Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2025, 929 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2025, 929 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 18 december 2024, tot vaststelling van de uitgangspunten van het financiële beleid, het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie en van regels voor periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur (financiële verordening provincie Utrecht)
Provinciale Staten van Utrecht;
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 5 november 2024 met als kenmerk UTSP-1592886072-726.
Gelet op de artikelen 216 en 217a van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
Overwegende dat het uit oogpunt van actualisatie wenselijk is periodiek de financiële verordening aan te passen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving zoals bovengenoemd.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:
Tot en met 31 december 2024, een op grond van artikel 80 Provinciewet door Provinciale Staten ingestelde statencommissie die Provinciale Staten ondersteunt bij het uitvoeren van hun financiële- en controlfunctie:
Vanaf 1 januari 2025, een op grond van artikel 82 van de Provinciewet door Provinciale Staten ingestelde adviescommissie die Provinciale Staten ondersteunt bij het uitvoeren van haar financiële en controlfunctie;
Op deze hoofdrichtlijn is onderstaande uitzondering van toepassing:
HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
Artikel 3 Planning & Controlcyclus
De Planning- en Controlcyclus (“P&C-cyclus”) bestaat uit de kadernota, de programmabegroting, tussentijdse rapportages, de slotwijziging en de jaarstukken. Tot en met boekjaar 2024 worden de P&C-producten zowel op programma-, als beleidsniveau opgesteld. Vanaf boekjaar 2025 worden P&C-documenten aangeleverd door Gedeputeerde Staten met informatie (doelen, indicatoren, budgetten) op programmaniveau met als aparte bijlage, en ter kennisname voor Provinciale Staten, nadere informatie op beleidsdoelniveau (doelen, indicatoren, budgetten).
Artikel 4 Inrichting programmabegroting en jaarstukken
diverse toelichtingen op, en bijlagen bij de hiervoor vermelde onderdelen conform het BBV. Onder andere incidentele baten en lasten (grensbedrag van € 500.000 per afzonderlijke begrotingspost), investeringskredieten, wet normering bezoldiging topfunctionarissen, specifieke uitkeringen en het overzicht op taakvelden;
Jaarlijks worden in de begroting de indexeringen opgenomen, de actuele raming van de personeelslasten en de meicirculaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tenzij Provinciale Staten anders beslissen. De budgetten en tarieven van de provincie Utrecht worden op vier verschillende manieren geïndexeerd:
Gedeputeerde Staten bieden voor het zomerreces voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de kadernota betrekking heeft aan Provinciale Staten de kadernota ter vaststelling aan, met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Dit geldt ook voor het Meerjareninvesteringsplan en het Meerjarenonderhoudsplan. In een verkiezingsjaar van Provinciale Staten kan Gedeputeerde Staten ervoor kiezen een beperktere, beleidsarme kadernota uit te brengen en informeert Provinciale Staten hierover.
Artikel 6 Autorisatie begroting en wijzigingen daarop
Provinciale Staten stellen, naast de verplicht voorgeschreven indicatoren op grond van artikel 25 lid 2a BBV, tot en met boekjaar 2024 per programma en beleidsdoel en vanaf boekjaar 2025 per programma, voor het betreffende begrotingsjaar de beoogde doelen vast, waarbij ‘wat we willen bereiken’ en ‘wat we daarvoor gaan doen’, wordt uitgedrukt in prestatie-indicatoren.
Gedeputeerde Staten dragen er bij de uitvoering van de begroting zorg voor dat de lasten van een beleidsdoel niet dusdanig overschreden worden dat de realisatie van andere beleidsdoelen binnen hetzelfde programma onder druk komt te staan. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om binnen een programma te schuiven met het budget indien:
Met de bestemmingsvoorstellen bij de jaarstukken worden de niet bestede delen van de structurele budgetten toegevoegd aan de algemene reserve. Incidentele budgetten met een minimum van € 250.000 kunnen per jaar eenmalig worden overgeheveld, als er sprake is van een reeds aangegane verplichting voor de uitvoering dan de desbetreffende activiteiten en in de begroting van het volgend jaar geen, of onvoldoende middelen beschikbaar zijn. Uiterlijk in het eerste kwartaal van het volgend boekjaar moeten deze middelen zijn uitgegeven.
