Openstellingsbesluit subsidie realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen Zuid-Holland 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op de artikelen 4:25 en 4:26 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3.1 en 3.2 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 en de artikelen 1.3 en 1.4 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Overwegende dat:

 

  • de provincie Zuid-Holland verantwoordelijk is voor de bescherming en behoud van gezonde populaties inheemse plant- en diersoorten en hier invulling aan geeft door in te zetten op het realiseren van: leefgebied voor icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen;

  • de provincie Zuid-Holland zich onderscheidt van andere provincies door onder meer het grote oppervlak aan stedelijk gebied;

  • natuurwaarden buiten natuurgebieden bijdragen aan het behalen van de natuurdoelen vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn en daarmee bijdraagt aan het leef- en vestigingsklimaat in Zuid-Holland;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Openstellingsbesluit subsidie realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen Zuid-Holland 2025.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

 

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • -

    autochtoon inheems plantmateriaal: bomen, struiken en planten die directe nakomelingen zijn van de planten die zich na de ijstijd spontaan hebben gevestigd in Nederland en zich via natuurlijke uitzaai of door kunstmatige vermeerdering uit lokaal plantmateriaal hebben vermeerderd;

  • -

    bebouwde kom: bebouwde kom als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    biodiversiteit: verscheidenheid van inheemse plant- en diersoorten die voorkomen in Zuid-Holland;

  • -

    de- minimis voor de landbouwsector: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 13 december 2023 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (Pb L, 2023/2831);

  • -

    economische activiteit: het aanbieden van goederen of diensten op een markt waarop sprake is van concurrentie;

  • -

    habitatrichtlijnsoorten: plant- en diersoorten die vallen onder het beschermingsregime van de Europese Habitatrichtlijn (bijlage II);

  • -

    houtige landschapselementen: houtwal, houtsingel, elzensingel, bomenlaan, struweelhaag, struweelrand, knotbomenrij, solitaire knotboom, half- of hoogstamboomgaard of griendje of bosje;

  • -

    icoonsoorten: plant- en diersoorten die een specifiek landschapstype representeren. Zuid-Holland heeft 40 icoonsoorten onderscheiden;

  • -

    inheemse soorten: alle planten- of boomsoorten die van oorsprong in het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort voorkomen;

  • -

    natuurgebied: Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied;

  • -

    Natura2000-gebied: natuurgebied aangewezen volgens de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn;

  • -

    Nederlandse Rassenlijst Bomen: hulpmiddel bij de aanleg van bos, landschappelijke beplantingen en openbaar groen;

  • -

    Natuurnetwerk Nederland: natuurnetwerk Nederland (NNN) als bedoeld in artikel 2.11 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

  • -

    onderneming: iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    overige landschapselementen: kruidenrijke akkerrand, insectenrijk graslandrand, bloemenblok, keverbank, bloemdijk, zandwal en natte elementen zoals poel, natuurvriendelijke oever, rietzoom of klein rietperceel;

  • -

    Reguliere de- minimis verordening: Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352);

  • -

    Srg: Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016;

  • -

    voedselbos:

    • a.

      een door mensen ontworpen productief ecosysteem naar het voorbeeld van een natuurlijk bos, met een hoge diversiteit aan meerjarige of houtige soorten, waarvan delen, zoals de vruchten, zaden, bladeren en stengels voor de mens als voedsel dienen;

    • b.

      met aanwezigheid van: een kruinlaag van hogere bomen, minimaal drie andere vegetatielagen van respectievelijk lagere bomen, struiken, kruiden, bodembedekkers, ondergrondse gewassen en klimplanten, en een rijk bosbodemleven;

    • c.

      met een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 0,5 hectare;

    • d.

      dat zich in het kader van deze subsidieregeling kenmerkt doordat geen gebruik wordt gemaakt van kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen; en

    • e.

      bestaat uit minimaal 50% inheemse soorten (bomen, struiken en ondergroei).

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op:

  • de substantiële verbetering van het leefgebied van icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten, waaronder begrepen de aanleg van overige landschapselementen, houtige landschapselementen of voedselbossen.

