Openstellingsbesluit NSP subsidie demonstratiebedrijven 2025

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op de artikelen 1.2 en 2.10.1 Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027;

 

Besluiten:

 

  • I.

    Gedeputeerde Staten stellen open Hoofdstuk 2, paragraaf 10, Kennis en informatie voor de periode van 15 juli 2025 om 9.00 uur, tot en met 8 oktober 2025 voor 17:00 uur.

  • II.

    Gedeputeerde Staten stellen voor de onder I. genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 600.000,-

  • De middelen zijn voor 43% afkomstig uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en 57% provinciale middelen.

Gedeputeerde Staten stellen de volgende nadere regels vast:

 

Openstellingsbesluit NSP subsidie demonstratiebedrijven 2025

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

  • -

    Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.10.1 van de Uitvoeringsregeling kan subsidie alleen worden verstrekt voor kennisoverdracht in de vorm van een demonstratieproject door een landbouwer op het eigen landbouwbedrijf, bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder b van de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het voorgaande lid wordt uitsluitend verstrekt als het demonstratieproject bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

    • b.

      vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;

    • c.

      ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

    • d.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen:

    • e.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • f.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

    • g.

      aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • h.

      bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • i.

      inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

    • j.

      het terugdringen van de emissies van ammoniak, lachgas en methaan naar de lucht als ook de uit- en afspoeling van nitraat en fosfaat naar het grond- en oppervlaktewater.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 1.6 van de Uitvoeringsregeling bevat de aanvraag:

  • a.

    een omschrijving waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders en over middelen om de activiteit succesvol uit te kunnen voeren; en

  • b.

    een opgave van het verwachte aantal deelnemende landbouwers.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen uitsluitend de kosten, bedoeld in artikel 1.8, onder a, b, d en e van de uitvoeringsregeling, in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten worden berekend conform artikel 1.9a, 1.9b of 1.9c van de Uitvoeringsregeling.

  • 3.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9a, zijn de tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

  • 4.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9c, zijn de tarieven uit artikel 1.9c, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.10 van de Uitvoeringsregeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • b.

    kennisaanbod dat deel uitmaakt van reguliere programma's of leergangen in het middelbaar- of hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs; en

  • c.

    eigen uren door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de te verlenen subsidie bedraagt minimaal €50.000,- en maximaal €200.000,-

  • 2.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8 Subsidiearrangement

  • 1.

    In geval de subsidie minder bedraagt dan € 125.000 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 2,bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b, en artikel 1.18, tweede lid en artikel 1.20 van de Uitvoeringsregeling van toepassing.

  • 2.

    In geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder c, artikel 1.18, derde lid en artikel 1.21 van de Uitvoeringsregeling van toepassing.

Artikel 9 Selectie en rangschikking

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie, als bedoeld in 1.13 van de uitvoeringsregeling, geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit; en

    • d.

      de mate van innovatie.

  • 2.

    De weging van de in het eerste lid opgenomen selectiecriteria vindt als volgt plaats:

  •  

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Effectiviteit

    4

    0-5

    20

    b.

    Haalbaarheid

    4

    0-5

    20

    c.

    Efficiëntie

    2

    0-5

    10

    d.

    Innovatie

    3

    0-5

    15

    Maximumaantal te behalen punten

    65

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 39 punten heeft behaald.

  • 4.

    Aanvragen worden conform artikel 1.12, eerste lid, onderdeel b, van de uitvoeringsregeling op volgorde van rangschikking op basis van selectiecriteria gehonoreerd.

  • 5.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. mate van effectiviteit, 2. haalbaarheid van de activiteit, 3. de mate van innovatie, en 4. de mate efficiëntie van de uitvoering.

  • 6.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 10 Bevoorschotting en deelbetaling

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 2.10.7 van de Uitvoeringsregeling wordt er geen voorschot verstrekt.

  • 2.

    In afwijking op artikel 1.18 van de Uitvoeringsregeling kunnen er twee deelbetalingen per jaar worden aangevraagd.

Artikel 11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.16 en 1.18 van de Uitvoeringsregeling bevat een voortgangsverslag of deelbetalingsverzoek het totaal aantal deelnemers tot dan toe.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 1.20 en 1.21 van de Uitvoeringsregeling is de subsidieontvanger verplicht te rapporteren over het totaal aantal deelnemers.

