Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 25 februari 2025, kenmerk 630733, houden de wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat:

    • a.

      provinciale staten op 15 maart 2024 het koersdocument ‘Meer waarde voor cultuur en erfgoed in Zeeland’ hebben vastgesteld waarin de hoofdlijnen en provinciale ambities voor de culturele en erfgoedsector tot 2032 in Zeeland beschreven worden;

    • b.

      gedeputeerde staten op 19 november 2024 de ‘Uitvoeringsagenda cultuur en erfgoed (2025-2032)’ hebben vastgesteld waarin de ambities uit het koersdocument nader zijn uitgewerkt;

    • c.

      in deze Uitvoeringagenda is besloten om een afwegingskader meerjarige ondersteuning kunsten en festivals in te voeren door middel van de openstelling van een regeling, zodat bestaande en nieuwe initiatieven evenveel kans maken op provinciale ondersteuning;

    • d.

      in deze Uitvoeringsagenda de uitgangspunten voor deze regeling meerjarige subsidie kunsten en festivals zijn bepaald en is opgenomen dat de eerste openstelling zich zal richten op de periode 2026-2028, hetgeen aansluit bij het tussentijdse evaluatiemoment van de Uitvoeringsagenda;

    • e.

      op basis van het vorenstaande bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2023;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023:

 

Arikel I  

 

Na hoofdstuk 38 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

39 Hoofdstuk Bijzondere bepalingen voor verstrekking van meerjarige subsidie voor kunsten en festivals 2026-2028

 

 

Artikel 39.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie: Adviescommissie meerjarige subsidie kunsten en festivals, ingesteld op grond van artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht en overeenkomstig artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • c.

    Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector met als doel de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving in de sector te representeren, te raadplegen via https://codedi.nl/;

  • d.

    culturele activiteit: activiteit waarin één of meer culturele disciplines beoefend en/of getoond worden;

  • e.

    culturele disciplines:

    • a.

      theater/dans: alle vormen van podiumkunstuitingen waarbij het maken van muziek niet centraal staat;

    • b.

      klassieke muziek: muziekgenres die tot de klassieke traditie worden gerekend, van symfonie tot kamerorkest, van opera tot oratorium en van barok tot modern;

    • c.

      muziek overige: muziekgenres die niet tot de klassieke traditie worden gerekend, zoals popmuziek, jazz of wereldmuziek;

    • d.

      film: allerlei verschillende vormen van bewegend beeld, waarbij de nadruk in dit verband ligt op korte en lange (speel)films, zowel fictie als documentaire;

    • e.

      beeldende kunst: het realiseren van een visuele kunstzinnige uiting in vorm van object of manifestatie;

    • f.

      literatuur: het realiseren van een kunstzinnige uiting in geschreven tekst, waarbij de nadruk in dit verband ligt op (verhalend) proza en poëzie;

  • f.

    culturele instelling: instelling met rechtspersoonlijkheid die blijkens haar statuten het uitvoeren van culturele activiteiten tot doel heeft en niet zijnde een ondersteuningsorganisatie;

  • g.

    culturele productie: ontwerp en realisatie van nieuw werk, of een nieuwe uitvoering/interpretatie van bestaand werk;

  • h.

    Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via https://fairpracticecode.nl/;

  • i.

    Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https://www.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur;

  • j.

    grote transitieopgaven: uitdagingen waar Zeeland voor staat die grote veranderingen in aanpak vragen, op de in het coalitieakkoord ‘Met Zeeland, voor Zeeland’ genoemde onderwerpen;

  • k.

    innovatie: nieuw idee, goed, dienst, proces of combinatie daarvan;

  • l.

    jeugd: mensen in de leeftijdscategorie van 0-15 jaar;

  • m.

    jongeren: mensen in de leeftijdscategorie van 16-27 jaar;

  • n.

    ondersteuningsorganisatie: culturele- of erfgoedorganisatie die provinciale subsidie ontvangt voor activiteiten op het gebied van ondersteuning van organisaties en medewerkers in de cultuur- en erfgoedsector;

  • o.