  • 2.

    De activiteit, benoemd onder artikel 2, eerste lid, draagt bij aan één of meerdere van de volgende doelen:

    • a.

      Het vergroten van de biodiversiteit aan inheemse plant- en diersoorten (met name van provinciale icoonsoorten en habitatrichtlijnsoorten) door het aanleggen of inrichten van een gevarieerd leefgebied;

    • b.

      Het realiseren of versterken van ecologisch waardevolle verbindingen of stapstenen in stedelijk of landelijk gebied.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 4.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan de populaties inheemse plant- en diersoorten in Zuid-Holland.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt aan eenieder.

Artikel 4 Deelplafond

Het deelplafond voor 2025 bedraagt € 400.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 5 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 2.3 van de Asv kan een aanvraag voor subsidie worden ingediend van 1 mei tot en met 16 juni 2025 en indien het subsidieplafond niet is bereikt, van 1 oktober tot en met 31 oktober 2025.

Artikel 6 De-minimis

Subsidie aangevraagd door een onderneming wordt verleend met toepassing van de op de aanvrager van toepassing zijnde de-minimisverordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 2.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien:

 

  • a.

    de activiteit plaatsvindt binnen een natuurgebied;

  • b.

    de activiteit niet uitvoerbaar is vanwege wettelijke of praktische belemmeringen;

  • c.

    de activiteit niet past in het huidige landschap, rekening houdend met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie;

  • d.

    de aanvrager niet de eigenaar van de grond is of door de eigenaar geen schriftelijke toestemming is gegeven;

  • e.

    het activiteitenplan in combinatie met de begroting niet realistisch is;

  • f.

    voor dezelfde activiteit op grond van deze of een andere subsidieregeling van de provincie Zuid-Holland subsidie is aangevraagd;

  • g.

    de activiteit niet bijdraagt aan het substantieel verbeteren van het leefgebied van minimaal vier icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten;

  • h.

    de activiteit mede de aanplant van invasieve exoten betreft;

  • i.

    de locatie waar de activiteit plaatsvindt, bij aanleg van een voedselbos of houtige landschapselementen onderdeel uitmaakt van een gebied waarvoor provinciale doelstellingen gelden die tegenstrijdig zijn met de beoogde ontwikkeling in het gebied, zoals bijvoorbeeld belangrijk weidevogelgebied waar in totaal meer dan 35 broedparen grutto's, tureluurs, slobeenden, kieviten of scholeksters per 100 hectare voorkomen;

  • j.

    de activiteit behoort tot het reguliere takenpakket van de aanvrager indien de aanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon is;

  • k.

    de aanvraag onvolledig is, of de verstrekte gegevens en documenten onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking;

  • l.

    de aanvraag op grond van artikel 11 minder dan 36 punten behaalt, of op één van de criteria nul punten scoort.

Artikel 8 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

 

  • a.

    de activiteit wordt gerealiseerd buiten een natuurgebied;

  • b.

    de activiteit verbetert het leefgebied van minimaal vier icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten substantieel;

  • c.

    bij het realiseren van beplanting, wordt voor minimaal 90% inheemse soorten gebruikt, vrij van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen;

  • d.

    bij het realiseren van houtige landschapselementen wordt bij voorkeur autochtoon inheems plantmateriaal gebruikt;

  • e.

    bij het realiseren van voedselbossen en half- en hoogstamboomgaarden wordt in het ontwerp en de aanleg in totaal voor minimaal 50% inheemse soorten gebruikt;

  • f.

    wanneer de activiteit binnen de bebouwde kom plaatsvindt, wordt deze gerealiseerd in de openbare ruimte, dan wel op een plaats die voor eenieder openbaar toegankelijk is;

  • g.

    na uitvoering van de activiteit is geborgd dat het resultaat hiervan gedurende een periode van ten minste 10 jaar duurzaam in stand blijft en gifvrij wordt onderhouden.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor de subsidie in aanmerking:

 

  • a.

    kosten voor begeleiding bij ontwerp, planvorming en realisatie van het project, tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten;

  • b.

    kosten voor het benodigde plantmateriaal of zaaigoed;

  • c.

    kosten voor graafwerkzaamheden, bodemverbetering, het planten van het plantmateriaal, leveringskosten;

  • d.

    kosten voor de aanschaf van wildgaaskokers en boompalen, en het aanbrengen van boompalen en het plaatsen van wildgaaskokers, tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • e.

    kosten voor nazorg, te weten inboet en noodzakelijke bewatering, gedurende twee plantseizoenen na aanplant, tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten;

  • f.

    kosten voor (ontwikkelings)beheer, tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten.