  • 3.

    Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend vóór 1 april 2029.

  • 4.

    De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uiterlijk afgerond op 31 december 2028.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit vervalt op 1 april 2029.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit NSP subsidie demonstratiebedrijven 2025.

Haarlem, 22 april 2025

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

BIJLAGE  

 

Dit openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027, hoofdstuk 2 paragraaf 10. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de uitvoeringsregeling ook van toepassing op een aanvraag.

 

  • I.

    Algemeen

Kringlooplandbouw

De provincie Noord-Holland zet samen met agrariërs en ketenpartijen stappen naar kringlooplandbouw, met als doel een duurzaam voedsel- en landbouwsysteem in 2040. We willen daarbij dat boeren de keuze hebben om zelf maatregelen te nemen die bijdragen aan een duurzaam voedsel- en landbouwsysteem en een volwaardig inkomen. Deze ambitie komt tot uiting in de ontwikkeling naar kringlooplandbouw. Kringlooplandbouw focust zich op zeven doelen: biodiversiteit, waterkwaliteit, bodemkwaliteit, plant- en diergezondheid, circulariteit, klimaatadaptatie, en de sociaaleconomische positie van agrariërs. Door deze doelen te behalen, werken boeren toe naar een duurzaam voedsel- en landbouwsysteem.  

De zeven doelen van kringlooplandbouw worden vertaald naar kritische prestatie indicatoren (KPI's) met drempel- en streefwaarden. Via deze KPI's ontstaan er mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de bedrijfsvoering: de zogenaamde doelsturing. Op deze manier kan gestuurd worden op bijdragen van agrariërs aan duurzaamheidsdoelen op basis van individuele bedrijfskenmerken. De agrariër kiest zelf welke maatregelen worden ingezet (boer aan het roer).

 

Kennisoverdracht is bedoeld om bewustwording te creëren en moet uiteindelijk leiden tot duurzame gedragsveranderingen. Via deze regeling faciliteren we boeren om van elkaars kennis over kringlooplandbouw te leren. Op bedrijven kunnen met deze regeling ook proeven of demonstratievelden worden aangelegd, zodat iedereen kan zien waarom een maatregel werkt of niet. Daarnaast kunnen voorbeelden van duurzame verdienmodellen zo gedeeld worden.

 

Tenslotte wil de provincie graag bijdragen aan demonstratieprojecten die impact hebben op de emissies van ammoniak, lachgas en methaan naar de lucht als ook de uit- en afspoeling van nitraat en fosfaat naar het grond- en oppervlaktewater. De WUR heeft in haar rapport ‘Verkenning effecten landbouwinnovaties van januari 2025 onderzoek gedaan naar 44 innovaties in de veehouderij. Via deze subsidieregeling willen wij innovaties die in de fase demonstreren zitten (zie pagina 51 van het rapport) verder ondersteunen. Het gaat om de innovaties die in level 7 t/9 zitten op de Technology Readiness Level (TRL).

 

  • II.

    Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen hebben betrekking op het uitvoeren van een demonstratie-activiteit op een landbouwbedrijf. Daarbij stelt een landbouwbedrijf het bedrijf beschikbaar voor demonstratie gericht aan een groep landbouwers. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt dienen plaats te vinden op het landbouwbedrijf waarvan de landbouwer dan tevens de aanvragende partij voor de subsidie voor het demonstratieproject is.

 

Artikel 3 Aanvrager

De aanvrager kan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers zijn. Een landbouwer dient een aanvraag in voor een demonstratieproject waarin een landbouwer zijn eigen bedrijf als demonstratiebedrijf inzet en ook zelf als aanbieder is van kennisoverdracht of voorlichting fungeert. De aanvrager kan ook een samenwerking van landbouwbedrijven zijn, die gezamenlijk voorlichtings- en demonstratieactiviteiten organiseren. Dit kan ook gaan om demonstraties op verschillende bedrijfslocaties.