Hoofdstuk 2 A Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 9 A. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de provincie, inclusief de toevoegingen aan de reserves. Deze grens wordt gelijk gehouden aan de grenzen zoals door de BADO voorgeschreven. Wij sluiten hierbij aan bij de door de accountant voor getrouwheid te hanteren grens, waarbij de verantwoordingsgrens voor fouten en onduidelijkheden gelijk aan elkaar is. Wanneer de BADO in de toekomst deze grens aanpast, en de accountant als gevolg daarvan de verantwoordingsgrens voor getrouwheid aanpast, zal de provincie deze aanpassing volgen voor de verantwoordingsgrens in haar rechtmatigheidsverantwoording.
Artikel 9 B. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van financiële rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur. Bij de Provincie Utrecht hebben we dit voorwaarden criterium beperkt tot recht, hoogte en duur conform aanbeveling Commissie BBV.
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten jaarlijks uiterlijk 31 december ter vaststelling een normen- en toetsingskader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Gedeputeerde Staten operationaliseren dit normenkader voor de significante onderdelen in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 9 C. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door Provinciale Staten geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door Provinciale Staten is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 6. Voor de jaarrekening 2024 wordt begrotingsrechtmatigheid, evenals voor de jaarrekening 2023, op programma- en beleidsdoelniveau beoordeeld voor de rechtmatigheidsverantwoording. Vanaf het boekjaar 2025 zal dit, in overeenstemming met het statenbesluit Initiatiefvoorstel Commissie Janssen, op programmaniveau plaatsvinden.
Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting ten opzichte van de begroting volgens het laatste P&C-product over dat boekjaar, als onrechtmatig wordt beschouwd indien deze niet tijdig is gemeld. In het kader van financiële rechtmatigheid is het tijdig als wijzigingen ten opzichte van de begroting volgens het laatste P&C-product over dat boekjaar worden gemeld in P&C-producten gedurende het jaar of bij de jaarstukken. Lasten- en kredietoverschrijdingen zijn echter altijd onrechtmatig.
Begrotingsonrechtmatigheden die als acceptabel worden aangemerkt, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden). Deze worden toegelicht in de jaarrekening, maar niet nader toegelicht in de rechtmatigheidsverantwoording en paragraaf bedrijfsvoering.
Artikel 9 D. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Geconstateerd misbruik waarbij het misbruik en oneigenlijk gebruik-beleid juist is uitgevoerd en op een getrouwe wijze is verwerkt in de jaarrekening, wordt niet betrokken bij het opstellen van de rechtmatigheidsverantwoording. Wel dient via de paragraaf bedrijfsvoering inzicht te worden gegeven in de aard en de (financiële) impact van het bij de provincie geconstateerde misbruik.
Artikel 11 Financiële stabiliteit
Bij de beoordeling van de financiële stabiliteit van de provincie worden de volgende signaalwaarden met status gezond, neutraal en risicovol gebruikt:
Artikel 12 Grondslagen en registratie van investeringen, waardering en afschrijving activa
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie Utrecht systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de schulden, borgstellingen en garanties jaarlijks worden gecontroleerd en de registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.
In aanvulling op hetgeen in artikel 6, lid 5 is opgenomen ten aanzien van overschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van baten, is op 10 november 2021 door Provinciale Staten via de motie ‘Wet van Wijntjes’ het volgende besloten ten aanzien van onderschrijdingen op lasten en onderbestedingen op budgetten:
Artikel 16 Niet uit de balans blijkende verplichtingen
In de toelichting op de balans worden de niet uit de balans blijkende verplichtingen opgenomen naar hoogte in euro’s en resterende looptijd. Hierbij worden onderscheiden:
Artikel 17 Kostprijsberekening
Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.
De overheadberekening vanaf boekjaar 2025 is gebaseerd op de meest recente voorschriften uit de notitie Overhead van de commissie BBV. Het overheadpercentage betreft het breukdeel: totale kosten overhead gedeeld door de totale geraamde directe kosten van het primaire proces van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, vermenigvuldigd met het overheadpercentage als bedoeld in lid 4.
