Provinciaal blad van Noord-Holland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Holland | Provinciaal blad 2025, 2613 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Holland | Provinciaal blad 2025, 2613 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn, en Zaanstad en gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Omgevingswet artikel 18.21 bepaalt dat gedeputeerde staten en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een of meer regio’s als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s of tot een kring van bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen gemeenten een omgevingsdienst instellen voor een doelmatige en doeltreffende uitoefening van de uitvoeringstaak en de handhavingstaak voor die regio, regio’s of kring;
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn en Zaanstad en gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied hebben ingesteld voor in ieder geval de uitvoering van de basistaken, zoals bedoeld in Omgevingsbesluit artikel 13.12;
tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zodat deze als volgt komt te luiden:
de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
Seveso-/RIE-4 taken: de taken waaraan op basis van artikel 18.22 lid 2 van de Omgevingswet met uitsluiting van andere omgevingsdiensten de uitoefening van de uitvoeringstaak en de handhavingstaak is opgedragen voor activiteiten (a) met betrekking tot installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies en (b) waarop de Seveso-richtlijn van toepassing is;
De regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de colleges bij de uitvoering van hun taken en bevoegdheden op het gebied van fysieke leefomgeving in het algemeen en de Omgevingswet in het bijzonder, alsmede de taken en bevoegdheden op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de Wet milieubeheer, de Waterwet, de Woningwet, de Wet luchtvaart en Besluit geluidproductie sportmotoren en de Elektriciteitswet.
Hoofdstuk 2: Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
De colleges wijzen uit hun midden ieder één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in het eerste lid, bij afwezigheid. Hetgeen in deze regeling bepaald is omtrent het lid van een algemeen bestuur, is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het bestuur van het openbaar lichaam en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.
Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 18: Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier andere door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden, waarbij de leden aangewezen door de colleges van Amsterdam, Haarlemmermeer, Zaanstad en een vertegenwoordiger namens de Amstellandgemeenten, alsmede het lid aangewezen door gedeputeerde staten van Noord-Holland in elk geval zitting hebben.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.
Hoofdstuk 3: Bevoegdheden van de Omgevingsdienst
Afdeling 1: Bevoegdheden van het bestuur
Artikel 30: Overdracht bevoegdheden
Aan het bestuur van de Omgevingsdienst worden geen bevoegdheden overgedragen.
De colleges kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de secretaris mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van het betreffende college, voor zover deze binnen het belang van deze regeling vallen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht moet de secretaris instemmen met de mandaatverlening door het betreffende college.
Gedeputeerde staten van de provincie en de colleges van de gemeenten verplichten zich er voor zorg te dragen dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de uitvoerings- en handhavingstaken voor Seveso- en RIE4-bedrijven aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de secretaris in mandaat worden opgedragen.
Artikel 32: Privaatrechtelijke bevoegdheden
De privaatrechtelijke bevoegdheden van de Omgevingsdienst worden ingekaderd door de begroting, en nader ingevuld in onder meer het directiereglement en het treasury statuut. Bij de ter inzagelegging van de ontwerpbegroting wordt melding gemaakt van voorgenomen rechtshandelingen die een bedrag van € 2,5 miljoen te boven gaan.
Artikel 33: Treffen gemeenschappelijke regeling
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter zijn bevoegd een gemeenschappelijke regeling te treffen met het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter van een ander openbaar lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor zover dit binnen het belang van de regeling valt, als bedoeld in artikel 2.
Artikel 35: Uitvoeringsovereenkomst
De Omgevingsdienst zal meerjarige, jaarlijks te actualiseren, uitvoeringsovereenkomsten sluiten met de provincie en de gemeenten met betrekking tot de uit te voeren taken, zowel structurele als incidentele taken, de financiële vergoeding daarvoor en eventuele aanvullende afspraken daaromtrent. Bij de uitvoeringsovereenkomst kan niet worden afgeweken van het in artikel 35 bedoelde dienstverleningshandvest, tenzij het dagelijks bestuur hier met vijf zesde meerderheid mee instemt.
