Provinciaal blad van Fryslân
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Fryslân | Provinciaal blad 2025, 6280 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Fryslân | Provinciaal blad 2025, 6280 | ander besluit van algemene strekking |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 8 april 2025 houdende regels omtrent de openstelling van de Regeling Europese Landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023-2027, paragraaf 2.4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven (Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Herstel en inrichting van het landelijk gebied voor landschap, biodiversiteit en water 2025 provincie Fryslân)
In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
Bodemkaart: https://app.pdok.nl/viewer/#x=160000.00&y=455000.00&z=3.0000&background=BRT-A%20standaard&layers= de kaartlaag BRO bodemkaart;
Catalogus Groenblauwe Diensten: de Catalogus Groenblauwe Diensten bevat onder andere kwaliteits- en uitvoeringsrichtlijnen. Catalogus Groenblauwe Diensten - BIJ12;
Hydromorfologische maatregelen: het toepassen van allerlei kleinschalige maatregelen in beken die de hydromorfologische omstandigheden in de beken verbeteren, inclusief het optimaliseren van de vegetatie rondom de beken, en daarmee bijdragen aan een betere habitat voor flora en fauna in de beken zelf;
Inheems: soorten die van nature in een bepaald gebied voorkomen zoals beschreven in Duistermaat, H. L.B. Sparrius en T. Denters (2021) Standaardlijst van de Nederlandse flora 2020. Standaardlijst van de Nederlandse flora 2020.pdf Tabel 1 aangegeven met oorspronkelijk inheems
KRW-nota’s: betreft de Notitie KRW in Fryslân, de nota waarin de provincie Fryslân de doelen en op hoofdlijnen de maatregelen samenvat voor de Kaderrichtlijn Water voor de periode 2022-2027, en betreft de KRW-beslisnota 2022-2027 d.d. 23 november 2021 van het Wetterskip Fryslân, beide te vinden op http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704864;
KRW-waterlichamenkaart: kaart met daarop aangegeven wateren die zijn aangewezen onder de KRW. De functies van de watergangen op deze kaart zijn ingetekend via hartlijnen door het waterlichaam: deze lijnen zelf zeggen dus niets over daadwerkelijke breedte ter plaatse, vorm, nevengeulen, meanders e.d. De kaart is te vinden in de KRW-nota, Bijlage 2;
Landschapselementen: hout, water en overige landschappelijke elementen en die omschreven staan in de visie Grutsk op ‘e Romte, de Landschapstypenkaart, of Cultuurhistorische Kaart zoals deze weergegeven zijn op respectievelijk www.fryslan.frl/grutsk, (cultuurhistorische kaart) www.fryslan.frl/chk en www.fryslan.frl/landschapstypenkaart.
Regionaal waterprogramma: het regionale waterplan bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet, waarin de provincie de hoofdlijnen van het in Fryslân te voeren waterbeleid vastlegt, voor de periode 2022-2027. Dit beleid is gericht op de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast en de inrichting van watersystemen met voldoende en schoon water. Het Regionaal waterprogramma is door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld in de 1e week van juli 2022 en is te vinden onder de volgende link https://www.fryslan.frl/regionaal-waterprogramma-20222027?origin=/rwp;
Regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân zoals vastgesteld op 5 december 2023 te vinden op http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR709340
Topografische kaart 1950: te vinden via www.topotijdreis.nl, selecteren op jaartal;
In aanvulling op artikel 2.4.2. en op grond van artikel 1.2, derde lid, onder c van de regeling kan subsidie zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a van dit openstellingsbesluit worden verstrekt aan natuurlijke en rechtspersonen of aan samenwerkingsverbanden van natuurlijke en rechtspersonen.
Artikel 4 Openstellingsperiode
Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
Het beschikbare subsidieplafond voor de periode zoals bepaald in artikel 4, eerste lid, van dit openstellingsbesluit bedraagt € 9.360.000,--. Dit budget wordt als volgt beschikbaar gesteld:
De hoogte van de subsidie voor de investeringsmaatregelen voor herstel en inrichting van het cultuurlandschap, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een minimum subsidie van € 100.000,- en een maximum van € 500.000,-, met dien verstande dat indien subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten die vallen onder Bijlage 1 maatregel 4 er per erf maximaal € 5.000,-- subsidie wordt verleend.
De regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling zijn onder toepassing van artikel 1.7, vijfde lid van de regeling van toepassing op de subsidie als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder b van de regeling.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Overeenkomend artikel 2.4.4 van de regeling en in aanvulling op artikel 1.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 9 Subsidievereisten aanvraag
Onverminderd artikel 1.6 van de regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de regeling:
Dient een subsidieaanvraag te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportal dat bereikbaar is via de website van http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
In aanvulling op artikel 9 bevat een subsidieaanvraag die ziet op maatregelen uit bijlage 1 van dit openstellingsbesluit:
een beschrijving waaruit blijkt dat het binnen een activiteit te gebruiken zaai- en of plantmateriaal inheems, is en passend bij de betreffende bodemsoort. Indien er voor het gebied een bestaand beheer- of inrichtingsplan en/of een historisch ontwerp aanwezig is dient te worden beschreven dat het hierop aansluit;
een archeologische onderbouwing, rapport of procesvereiste waaruit blijkt dat de activiteiten geen archeologische bezwaren op zullen leveren, voor activiteiten binnen aanvragen die vallen onder Bijlage 1, categorie 4 met betrekking tot pingoruïnes en dobben, categorie 6 met betrekking tot sloten rond terpen en categorie 8 met betrekking tot omgrachting;
Artikel 11 Selectiecriteria, weging en rangschikking
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1) Mate van urgentie, 2) Effectiviteit van de activiteit, 3) Haalbaarheid van de activiteit en 4) Efficiëntie van de uitvoering. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:
overeenkomstig artikel 6 van deze openstelling na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 100.000,-- indien sprake is van de subsidiabele activiteit investeringsmaatregelen voor herstel en inrichting van het cultuurlandschap, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a of minder bedraagt dan € 200.000,-- indien sprake is van de subsidiabele activiteit investeringsmaatregel voor water, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b;
In aanvulling op artikel 1.15 derde lid onder d van de regeling is subsidieontvanger verplicht de niet productieve investering in stand te houden voor tien jaar, met uitzondering van Bijlage 1, categorie 2 in welk geval de instandhoudingsverplichting minimaal drie jaar bedraagt, vanaf het moment van opleveren van de investering;
Voor de duur van minimaal de termijn van de instandhoudingsplicht is het herstelde pad, waaraan subsidie is verleend onder Bijlage 1 categorie 11, opengesteld voor wandelaars, behoudens eventuele beperkingen tijdens het broedseizoen. Daarnaast heeft het Recreatieschap bij investeringen die vallen onder Bijlage 1 categorie 11 toestemming om langs het pad markeringen te plaatsen en deze te onderhouden;
Maatregel 2 van bijlage 1 verplicht een (spuit)vrije bufferzone van minimaal 50 meter waarin geen gewasbeschermingsmiddelen (glyfosaat, herbiciden, insecticiden, fungiciden en/of biociden) worden toegepast gedurende de instandhoudingsperiode (dit geldt ook indien naastgelegen perceel van een andere eigenaar en/of beheerder is). Daarnaast wordt in deze spuitvrijzone geen zaai- en plantmateriaal toegepast dat is behandeld met gewasbeschermingsmiddelen;
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 8 april 2025.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok
Secretaris drs. ing. J.J. Algra
Bijlage 1 Maatregelenlijst herstel en inrichting van het cultuurlandschap
|
Geografische begrenzing op basis van landschapstypenkaart, Cultuurhistorische Kaart, topografische kaart of Natuurbeheerplan |
||
|
1. Herstel en aanleg groenstructuren in dorpen en buurtschappen |
Alle kernen en buurtschappen die op de website www.topotijdreis.nl op de kaartlaag 2023 met vette letters zijn aangegeven (bij een schaalgrootte van 0,2 km) en die op het moment van aanvragen minder dan 10.000 inwoners hebben. Voor kernen is deze maatregel begrensd in de rand van 100m ter weerszijden van de grens “buiten bestaand stedelijk gebied” zoals aangegeven in de Omgevingsverordening Fryslân www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart met betrekking tot de provincie Fryslân. Deze beperking geldt niet voor de kleinere buurtschappen die niet binnen een grens “buiten bestaande stedelijk gebied vallen”. |