De verwerking van rentelasten in de begroting en jaarrekening vindt plaats op basis van de meest recente voorschriften uit de notitie Rente van de commissie BBV. Het saldo van de geraamde rentelasten en -baten worden met een renteomslag-percentage toegerekend aan de vaste activa en grondexploitatie. Het berekende percentage mag binnen een marge van 0,5% worden afgerond. Wanneer de werkelijke rente aan het einde van het jaar meer dan 25% afwijkt van de geraamde rente dan moet de toerekening verplicht bij de jaarrekening worden gecorrigeerd. Uitsluitend als de provincie vaste geldleningen is aangegaan wordt er rente toegerekend.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het achtste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering wordt de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 18 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de provincie Utrecht in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een besluit van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de provincie Utrecht aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel voor een besluit van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de provincie Utrecht aan overheidsbedrijven en derden gaan Gedeputeerde Staten uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 19 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten ten minste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicobeheersing ter vaststelling aan. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Artikel 20 Onderhoud kapitaalgoederen
In de “Nota investeren, waarderen en exploiteren” worden regels gegeven voor het opstellen van de nota’s kapitaalgoederen, de meerjareninvesterings en -onderhoudsplannen en de wijze waarop deze worden opgenomen in de begroting.
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten ten minste eenmaal in de vier jaar een nota Onderhoud kapitaalgoederen aan.
HOOFDSTUK 5 FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van het Jaarverslag en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
HOOFDSTUK 6 FINANCIËLE ORGANISATIE
Artikel 26 Aanbesteden en inkoop
Gedeputeerde Staten stellen voor een periode van vier jaar het inkoop- en aanbestedingsbeleid vast. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels hierover van de Europese Unie.
Artikel 27 Subsidieverstrekking en steunverlening
Voor de lastneming van de verstrekte subsidies in de provinciale jaarstukken geldt dat deze lasten worden verantwoord in het jaar waarin de subsidieontvanger start met de uitvoering van de activiteiten op basis van de startdatum van de projectperiode in de subsidieverleningsbeschikking, tenzij:
HOOFDSTUK 7 ONDERZOEK NAAR DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID BESTUUR
Artikel 28 Periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur
Gedeputeerde Staten stellen de rapportage, bedoeld in het vorige lid, vast en zenden het ter kennisneming aan Provinciale Staten, waarna de Financiële Audit commissie, Randstedelijke Rekenkamer en de accountant een afschrift ontvangen.
Artikel 29 Intrekken oude regeling
De financiële verordening van de Provincie Utrecht 2023 komt hiermee te vervallen.
Deze financiële verordening wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad en opgenomen in de databank regelgeving op www.overheid.nl. De financiële verordening treedt, met terugwerkende kracht, per 1 januari 2024 in werking.
Hieronder worden de belangrijkste aanpassingen ten opzichte van de financiële verordening 2023 toegelicht.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In overeenstemming met het statenbesluit Initiatiefvoorstel Commissie Janssen, is onder verwijzing naar het relevante artikel van de Provinciewet, in lid g. de omschrijving van de functie van de Financiële Audit Commissie met ingang van 2025 aangepast.
De definitie in lid n. “Programma” is aangevuld met de verwijzing dat programma’s worden onderverdeeld in beleidsdoelen en meerjarendoelen. De vermelding van ‘beleidsprogramma’ is verwijderd omdat de provincie dit begrip niet hanteert.
Artikel 2 Indeling van programma’s
Toevoeging opgenomen dat programma’s eventueel nader kunnen worden onderverdeeld in beleidsdoelen.
Artikel 3 Planning & Controlcyclus
In het BBV is alleen de verplichting tot het opstellen van de programmabegroting en jaarstukken opgenomen. In de Provinciewet is bepaald wanneer deze stukken aan de toezichthouder moeten worden aangeboden. De andere P&C-documenten, bijvoorbeeld de tussentijdse rapportages, worden door de Provinciale Staten bepaald en worden jaarlijks via de bestuurlijke planning voorgelegd aan Provinciale Staten. Toegevoegd is dat de P&C-documenten vanaf boekjaar 2025 uitsluitend op programmaniveau worden opgesteld en niet langer op programma- en beleidsdoelniveau.
Artikel 4 Inrichting programmabegroting en jaarstukken
De tekst is geactualiseerd en meer in lijn gebracht met het BBV. Omdat het BBV vergaande voorschriften geeft over de inrichting van de begroting en de jaarstukken zijn hier alleen de hoofdlijnen opgenomen en wat aan extra regels wordt voorgeschreven binnen de provincie. De structuur van de documenten is kort toegelicht, aan de hand van de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat gaat dat kosten. Per programma wordt inzage gegeven in de baten en lasten, de mutaties in de reserves en investeringen. Daarnaast wordt op totaalniveau inzage gegeven in de (meerjaren)raming van de investeringen en bij de jaarstukken de actualisatie hiervan. Voorts is de opbouw van de jaarrekening geactualiseerd. Ook wordt hier aangegeven dat in de begroting, tenzij anders in de kadernota (zie artikel 5) is besloten, wordt overgegaan tot het toepassen van indexaties.