Artikel 10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

    • a.

      € 10.000,00 voor natuurlijke personen;

    • b.

      € 25.000,00 voor privaatrechtelijke rechtspersonen; en

    • c.

      € 40.000,00 voor publiekrechtelijke rechtspersonen.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 11 Rangschikking

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.3 van de Srg worden volledige aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid die voor subsidie in aanmerking komen gerangschikt op basis van de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van urgentie;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Aan ieder van de in het eerste lid genoemde criteria kunnen nul tot en met vijf punten worden toegekend.

  • 3.

    De rangschikking als bedoeld in het eerste lid vindt plaats aan de hand van het totaal aantal punten die ingevolge het eerste en tweede lid aan de genoemde criteria worden toegekend, waarbij de aan de criteria toegekende punten worden vermenigvuldigd met de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4.

    Na toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor aanvragen waaraan in totaal de hoogste aantallen punten zijn toegekend.

  • 5.

    Wanneer aan twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten is toegekend en de som van het subsidiebedrag waarvoor deze aanvragen in aanmerking komen het subsidieplafond te boven gaat, dan wordt voor de toepassing van het vierde lid de onderlinge rangschikking tussen deze aanvragen bepaald aan de hand van de hoogste scores op achtereenvolgens de volgende criteria:

    • 1.

      effectiviteit;

    • 2.

      haalbaarheid/ kans op succes;

    • 3.

      urgentie;

    • 4.

      efficiëntie.

  • 6.

    Van de aanvragen die na toepassing van het bepaalde in het vijfde lid een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de onderlinge rangschikking van deze aanvragen bepaald door loting.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In afwijking van artikel 1.4, eerste lid, van de Srg, wordt aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

 

  • a.

    de activiteit wordt binnen 1 jaar na subsidieverlening gestart;

  • b.

    de activiteit wordt binnen 3 jaar na subsidieverlening gerealiseerd;

  • c.

    de subsidieontvanger werkt mee aan publiciteit over de activiteit;

  • d.

    voor wat betreft inheemse aanplant van bomen en houtige landschapselementen, als bedoeld in artikel 8 onder c en d, wordt gebruik gemaakt van soorten genoemd op de Nederlandse Rassenlijst Bomen;

  • e.

    de realisatie van de activiteit wordt binnen 4 weken gemeld bij de provincie, inclusief foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • f.

    bomen en houtige landschapselementen worden in de periode tussen 1 oktober en 30 april aangeplant;

  • g.

    na het aanleggen van een voedselbos of uitvoeren van andere maatregelen ter verbetering van het leefgebied van icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten, is de subsidieontvanger verplicht om de gerealiseerde natuur ten minste 10 jaar na subsidievaststelling duurzaam in stand te houden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 14 Werkingsduur

Dit openstellingsbesluit vervalt op 31 december 2025 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen Zuid-Holland 2025.

Den Haag, 25 maart 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Toelichting bij het besluit van gedeputeerde staten van 25 maart 2025, PZH-2025-870687025, tot vaststelling van het Openstellingsbesluit subsidie realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen Zuid-Holland 2025

Algemene toelichting

Door de invoering van de Wet natuurbescherming is Provincie Zuid-Holland sinds 1 januari 2017 verantwoordelijk voor het behoud en bescherming van gezonde populaties van inheemse plant- en diersoorten binnen én buiten natuurgebieden in Zuid-Holland, waaronder de soorten van het stedelijk en landelijk gebied. Hier ligt een grote opgave mede gezien de grote hoeveelheid thema's die te realiseren zijn binnen een relatief klein oppervlak. Woningbouw, mobiliteit, energietransitie, voedselproductie, recreatie, klimaatbestendigheid en biodiversiteit moeten allemaal binnen onze kleine en drukbevolkte provincie worden gerealiseerd.