Deze maatregel betreft het herstellen en inrichten van groenstructuren op (grotendeels) niet-landbouwgronden. Hiervoor zijn de volgende activiteiten subsidiabel:
|
|
2. Aanleg en herstel akker-, grasland-, en/of struweelranden en vogel- en/of wintervoedselakkers |
Leefgebieden open grasland, open akker en dooradering. De inrichtingsmaatregel vindt plaats binnen een (spuit)vrij perceel waarin geen gewasbeschermingsmiddelen (glyfosaat, herbiciden, insecticiden, fungiciden en/of biociden) worden toegepast gedurende de instandhoudingsperiode. |
Deze inrichtingsmaatregel betreft de fysieke inrichting van onder andere: het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen van een akker- gras- en/of struweelrand en vogelakker en wintervoedselakker. De randen dienen minimaal 6 meter breed te zijn. Onder de subsidiabele activiteit valt ook het inzaaien van een meerjarig kruidenrijkmengsel en een doorzaai of een verplaatsing binnen de projectperiode. De inrichtingsmaatregel wordt bij voorkeur uitgevoerd in combinatie met struweelranden. |
|
3. Herstel van bestaande en verdwenen (elzen) singels, lanen, houtwallen, (voeder)heggen, hagen, bosjes en solitaire bomen. |
Landschapstypen: Woudenlandschap, Heideontginning, Hoogveenontginning, Binnenduinrand, Stuwwallandschap en Fries Essenlandschap. Daarnaast het landschapstype kwelderwal voor zo ver gelegen in de gemeenten Waadhoeke en Noardeast-Fryslân, indien met kaarten wordt aangetoond dat er op betreffende percelen elzensingels aanwezig zijn, of zijn verdwenen. Dit moet in de aanvraag duidelijk worden onderbouwd. |
Herstel betreft de fysieke inrichting van onder andere: de aanplant van bomen en struiken, het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. |
|
Drenkpoelen in landschapstypen kweldervlakte, kwelderwal, oude zeepolders, jonge zeepolders en binnenduinrand; Pingoruïnes en dobben in landschapstypen Woudenlandschap, Heideontginning, Hoogveenontginning, Stuwwallandschap en Fries Essenlandschap. Alle bovengenoemde gebieden inclusief een randzone van 500 meter. |
Betreft de fysieke inrichting van onder andere: het herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. De diameter dient voor drenkpoelen minimaal 10 meter en maximaal 20 meter te bedragen en de vorm dient aan te sluiten op nog bestaande drenkpoelen. |
|
|
Boerenerven in gebruik van een agrarisch bedrijf of voormalige boerenerven die niet meer in gebruik zijn als agrarisch bedrijf. De inrichtingsmaatregel geldt voor het hele erf, als (tenminste een deel van het erf) buiten de bebouwde kom is gelegen. |
Betreft de fysieke inrichting van onder andere: herstel, aanleg en eenmalig groot onderhoud van erfbeplanting, omgrachting en voorzieningen zoals bomenrijen/windsingels rond stallen, boomgaard, inrichting bijenweide, kruidenstrook, voederhagen aansluitend op het boerenerf en andere maatregelen. |
|
|
Huidige hoofdwatergangen van Wetterskip Fryslân zijn uitgesloten. In sommige gevallen kan een vergunning van het Wetterskip nodig zijn voor het uitvoeren van de maatregel. |
Herstel van historische waterlopen betreft de fysieke inrichting van historische vaarwegen, opvaarten, hoogveenontginningswijken, sloten rond kruinige percelen en terpen en cultuurlandschappelijk waardevolle slotenpatronen. Indien deze investeringen worden uitgevoerd alleen ten behoeve van waterkwantiteit geldt een subsidiepercentage van 70%. In sommige gevallen is er ook een koppelkans met herstel biodiversiteit en klimaatadaptatie. Onder de fysieke inrichting valt onder andere:
|
|
|
Landschapstypen stuwwallandschap en Friese essenlandschap voor zover gelegen in de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat en Nijefurd. |
Herstel en aanleg betreft de fysieke inrichting. Hieronder valt onder andere: herprofileren of spitten, opwerpen en ophogen, frezen, inzaaien en rollen volgens oorspronkelijk historisch profiel. |
|
|
8. Herstel en aanleg landgoederen, buitenplaatsen, state- of kloosterterreinen |
Landgoederen, buitenplaatsen, state- of kloosterterreinen die aangegeven staan op de volgende kaartlagen van de provinciale Cultuurhistorische Kaart:
|
Herstel en aanleg betreft de fysieke inrichting. Hieronder vallen onder andere historische lanen of andere beplanting, historische paden met bijbehorende bruggetjes, historische waterpartijen, omgrachting van (voormalige) state- en kloosterterreinen en/of eenmalig baggeren van waterpartijen voor verbetering biodiversiteit en waterkwaliteit. Ook kan dit fysieke maatregelen ten behoeve van de verbetering van de waterbeheersing betreffen zoals kunstwerken, dammen en stuwen, wanneer dit bijdraagt aan integraal herstel van het terrein. |
