Provinciaal blad van Zuid-Holland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Zuid-Holland | Provinciaal blad 2025, 21747 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Zuid-Holland | Provinciaal blad 2025, 21747 | overige overheidsinformatie |
Definitief besluit aanwijzing artikel 99 Wet gemeenschappelijke regelingen – gemeente Nissewaard
Met uw brief van 7 oktober 2025 heeft u namens uw 11 gemeenten van de (woningmarkt)regio Rotterdam ons verzocht om een aanwijzing als bedoeld in artikel 3 van de Huisvestingswet 2014 (verder: Hvw) en/of een aanwijzing als bedoeld in artikel 99 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (verder: Wgr). Met deze brief besluiten wij – in vervolg op ons voorgenomen besluit van 11 november jl. (PZH-2025-882633628)- op uw verzoek met toepassing van artikel 99 Wgr, rekening houdend met de input die verkregen is uit het overleg, onder meer zoals bedoeld in genoemd artikel 99 Wgr.
Hoewel wij met deze brief uw gemeenten als aanvragers adresseren en de brief daarop inrichten, richten wij het besluit als vervat in deze brief mede tot de gemeente Ridderkerk, die wij een kopie van dit besluit sturen met het verzoek dit besluit als mede tot haar gericht te beschouwen.
U wijst op de samenwerking in de regio Rotterdam sinds 2014 op het gebied van wonen en woonruimteverdeling. U betreurt dat de gemeente Ridderkerk de bestuursovereenkomst die sindsdien gold, eind 2024 niet heeft verlengd. Dit betreft de eerdere bestuursovereenkomst waarin de 12 gemeenten uit de woningmarktregio Rotterdam (dus inclusief de gemeente Ridderkerk) een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte mogelijk maakten.
U wenst die samenwerking, gezamenlijke inzet en afstemming te continueren, met inbegrip van de mogelijkheden voor de gemeenten omtrent andere onderdelen die de Hvw biedt. De gemeente Ridderkerk (verder: Ridderkerk) wil echter een lokale huisvestingsverordening met eigen woonruimteverdeelsysteem voor sociale huurwoningen van woningcorporaties vaststellen.
U benadrukt het belang van een regionale woningmarkt, waarin de schaarste aan betaalbare woningen voor (ook urgent) woningzoekenden regionaal wordt aangepakt en gelijkluidende regels voor het te huur aanbieden en in gebruik nemen en geven van sociale huurwoningen van corporaties en urgentie blijven gelden.
U geeft aan dat het breken van de gemeente Ridderkerk met de regionale samenwerking tot versnippering en verstoring van het evenwicht in de regio leidt. De vestigingsmogelijkheden van woningzoekenden worden in relevante mate beperkt. Dit leidt naar uw mening tot ongelijkheid en rechtsonzekerheid voor de woningzoekenden in de regio. Naar wij begrijpen schaart u daar ook de woningzoekenden in Ridderkerk onder.
U wijst op de grote schaarste aan betaalbare koop- en huurwoningen in de regio en op de verhuisbewegingen tussen gemeenten in de regio. Naar uw mening biedt regionale woonruimteverdeling met urgentieregels en regels voor de toewijzing van sociale huurwoningen van corporaties die gelijkluidend zijn (1) transparantie, (2) gelijkheid voor de woningzoekenden in de regio, (3) doelmatigheid bij de (efficiënte) inzet van de schaarse woningvoorraad en (4) regionale solidariteit bij de huisvesting van kwetsbare groepen. Een lokaal woonruimteverdeelsysteem voor sociale huurwoningen van woningcorporaties beperkt de mogelijkheden voor (urgent) woningzoekenden binnen de regio, hetgeen een evenwichtige regionale woonruimteverdeling en samenwerking om de woningnood voor hen op te lossen verstoort. Dit leidt tot ongelijke behandeling van woningzoekenden.
Allereerst merken wij op dat wij uw visie op het stopzetten van regionale samenwerking op het gebied van wonen door Ridderkerk onderschrijven en delen. Na het stopzetten van de Wgr-plusregio’s zijn de gemeenten in de regio Rotterdam – dat wil zeggen uw gemeenten en Ridderkerk – een vrijwillige samenwerking aangegaan voor onder meer een regionaal woonruimteverdeelsysteem. Derhalve is er na de Wgr-plusregio’s vanaf de inwerkingtreding van de Hvw een woningmarktregio zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Hvw geweest, waaraan Ridderkerk deelnam (verder: de woningmarktregio). De 12 gemeenten maken aldus deel uit van een gebied dat vanuit het oogpunt van het functioneren van de woningmarkt als één geheel kan worden beschouwd. Die woningmarktregio is bevestigd met bestuursovereenkomsten, die tot aan de voorlaatste versie daarvan (de Bestuursovereenkomst 2020) mede door Ridderkerk werden ondertekend.