 

In het stedelijk gebied is door ontwikkelingen in de bouw, toename van verlichting, verdichting en isolatie van woningen veel leefgebied van inheemse soorten verdwenen. Op diverse manieren wordt gewerkt om het leefgebied van inheemse plant- en diersoorten te beschermen en te verbeteren.

 

Meer informatie over icoonsoorten en de te treffen maatregelen voor het verbeteren van het leefgebied en realiseren van landschapselementen is te vinden in onderstaande rapporten:

 

  • Maatregelen voor het leefgebied van 15 Zuid-Hollandse icoonsoorten , door Provincie Zuid-Holland en Waardenburg Ecology.

    • o

      Inspirerend en praktisch document met infobladen over tips voor inrichting en beheer van het leefgebied van dotterbloem, rietorchis, glassnijder, groene glazenmaker, argusvlinder, weidehommel zandhommel, steenuil, patrijs, merel, nachtegaal, huismus, noordse woelmuis, meervleermuis en egel.

  • Natuurbouwstenen , door Bui-TeGewoon | groenprojecten en Arvalis Natuur & Landschap.

    • o

      Praktische gids met informatie hoe landschapselementen ofwel natuurbouwstenen aan te leggen en te beheren, met name in het landelijk gebied.

  • Natuurinclusief ontwikkelen, door Synchroon, Nest Natuurinclusief en Vogelbescherming Nederland.

    • o

      Een praktische gids met stappenplan en checklists voor een natuurinclusieve benadering, met name in de stad.

Het Openstellingsbesluit subsidie realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen Zuid-Holland 2025 (hierna: openstellingsbesluit) biedt financiële ondersteuning aan projecten die het leefgebied van icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten substantieel verbeteren of bijdragen aan vergroting van het areaal biodiverse voedselbossen. Hiervan profiteren ook andere plant- en diersoorten.

 

Het realiseren van landschapselementen draagt hier ook aan bij en linkt met het nationale Aanvalsplan Landschap, waar wordt ingezet op het realiseren van 10% groenblauwe dooradering in het landelijk gebied voor 2050.

 

Ook voedselbossen dragen bij aan bevordering van de biodiversiteit (indien ook inheemse soorten worden gebruikt). Daarbij leeft het onderwerp voedselbossen nu sterk in Zuid-Holland. Daarom biedt deze subsidie ook de mogelijkheid om een voedselbos aan te leggen.

 

Eenieder die hier ideeën voor heeft krijgt nu mogelijkheden om hier uitvoering aan te geven.

 

Juridisch kader

Dit openstellingsbesluit is vastgesteld op grond van de Subsidieregeling groen 2013 (Srg) en de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in het openstellingsbesluit zijn vastgelegd, maar in de Srg en de Asv. In de Asv staat onder meer wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten. Daarnaast geldt er op grond van de Asv een meldingsplicht: als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit ingevolge artikel 2.3 van de Asv te melden bij Gedeputeerde Staten. Verder zijn de verplichtingen met betrekking tot de prestatieverantwoording en bevoorschotting en betaling uit de Srg van toepassing.

 

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

De Nederlandse Rassenlijst Bomen is te raadplegen op externe link: www.rassenlijstbomen.nl.

 

De Habitatrichtlijnsoorten zijn te raadplegen op externe link: Habitatrichtlijnsoorten | natura 2000.

 

De houtige en overige landschapselementen zijn te raadplegen op externe links: svbd-handreiking-definities-landschapselementen.pdf (samenvoorbiodiversiteit.nl) en de Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

 

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op de substantiële verbetering van het leefgebied van icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten. De gedachte hierachter is dat de activiteiten die bijdragen aan de verbetering van het leefgebied van deze soorten ervoor zorgen dat veel andere plant- en diersoorten ook hiervan profiteren.