|
9. Herstel historische dijkbiotoop: dijklichaam, grenssloot, struweel, kolken, dijkcoupures, schotbalkhuisjes, dijkdoorgangen, beplanting |
Historische dijken zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Kaart op de kaartlaag dijken of als dijklichaam aantoonbaar op historische kaarten, met een randstrook van 25 meter. Begrenzing overeenkomstig Cultuurhistorische Kaart. Alle landschapstypen. |
Herstel historische dijkbiotoop: dijklichaam, grenssloot, struweel, kolken, dijkcoupures, schotbalkhuisjes, dijkdoorgangen, beplanting betreft de fysieke inrichting. De geformuleerde doelstelling is een combinatie van in ieder geval landschappelijke en cultuurhistorische doelstellingen bij voorkeur in combinatie met doelstellingen voor flora en/of fauna. Hieronder valt onder andere: herprofileren of spitten, opwerpen en ophogen, frezen, inzaaien en rollen volgens oorspronkelijk historisch profiel en overeenkomstig nog bestaande dijkrestanten. |
|
10. Herstel en aanleg van cultuurlandschappelijke begreppeling en bolle graslandakkers en herstel kruidenrijk grasland |
Onder de fysieke inrichting valt onder andere: het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. Voor herstel cultuurlandschappelijke begreppeling en bolle graslandakker kan gekozen worden voor:
Onderdelen a en b mogen uitsluitend worden uitgevoerd in combinatie met inrichtingsmaatregel herstel kruidenrijk grasland of in combinatie met spontaan herstel kruidenrijk grasland zonder inrichtingsmaatregelen als grondwerk en inzaaien. Voor onderdelen a en b is bestaand kruidenrijk grasland en bestaand cultuurlandschappelijk greppelland uitgesloten. Alleen in aanmerking komen vlakke greppelloze of nagenoeg greppelloze percelen (greppels die >30m van elkaar gelegen zijn). De richting en de bolling sluit zo veel mogelijk aan op de oorspronkelijke historische greppelrichting dit moet worden aangetoond in de aanvraag. Herstel kruidenrijk grasland mag ook zonder combinatie met herstel greppelland worden uitgevoerd indien dit wordt gecombineerd met één of meerdere van de andere categorieën uit deze bijlage. Bestaand kruidenrijk grasland is uitgesloten. |
|
|
Verdwenen paden aangegeven op en overeenkomstig de kaartlaag Oude paden Nieuwe wegen van de Cultuurhistorische Kaart. |
Aanleg en herstel ten behoeve van toegankelijk maken door middel van voorzieningen als hekjes, veeroosters, bruggetjes en beperkte en incidentele (semi-) verhardingen. Er mag afgeweken worden van de kaartlaag “Oude paden Nieuwe wegen” indien aangetoond is dat de aanleg noodzakelijk is om een toevoeging op het wandelknooppuntennetwerk te realiseren. |
|
|
Leefgebieden open akkers, open grasland en natte dooradering. Deze maatregel kan in hoofdwatergangen alleen worden ingezet met instemming van het waterschap. Landschapstypen kwelderwallen en oeverwallen, zijn uitgesloten, tenzij aan de hand van een hoogtekaart aangegeven wordt dat de betreffende gronden een voormalige slenk of priel betreft. |
De aanleg van natuurvriendelijke oevers betreft de fysieke inrichting waaronder onder andere valt: het herprofileren van de oevers en uitvoeren van overige bijbehorende inrichtingsmaatregelen . De geformuleerde doelstelling is een combinatie van in ieder geval landschappelijke en/of cultuurhistorische doelen, eventueel in combinatie met het creëren van foerageergebied. |
|
|
Eilandjes in de meren en poelen in de landschapstypen veenweidegebieden of veenderijen. |
Subsidiabel zijn de investeringen voor oeverbescherming zoals beschoeiingen. |
|
|
Bunkers, aardwerken of ander militair erfgoed die een onderdeel zijn van objecten, linies of stellingen uit de Erfgoedatlas van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (Erfgoedatlas | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ) |
Subsidiabel zijn investeringen voor het herstellen, uitgraven, conserveren of het treffen van voorzieningen uitsluitend indien dit aansluit op een geformuleerde natuurdoelstelling binnen het geldende natuurbeheerplan voor specifieke hieraan gerelateerde flora of fauna zoals vleermuizen of mossoorten voor de betreffende locatie. |
Bijlage 2 Investeringslijst watermaatregelen
Tabel 1. Maatregelen voor herstel, verbeteren en instandhouding biodiversiteit en kwaliteit Friese wateren (KRW-maatregelen)
Inrichtingsmaatregelen waarmee de negatieve effecten van (historisch) landbouwkundig gebruik op de ecologische kwaliteit van het watersysteem worden verminderd en het watersysteem robuuster wordt.
* In de toelichting staat een niet-limitatieve opsomming van typen ingrepen die mogelijk zijn.