 

Artikel 4 Aanvraagvereisten

Een aanvrager moet beschikken over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders. Dit toont u aan d.m.v. cv’s of andere documenten.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Vereenvoudigde kostenopties

De begroting van het project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hiervoor zijn voorwaarden opgenomen in artikel 1.9a tot en met 1.9c van de Uitvoeringsregeling. Hierna wordt hier verder op ingegaan:

  • Werkelijke kosten (cf. artikel 1.9a van de Uitvoeringsregeling)

  • Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (cf. artikel 1.9b van de Uitvoeringsregeling)

  • Vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten (cf. artikel 1.9c van de Uitvoeringsregeling)

Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting van uw project kan worden opgesteld.

 

In geval van het begroten van de werkelijke kosten conform artikel 1.9a van de Uitvoeringsregeling in dit geval moeten alle kosten worden verantwoord:

Begroting

 

 

Financiering

 

 

€ 100.000 arbeidskosten

€ 200.000 overige kosten

Totaal:

€ 300.000

totale kosten

100% subsidie over € 300.000.

 

Totaal:

€ 300.000

 

In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Uitvoeringsregeling, in dit geval hoeven alleen de overige kosten te worden verantwoord op basis van facturen en betaalbewijzen:

 

Begroting

 

 

 

 

 

€ 46.000 arbeidskosten

Percentage, 23%, van de overige kosten; € 200.000

€ 200.000 overige kosten

Totaal:

€ 246.000

totale kosten

100% subsidie over

€ 246.000

 

Totaal:

€ 246.000

 

In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten, conform artikel 1.9c van de Uitvoeringsregeling, in dit geval hoeven alleen de arbeidskosten te worden verantwoord op basis van uurtariefberekeningen en urenregistraties:

Begroting

 

 

Financiering

 

 

€ 100.000 arbeidskosten

€ 40.000 overige kosten

Percentage, 40%, van de arbeidskosten; € 100.000

Totaal:

€ 140.000

totale kosten

100% subsidie over € 140.000

 

Totaal:

€ 140.000

 

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

Ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe kennis wordt bedoeld dat geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkelingen van bijvoorbeeld nieuwe opleidingen, trainingen en cursussen. Tevens zijn kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen binnen het reguliere onderwijs (MBO-, HBO- en WO-onderwijs) niet subsidiabel.

 

Artikel 8 Subsidiearrangement

De wijze van verantwoording van de verleende subsidie vindt plaats op basis van de hoogte van het bedrag. Wanneer de verleende subsidie lager is dan € 125.000 worden de kosten waarvoor subsidie is verstrekt verantwoord op basis van een geleverde prestatie. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de te leveren prestatie vastgelegd. Zie voor de voorwaarden artikel 1.18 en 1.20 van de Uitvoeringsregeling.

 

Voor verleende subsidies hoger dan € 125.000 geldt dat alle gemaakte en betaalde kosten verantwoord moeten worden aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag, zie voor de voorwaarden artikel 1.18 en 1.21 van de Uitvoeringsregeling.

 

Artikel 9 Selectie en rangschikking

Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

  • a.

    Effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

De mate van de effectiviteit van de activiteit, gaat om de verwachte bijdrage die met de demonstratieactiviteit levert aan de beleidsdoelstelling(en) zoals genoemd in artikel 2 van het openstellingsbesluit. Nadrukkelijk wordt hierbij gekeken naar het doel van deze openstelling: kennisverspreiding over kringlooplandbouw, met name het versterken van verdienmodellen en het verder brengen van innovaties die in de fase demonstreren zitten volgens het rapport ‘Verkenning effecten landbouwinnovaties voor de veehouderij, maar ook gewasbescherming en voldoende zoet water zijn grote uitdagingen in Noord-Holland. De bijdrage kan groter worden verondersteld naarmate het onderwerp van de demonstratie relevanter is voor veel bedrijven in onze provincie. Ook de mate van urgentie (vanuit de markt of overheid) kan de impact van de demonstratieactiviteit groter maken. Van belang is de relevantie van de beoogde doelgroep voor de demonstratie goed te onderbouwen.

 

De mate van effectiviteit van de demonstratieactiviteit wordt beoordeeld op basis van de samenhang van de volgende aspecten:

  • i.