    bovenregionale reikwijdte: een reikwijdte van minimaal twee Zeeuwse regio’s, hetgeen kan blijken uit bezoekers- of deelnemersbereik, de locaties van de uit te voeren activiteiten en/of de vestigingsplaats van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

  • p.

    rijkscultuurfondsen: Fonds Podiumkunsten, Fonds voor Cultuurparticipatie, Mondriaan Fonds, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds;

  • q.

    cultuurprofessional: iemand die zich beroepsmatig bezighoudt met één of meerdere culturele disciplines;

  • r.

    talentontwikkeling: samenhangende serie van verschillende activiteiten gericht op het helpen van cultuurprofessionals die nog niet langer dan 15 jaar werkzaam zijn in de cultuursector bij ontwikkeling en loopbaan. Tot die activiteiten kunnen bijvoorbeeld behoren het bieden van een podium, mentorschap/begeleiding, opdrachten en netwerkactiviteiten;

  • s.

    uitvoeringsagenda: Uitvoeringsagenda cultuur en erfgoed 2025-2032, vastgesteld door gedeputeerde staten op 19 november 2024;

  • t.

    werk: kunstzinnige uiting die past binnen een culturele discipline;

  • u.

    Zeeuwse regio’s: Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland, Walcheren, Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland.

Artikel 39.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie voor maximaal drie jaar voor de periode 2026-2028 kan worden verstrekt voor culturele activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen uit de uitvoeringsagenda en die zich richten op één van de volgende culturele disciplines:

    • a.

      theater/dans;

    • b.

      klassieke muziek;

    • c.

      muziek overige;

    • d.

      film;

    • e.

      beeldende kunst;

    • f.

      literatuur.

  • 2.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen in ieder geval bij aan het stimuleren van culturele producties in Zeeland of aan talentontwikkeling van cultuurprofessionals in Zeeland.

Artikel 39.3 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend aangevraagd door en verstrekt aan een culturele instelling of aan een penvoerder van een samenwerkingsverband van ten minste twee instellingen die geen ondersteuningsorganisatie zijn.

  • 2.

    De aanvrager is geen instelling die voor de periode 2026-2028 een meerjarige subsidie vanuit de rijkscultuurfondsen ontvangt of een instelling die een subsidie op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2025–2028 ontvangt.

  • 3.

    De penvoerder van een samenwerkingsverband is een culturele instelling en het aanspreekpunt voor het bevoegd gezag voor alle zaken die de subsidie betreffen.

Artikel 39.4 Weigeringsgronden

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onderdeel a, wordt subsidie niet verstrekt indien met de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is gestart voordat de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt een subsidie niet verstrekt indien:

    • a.

      de te verstrekken subsidie minder dan € 100.000 bedraagt in het geval het een subsidie betreft als bedoeld in artikel 39.2, aanhef, en onder f;

    • b.

      de te verstrekken subsidie minder dan € 150.000 bedraagt in alle overige gevallen.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onderdeel b en c, wordt subsidie niet verstrekt indien:

    • a.

      de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      de subsidieaanvrager reeds een subsidieaanvraag op grond van dit hoofdstuk binnen dezelfde openstellingsperiode heeft ingediend;

    • c.

      de activiteiten zijn gericht op het restaureren, conserveren, beheren of presenteren van een museale collectie of op erfgoed.

Artikel 39.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de aanvrager is gevestigd in Zeeland;

  • b.

    de activiteiten worden hoofdzakelijk uitgevoerd in en komen ten goede aan de provincie Zeeland;

  • c.

    de activiteiten worden verspreid over de periode 1 januari 2026 tot en met 31 december 2028 uitgevoerd;

  • d.

    de activiteiten hebben ten minste een bovenregionale reikwijdte;

  • e.

    de aanvrager voldoet bij de uitvoering van de activiteiten ten minste op de volgende wijze aan de drie culturele codes:

    • i.

      Code Diversiteit & Inclusie: formulering van ten minste drie realistische doelstellingen om de activiteiten zo breed mogelijk toegankelijk te maken, waarbij in ieder geval één van de doelstellingen gericht is op het bereiken en betrekken van jeugd en/of jongeren;

    • ii.