Tabel 2. Maatregelen voor klimaatadaptatie
Toelichting Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Herstel en inrichting van het landelijk gebied voor landschap, biodiversiteit en water 2025
Dit is een openstelling in de Provincie Fryslân waarmee we verschillende partijen willen stimuleren om middels niet productieve investeringen buiten het landbouwbedrijf bij te dragen aan het verhogen van biodiversiteit, landschap en cultuurhistorie, inrichtingsmaatregelen ten behoeve van waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer en aanpassingen aan klimaatverandering. Niet-productieve investeringen zijn investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben.
Gedeputeerde Staten van Fryslân stellen een lijst vast van maatregelen die relevant zijn voor herstel en inrichting van het landelijk gebied (Bijlage 1 en Bijlage 2). Voor de maatregelen uit Bijlage 1 geldt een geografische duiding ten behoeve van de doelmatigheid. Voor zowel Bijlage 1 als Bijlage 2 wordt de rangschikking gedaan door de adviescommissie op basis van selectiecriteria en zijn de maatregelen zo vormgegeven dat zij bijdragen aan één of meerdere doelstellingen zoals die benoemd zijn in het Nationaal Strategisch Plan (NSP), namelijk:
Met deze openstelling wordt invulling gegeven aan de provinciale doelen zoals vastgelegd in provinciaal beleid. Waaronder:
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
De investeringen dienen altijd een link te hebben met de landbouw. Daaronder verstaan we investeringen die de landbouw helpen om aan de realisatie van bovengenoemde doelen bij te dragen. Daarbij kan het ook gaan om investeringen waarmee negatieve effecten van de landbouw op bodem, lucht, landschap of waterkwaliteit- en kwantiteit tenietgedaan of gecompenseerd worden.
De subsidiabele activiteiten dragen tevens bij aan focusdoelen: klimaatadaptatie, het tegengaan en/of verminderen van de effecten van grote watertekorten en – overschotten en toenemende verzilting. Het klimaatbeleid voor Fryslân is beschreven in het Waterhuishoudingsplan van de provincie Fryslân. Het klimaatbeleid bevat een trits aan voorkeursmaatregelen: eerst vasthouden, dan bergen en daarna pas afvoeren. Dit ter voorkoming van wateroverlast en/of -tekorten. Deze opsomming vormt de basis voor de te subsidiëren klimaatmaatregelen.
In één subsidieaanvraag kunnen de activiteiten van Bijlage 1 en 2 niet gecombineerd worden. Dit betekent dat een subsidieaanvraag alleen kan bestaan uit activiteiten van Bijlage 1 of 2, niet uit activiteiten van zowel Bijlage 1 als 2. Na indiening van de subsidieaanvraag kunnen activiteiten uit Bijlage 1 niet via een wijziging veranderd worden naar activiteiten uit Bijlage 2. Wijzigingen tussen categorieën binnen Bijlage 1 of wijzigingen binnen Bijlage 2 zijn wel mogelijk.
De investeringen dienen in hoofdzaak plaats te vinden op niet-landbouwgronden. Dit zijn gronden waarop geen landbouwactiviteit plaatsvindt. Voor investeringen op landbouwgronden kan de openstelling ‘Niet productieve investeringen op landbouwbedrijven” worden gebruikt die ook in 2025 wordt verwacht. De investeringen kunnen in sommige gevallen ook deels op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Randen van landbouwgrond mogen meegenomen worden indien dit voor de activiteiten benodigd is. Bijvoorbeeld op erven, groenstructuren bij dorpen of gehuchten, herstel landgoed of een (KRW) investering door een landschapsorganisatie of waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die deels op gronden van landbouwers zijn gelegen.
Op basis van artikel 2.4.5 van de Regeling geldt een subsidiepercentage van 100% van de subsidiabele kosten. Echter, de subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die alleen gericht zijn op de waterkwantiteit. Voorbeelden van investeringen gericht op alleen de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd en de aanleg van drainagepoelen.
De hoogte van de subsidie voor maatregel 4, Bijlage 1 is maximaal € 5.000,-- per erf. Om een aanvraag in te kunnen dienen (minimaal subsidiebedrag € 100.000,--) dient dus voor meerdere erven een aanvraag te worden gedaan of dit een combinatie te worden gemaakt met andere maatregelen/categorieën.
In aanvulling op de regeling is arrangement 3 van toepassing op alle aanvragen. Dit arrangement sluit aan bij de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten.
Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de regeling en kosten als bedoeld in artikel 1.10 onder e, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd en (uitsluitend voor niet zijnde overheden) legeskosten.