 

De activiteiten genoemd onder artikel 2 kunnen op grond van deze subsidieregeling ook worden gecombineerd. Te denken valt aan het realiseren van leefgebied van icoonsoorten of habitatrichtlijnsoorten waarbij zowel overige als houtige landschapselementen naast elkaar worden ingezet. Als voorbeeld kan de weidehommel worden genoemd, een soort die van een gevarieerd leefgebied profiteert, zoals een combinatie van bloemenrijke graslanden en bosranden. Of de rugstreeppad, die leeft en zich voortplant in ondiepe poelen of plas-dras locaties bij natuurvriendelijke oevers, maar schuilt en overwintert in vergraafbare grond (in muizenhollen, onder stronken, dammetjes met puin). Waarbij ook boerderijerven en stallen in agrarisch landschap van groot belang kunnen zijn als overwinteringsplek.

 

Meer informatie over icoonsoorten en de te treffen maatregelen voor het verbeteren van het leefgebied, zie Icoonsoorten - Provincie Zuid-Holland.

 

Voor de definitie, duiding en beheer van landschapselementen wordt aangesloten bij de richtlijnen van het rapport: Groenblauwe dooradering nader gedefinieerd Aanvalsplan Landschap in combinatie met de Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer.

 

Voor voedselbossen geldt in deze regeling niet de maximale oppervlakte van 1,5 ha zoals benoemd in rapport Groenblauwe dooradering nader gedefinieerd Aanvalsplan Landschap.

 

Artikel 6 De-minimis

 

Om te voorkomen dat de aangevraagde subsidie leidt tot onverenigbare staatsteun, wordt een subsidie die wordt aangevraagd door een onderneming verleend onder de de-minimis verordening (Verordening (EU) Nr. 2023/2831). Dit houdt in dat het totaal aan subsidies dat deze onderneming heeft ontvangen, het bruto steunbedrag over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 300.000,- niet mag overschrijden (artikel 6). Dat dit bedrag niet wordt overschreden toont de onderneming aan door een ondertekende de-minimisverklaring met de subsidieaanvraag mee te sturen. Daarnaast zou het mogelijk kunnen zijn dat er sprake is van een activiteit die onder de productie van landbouwproducten valt. Op basis van de de-minimis verordening voor de landbouwsector (Verordening (EU) nr. 1408/2013) geldt in dat geval een maximaal steunbedrag van € 20.000,- over drie belastingjaren als de-minimisssteun. Ook in dit geval wordt een ondertekende de-minisverklaring gevraagd waarmee de aanvrager aantoont dat met de aanvraag het plafond van €20.000,- niet wordt overschreden.

 

Indien de genoemde verklaringen bij de aanvraag ontbreken, zal dit leiden tot weigering van de subsidieaanvraag (artikel 7, onder k).

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

 

Voor de invasieve exoten benoemd onder artikel 7, lid g wordt de Unielijst invasieve exoten | Invasieve exoten | NVWA gehanteerd.

 

Onder c, de regels omtrent het ruimtelijke kwaliteitsbeeld zijn omschreven in de Omgevingsverordening Zuid-Holland, Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit.

 

Idealiter wordt in de aanvraag een onderbouwing gegeven hoe het plan past in het huidige landschap, rekening houdend met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie.

 

Artikel 10 Subsidiehoogte

 

In artikel 10, eerste lid, is bepaald dat niet de volledige kosten van het project worden gesubsidieerd. Hiermee wordt cofinanciering vanuit de markt of uit eigen budget gestimuleerd.

 

Artikel 11 Rangschikking

 

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in (artikel 11 eerste lid). Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

  • a.

    Mate van effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20),

    Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de provinciale beleidsdoelstellingen van dit openstellingsbesluit zoals weergegeven in artikel 2 tweede lid. Een project dat gelijktijdig aan meerdere doelen bijdraagt, zal in het algemeen een hogere score toegekend worden. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, in dit openstellingsbesluit gespecificeerde, doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van het aantal doelen waaraan met het project wordt bijgedragen. Bij de beoordeling van de “effectiviteit” wordt daarnaast niet enkel gekeken naar de omvang en het bereik van het project. Dit om te voorkomen dat aan grotere projecten automatisch een hogere score toegekend moet worden dan aan kleinere projecten. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend:

     

    • i.