      Fair Practice Code: toepassing van een beloningsbeleid dat in lijn is met landelijke richtlijnen inzake eerlijke beloning in de culturele sector;

    • iii.

      Governance Code Cultuur: aanstelling van een onafhankelijk bestuur en/of onafhankelijke raad van toezicht, overzicht organisatiestructuur en vastlegging taken en verantwoordelijkheden van bestuur, directie en medewerkers;

  • f.

    de activiteiten zijn uiterlijk op 31 december 2028 gerealiseerd.

Artikel 39.6 Subsidiehoogte en niet-subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten, bedoeld in § 1.3 tot een maximum van:

    • a.

      € 1.800.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder a;

    • b.

      € 1.080.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder b;

    • c.

      € 375.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder c;

    • d.

      € 315.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder d;

    • e.

      € 300.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder e;

    • f.

      € 150.000 per aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder f.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      kosten voor fysieke aanpassingen van locaties en gebouwen;

    • b.

      kosten voor de aanschaf van muziekinstrumenten;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van randapparatuur ten behoeve van licht of geluid;

    • d.

      kosten voor de aanschaf van ICT-apparatuur zoals laptops, telefoons en soortgelijke producten die ook voor andere doeleinden te gebruiken zijn;

    • e.

      kosten waarvoor reeds een provinciale of gemeentelijke subsidie, of andere provinciale of gemeentelijke financiële bijdrage is verstrekt;

    • f.

      kosten gemaakt vóór 1 januari 2026 of na 31 december 2028;

    • g.

      kosten ten behoeve van de exploitatie van horeca.

Artikel 39.7 Staatssteun

  • 1.

    Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2.

    Als uit de winst- en verliesrekening blijkt dat er sprake is van een onredelijke exploitatiewinst op de investering, dan wordt de onredelijke exploitatiewinst in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat de subsidie dan lager wordt vastgesteld.

Artikel 39.8 Indieningsvereisten

  • 1.

    De aanvraag wordt bij gedeputeerde staten ingediend door gebruik te maken van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier meerjarige subsidie voor kunsten en festivals 2026-2028.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt overgelegd:

    • a.

      een projectplan als bedoeld in artikel 1.4.2, tweede lid, van minimaal 12 en maximaal 28 pagina’s A4, waarin ten minste het volgende wordt beschreven:

      • i.

        artistiek-inhoudelijke visie die de basis vormt van het plan, met daarbij een planning en beschrijving van de activiteiten waarmee aan die visie uitvoering wordt gegeven;

      • ii.

        beschrijving hoe het plan bijdraagt aan de doelstelling(en) om kunstproductie en/of talentontwikkeling van cultuurprofessionals in Zeeland te bevorderen;

      • iii.

        onderbouwing van het provinciaal belang van het plan en de aanvrager dan wel het samenwerkingsverband, in relatie tot vertegenwoordiging van de kunstdiscipline in de provincie, de rol in de provinciale culturele infrastructuur en positie in de relevante netwerken, provinciaal en (inter)nationaal;

      • iv.

        onderbouwing van de haalbaarheid van het plan en de daarmee beoogde resultaten, waaronder een toelichting op de wijze waarop de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code wordt toegepast;

      • v.

        visie op het (duurzaam) bij elkaar brengen van aanbod en publiek, zowel bestaand als nieuw publiek. Verwacht wordt een beschrijving van de wijze waarop relaties met bestaand publiek en/of deelnemers wordt versterkt en uitleg over hoe nieuwe doelgroepen worden bereikt. In het kader van de Code Diversiteit en Inclusie worden in ieder geval drie realistische doelstellingen beschreven om de activiteiten zo breed mogelijk toegankelijk te maken, waarbij in ieder geval één van de doelstellingen gericht is op het bereiken en betrekken van jeugd en/of jongeren;

    • en waarin voor zover van toepassing tevens het volgende wordt beschreven:

      • vi.

        toelichting op het aangegane samenwerkingsverband en de verwachte duurzame opbrengsten in het kader daarvan;

      • vii.