In dit artikel worden de minimumvereisten aangegeven die in de Kadernota moeten worden opgenomen. De Kadernota is de voorloper van de programmabegroting om te komen tot een eerste dialoog wat de (beleidsmatige) speerpunten zullen zijn voor het nieuwe begrotingsjaar. Ook wordt aangegeven of met indexen voor loon- en prijsbijstelling wordt gerekend. Tenslotte wordt vermeld dat Gedeputeerde Staten een inhoudelijk voorstel kunnen doen over welke projecten aanvullend in de paragraaf ‘Projecten’ van de begroting en jaarrekening worden toegelicht.
Artikel 6 Autorisatie begroting en wijzigingen daarop
Toegelicht wordt dat de begroting, in lijn met het Initiatiefvoorstel Commissie Janssen, met ingang van boekjaar 2025 uitsluitend op programmaniveau wordt opgesteld en niet langer per programma- en beleidsdoel. Nadere informatie op beleidsdoelniveau wordt dan verstrekt in een afzonderlijke bijlage. Daarnaast worden de grenzen vastgelegd waarbinnen Gedeputeerde Staten begrotingswijzigingen wel/niet kunnen vaststellen alvorens Provinciale Staten te informeren. In lijn met de wens van de Financiële Audit Commissie (vergadering van
11 september 2024) om de rapportagegrens voor financiële rechtmatigheid te handhaven op € 250.000, wordt in de financiële verordening voorgesteld om deze grens ook te hanteren bij het informeren door Gedeputeerde Staten van afwijkingen ten opzichte van de begroting aan Provinciale Staten. In lid 6 wordt voorgesteld om deze grens eveneens te hanteren voor de toelichting van verschillen in de jaarrekening. In lid 7 is aangegeven dat alleen incidentele budgetten kunnen worden overgeheveld naar een volgend dienstjaar en dit ook slechts eenmalig.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage
Naar analogie van de voorgaande artikelen wordt in dit artikel de minimumvereisten vastgelegd voor een tussentijdse rapportage. Het accent ligt op afwijkingen in de voortgang van de doelrealisatie van beleid en uitvoering. Een tussentijdse rapportage geeft daarnaast inzage in de hierbij ingezette middelen en heeft een belangrijke functie in het realiseren van de begrotingsrechtmatigheid. In lijn met artikel 6 wordt voorgesteld om ook hier een grens van € 250.000 te hanteren voor toelichting van verschillen. Voorbeelden van tussentijdse rapportages zijn de voorjaarsnota en de najaarsnota. Per jaar, via de bestuurlijke planning (zie artikel 3), wordt bepaald welke tussentijdse rapportages worden opgesteld.
In dit artikel is een nadere invulling van de informatieplicht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 167 Provinciewet. Dat artikel verplicht Gedeputeerde Staten vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen Provinciale Staten inlichtingen te verstrekken indien Provinciale Staten daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van Gedeputeerde Staten ingrijpende gevolgen heeft voor de provincie. In dit artikel verzoekt Provinciale Staten Gedeputeerde Staten om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan Gedeputeerde Staten niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van Gedeputeerde Staten voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door Provinciale Staten is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten over wanneer Provinciale Staten in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan Gedeputeerde Staten kenbaar te maken.
Artikel 9 A. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
In dit artikel zijn de verantwoordings- en rapportagegrenzen expliciet opgenomen en toegelicht, zoals besproken in de vergadering van de Financiële Audit Commissie van 11 september 2024.
Artikel 9 B. Voorwaardencriterium
In dit artikel is het voorwaardencriterium toegelicht en tevens opgenomen dat deze bij de provincie is beperkt tot de onderdelen recht, hoogte en duur conform aanbeveling van de commissie BBV. Daarnaast is de uiterste vaststellingsdatum voor het normenkader vermeld.
Artikel 9 C. Begrotingscriterium
In dit artikel is het begrotingscriterium geactualiseerd. Dit artikel moet gelezen worden in samenhang met artikel 6. Lid 4 is toegevoegd overeenkomstig de uitkomst van de vergadering van de Financiële Audit Commissie van 11 september 2024. Hierbij is het voorstel gedaan om, evenals bij veel andere provincies en gemeenten, in het kader van financiële rechtmatigheid rapportage van afwijkingen ten opzichte van de begroting volgens het laatste P&C-product over het boekjaar ook als tijdig aan te merken. Voorts zijn formuleringen van artikel 9C aangepast naar aanleiding van de evaluatie van de controle van de jaarrekening 2023 met onze accountant en onze ambtelijke organisatie.
