Provinciaal blad van Drenthe
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 7799 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 7799 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Provinciale Staten van Drenthe;
gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van [DATUM], kenmerk [….];
BESLUITEN:
De Omgevingsverordening Drenthe te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage A'.
Provinciale Staten voornoemd,
drs. J. Klijnsma, voorzitter
mr. drs. S. Buissink, griffier
Assen,
Kenmerk
Afschrift aan:
A
Na artikel 3.31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op het werkingsgebied voor verzuring gevoelig gebied bevat, ten aanzien van dat werkingsgebied, de in Bijlage 16 opgenomen bepalingen.
B
Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
/join/id/regdata/pv22/2024/gio34d92f31-caaa-4d8c-820c-399230e770a8/nld@2024‑10‑22;324
/join/id/regdata/pv22/2025/locatiegroep_28948b7aed6048c4aad33084467ffb4f/nld@2025‑05‑12;1
C
Na bijlage 15 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
Landbouwhuisdier: landbouwhuisdier als bedoeld in bijlage I, onderdeel A, van het Besluit activiteiten leefomgeving met inbegrip van een paard en/of pony die gehouden wordt voor het berijden.
Dierenverblijf: gebouw, met inbegrip van de verharde uitloop, voor het houden van landbouwhuisdieren als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3 en 4 zijn van toepassing op het houden van landbouwhuisdieren indien er bedrijfsmatig meer dan 10 schapen, 5 paarden en pony’s, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen en 10 overige landbouwhuisdieren worden gehouden.
Als vrijstellingszone X is aangewezen de buitenste schil van het voor verzuring gevoelig gebied tot 100 meter naar binnen dat als zodanig geometrisch is begrensd.
Het is verboden om een mestbassin in een voor verzuring gevoelig gebied op te richten dan wel uit te breiden.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien het mestbassin is opgericht in overeenstemming met het eerste lid en het mestbassin na het tijdstip van oprichting is komen te liggen binnen een voor verzuring gevoelig gebied, genoemd in het eerste lid.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op een mestkelder.
Het eerste lid geldt niet in vrijstellingszone X indien en zolang de gezamenlijke oppervlakte van de mestbassins minder dan 350 m2 bedraagt.
Voor zover de gezamenlijke oppervlakte van de mestbassins minder dan 350 m2 bedraagt en het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan het eerste lid, met inbegrip van het vierde lid, is het eerste lid niet van toepassing op:
Ter plaatse van een voor verzuring gevoelig gebied vindt het oprichten van een dierenverblijf niet plaats indien voorafgaand aan het oprichten geen sprake is van een milieubelastende activiteit waar rechtmatig landbouwhuisdieren worden gehouden, tenzij het dierenverblijf bestemd is voor dieren die in hoofdzaak worden gehouden ten behoeve van natuurbeheer.
Ter plaatse van een voor verzuring gevoelig gebied vindt bij het houden van landbouwhuisdieren het uitbreiden van het aantal landbouwhuisdieren van een of meer diercategorieën niet plaatsvindt, tenzij:
de ammoniakemissie na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die de milieubelastende activiteit:
op 31 december 2001 melkrundvee werd gehouden, de uitbreiding uitsluitend melkrundvee betreft en de ammoniakemissie na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die een melkrundveehouderij met 200 stuks melkvee en 140 stuks vrouwelijk jongvee in geval van oprichting zou veroorzaken, indien de ammoniakemissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde;
de uitbreiding schapen of paarden betreft;
de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, of
de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het zodanig wijzigen van een huisvestingssysteem dat de ammoniakemissie per dierplaats toeneemt, tenzij de wijziging bestaat uit een aanpassing van het systeem die noodzakelijk is op grond van de wettelijke voorschriften op het gebied van dierenwelzijn en slechts voor zover het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid.