        toelichting op hoe jonge amateurkunstenaars betrokken worden bij de activiteiten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen jeugd en jongeren;

      • viii.

        toelichting hoe met de plannen ook andere overheden, bedrijfsleven en onderwijs geactiveerd worden om bijdragen uit de kunstensector op te halen voor innovatie bij grote transitieopgaven;

    • b.

      een sluitende meerjarenbegroting als bedoeld in artikel 1.4.3, voorzien van specificatie en toelichting;

    • c.

      de statuten van de aanvrager;

    • d.

      de CV’s van de bij de activiteiten betrokken cultuurprofessionals;

    • e.

      in geval van een samenwerkingsverband: één door alle deelnemers aan het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 39.9 Indieningstermijn

  • 1.

    De aanvraag wordt bij gedeputeerde staten ingediend binnen de openstellingsperiode van 1 mei 2025 tot en met 1 augustus 2025.

  • 2.

    Subsidieaanvragen die op de uiterste indieningsdatum niet volledig zijn ontvangen en/of niet voldoen aan de indieningsvereisten uit artikel 39.8, worden afgewezen.

Artikel 39.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen het subsidieplafond voor de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 39.9, eerste lid, vast op:

  • a.

    € 1.950.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder a;

  • b.

    € 1.350.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder b;

  • c.

    € 525.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder c;

  • d.

    € 315.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder d;

  • e.

    € 570.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder e;

  • f.

    € 150.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 39.2, eerste lid, aanhef en onder f.

Artikel 39.11 Beoordelingscriteria en verdeelmethode

  • 1.

    De Adviescommissie beoordeelt en rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn op volgorde van verlening op grond van de beoordelingscriteria, genoemd in het tweede lid, en adviseert gedeputeerde staten over de volgorde van verlening en over het toepassen van de aanvullende weigeringsgronden, genoemd in artikel 39.12.

  • 2.

    Aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • b.

      bijdrage aan het stimuleren van culturele producties in Zeeland en/of aan talentontwikkeling van cultuurprofessionals in Zeeland;

    • c.

      provinciaal belang;

    • d.

      haalbaarheid/werkwijze;

    • e.

      publieksbereik en -verbreding;

    • f.

      kwaliteit van de samenwerking in geval van aanvraag door een samenwerkingsverband;

    • g.

      bijdrage talentontwikkeling gericht op jeugd/jongeren;

    • h.

      bijdrage aan innovatie en grote transitieopgaven.

  • 3.

    Aan ieder criterium als genoemd in het tweede lid wordt een score toegekend op basis van de bij dit artikel behorende scoretabel. Naarmate een aanvraag meer bijdraagt aan het realiseren van een criterium wordt een hogere score toegekend.

  • 4.

    Na de toekenning van de scores worden de aanvragen per culturele discipline gerangschikt op basis van de totaalscore, waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking wordt opgenomen. De subsidieplafonds, genoemd in artikel 39.10, worden overeenkomstig de volgorde van de rangschikkingen verdeeld.

  • 5.

    De volgorde van gelijk geplaatste subsidieaanvragen wordt als volgt bepaald wanneer subsidieverlening voor die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond:

    • prioriteit wordt gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op het beoordelingscriterium, genoemd in het tweede lid, onder c;

    • in het geval dat nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op het beoordelingscriterium, genoemd in het tweede lid, onder b;

    • in het geval dat nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op het beoordelingscriterium, genoemd in het tweede lid, onder e;

    • in het geval dat nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op het beoordelingscriterium, genoemd in het tweede lid, onder a;

    • in het geval dat nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op het beoordelingscriterium, genoemd in het tweede lid, onder d;

    • als ook dan nog steeds sprake is van een gelijke score, geldt de volgorde van binnenkomst.

  • 6.

    Onverminderd artikel 39.4, tweede lid, vindt, in het geval een subsidie niet volledig verleend kan worden als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond, verlening plaats ter hoogte van het nog beschikbare bedrag.

  • 7.

    Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager na gedeeltelijke verlening van de subsidie de activiteiten uit zal voeren, zijn gedeputeerde staten bevoegd de subsidie te weigeren en de subsidie aan de eerstvolgende in de rangschikking te verlenen.