      0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is sprake als het project niet bijdraagt aan de doelen van dit openstellingsbesluit;

    • ii.

      1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is sprake als het project een geringe bijdrage levert aan een van de doelen uit het openstellingsbesluit.

    • iii.

      2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is sprake als enigszins een bijdrage wordt geleverd aan een van de doelen uit het openstellingsbesluit;

    • iv.

      3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is sprake als overtuigend aan een van de doelen van dit openstellingsbesluit wordt bijgedragen;

    • v.

      4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als enigszins aan beide doelen van het openstellingsbesluit wordt bijgedragen;

    • vi.

      5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als overtuigend aan beide doelen van het openstellingsbesluit wordt bijgedragen.

  • b.

    Mate van haalbaarheid (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),

    De kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden en/of succesvol zal zijn in het ‘verder gaan’.

     

    Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

     

    • De in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

    • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid of snel in uitvoering kan worden genomen);

    • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken / is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken;

    • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:

     

    • i.

      0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

    • ii.

      1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

    • iii.

      2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;

    • iv.

      3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;

    • v.

      4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;

    • vi.

      5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.

  • c.

    De mate van urgentie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

    Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het versterken van het leefgebied van bedreigde soorten, waarmee het niet goed gaat in onze provincie, en landelijk gezien.

     

    Om het concreet te maken is bij deze weging gekozen voor focus op een geselecteerde lijst van icoonsoorten met een dalende trend ofwel slechte staat van instandhouding. Projecten die bijdragen aan het versterken van het leefgebied van deze soorten, zullen hoger scoren. De 17 geselecteerde icoonsoorten zijn: argusvlinder, heivlinder, zandhommel, kleine zwaan, patrijs, kluut, grote stern, zwarte stern, steenuil, huismus, rugstreeppad, egel, meervleermuis, noordse woelmuis, groene glazenmaker, gewone dotterbloem en rietorchis.

     

    • i.

      0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is sprake als het project niet bijdraagt aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten;

    • ii.

      1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is sprake als het project een geringe bijdrage levert aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten;

    • iii.

      2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is sprake als enigszins een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten;

    • iv.

      3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is sprake als overtuigend een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten;

    • v.

      4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als enigszins een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten;

    • vi.

      5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als overtuigend een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het leefgebied van geselecteerde icoonsoorten.

  • d.

    De mate van efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10).

    Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

     

    Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

     

    • i.

      0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;

    • ii.

      1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;

    • iii.

      2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;

    • iv.

      3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit;

    • v.

      4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;

    • vi.

      5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

Wegingsfactoren

 

De provincie vindt bepaalde criteria zwaarder wegen dan anderen. Aan de criteria zijn daarom wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit.

 

Het criterium haalbaarheid heeft de een na hoogste wegingsfactor (3). Naast de effectiviteit van een activiteit is het vooral ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden.

 

Het criterium urgentie heeft ook de wegingsfactor 3. Het criterium is ook belangrijk voor de bijdrage aan provinciale doelstellingen voor de bescherming van bedreigde soorten. Het is een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en meest urgente activiteiten als hoogst gerangschikt worden.

 

Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 2. Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook het minste onderscheidend vermogen.

 

Met inachtneming van de wegingsfactoren kunnen voor de verschillende criteria de volgende maximale puntenaantallen worden behaald:

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

  • a.

     

Effectiviteit

4

0-5

20

  • b.

     

Haalbaarheid

3

0-5

15

  • c.

     

Urgentie

3

0-5

15

  • d.

     

Efficiëntie

2

0-5

10

Maximumaantal te behalen punten

60

 

Het maximum dat in totaal behaald kan worden op basis van de vier criteria is 60 punten.

 

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 36 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 36 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen deze aanvragen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. haalbaarheid/ kans op succes, 3. urgentie, en 4. efficiëntie.

 

Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Naar boven