Voor het bepalen van de ammoniakemissie uit de dierenverblijven die de milieubelastende activiteit voorafgaand aan de uitbreiding, bedoeld in het eerste lid, zou mogen veroorzaken, worden de ammoniakemissie van de dieren waarvoor eerder een vergunning is verleend met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdelen c tot en met f, dan wel artikel 7, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet ammoniak en veehouderij, en de ammoniakemissie van de dieren waarmee de inrichting op grond van het eerste lid, onderdelen b, c, d of e, is uitgebreid, niet meegerekend.
De regeling betreft een opvolger van de Wet ammoniak en veehouderij en de regeling over de bescherming van voor verzuring gevoelige gebieden in paragraaf 3.4.6 (mestbassins) en 3.5.8 (dierenverblijven) van het Activiteitenbesluit. Het betreft een beleidsneutrale omzetting van een regeling die overigens al dateert van ruim voor de Wet ammoniak en veehouderij (de Interimwet ammoniak en veehouderij (verder: Iav) dateert al van 1994).
Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet werden in de Wet ammoniak en veehouderij (hierna Wav) kaders gesteld voor het beoordelen van de gevolgen van de ammoniakemissie vanuit dierenverblijven voor zeer kwetsbare gebieden. Met deze wet werd gekozen voor een meer emissiegerichte benadering. Er werd uitgegaan van een emissiebeleid voor heel Nederland met aanvullend een zoneringsbeleid voor kwetsbare gebieden. Veehouderijbedrijven zijn een belangrijke bron van ammoniak. Om die reden golden er beperkingen voor uitbreiding van de veehouderijbedrijven die binnen 250 meter van de zeer kwetsbare gebieden liggen. Volgens de Wav was een beoordeling van de gevolgen van de emissie van ammoniak niet nodig als een veehouderij op meer dan 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied was gelegen. De Wav ging voor het bepalen van de kwetsbare gebieden uit van die gebieden die op grond van de Iav in de Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij (Uav) als voor verzuring gevoelig waren aangewezen en die binnen de door de provincie bij besluit vastgestelde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) lagen. Gebieden die op het moment van vervallen van de Iav voor verzuring gevoelig waren worden als kwetsbaar aangemerkt. De gebieden die onder de Iav en de Uav voor verzuring gevoelig waren, waren ook kwetsbare gebieden in de zin van de Wav.
In de Wav was geregeld dat Provinciale Staten gebieden aanwijzen die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. Alleen voor verzuring gevoelige gebieden of delen daarvan die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur (huidig Natuurnetwerk Nederland) kunnen als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. Provinciale staten wijzen ook, onverminderd het eerdergenoemde, alle voor verzuring gevoelige gebieden binnen een Natura 2000 gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied als bedoeld in de Omgevingswet aan als zeer kwetsbaar gebied.
De Wav is vervallen met de komst van de Omgevingswet op 1 januari 2024. De Omgevingswet geeft de mogelijkheid om de bescherming van deze gebieden voort te zetten. Omdat er is gekozen voor een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Drenthe blijven deze gebieden aangewezen. De provincie Drenthe heeft deze aangewezen op de kaart Wav. Eén begrenzing op de huidige kaart Wav is aangepast zodat er weer voor gezorgd wordt dat deze gebieden binnen het NNN vallen. De status van de kaart blijft ongewijzigd en inhoudelijk verandert er niets.
Het gaat in de kern om een verbod om in en vlak naast een voor verzuring gevoelig gebied dierenverblijven en mestbassins op te richten. Net als in de eerdere regeling wordt voorzien in een vrij grote hoeveelheid uitzonderingen op het verbod, bijvoorbeeld voor bedrijven die al ter plaatse waren gevestigd voordat een gebied werd aangewezen, maar ook voor kleinere mestbassins en andere specifieke situaties (zie uitgebreid de toelichting op de artikelen 1 tot en met 4).
Om de regeling te laten passen in de systematiek van de Omgevingswet is de regeling (wederom beleidsneutraal) op een drietal punten aangepast. Dit betreft:
Eerder werden voor verzuring gevoelige gebieden aangewezen door middel van een provinciale verordening. Daarmee werd in en rondom deze gebieden het toetsingskader van de Wet ammoniak en veehouderij van toepassing (voor vergunningplichtige bedrijven) en het toetsingskader van het Activiteitenbesluit voor bedrijven die onder algemene regels vielen.