  • 8.

    Rangschikking blijft achterwege wanneer de subsidieverlening voor de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, niet zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

  • 9.

    In het geval van het achtste lid toetst de Adviescommissie of sprake is van de aanvullende weigeringsgronden, genoemd in artikel 39.12, en brengt daarover advies uit aan gedeputeerde staten.

 

Scoretabel behorend bij artikel 39 .1 1 , derde lid:

b eoordelingscriteria

score

  • a.

    artistiek-inhoudelijke kwaliteit

  •  

onvoldoende: 0 punten

voldoende: 5 punten

goed: 15 punten

excellent: 25 punten

  • b.

    bijdrage aan het stimuleren van culturele producties in Zeeland en/of aan talentontwikkeling van cultuurprofessionals in Zeeland

onvoldoende: 0 punten

voldoende: 5 punten

goed: 10 punten

excellent: 15 punten

 

  • c.

    provinciaal belang

onvoldoende: 0 punten

voldoende: 5 punten

goed: 10 punten

excellent: 15 punten

  • d.

    haalbaarheid/werkwijze

onvoldoende: 0 punten

voldoende: 5 punten

goed: 10 punten

excellent: 15 punten

  • e.

    publieksbereik en -verbreding

onvoldoende: 0 punten

voldoende: 5 punten

goed: 10 punten

excellent: 15 punten

  • f.

    kwaliteit van de samenwerking (indien samenwerkingsverband)

niet van toepassing: 0 punten

benoemd: 1 punt

potentie: 3 punten

(bewezen) meerwaarde: 5 punten

  • g.

    bijdrage talentontwikkeling gericht op jeugd/jongeren

niet van toepassing: 0 punten

benoemd: 1 punt

potentie: 3 punten

(bewezen) meerwaarde: 5 punten

  • h.

    bijdrage aan innovatie en grote transitieopgaven

niet van toepassing: 0 punten

benoemd: 1 punt

potentie: 3 punten

(bewezen) meerwaarde: 5 punten

totaalscore ( a+b+c+d +e +f +g+h )

maximaal 100 punten

 

Artikel 39.12 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Gedeputeerde staten weigeren de subsidie wanneer aan één of meer van de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 39.11, tweede lid, onder a tot en met e, de score ‘onvoldoende’ wordt toegekend.

  • 2.

    Gedeputeerde staten weigeren de subsidie wanneer de som van de scores op de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 39.11, tweede lid, onder a tot en met e, minder dan 35 punten bedraagt.

Artikel 39.13 Verdeelmethode restant subsidieplafond

  • 1.

    Voor zover er na toepassing van de artikelen 39.11 en 39.12 middelen resteren uit één of meer subsidieplafonds als bedoeld in artikel 39.10, aanhef en onder a tot en met f, worden deze middelen samengevoegd tot één nieuw restant subsidieplafond.

  • 2.

    De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en waarop geen weigeringsgronden en aanvullende weigeringsgronden van toepassing zijn, en die na toepassing van artikel 39.11 geen subsidie hebben ontvangen, worden, zonder onderscheid te maken tussen culturele disciplines, opnieuw gerangschikt op basis van de totaalscore zoals toegekend op basis van artikel 39.11, derde lid, waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking wordt opgenomen.

  • 3.

    Het restant subsidieplafond wordt overeenkomstig de volgorde van de rangschikking verdeeld.

  • 4.

    Artikel 39.11, vijfde tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39.14 Beslistermijn

  • 1.

    Gedeputeerde staten beslissen op de aanvraag binnen zestien weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 39.9, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 39.15 Verplichtingen

Onverminderd het bepaalde in § 1.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    jaarlijks voor 1 februari een schriftelijke inhoudelijke voortgangsrapportage, een financieel overzicht van de werkelijk gerealiseerde kosten over het afgelopen kalenderjaar en een overzicht van de nog geplande besteding te overleggen;

  • b.

    gedurende de uitvoeringsperiode medewerking te verlenen aan bestuurlijke en ambtelijke overleggen over de voortgang.

