Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 17 december 2024, nr. 2243712/2349259 tot wijziging van de Luchthavenregeling Zweefvliegveld ZCDH Hippolytushoeverweg

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op artikel 8.64 van de Wet luchtvaart.

 

Besluiten:

ARTIKEL I  

De Luchthavenregeling Zweefvliegveld ZCDH Hippolytushoeverweg wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

 

De exploitant van de luchthaven als bedoeld in artikel 3 is Zweefvliegcentrum Noordkop (ZCNK), gevestigd aan de Hippolytushoeverweg 15a, 1774 MK Slootdorp.

 

B

 

Artikel 5 eerste lid en vijfde tot en met achtste lid komen te luiden:

 

  • 1.

    De luchthaven mag alleen gebruikt worden voor zweefvliegen met een lier of met een sleepvliegtuig met ten hoogste een bij civiel vliegtuigtype 006 behorende geluidskarakteristieken, zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van bijlage 1 van de Regeling burgerluchthavens.

  • 5.

    Het gebruik van het sleepvliegtuig is uitsluitend toegestaan tijdens het gebruiksjaar in de periode van 15 maart tot 1 november van 10:00 uur tot uiterlijk 17:00 uur. Het gebruik van het sleepvliegtuig op zondagen- en algemeen erkende feestdagen is niet toegestaan.

  • 6.

    Het sleepvliegtuig mag maximaal 240 sleepstarts per gebruiksjaar uitvoeren. De sleepstarts worden verdeeld over maximaal acht gebruiksdagen per jaar met maximaal 30 sleepstarts per dag.

  • 7.

    Het gelijktijdig toepassen van lierstarts en sleepstarts is niet toegestaan.

  • 8.

    Het sleepvliegtuig wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van het slepen van zweefvliegtuigen.

ARTIKEL II  

Deze luchthavenregeling treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking in provinciaal blad van deze luchthavenregeling en de verklaring als bedoeld in artikel 8.49 van de Wet luchtvaart.

Haarlem, 17 december 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A. van Dijk, voorzitter

M. van Kuijk, provinciesecretaris.

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de publicatie van dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 2500 EA Den Haag. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Indien onverwijlde spoed dit vereist, kunt u tijdens de beroepsprocedure de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak vragen een voorlopige voorziening te treffen. Voor de behandeling van dit verzoek en het beroep wordt griffierecht geheven. Zie voor meer informatie over beroep en voorlopige voorziening de website van de Raad van State: https://www.raadvanstate.nl/overrvs/bestuursrechtspraak/

 

Heeft u nog vragen? Neemt u dan contact op met het Team Luchtvaart van de provincie Noord-Holland via PNHLuchtvaart@noord-holland.nl. Wij verzoeken u hierbij het zaaknummer 2243712 te vermelden.

 

Bijlage: Toelichting bij de ontwerp-wijziging luchthavenregeling

 

Toelichting bij het wijzigingsbesluit

 

Aanvraag wijziging Luchthavenregeling Zweefvliegveld ZCDH Hippolytushoeverweg

 

Op 2 maart 2015 hebben Provinciale Staten voor een zweefvliegveld aan de Hippolytushoeverweg 15a te Slootdorp de Luchthavenregeling Zweefvliegveld ZCDH Hippolytushoeverweg vastgesteld. Aanleiding van dit besluit was de verplaatsing van dit zweefvliegveld vanwege de realisatie van het Windpark Wieringermeer. Hiervoor is het Rijksinpassingsplan Windpark Wieringermeer vastgesteld. Met deze luchthavenregeling beoogde Provinciale Staten op de nieuwe locatie dezelfde gebruiksmogelijkheden toe te staan als op de oude locatie.

Op 4 mei 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State1 (verder: ABRS) de Luchthavenregeling gedeeltelijk vernietigd wegens een motiveringsgebrek: dit betreft het gebruik van een gemotoriseerd sleepvliegtuig voor het opstijgen, zogenoemde sleepstarts (artikel 5, eerste lid deels, vijfde, zesde, zevende en achtste lid). Dit motiveringsgebrek betrof de strijdigheid van de luchthavenregeling met het provinciale beleid ten aanzien van stiltegebieden. Op 12 juni 2018 hebben Gedeputeerde Staten ter uitvoering van deze uitspraak een besluit2 genomen tot het in werking laten treden van de niet-vernietigde onderdelen van de luchthavenregeling.

 

Vervolgens zijn twee procedures ingezet om de door de ABRS vastgestelde strijdigheid van het gebruik van sleepstarts met het provinciale stiltebeleid te repareren. Dit betreft besluiten ten aanzien van het stiltegebied en het repareren van de luchthavenregeling.