Artikel 9 D. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
In dit artikel is het M&O-criterium uitgelegd. De provincie heeft een beleidsnota M&O vastgesteld waarin dit begrip inclusief risicoanalyse verder is vormgegeven. Lid 3 is toegevoegd naar aanleiding van de recente publicatie van de Kadernota rechtmatigheid 2024 van de commissie BBV.
Artikel 10 Financieringsfunctie
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 11 Financiële stabiliteit
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 12 Grondslagen en registratie van investeringen, waardering en afschrijving activa
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Dit artikel is opgenomen om uitwerking te geven aan de door Provinciale Staten op 10 november 2021 vastgestelde Motie 103: Wet van Wijntjes. Aanleiding tot deze motie was de wens van Provinciale Staten om de prognosekracht van de provincie te versterken onder meer door het verbeteren van het proces van begroten, het beter in beeld brengen van het vormen en aanwenden van (bestemmings)reserves en het verminderen van de jaarlijkse onderbestedingen van lasten. De teksten zijn aangepast op basis van het Initiatievoorstel commissie Janssen ten aanzien van het niveau waarop de begroting wordt opgesteld (programmaniveau).
Artikel 14 Reserves en voorzieningen
Dit artikel bepaalt de opzet van de overzichten van de reserves en voorzieningen en dat er geen automatische bijstelling plaatsvindt door middel van rente- of inflatiecorrectie. Daarnaast wordt bepaald dat Gedeputeerde Staten een nota over de reserves en voorzieningen ter vaststelling aanbieden aan de Provinciale Staten. Met deze nota stelt Provinciale Staten regels voor de vorming van reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde omdat deze een verplichtend karakter hebben en artikel 44 BBV voorschrijft wanneer voorzieningen gevormd dienen te worden.
Artikel 15 Voorziening voor oninbare vorderingen
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 16 Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 17 Kostprijsberekening
Artikel 216, lid 2 onder b, Provinciewet bepaalt dat de financiële verordening in elk geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het provinciebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel van de verordening zijn de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de provinciale diensten opgenomen. Hierbij is specifiek aangegeven hoe moet worden omgegaan met de toerekening van de overhead, omdat dit niet meer een integraal onderdeel is van de programma’s maar is opgenomen in het overzicht overhead. Ook wordt ingegaan op de toerekening van rente (bij financiering met vreemd vermogen) aan de kostprijs. Dit artikel is redelijk uitgebreid om te voorkomen dat er een aparte nota moet worden gemaakt mede ook in het licht van Artikel 16 Prijzen economische activiteiten.
Lid 4 en lid 8 zijn aangepast in overeenstemming met recente notities van de commissie BBV.
Artikel 18 Prijzen economische activiteiten
Als een provincie goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de provincie in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een besluit van Provinciale Staten het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het besluit van Provinciale Staten moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de provincie (artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De provincie moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikelen 19 t/m 22 Paragrafen
In het BBV wordt expliciet geregeld welke paragrafen in de begroting (en jaarstukken) moeten worden opgenomen. Dat zijn de paragrafen (artikel 9, BBV):
In de artikelen 19 t/m 22 wordt aangeven bij welke paragrafen nog onderliggende nota’s worden opgesteld respectievelijk welke andere eisen aan de paragrafen respectievelijk nota’s worden gesteld. Het is mogelijk dat de Provinciale Staten nog andere dan de verplichte paragrafen aan de begroting en jaarstukken willen toevoegen. Wanneer een wijziging van de paragrafen aan de orde is, dan wordt dit ter besluitvorming aangeboden in de kadernota voorafgaand aan de begroting van het jaar t+1. Dit betekent dat na besluitvorming de kadernota de wijziging verwerkt wordt in de begroting van volgend boekjaar.
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 25 Financiële organisatie
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 26 Aanbesteding en inkoop
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 27 Subsidieverstrekking en steunverlening
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 28 Periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur
Geen aanpassingen noodzakelijk.
Artikel 29 Intrekken oude regeling
De oude verordening wordt ingetrokken.
De nieuwe verordening treedt met terugwerkende kracht in per 1 januari 2024.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-929.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.