Artikel 39.16 Vaststelling en verantwoording

Onverminderd artikel 1.9.5, eerste lid, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling een cumulatieve winst- en verliesrekening over de subsidieperiode waaruit de nettowinst blijkt.

 

Artikel II  

 

Onder vernummering van de paragrafen 39.1 en 39.2 tot respectievelijk de paragrafen 40.1 en 40.2 en van de artikelen 39.1.1 en 39.2.1 tot respectievelijk de artikelen 40.1.1 en 40.2.1, wordt Hoofdstuk 39 Slotbepalingen gewijzigd in: Hoofdstuk 40 Slotbepalingen.

Hoofdstuk III  

 

Na de toelichting op hoofdstuk 38 wordt een toelichting toegevoegd, luidende:

Toelichting op hoofdstuk 39 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van meerjarige subsidie voor kunsten en festivals 2026-2028

 

 

Toelichting op artikel 39.11, tweede en derde lid

Hieronder volgt een toelichting op de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 39.11, tweede lid. Aansluitend volgt een toelichting op de te hanteren scores bij de beoordeling.

 

Toelichting beoordelingscriteria

De beoordelingscriteria vallen uiteen in enerzijds ‘basiscriteria’, waarop aanvragen minimaal met een voldoende dienen te worden beoordeeld en waarop tevens een minimumaantal punten dient te worden gescoord, en anderzijds ‘bonuscriteria’, waarop geen minimale score verplicht is, maar op basis waarvan aanvragen zich wel kunnen onderscheiden ten opzichte van anderen.

Bij alle criteria wordt in acht genomen dat de inzet en uitwerking passend is bij de aard en omvang van de organisatie en het aangevraagde bedrag.

 

Basiscriteria

a. Artistiek -inhoudelijke kwaliteit

Artistiek-inhoudelijke kwaliteit betreft de culturele waarde van de voorliggende aanvraag. Artistiek-inhoudelijke kwaliteit beperkt zich niet alleen tot het eindproduct, maar heeft ook betrekking op het proces waarbij dat tot stand komt en dat wordt meegenomen in de beoordeling. Aspecten die betrokken worden bij de beoordeling zijn:

  • visie: er ligt een inhoudelijke visie ten grondslag aan het plan en de uitwerking in de culturele activiteiten en deze is herkenbaar in de keuzes die zijn gemaakt;

  • vakmanschap: de vaardigheid waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd;

  • oorspronkelijkheid: onderscheidendheid van de activiteiten;

  • zeggingskracht: de verwachting dat men visie, oorspronkelijkheid en vakmanschap op een passende en aansprekende wijze over kunnen brengen op het beoogd publiek.

b. Bijdrage aan het stimuleren van culturele productie s in Zeeland en / of aan talentontwikkeling van cultuurprofessionals in Zeeland

Er is voor gekozen om deze niet apart te scoren maar in samenhang te beoordelen. Er is geen verplichting om aan beide doelstellingen een bijdrage te leveren, maar als dat wel het geval is, wordt juist ook de onderlinge samenhang van die activiteiten betrokken bij de beoordeling. Omdat er verder onder meer naar de omvang van de aanpak wordt gekeken, is de kans om op dit onderdeel excellent te scoren als er een kwalitatief goede, samenhangende en brede aanpak is die een bijdrage levert aan beide doelstellingen. Let er bij talentontwikkeling op dat dit activiteiten voor cultuurprofessionals betreft, niet de activiteiten voor (jonge) amateurs. Die laatste worden gescoord bij de bonusscore. Let er verder op dat de opsomming bij talentontwikkeling niet limitatief is, het betreft voorbeelden die een beeld scheppen wat er toe gerekend wordt. In dit kader kan de talentontwikkeling zich evenmin tot één van die activiteiten beperken.