    De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van het openstellingsbesluit.

  • ii.

    De wijze waarop en de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd; onder borging verstaan we dat trainingen en demonstraties die zich bewezen hebben niet vluchtig zijn, maar beklijven bij deelnemers. Dit kan door evaluatie en gesprekken met deelnemers, of navolging vanuit de sector- of brancheorganisaties, kennis- en ketenpartijen. Daarbij nemen we ook het bereik van de doelgroep van de activiteit mee. Hiervoor wordt gekeken naar:

    • o

      het aantal bijeenkomsten en de geografische spreiding

    • o

      aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer

    • o

      aantal daadwerkelijke deelnemers

    • o

      breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties

    • o

      aantal contacturen per deelnemer.

De hoogte van de gevraagde subsidie wordt bij de beoordeling van de effectiviteit in ogenschouw genomen.

 

  • b.

    Haalbaarheid/ kans op succes (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • ii.

    De kwaliteit van het projectplan: de kwaliteit van een projectplan wordt bepaald door de helderheid van de beschrijving van het probleem en motivatie van de aanpak van het probleem en de activiteiten. Daarnaast wordt de kwaliteit bepaald door de mate van de uitwerking van beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico's. Hierbij wordt gekeken naar hoe realistisch het plan is en of relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken zijn.

  • iii.

    De kwaliteit van het voorbeeldbedrijf/ kennisaanbieder: onder de kwaliteit wordt hier verstaan het kennisniveau, waarbij wordt gelet in hoeverre de kennisaanbieder aantoonbaar gekwalificeerd (bijvoorbeeld door een uiteenzetting van kennis en ervaring) is voor het werk. Daarnaast wordt gekeken naar de mate waarin de kennisaanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen.

  • iv.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven toepassen.

 

  • c.

    Efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

Met de efficiëntie wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het voorbeeldbedrijf. Efficiëntie wordt beoordeeld aan de hand van het volgende aspect:

  • i.

    De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties); hiermee wordt beoordeeld in hoeverre de begrote kosten redelijk/marktconform te noemen zijn. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project. Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis, kennispartijen en samenwerkingsverbanden en arbeid.

 

  • d.

    Innovatie (maximaal 5 punten de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘mate van innovatie’ relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of het bedrijf waar de innovatie toegepast gaat worden. Iets dat binnen een bepaalde provincie of sector al heel breed toegepast wordt, hoeft echter niet specifiek gestimuleerd te worden. Ook bestaande kennis die nog niet veel toegepast wordt, maar waarvan toepassing beleidsmatig wel wenselijk is, kan een ‘kennisoverdrachtsactie voor vernieuwende kennis en innovatie’ in de vorm van een demonstratiebedrijf zijn. Bijvoorbeeld omdat de kennis weer relevant is geworden door nieuwe kennis en technieken, mogelijkheden voor borging van de effectiviteit (meetbaar) of wet- en regelgeving.

Innovatie wordt beoordeeld aan de hand van het volgende aspect:

  • i.

    Transitiekarakter van de innovatie; met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “kringlooplandbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Uitvoeringsregeling. Op basis van de selectiecriteria in artikel 9 worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • 0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid

4

0-5

20

c.

Efficiëntie

2

0-5

10

d.

Innovatie

3

0-5

15

Maximumaantal te behalen punten

65

 

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 65. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijke adviescommissie. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 65 punten = minimaal 39 punten). Indien een aanvraag minder dan 39 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1.effectiviteit 2. haalbaarheid/ kans op succes 3. Innovatie en 4. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de uitvoeringsregeling.

 

Artikel 11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Tussentijds bij het rapporteren over de voortgang van het project (dat moet in ieder geval eenmaal per jaar dat het project uitgevoerd wordt, plaats vinden) of bij het indienen van een deelbetalingsverzoek geldt de verplichting om aan te geven hoeveel deelnemers tot dan toe bereikt zijn met de demonstratie-activiteit op het landbouwbedrijf. Bij het inhoudelijk verslag behorend bij het vaststellingsverzoek na afloop van het project, moet het totaal aantal deelnemers die bereikt zijn met de demonstratie-activiteit aangegeven worden.

Naar boven