 

Stiltebeleid

Gedeputeerde Staten hebben een tijdelijke ontheffing verleend voor het gebruik van een gemotoriseerd sleepvliegtuig in het stiltegebied. De juridische procedure tegen dit besluit heeft geresulteerd in een uitspraak van de ABRS van 9 augustus 2023, waarin de ABRS uitspreekt dat het belang van beleving van de heersende natuurlijke rust zich niet verzet tegen den ontheffing van het verbod om een motorzweefvliegtuig te gebruiken in het stiltegebied Wieringermeer-Noord3. Omdat deze ontheffing slechts een tijdelijke toestemming (tot 1 januari 2025) betreft, is het de bedoeling dat Gedeputeerde Staten in december 2024 een besluit nemen om het terrein van het zweefvliegveld niet meer als stiltegebied aan te wijzen. Dit besluit is onderdeel van de wijziging werkingsgebieden Omgevingsverordening NH2022 (ronde 2024-II), die als ontwerp vanaf 17 september 2024 zes weken ter inzage heeft gelegen.

 

Luchthavenregeling

Op 1 februari 2019 hebben wij van Pondera Consult, namens de exploitant (houder van de luchthavenregeling) een verzoek ontvangen om de luchthavenregeling te wijzigen. De wijziging betreft:

  • 1.

    Per gebruiksjaar maximaal 240 sleepstarts gedurende maximaal 8 gebruiksdagen uit te mogen voeren, in de periode van 15 maart tot 1 november.

  • 2.

    Per dag maximaal 30 sleepstarts uit te mogen voeren;

  • 3.

    Het sleepstarten te beperken tussen 10:00 uur en 17:00 uur;

  • 4.

    Op zon- en feestdagen niet te sleepstarten.

Uit de ingediende aanvraag komt naar voren dat de sleepstarts worden uitgevoerd met een Dimona motorsleepvliegtuig (TMG4; geluidscategorie 006 o.b.v. de rekenmethode van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR)). Dit vliegtuig veroorzaakt minder geluid dan het vliegtuig waarvan is uitgegaan bij de oorspronkelijke luchthavenregeling. Het betreffende sleepvliegtuig is niet gestationeerd op het zweefvliegveld en zal voor de betreffende gebruiksdagen naar en van het zweefvliegveld worden gevlogen. Ander gebruik van het zweefvliegtuig dan dit af- en aanvliegen en het uitvoeren van de sleepstarts is niet beoogd en wordt ook niet toegestaan.

 

Op 17 mei 2019 hebben wij een ontwerp wijziging LHR ter inzage gelegd. Gedurende de juridische procedures rond de afgegeven ontheffing stiltegebieden is de verdere procedure aangehouden.

Gelet op het tijdsverloop van ca. 5 jaar is vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid besloten om een herzien ontwerp wijziging LHR ter inzage te leggen, zodat alsnog zienswijzen konden worden ingebracht tegen de geactualiseerde ontwerp wijziging LHR. De ingekomen zienswijzen zijn beantwoord waardoor nu de wijziging LHR vastgesteld en ter inzage gelegd kan worden.

 

Wetgeving en regelgeving

Op grond van de Wet luchtvaart is de provincie Noord-Holland bij zogenoemde luchthavens van regionaal belang bevoegd om beslissingen te nemen over waar en onder welke voorwaarden een luchtvaartuig mag opstijgen en landen. Hieronder valt de milieugebruiksruimte (geluid, externe veiligheid, aantal vliegbewegingen).

 

De bevoegdheden van het Rijk betreffen het luchtruim, de interne veiligheid en de beveiliging van luchthavens. Alle veiligheidsaspecten anders dan externe veiligheid blijven een Rijksverantwoordelijkheid, vallend onder de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT).

 

Het Rijk stelt randvoorwaarden op, op grond van milieu- en externe veiligheidsoverwegingen

waarmee de Provincie rekening moet houden in haar besluiten. Deze randvoorwaarden zijn

vastgelegd in het Besluit burgerluchthavens (hierna: Bbl) en de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (hierna: Rvglt).

 

Beleid

Provinciale beleidsnota Regionale Luchthavens

In de Provinciale beleidsnota Regionale Luchthavens5 is opgenomen dat Provinciale Staten de

mogelijkheden voor zweefvliegen op de huidige locaties in stand wil houden en nieuwe aanvragen in het licht van hun omgeving wil bezien.

 

Beperkingen vanuit het luchtvaartbeleid

Bij het eerder door Provinciale Staten vastgestelde luchthavenregeling is getoetst aan het relevante luchtvaartbeleid. De destijds vastgestelde luchthavenregeling heeft de rechterlijke toets doorstaan, met uitzondering van de toepassing van de sleepstarts vanwege strijdigheid met het provinciale stiltebeleid. Deze strijdigheid is nu structureel gerepareerd door achtereenvolgens de verleende ontheffing en de voorgestelde ontgrenzing van het terrein van het zweefvliegveld als stiltegebied.