Een onderbouwing van de noodzaak van grond- en bodembewerkingen zoals ontgraven, ploegen, herprofileren, spitten of frezen wordt gevraagd om te voorkomen dat er werkzaamheden plaatsvinden die niet direct noodzakelijk zijn voor het doel van de beoogde maatregel of tot ongewenste bodemverstoring leidt. Een onderbouwing van wat er met eventueel vrijkomende grond gebeurt wordt gevraagd om contraproductieve neveneffecten als demping van sloten of greppels elders te voorkomen.
Er dient te moeten worden aangetoond dat het plant- en zaaigoed dat zal worden toegepast in het project inheems is en passend is bij de bodemsoort. In de lijst met definities is een bron opgenomen van inheemse soorten die mogen worden toegepast. Voor het bepalen van de bodemsoort kan de bodemkaart van de atlasleefomgeving worden benaderd: Kaarten | Atlas Leefomgeving. Er mag geen gebruik worden gemaakt van exoten. In de lijst van de NVWA zijn exoten opgenomen die wettelijk verboden zijn te gebruiken in Nederland: Unielijst invasieve exoten | Invasieve exoten | NVWA en in het Nederlandse soortenregister – exoten – lijsten – planten: Uitgebreid zoeken naar soorten - | Nederlands Soortenregister
Artikel 11 Selectiecriteria, weging en rangschikking
Alle subsidieaanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 11 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden. De adviescommissie doet de beoordeling op basis van de selectiecriteria, Bijlage 1 en 2 (welke van toepassing is) en de toelichting op de subsidiabele activiteiten in Bijlage 1 (indien van toepassing) van dit openstellingsbesluit.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaalt een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het betreffende deelplafond is bereikt. De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De effectiviteit kan worden aangetoond door te bepalen in hoeverre met maatregelen en projecten een concrete bijdrage kan worden gedaan zoals, onder andere, beschreven in de kadernota’s en Grutsk op ‘e romte. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.
0 punten: zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit minder dan 50.000 m3 grondwater en/of water vasthoudt of bergt in watergangen, op maaiveld of in de bodem of als het herstel/aanleg van een elzensingel geheel afwijkt van de verkavelingsstructuur.
1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling nog substantieel blijft. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt. Of bij landschapselementen als er bijvoorbeeld een ontwikkeling van een landschapselement voorgesteld wordt, waarbij het landschapselement een op zichzelf staand geheel vormt maar (nog) niet onderdeel uitmaakt van een andere in het huidige landschap zichtbare landschapsstructuur*. Ook is er een geringe bijdrage indien er bij het herstel van een historische waterloop wordt afgeweken van het oorspronkelijke historische profiel, zonder een goede onderbouwing, bijvoorbeeld om belangrijk ecologisch doel te halen.
2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het water niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water. Er is eveneens sprake van een matige bijdrage indien de activiteit een deel van een landschapsstructuur* aanvult/uitvult en hiermee een lokaal landschappelijk effect heeft.
3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat rechtstreeks in verbinding met een KRW-waterlichaam). Van voldoende bijdrage is ook bijvoorbeeld sprake als de activiteit een deel van een landschapsstructuur* aanvult/uitvult en hiermee een lokaal landschappelijk effect heeft. Tevens is er daarbij dan sprake van een effect van de activiteit dat groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit effect is groter bijvoorbeeld bij het combineren met fysieke maatregelen ten behoeve van de verbetering van de waterbeheersing betreffen zoals kunstwerken, dammen en stuwen, wanneer dit bijdraagt aan integraal herstel van het terrein. Of wanneer bijvoorbeeld naast een passend herstel van een landschapselement met autochtoon plantmateriaal ook belangrijke doelstellingen voor biodiversiteit, flora en fauna worden gerealiseerd bijvoorbeeld wanneer bij het herstel van een historische waterloop ook de oever natuurlijk wordt ingericht en dit tegelijkertijd landschapshistorisch passend is, bijvoorbeeld in het geval de oorsprong ligt in een oude slenk of andere natuurlijke waterloop.
4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam wordt verbeterd. Of als door de maatregel een regionaal herkenbare landschapsstructuur* wordt hersteld en/of voltooid. Tevens is er daarbij dan sprake van een effect van de activiteit dat groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld wanneer er naast een passend herstel van een landschapselement met autochtoon plantmateriaal ook belangrijke doelstellingen voor biodiversiteit, flora en fauna worden gerealiseerd. Wat voor landschap en biodiversiteit ook bij kan dragen is dat in de aanvraag de ecologische en landschappelijke kwaliteit in de uitvoering wordt geborgd door de inzet van bijvoorbeeld een adviesgroep met deskundigen uit de disciplines landbouw, natuur en landschap.
