor elke subsidieaanvrager of deelnemer geldt dat subsidiebedragen niet leiden tot overschrijdingen van het plafond van de de-minimissteun.

 

Paragraaf 4 Circulariteit op bedrijventerreinen of campussen

 

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

Dit artikel geeft aan dat de subsidie aangevraagd kan worden voor maatregelen ter bevordering van circulariteit op bedrijventerreinen of campussen. Deze maatregelen leveren een bijdrage aan het hergebruiken van materialen en grondstoffen of vervanging van materialen en grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen, met als doel minder afval en schade voor het milieu en klimaat.

 

Onder maatregelen op een perceel of op of aan een gebouw vallen bijvoorbeeld maatregelen als circulaire beplating van gevels, circulaire bestrating, circulaire verlichting, opslagunits voor materialen of apparatuur om grondstoffen opnieuw te kunnen gebruiken.

 

Onder maatregelen voor collectieve uitwisseling of verwerking van afval en grondstoffen, vallen bijvoorbeeld gedeelde opslagunits voor de opslag van grondstoffen, verwerkingsapparatuur als shredders of persen, sensoren en slimme meters om afvalstromen te meten en bij te houden.

 

Bij maatregelen voor het inrichten van de openbare ruimte gaat het bijvoorbeeld om infrastructuur of straatmeubilair van gerecyclede materialen, modulaire bouwmaterialen of biobased materialen. Denk aan bruggen of bankjes. Daarnaast kan gedacht worden aan de inrichting voor een deeleconomie, bijvoorbeeld gemeenschappelijke deelfietsen.

 

Artikel 4.2 Subsidiehoogte

Om ervoor te zorgen dat ondernemers en gemeenten investeren in zaken die in de toekomst essentieel zijn voor ondernemers, is het belangrijk dat ondernemers zich organiseren. De ervaring leert dat grote stappen richting toekomstbestendige bedrijventerreinen worden gezet als er een samenwerking actief is. Om dit te stimuleren, wordt het subsidieaandeel hoger als er een collectieve aanvraag wordt ingediend. Van 20% van de projectkosten bij 1 of 2 ondernemers met een maximaal subsidiebedrag van € 60.000,- tot 45% van de projectkosten met een maximaal subsidiebedrag van € 200.000,- bij 10 of meer ondernemers.

 

Om een integrale benadering tussen beleidsopgaven te stimuleren bij ondernemers wordt het te verlenen subsidiebedrag voor hen met 5% verhoogd als de maatregelen natuurinclusief zijn. Dat betekent dat er bij de inrichting of het nemen van maatregelen biodiversiteit, de rijkdom aan planten en dieren, wordt bevorderd.

 

In het verleden was een samenwerking verplicht voor het aanvragen van een subsidie. Dit bleek echter een belemmering. Omdat niet elke ondernemer op hetzelfde tempo investeringen doet en elke individuele stap ook helpt om bedrijventerreinen te verduurzamen, is de subsidie ook toegankelijk voor individuele ondernemers.

 

Voor gemeenten die willen investeren in verduurzaming op een bedrijventerreinen, is de hoogte van de subsidie 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-. Het gaat dan om projecten die in de openbare ruimte, op grond van de gemeente worden uitgevoerd.

 

Voor campussen is de hoogte van de subsidie 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-.

 

Voor elke subsidieaanvrager of deelnemer geldt dat subsidiebedragen niet leiden tot overschrijdingen van het plafond van de de-minimissteun.

Naar boven