 

Voor de toetsing aan de overige omgevingsaspecten kan worden teruggevallen op het eerdere besluit. Mede naar aanleiding van de zienswijzen is de toetsing aan het belang van natuurbescherming van belang. Sinds de eerdere besluitvorming is bovendien een zogenoemde viskringloop in de nabije omgeving van het zweefvliegveld gerealiseerd, waardoor de ecologische belangen in de omgeving zijn gewijzigd.

 

Natuur

Op grond van het provinciaal luchtvaartbeleid zijn nieuwe luchtvaartactiviteiten met gemotoriseerd luchtverkeer in de directe omgeving6 van Wet natuurbescherming Natura-2000 gebieden niet toegestaan, tenzij uit onderzoek blijkt dat er geen significante effecten zijn van de activiteit op het betreffende gebied. Als directe omgeving wordt een straal van 2.000 meter ten opzichte van deze gebieden gehanteerd. Wel moet in alle gevallen voldaan worden aan de eisen van de Omgevingswet voor wat betreft Flora en fauna7.

 

Het terrein van de luchthaven is gelegen op een afstand van 3.500 meter vanaf het Natura 2000-gebied IJsselmeergebied en 4.000 meter vanaf het Natura 2000-gebied Waddenzee. Hieruit blijkt dat de luchthaven niet is gelegen in de nabijheid van deze twee Natura-2000 gebieden en dat daarmee de sleepstarts niet plaatsvinden in de directe omgeving van deze twee Natura-2000 gebieden. Een nader onderzoek naar significante effecten van deze activiteit op de voornoemde Natura-2000 gebieden is daarmee niet aan de orde en passen de sleepstarts op dit punt binnen het geldende luchtvaartbeleid.

 

In de omgevingsvergunning8 voor de luchthaven is in 2015 een beoordeling uitgevoerd met betrekking tot soortenbescherming. In de omgevingsvergunning is geconcludeerd dat voor de luchthaven inclusief de sleepstarts geen vergunning was vereist op grond van de Flora- en faunawet. Voor de beoordeling van de ecologische effecten is het rapport uit 2015 nog bruikbaar, omdat toen is vastgesteld dat er geen vergunning was vereist op grond van de (toenmalige) Flora- en faunawet en daarbij ook rekening is gehouden met sleepstarts, maar dan met een ander type vliegtuig dat meer geluid veroorzaakt.

Specifiek voor de viskringloop geldt bovendien dat deze is gelegen ten noordwesten van de startbaan. De geluidseffecten van de sleepstarts zullen zich grotendeels concentreren aan de zuidwest kant van de startbaan, omdat de zuidwestelijke windrichting de dominante windrichting is. De verwachting is dat maximaal 80 van de maximale 240 sleepstarts per jaar in noordoostelijke richting zullen plaatsvinden. De geluidseffecten op het gebied van de viskringloop zullen daardoor zeer beperkt zijn.

 

Woongebieden

In de onderhavige situatie valt de geluidcontour van 56 dB(A) niet over woongebieden. Daarmee is voldoende scheiding aangebracht tussen de woongebieden en de luchtvaartactiviteiten. De aangevraagde wijzigingen passen op dit punt binnen het geldende beleid.

 

In de onderhavige situatie is enkel sprake van een 48 dB(A) contour. De luchthaven is gelegen op 375 meter vanaf de dichtstbijzijnde woningen (2). Deze zijn echter gelegen aan de andere kant van de snelweg A7. Het circuitgebied is zuid - oostelijk gelegen ten opzichte van de genoemde woningen, waardoor de eventuele hinder als gevolg van het starten en landen zo veel mogelijk beperkt zal blijven.

 

Vliegveiligheid

Voor de (vlieg)veiligheid rondom de starts en landingen van het sleepvliegtuig en die van het overige luchtverkeer wordt door ons college bij de ILT een verklaring veilig gebruik luchtruim aangevraagd (hierna: vvgl). Wettelijk is vastgelegd dat wij deze vvgl pas kunnen aanvragen wanneer wij de wijziging van de luchthavenregeling definitief hebben vastgesteld. Nadat ILT de vvgl aan ons heeft afgegeven zullen wij deze wijziging van de LHR in werking laten treden en kan met het uitvoeren van sleepstarts worden gestart.

 

Wijziging Luchthavenregeling

Besluit burgerluchthavens

Volgens 2 artikel 5, lid 2 onder b het Besluit burgerluchthavens (hierna: Bbl), volstaat voor de activiteit ‘zweefvliegen’ in ieder geval een luchthavenregeling.