5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Of als door de maatregel een regionaal herkenbare landschapsstructuur* wordt hersteld en/of voltooid. Tevens is er daarbij dan sprake van een effect van de activiteit dat veel groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld wanneer er naast een passend herstel van een landschapselement met autochtoon plantmateriaal ook belangrijke doelstellingen voor biodiversiteit, flora en fauna worden gerealiseerd én er ook een invulling wordt gegeven aan doelstellingen van de POVI.
* een landschapsstructuur zoals aangegeven in Grutsk op ‘e Romte.
Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:
0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;
1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;
2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;
3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;
4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;
5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De proceskosten zijn >30% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten;
1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken. De proceskosten zijn 25-30% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten;
2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output. De proceskosten zijn 20-25% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten;
3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project. De proceskosten zijn 15-20% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten;
4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De proceskosten zijn 10-15% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten;
5 punten als de efficiëntie zeer goed is 5% (proceskosten t.o.v. totale uitvoeringskosten). Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen. De proceskosten zijn <10% ten opzichte van de totale uitvoeringskosten. In aanvulling hierop kan een hoge efficiëntie worden beoordeeld doordat de activiteiten bijdragen aan zowel water, landschaps- als biodiversiteitsdoelen. Voorbeelden hiervan zijn herstel van greppellandschap en herstel van historische waterlopen.
Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Waterprojecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de KRW of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien. Een activiteit kan ook urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de wateroverlast zeer ernstig kan zijn door onvoldoende berging in het gebied. Een maatregel is in dat geval op zeer korte termijn nodig. Voor landschapselementen is vanwege de aard van de activiteiten de noodzaak voor zeer korte termijn over het algemeen niet aanwezig. De noodzakelijkheid is groter in situaties waar de kwaliteit van het oorspronkelijke landschap het meest achteruit is gegaan, bv bij het verdwijnen van elzensingels en boomwallen, greppelland of waterlopen. Of in gevallen waar de landschappelijke inpassing van dorpen en buurtschappen door bv. storende uitbreidingen het minst goed is.
Is langer wachten met het uitvoeren van de activiteit echt niet langer verantwoord, er is gelijk actie noodzakelijk (zeer dringende urgentie), dan worden er 5 punten toegekend (KRW of grote kwaliteitsachterstand landschap ten opzichte van historie);
4 punten worden toegekend als de activiteit op zeer korte termijn noodzakelijk is;
3 punten worden toegekend als de activiteit op korte termijn noodzakelijk is;
2 punten worden toegekend als de activiteit op de middellange termijn noodzakelijk is;
1 punt wordt toegekend als de activiteit niet op de middellange maar wel op de lange termijn noodzakelijk is;
0 punten worden toegekend als de activiteit ook niet op de lange termijn noodzakelijk is.
Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium urgentie heeft de hoogste wegingsfactor (4), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. Gebieden waar de opgave het grootst is dragen sterk bij aan de ontwikkeling van de doelen van het openstellingsbesluit.
Het criterium effectiviteit heeft de een na hoogste wegingsfactor (3). Het is namelijk, naast dat een activiteit benodigd is ook van belang dat de activiteit effectief bijdraagt aan de doelen.
Het criterium haalbaarheid heeft de wegingsfactor 2 en het criterium efficiëntie wegingsfactor 1. Wanneer de haalbaarheid en efficiëntie van de uitvoering van een activiteit onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden. Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting een minder groot verschil in de haalbaarheid en efficiëntie van het gebruik van middelen zijn. Deze criteria hebben dan ook een minder groot onderscheidend vermogen.
Bijlage 1 Investeringslijst voor landschapselementen
Voor de investeringsmaatregelen uit Bijlage 1 geldt een geografische duiding. Hiervoor is gekozen om de investeringen op die plek te laten plaatsvinden die de landschappelijke hoofdstructuur het beste versterken overeenkomstig de visie Grutsk op ‘e Romte. Deze maatregelen zijn goed geografisch te duiden gelet op de gedetailleerde geografische ligging van belangrijke landschappelijke elementen op grond van de Landschapstypenkaart, de provinciale Cultuurhistorische Kaart of de topografische kaarten. Grutsk op ‘e Romte en de genoemde kaarten zijn te vinden op www.fryslan.frl/grutsk, www.fryslan.frl/chk, https://www.fryslan.frl/landschapstypenkaart en www.topotijdreis.nl.
Categorie 1, toelichting gebruik kaart op website voor het vinden van de begrenzing “bestaand stedelijk gebied”.
www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart
Categorie 11, herstel en aanleg historische paden, is gekozen omdat de historische padenstructuur een onlosmakelijk onderdeel van cultuurlandschappen uitmaakt en zo direct aansluit op de doelstelling genoemd onder artikel 2, lid 2 onder c voor landschappen.