Afdeling 2: Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 36: Algemene bevoegdheden
Onverminderd het bepaalde in artikel 57 van de Wet gemeenschappelijke regelingen berusten alle bevoegdheden tot regeling en bestuur van de Omgevingsdienst bij het algemeen bestuur, voor zover deze niet bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur of deze regeling zijn toegekend aan het dagelijks bestuur of de voorzitter.
Afdeling 3: Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is bevoegd:
te besluiten namens de Omgevingsdienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Afdeling 4: De taken en bevoegdheden van de voorzitter
Artikel 43: Vertegenwoordigingsbevoegdheid
De voorzitter vertegenwoordigt de Omgevingsdienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 4: Financiën van de Omgevingsdienst
Afdeling 1: Inleidende bepalingen
De kosten over het lopende kalenderjaar worden bij de gemeenten onderscheidenlijk de provincies in rekening gebracht op basis van de door het algemeen bestuur voor het betreffende jaar, bij de begroting, vastgestelde uitgangspunten.
De gemeenten en de provincie zullen er steeds zorg voor dragen, overeenkomstig de systematiek voor kostentoedeling, dat de Omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen, onverminderd het bepaalde in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders ter informatie aan de vertegenwoordigende organen.
Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten onderscheidenlijk de provincie of waarbij de wijziging uitsluitend is gebaseerd op wijziging van een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 35.
Artikel 50: Vaststelling begroting
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met inachtneming van het vierde lid. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten onderscheidenlijk de provincie of waarbij de wijziging uitsluitend is gebaseerd op wijziging van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 35.
Artikel 50a: Voorlopige jaarrekening
Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar na afloop aan dat waarvoor de jaarrekening dient, de voorlopige jaarrekening ter informatie aan de vertegenwoordigende organen.
Artikel 51: Jaarrekening en jaarverslag
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat onrechtmatige totstandkoming van in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staat, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.
Hoofdstuk 5: Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Artikel 53. Uittreding en vermindering van taken
In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd of gemandateerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd of gemandateerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.
Voor het verminderen of stopzetten van taken en opdrachten die niet tot het Basistakenpakket behoren geldt dat een uittredingplan wordt opgesteld zoals bedoeld in artikel 54. Vermindering of stopzetting van taken en opdrachten die niet tot het Basistakenpakket behoren kan, tenzij het Algemeen Bestuur anders besluit, niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het jaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.
Het Algemeen Bestuur stelt een uittredingsplan vast, tenzij de vermindering of het stopzetten van taken en opdrachten geen aanleiding geeft tot het opstellen van een uittredingsplan. Het Algemeen Bestuur beslist of het uittredingsplan benodigd is of niet. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.
De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat, met in achtneming van het derde lid, uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in lid 5 en 6.
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt, als bedoeld in artikel 54, lid 4, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.
Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het Algemeen Bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 55. Externe deskundige
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het Algemeen Bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het Algemeen Bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen Bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
Het Algemeen Bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks Bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen Bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen Bestuur.
Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen Bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen Bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 54, derde lid en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding, respectievelijk het verminderen of stopzetten van taken en opdrachten die niet tot het Basistakenpakket behoren, stelt het Algemeen Bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen Bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 55, derde lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen Bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen Bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen Bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
Artikel 57. Verplichtingen uittreder
De uittredende deelnemer, respectievelijk de deelnemer die taken en opdrachten vermindert of stopzet die niet tot het Basistakenpakket behoren, is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. De zorg voor archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemers gemandateerde taken berust bij deze deelnemers.
De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam en het beheer van het archief dat voortkomt wordt uit de gemandateerde taken, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de Omgevingsdienst respectievelijk de archiefbewaarplaats van de deelnemers.
Artikel 62: Archiefbewaarplaats
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van de Omgevingsdienst wijst het dagelijks bestuur de archiefbewaarplaats van de provincie aan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-2613.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.