Voor de activiteit ‘sleepvliegen’ dient te worden bepaald of de geluids- en externe veiligheidscontour (56 dB(A) Lden9 respectievelijk van de plaatsgebonden risicocontour van 10-6) binnen het luchthavengebied vallen.

 

Geluidsbelasting

Binnen de RBML wordt de Lden (Level, Day, Evening, Night) geluidsindicator gehanteerd voor het bepalen van de geluidsbelasting (artikel 3, lid 2 Bbl). De Lden is een indicator voor de totale geluidsbelasting op jaarbasis, waarbij vliegtuigpassages in de avond, nacht en vroege ochtend zwaarder meetellen dan passages overdag. Met het gebruik van de Lden systematiek sluit Nederland zich aan bij de EU-richtlijn voor omgevingslawaai. Bij een luchthavenregeling dient de 56 dB(A)Lden geluidscontour binnen het luchthavengebied te vallen zoals opgenomen in artikel 6 van de huidige LHR.

 

Externe veiligheid

Externe veiligheid wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) (artikel 3, lid 1 Bbl). Dit is de kans dat gedurende een periode van één jaar een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval, waarbij die persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt.

Het PR wordt grotendeels bepaald10 door:

  • Ongevalskans (Kans per vliegtuigbeweging op een ongeval van een bepaald type5).

  • Aantal vliegtuigbewegingen;

  • Letaliteit (Kans op overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval, voor iemand die zich in het ongevalsgevolggebied bevindt, voor lichtverkeer is dit kleiner dan 13%);

  • Maximum Take-Off Weight (MTOW licht verkeer < 5700 kg);

Bij een luchthavenregeling dient de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 binnen het luchthavengebied te vallen zoals opgenomen in artikel 7 van de huidige LHR.

 

De aanvrager heeft de effecten van deze uitbreiding inzichtelijk laten maken door de geluids- en externe veiligheidscontouren te laten berekenen voor de sleepstarts. De rapportage van de onderzoeken is opgenomen in de bijlagen van de wijzigingsaanvraag.

Uit de rapportages is gebleken dat:

  • 1.

    De geluidcontour van de 56 dB(A) Lden binnen het luchthavengebied ligt. Er is geen sprake van externe werking.

  • 2.

    De externe veiligheidscontour (PR) van 10-6 eveneens binnen het luchthavengebied is gelegen. Uit de doorrekening van de externe veiligheidscontour van de nieuwe situatie blijkt dat de externe veiligheidscontour zo gering is dat deze niet grafisch zichtbaar is te maken en dat daarom deze veiligheidscontour als 10-7 is weergegeven. Dit betekent dat het externe veiligheidsrisico als gevolg van de sleepstarts zeer laag is en de risico-contour binnen het luchthavengebied valt en geen sprake is van externe werking.

Conclusie

Met de voornoemde wijziging:

  • -

    blijven de geluids- en externe veiligheidscontouren binnen het luchthavengebied en is geen sprake van externe werking zodat op grond van de Wet luchtvaart volstaan kan worden met een wijziging van de luchthavenregeling;

  • -

    kunnen de 240 sleepstarts onder de voorwaarden zoals opgenomen in de voorschriften worden toegestaan.

Voor het overige blijft de huidige luchthavenregeling inhoudelijk ongewijzigd.

 

Relatie met de Wet ruimtelijke ordening (Wro 11 )

In tegenstelling tot een luchthavenbesluit geldt een luchthavenregeling niet als voorbereidingsbesluit in de zin van de Wro. In de provinciale beleidsnota staat dat het ongewenst is dat een luchthavenregeling wordt afgegeven als het bestemmingsplan deze activiteit niet toestaat, en noemt het daarom zeer wenselijk dat gemeenten zo nodig het bestemmingsplan aanpassen.

 

Bestemmingsplan

De gemeente Hollands Kroon heeft in de omgevingsvergunning 12 voor Zweefvliegveld ZC Den Helder een afwijking van het bestemmingsplan opgenomen. Daarmee is voldaan aan het ruimtelijk kader van de gemeente.

 

Wijziging naam exploitant

De vereniging die het zweefvliegveld exploiteert heeft haar naam inmiddels gewijzigd van Zweefvliegclub Den Helder (ZCDH) naar Zweefvliegcentrum Noordkop (ZCNK). Deze wijziging wordt verwerkt in artikel 2 van de luchthavenregeling.

 

Eindconclusie

De wijziging van de luchthavenregeling is in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en met het bepaalde in de Provinciale beleidsnota Regionale Luchthavens.

Naar boven