De volgende aspecten worden bij de beoordeling betrokken:

  • omvang en kwaliteit van de aanpak;

  • onderlinge samenhang van de activiteiten;

  • relatie met Zeeland op onderwerp, betrokkenen en omgevingsniveau.

c. Provinciaal belang

Is de aanvrager dan wel het samenwerkingsverband een sterke partner in de provinciale culturele infrastructuur? De volgende onderwerpen worden bij deze beoordeling betrokken:

  • rol en aanzien in (inter)nationaal netwerk, rol en aanzien in provinciaal netwerk;

  • vertegenwoordiging van de (kunst)discipline in de provincie;

  • omvang en slagkracht organisatie/samenwerkingsverband, kwaliteit verbonden professionals;

  • bijdrage aan werkgelegenheid in de cultuursector in de provincie, bijdrage aan andere economische sectoren in provincie.

d. Haalbaarheid/werkwijze

Een projectplan en de daarmee beoogde resultaten moeten haalbaar zijn. Naarmate de haalbaarheid groter is, wordt een hogere score toegekend. Bij de beoordeling wordt betrokken:

  • is het projectplan duidelijk, samenhangend, realistisch en uitvoerbaar, zowel inhoudelijk als financieel;

  • consistentie van de doelen en de opzet van het projectplan en de inzet van de benodigde middelen: is de aanpak passend voor het beoogde resultaat;

  • er wordt gehandeld in lijn met de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur en dit wordt duidelijk en aannemelijk toegelicht (zie voor de minimumvereisten artikel 39.5, onderdeel e, onder ii en iii);

  • verhouding van de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag tot de beoogde resultaten.

e. Publieksbereik en -verbreding

Met dit criterium wordt beoordeeld of er een duidelijke visie is op het (duurzaam) bij elkaar brengen van aanbod en publiek. Bestaand én nieuw publiek. We verwachten een versterking van relaties met bestaand publiek c.q. deelnemers én inspanning op het bereiken van nieuwe doelgroepen. Het minimumvereiste dat beoordeeld wordt, staat vermeld bij artikel 39.5, onderdeel e, onder i: “formulering van ten minste drie realistische doelstellingen om de activiteiten zo breed mogelijk toegankelijk te maken, waarbij in ieder geval één van de doelstellingen gericht is op het bereiken en betrekken van jeugd en/of jongeren”. Hoe de relaties met publiek worden versterkt en verbreed, moet duidelijk blijken uit het projectplan. Er zal hierbij worden gekeken naar:

  • past de aanpak bij de beoogde doelgroep(en);

  • hoe aannemelijk is het dat de aanpak succesvol zal zijn;

  • duurzaamheid van de aanpak.

 

Bonuscriteria

De volgende drie beoordelingscriteria betreffen onderdelen die niet verplicht zijn om op te nemen in de aanvraag, maar ze kunnen wel een bonusscore opleveren. Als het deel uitmaakt van de aanvraag en het projectplan, wordt het ook op kwaliteit beoordeeld.

 

f. Kwaliteit van de samenwerking (indien samenwerkingsverband)

Indien er door een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, wordt de kwaliteit ervan beoordeeld. We kijken hierbij naar potentie/slagkracht van de samenwerking en de eventuele waarde ervan voor de bredere sector. De volgende vragen geven richting aan de beoordeling:

  • is het een nieuw of bestaand samenwerkingsverband;

  • indien nieuw: verwacht men duurzame samenwerking op basis van voorliggende plannen;

  • indien bestaand: heeft de samenwerking bewezen meerwaarde;

  • wat is het belang van dit samenwerkingsverband voor de bredere sector.

g. Bijdrage t alentontwikkeling gericht op jeugd / jongeren

Het actief betrekken van -jonge- amateurkunstenaars bij de activiteiten geeft hen de kans hun talent te ontdekken en de sector de kans om de relaties met deze doelgroep te verstevigen. Cultuureducatie in het onderwijs rekenen wij nadrukkelijk niet tot de talentontwikkeling in deze context. We maken onderscheid tussen jeugd en jongeren op basis van leeftijd, omdat de aanpak in de basis vaak verschilt en behoeften verschillen tussen de twee doelgroepen. Bij de beoordeling wordt gekeken naar:

  • ervaring met de doelgroep en het soort activiteiten dat men gaat uitvoeren en de aannemelijkheid dat de activiteiten de beoogde leeftijdscategorie zullen bereiken en aanspreken;