In het huidige systeem worden - en zijn - de gebieden nog steeds door middel van de provinciale verordening aangewezen. Voor de vergunningplichtige bedrijven zijn de beoordelingsregels al opgenomen in afdeling 4.4.1 van de provinciale omgevingsverordening. Voor bedrijven die onder algemene regels vallen staan de regels op dit moment in het Voorbereidingsbesluit Ammoniak en Veehouderij. Omdat het de bedoeling is van de Omgevingswet om zo veel mogelijk regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan op te nemen, wordt met de nu voorliggende instructieregels geregeld dat deze regeling in het omgevingsplan zelf moet worden opgenomen.
De gemeenten hoeven de regels niet te “vertalen”. Het volstaat om de artikelen één op één over te nemen.
De oude systematiek bestond eruit dat er een voor verzuring gevoelig gebied werd aangewezen en dat in dat gebied en in een zone van 250 (en 150) meter rond dat gebied bepaalde regels van toepassing waren.
Omdat de Omgevingswet werkt met digitaal te ontsluiten regels en kaartmateriaal zijn de regels nu gekoppeld aan een zogenaamd “werkingsgebied” waardoor het gebied en de zone(s) daaromheen samen vallen.
In de Omgevingsverordening Drenthe (zie art. 4.28 lid 1 en de toelichting daarop) is het werkingsgebied beschreven. Het werkingsgebied (voor verzuring gevoelig gebied) bestaat uit het oorspronkelijk aangewezen zeer kwetsbare gebied en een zone van 250 meter daaromheen.
Met het oorspronkelijk aangewezen zeer kwetsbare gebied worden de zeer kwetsbare gebieden bedoeld die zijn aangewezen door Provinciale Staten van Drenthe op de kaart Wet ammoniak en veehouderij. De zone van 250 meter daaromheen is een gevolg van die aanwijzing. In die zone gelden dezelfde regels als in het zeer kwetsbare gebied. Vanwege het digitale kaartsysteem van de Omgevingswet moet ook die 250 meter zone worden aangewezen. Omdat dezelfde regels gelden in zowel het zeer kwetsbare gebied als in de zone van 250 meter daaromheen is er gekozen voor 1 werkingsgebied: voor verzuring gevoelig gebied (zeer kwetsbaar gebied kaart Wav plus 250 meter daaromheen).
Op de kaart is er dus een vlek te zien. “Achter de schermen” bestaat het werkingsgebied echter nog steeds uit twee kaartlagen; namelijk het zeer kwetsbare gebied (kaart Wav) en het gevolg van die aanwijzing: de zone van 250 meter daaromheen. Bij een aanpassing van de begrenzing is het zeer kwetsbare gebied leidend, niet het werkingsgebied verzuring gevoelig gebied. Immers het werkingsgebied bestaat ook nog uit de zone 250 meter.
Vrijstellingszone X is de buitenste schil van het voor verzuring gevoelige gebied en vanaf daar gerekend 100 meter naar binnen. Deze zone is niet als apart werkingsgebied aangewezen. De 100 metergrens kan op het kaartmateriaal in het DSO worden uitgemeten.

In deze instructieregel wordt in het licht van de beoogde beleidsneutrale overgang een afwijkende term voor het begrip landbouwhuisdieren gebruikt door hier ook “paarden en pony’s voor het berijden” aan toe te voegen. Hiermee is aangesloten bij de definitie van het begrip landbouwhuisdier zoals dat voor 1 januari 2024 gold (zie de toelichting op art. 22.96 van de bruidsschat). Gelet op
ECLI:NL:RVS:2010:BO7364 gaat het hierbij niet om de intentie waarmee de dieren in een specifiek geval worden gehouden. Bepalend voor de vraag of het dier onder de definitie valt is of het diertype in de regel voor de genoemde doeleinden wordt gehouden.