Ridderkerk heeft in dat kader mede de bepalingen uit die bestuursovereenkomst ondertekend, die de basis waren voor een regionaal woonruimteverdeelsysteem. Met de bestuursovereenkomst 2020 heeft Ridderkerk onderkend dat zij samen met de andere 11 gemeenten één aaneengesloten woningmarktregio vormt (eerste bullet van de considerans van de bestuursovereenkomst 2020) en dat het, omdat sprake is van één woningmarktregio, wenselijk is dat de regels voor het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte in die woningmarktregio gelijkluidend zijn (tweede en derde bullet). Onderdeel van de afspraken was om te komen tot continuering van de eerdere afspraken (zesde bullet) en tot een regionale standaardtekst voor de woonruimteverdeelregels (‘de Regionale Verdeelregels’ genoemd).
In het kader van de regionale samenwerking is een regionaal afgestemde huisvestingsverordening opgesteld (Verordening Woonruimtebemiddeling Regio Rotterdam 2025) en in werking als vervolg op de eerdere regionaal afgestemde huisvestingsverordeningen, waarin is vastgelegd hoe de beschikbare woonruimte wordt verdeeld en hoe urgentieverlening is vormgegeven. De uitwerking van de huisvestingsverordening is geregeld in het regionale woonruimteverdeelsysteem Woonnet Rijnmond.
Wij hebben het bestaan en functioneren van deze woningmarktregio en de regionale werkwijze met Woonnet Rijnmond steeds toegejuicht en het past in het beleid van de provincie Zuid-Holland. Er was – tot 2024 – geen reden hier nadere stappen in te nemen.
De regionaal onder uw 11 gemeenten afgestemde Verordening Woonruimtebemiddeling Regio Rotterdam 2025 is niet van kracht in Ridderkerk. Ridderkerk wenst nu binnen de woningmarktregio, ondanks het bestaan van een regionale woningmarkt en de eerdere deelname van Ridderkerk daaraan, een eigen, lokaal woonruimteverdeelsysteem en een daarop aansluitende eigen huisvestingsverordening vast te stellen.
Deze breuk met het recente verleden is naar onze mening in strijd met onder meer de Hvw en het belang van een evenwichtige verdeling van woonruimte in de woningmarktregio, en daarmee in strijd met het belang van alle woningzoekenden in die regio.
Regionale afstemming en de Hvw
De Hvw gaat uit van regionale afstemming. Dat volgt het meest nadrukkelijk uit artikel 6 lid 2 Hvw, dat bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van de vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening deze afstemmen met burgemeester en wethouders van de overige gemeenten die deel uitmaken van de woningmarktregio waarin de gemeente is gelegen.
De noodzaak van regionale afstemming blijkt ook uit artikel 3 Hvw. Indien een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte dat vereist, kunnen Gedeputeerde Staten de woningmarktregio aanwijzen waarin dan alleen met toepassing van de Wgr het in gebruik nemen of geven van woonruimte en wijzigingen in de bestaande woonruimtevoorraad kunnen worden gereguleerd. Het initiatief is daarbij aan gemeenten gelaten (waaraan uw 11 gemeenten met uw verzoek invulling hebben gegeven). Als sprake is van een woningmarktregio die eerder als zodanig heeft gefunctioneerd, is de grondslag voor een dergelijk verzoek en daarmee ook de noodzaak voor een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte in een dergelijke woningmarktregio, een gegeven.
De memorie van toelichting op de wet waarmee het huidige artikel 3 Hvw is ingevoerd geeft aan dat het belang van een evenwichtige woningmarkt met name aan de orde is in verstedelijkte regio’s waar de gemeenten van elkaar afhankelijk zijn, maar hun belangen niet zonder meer parallel lopen. De wetgever schetst hiermee een situatie zoals die nu in de onderhavige regio aan de orde is.
Ook blijkt de noodzaak van een regionale benadering uit artikel 6 lid 3 Hvw. Dat artikellid bepaalt dat bij de voorbereiding van een huisvestingsverordening advies aan Gedeputeerde Staten moet worden gevraagd over de gevolgen voor de regionale woningmarkt, de woningbouwopgave en de toepassing van artikel 14.
Verder blijkt uit artikel 6 lid 4 Hvw dat de gemeenteraad bij een voornemen tot het vaststellen van een huisvestingsverordening vanuit het oogpunt van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte (wat ook het geval is in Ridderkerk), in de gemeentelijke woonvisie onder meer de inzet van de gemeente op het gebied van de regionale woningbouwopgave dient te onderbouwen.
Ook wijzen wij erop dat de 12 gemeenten onderdeel uitmaken van de woondealregio Rotterdam in welk verband in het Regioakkoord 2022 afspraken zijn gemaakt over de woonopgaven. In dit Regioakkoord 2022 is – onder meer – als doelstelling opgenomen een regionaal gelijkmatigere toegang tot, kort gezegd, sociale huurwoningen. Ook Ridderkerk heeft haar handtekening onder dit akkoord gezet.