  • onderscheidend karakter van de activiteit; is er veel/weinig/geen soortgelijk aanbod in de provincie voor de doelgroepen;

  • samenhang met de andere activiteiten in de aanvraag.

h. Bijdrage aan innovatie en grote transitieopgaven

Er valt een bonusscore te behalen als met de plannen ook overheden, bedrijfsleven en onderwijs geactiveerd worden om bijdragen uit de sector op te halen voor innovatie en ontwerp bij transitieopgaven. De transitieopgaven waar wij hier op doelen, zijn de opgaven waar de provincie zelf ook aan werkt. Deze zijn in het coalitie akkoord benoemd aan de hand van de thema’s ‘Balans in het landelijk gebied’, ‘Leven in Zeeland’, ‘Verbindingen’ en ‘Werken in Zeeland’. Als er sprake is van een expliciet opgenomen en toegelichte bijdrage, dan beoordelen we de plannen daarvoor op:

  • haalbaarheid: verwachten we dat deze plannen ook hun doel bereiken;

  • duurzaamheid: dragen de plannen bij aan duurzame activatie van de genoemde doelgroepen;

  • samenhang met de andere activiteiten in de aanvraag.

Toelichting te hanteren scores bij beoordeling geldend voor de basiscriteria

Per criterium wordt op meerdere aspecten beoordeeld en een eindscore toegekend, overeenkomstig de scoretabel behorend bij artikel 39.11, derde lid, onderbouwd met argumenten.

 

Excellent: De aanvraag voldoet volledig of in grote mate aan het criterium. Er zijn weinig tot geen punten van kritiek ten aanzien van het criterium. Als er kritiekpunten zijn, zijn ze niet van cruciale betekenis. De aanvraag is zeer goed uitgewerkt op het criterium, de inhoud is helder beschreven, zorgvuldig en overtuigend onderbouwd. De aanvraag roept geen wezenlijke vragen op ten aanzien van dit criterium.

 

Goed: Het criterium is voldoende uitgewerkt en helder in de aanvraag opgenomen. Er zijn punten van kritiek, maar deze doen weinig afbreuk aan de inhoud van de aanvraag. De positieve elementen hebben de overhand. De verwachting is dat de aanvrager deze punten bij de uitvoering van het plan kan verbeteren. De vragen die de aanvraag oproept ten aanzien van het criterium staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

 

Voldoende: Er zijn punten van kritiek over specifieke aspecten, er zijn verbeterpunten die redelijkerwijs opgepakt kunnen worden. De verwachting is dat de aanvrager deze verbeteringen bij de uitvoering van het plan kan realiseren. De onderbouwing van het plan is matig en concrete informatie ontbreekt op onderdelen.

 

Onvoldoende: De aanvraag levert stevige kritiek op het criterium en er zijn bijna geen positieve elementen te benoemen. De punten van kritiek hebben de overhand, deze betreffen cruciale aspecten. Er is gerede twijfel aan de uitvoerbaarheid. De aanvraag roept veel vragen op omdat deze slecht is uitgewerkt, essentiële informatie ontbreekt of de informatie is inconsistent.

 

Toelichting te hanteren scores bij beoordeling geldend voor de bonuscriteria

0: Niet van toepassing. Het wordt niet genoemd of betrokken, dus er hoeft ook niets beoordeeld te worden.

 

1: Het criterium wordt benoemd, maar onderbouwing is beperkt en roept vragen op over meerwaarde en duurzaamheid van de uitvoering. De relatie met de rest van de activiteiten is onduidelijk.

 

3: De uitwerking van het criterium toont potentie om de beoogde bijdrage c.q. meerwaarde te realiseren en de aanpak gebeurt in samenhang met de andere activiteiten waarvoor men aanvraagt.

 

5: De uitwerking van het criterium is zeer goed en biedt meerwaarde en -aspecten van- de aanpak hebben zich in de praktijk al bewezen. Deze plannen borgen het nog verder.

 

Artikel IV  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 25 februari 2025.

Dhr. H.M. de Jonge, voorzitter

Drs. M.C.J. Franken, secretaris

Naar boven