Artikelsgewijze toelichting
Dit artikel bevat de instructie om de inhoudelijke regels zoals eerder opgenomen in het
Activiteitenbesluit, en vervolgens in het voorbereidingsbesluit, op te nemen in het omgevingsplan.
Zoals eerder aangegeven is het voor een beleidsneutrale omzetting nodig om met een afwijkende definitie van het begrip landbouwhuisdier te werken. Dit werkt ook door in de definitie van het begrip dierenverblijf, vandaar dat op grond van de instructie deze twee afwijkende begrippen moeten worden opgenomen in het omgevingsplan.
Het toepassingsbereik is, net als in het Activiteitenbesluit en in art. 2.1 van het voorbereidingsbesluit beperkt tot bedrijven waar bedrijfsmatig de meer dan de genoemde aantallen dieren worden gehouden.
In het tweede lid is de zogenaamde “vrijstellingszone X” gedefinieerd die nodig is bij het toepassen van de vrijstelling in artikel 2 lid 4 van de regeling.
Het eerste lid geeft de hoofdregel: een verbod om kleine en grote mestbassins in een voor verzuring gevoelig gebied (inclusief de zone van 250 meter om het eigenlijke gebied heen) op te richten. Het tweede lid geeft een uitzondering voor situaties waarin het mestbassin conform de regels zou zijn opgericht, maar het gebied op een later moment dichter bij komt te liggen. Het derde lid spreekt voor zich en zondert mestkelders uit. Voor het vierde lid is de vrijstellingszone X van belang (gedefinieerd in artikel 0). Binnen deze zone kunnen wel mestbassins worden opgericht mits de gezamenlijke oppervlakte op het gehele bedrijf (de locatie waar de milieubelastende activiteit plaatsvindt) niet meer dan 350 vierkante meter bedraagt. Het vijfde lid geldt voor bedrijven die op het moment dat de regeling in het verleden is ingevoerd, al bestonden. Deze bedrijven mogen bestaande mestbassins continueren en zelfs een nieuw mestbassin realiseren, op voorwaarde dat aan de oppervlakte-eis wordt voldaan en er (vrij vertaald) geen andere oplossing is.
Dit artikel bevat de hoofdregel voor dierenverblijven (art. 2.4 van het voorbereidingsbesluit): een verbod om dierenverblijven in een voor verzuring gevoelig gebied (inclusief de zone van 250 meter om het eigenlijke gebied heen) op te richten. Ter toelichting op de zinsnede “waar rechtmatig landbouwhuisdieren worden gehouden” is van belang dat hier niet aan voldaan wordt als een bedrijf op de betreffende locatie gestopt is en een (ander) bedrijf zich later op die locatie zou willen vestigen, zie RBNNE LEE 17/2472 d.d. 20 dec. 2018. De enige uitzondering hierop betreft nieuwe veehouderijen met dieren die in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer worden gehouden. De reden voor deze uitzondering is dat beweiding essentieel kan zijn voor de instandhouding van natuurgebieden.
Dit artikel regelt de uitbreidings- en wijzigingsmogelijkheden voor bestaande veehouderijen.
Bestaande veehouderijen binnen de zone hebben een emissieplafond (art. 4 lid 1 onder a). Binnen dit plafond mogen veehouders zelf weten welke en hoeveel dieren ze willen houden. Onder b is een soortgelijke regeling opgenomen specifiek voor melkveehouders. Dieren die vallen onder de categorieën c t/m e zijn vrijgesteld (mits de uitbreiding plaats vindt bij een bestaande veehouderij). Het tweede lid geeft regels over het wijzigen van stalsystemen. In het derde lid zijn rekenregels opgenomen voor het bepalen van het plafond, waarin bijvoorbeeld is geregeld dat de ammoniakemissie van “vrijgestelde diercategorieën” niet meetelt voor het berekenen van het plafond.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-7799.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.