Binnen categorie 12, aanleg natuurvriendelijke overs, wordt aangeraden om gebruik te maken van de ‘Handreiking natuurvriendelijke overs, 2009’ Handreiking natuurvriendelijke oevers | STOWA.
Binnen categorie 13, behoud en herstel cultuurlandschappelijke eilandjes, kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de richtlijnen van het hoofdstuk “Beheeropties” in de notitie Verveningselementen en Laagveen (cultuurhistorisch beheer) | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Bijlage 2 Investeringslijst watermaatregelen
Maatregelen voor herstel, verbeteren en instandhouding biodiversiteit en kwaliteit Friese wateren
Sub c: aanleg of inrichting van gronden in KRW-meren of -plassen tot een maximale gemiddelde breedte van 20 meter (gemiddeld) of aanleg of inrichting van gronden die in verbinding (komen te) staan met de boezem, zodanig dat vissen het gebied in en uit kunnen komen in de paaiperiodes van de meeste vissoorten, waarbij in de zomerperiode een 1/5 deel van de gronden permanent onder water staat met een maximale gemiddelde waterdiepte tot 0,7 meter diep (gemiddeld), wat niet mag verlanden;” Hiermee wordt beoogd dat in de KRW meren en -plassen, luwe ondiepe zones ontstaan, door nieuwe inrichting of door aankoppelen van bv zomerpolders of boezemland aan de boezem. Het geschikt maken van bestaande luwe zones door herintroductie van vegetatie of maatregelen ter voorkoming van overbegrazing van de watervegetatie kan hier ook aan bijdragen. Het doel is dat waterplanten gaan groeien en paai of opgroeigebieden ontstaan voor vis en andere fauna. In het algemeen zijn de KRW-meren en -plassen zo variabel (vele meren en meertjes in Friesland), dat het soort maatregel om het doel te bereiken, zeer divers kan zijn. Dit is ook de reden dat voor deze artikelen gemiddelden, zijn opgenomen voor de breedte en waterdiepte.
Sub d: “het toepassen van hydromorfologische maatregelen in de KRW-beken.” Dit zijn kleinschalige ingrepen als het toepassen van grind in de beken, inbrengen van dood hout, aanleg van luwe ondiepe zones, stoorstenen, grindbedden, ruigtes e.d. of het aanplanten van begeleidende beekvegetatie langs de beken.
Sub e: “waterkwaliteitsbaggeren in KRW-meren en -plassen”. Het gaat hierbij om een, in de tijd, eenmalige ingreep in het watersysteem waarmee door het verwijderen van nutriëntenrijke bagger de waterkwaliteit weer op het vereiste niveau voor het halen van de KRW-doelen wordt gebracht.
Sub f: Dit betreffen maatregelen aan de oevers om afkalving (afbrokkelen van oevers) tegen te gaan of de effecten ervan te minimaliseren, b.v. uitrasteren van vee, het plaatsen van kokosrollen, enten van planten langs oever om een bufferzone te creëren of afrasteren vegetatie in het water om vraat tegen te gaan.
Sub h: maatregelen om oppervlaktewater te zuiveren kunnen bestaan uit helofytenfilters, vloeibedden of bv defosfatering van het oppervlaktewater.
De investeringen dienen altijd een link te hebben met de landbouw. Daaronder verstaan we investeringen die de landbouw helpen om aan de realisatie van KRW-doelen bij te dragen. Daarbij kan het ook gaan om investeringen waarmee negatieve effecten van de landbouw op de waterkwaliteit tenietgedaan of gecompenseerd worden.
Investeringen in klimaatmaatregelen moeten eenzelfde link met de landbouw hebben: ze leiden tot een robuust watersysteem dat ten goede komt aan de landbouw in het algemeen of de maatregelen compenseren negatieve effecten van een (lokaal) op de landbouw toegesneden waterhuishouding (uit het verleden). De in Bijlage 2, Tabel 2 bedoelde klimaatmaatregelen hoeven, in tegenstelling tot de maatregelen uit Bijlage 2, Tabel 1 niet te worden uitgevoerd in KRW-waterlichamen en/of in er direct op uit komende hoofdwatergangen. Met het verhogen van slootbodems bedoelen we het verontdiepen van sloten. Met het verhogen van duikers bedoelen we dat de binnenonderkant buis (bob) hoger komt te liggen. Deze maatregelen dragen bij aan waterconservering doordat de ontwateringsbasis omhoog wordt gebracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-6280.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.