De noodzaak van regionale afstemming en het in acht nemen van de noodzaak voor een evenwichtige regionale verdeling van woonruimten in de onderhavige woningmarktregio waar uw gemeenten en Ridderkerk deel van uitmaken, staat naar onze mening vast. In dat kader merken wij ten overvloede op dat de Wet versterking regie volkshuisvesting, die naar verwachting volgend jaar van kracht wordt, in veel opzichten tot regionale samenwerking verplicht, waaronder ook ten aanzien van de besluiten op basis van de Hvw.
Het verzoek van Ridderkerk voor advies tot het vaststellen van een lokale huisvestingsverordening
Op 23 september 2025 ontvingen wij van Ridderkerk het verzoek advies te geven over de voorgenomen vaststelling van een lokale huisvestingsverordening, zonder regionaal woonruimteverdeelsysteem. Dit voornemen is een direct gevolg van de in uw brief beschreven aanleiding voor uw verzoek, zijnde dat de wens van Ridderkerk om de samenwerking in de regio niet te continueren zich concretiseert in het willen vaststellen van een lokale huisvestingsverordening met lokaal woonruimteverdeelsysteem.
Bij brief van 21 oktober 2025 (kenmerk PZH-PZH-2025-881376129) hebben wij Ridderkerk dringend verzocht de (concept-)verordening niet in december vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders (‘het college’) heeft bij brief van 7 november 2025 (kenmerk 2025-070735) aangegeven vooralsnog geen reden te zien om aan dat verzoek gehoor te geven. Daarin heeft zij een aantal argumenten genoemd, die elders in deze aanwijzing geadresseerd worden.
Het college heeft ook gevraagd om een nadere onderbouwing waarom het vaststellen van de lokale huisvestingsverordening met een eigen woonruimteverdeelsysteem in strijd met de Hvw zou zijn. Die nadere onderbouwing geven wij in de onderhavige aanwijzing, en hebben wij reeds gegeven in onze brief d.d. 29 oktober 2025 (PZH-2025-881555368) waarin wij negatief over het voornemen van Ridderkerk hebben geadviseerd. Een afschrift van dit advies hebben wij op 29 oktober 2025 bij brief met u gedeeld.
De gronden uit dat genoemde advies zijn direct van toepassing op uw verzoek tot het geven van een aanwijzing. Wij verzoeken u die gronden in de onderhavige brief als herhaald en ingelast te beschouwen. Het advies is toegezonden als bijlage bij het genoemde voorgenomen besluit van 11 november jl.
In het navolgende gaan wij meer specifiek in op uw verzoek om een aanwijzing.
Noodzaak voor afstemming met lokale woningcorporaties en praktische aspecten
Artikel 6 Hvw stelt met lid 1 de noodzaak voor overleg met de in de gemeente werkzame toegelaten instellingen, woonconsumentenorganisaties en andere daarvoor in aanmerking komende organisaties bij de vaststelling van een huisvestingsverordening voorop. Wij hebben van Ridderkerk geen inzicht gekregen in de uitkomst van dat overleg en met welke organisaties overleg is gepleegd.
Het aanwijzen van vergunning plichtige woonruimte (Ridderkerk beperkt zich daarbij in haar voornemen tot woonruimten van woningcorporaties) mag niet tot gevolg hebben dat woningcorporaties mogen worden beperkt in hun taak om passend aan de doelgroep toe te wijzen (artikel 9 lid 2 onder c Hvw).
Woningcorporaties zijn zodoende partijen waarmee primair bij voornemens over woonruimteverdeling overleg moet worden gepleegd en wiens input daarbij van groot belang moet worden geacht. Een lokaal woonruimteverdeelsysteem beperkt woningcorporaties in hun mogelijkheden passend toe te wijzen aan de doelgroep. De mogelijkheden passend toe te wijzen worden dan immers beperkt tot een onderdeel van de doelgroep die gezien de regionale noodzaak feitelijk ruimer is. Het voornemen van Ridderkerk houdt geen, althans volstrekt onvoldoende rekening met deze aspecten, zodat dat voornemen ook in strijd met onder meer de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht is genomen.
Een belangrijke organisatie in dat verband is de grootste lokale woningcorporatie te Ridderkerk, de stichting Wooncompas. Zij heeft de gemeenteraad van Ridderkerk op 29 september jl. een brief gestuurd, die op de website van de gemeente is gepubliceerd. Deze brief geeft inzicht in de bezwaren van deze organisatie tegen het voornemen van Ridderkerk en maakt duidelijk dat dit voornemen niet alleen strijdig is met de uitgangspunten van de Huisvestingswet, maar dat het ook praktisch niet goed uitvoerbaar is en niet in het belang van de woningzoekenden is.
Zij wijst erop dat een lokaal woonruimteverdeelsysteem voor de korte en langere termijn voor praktische problemen voor haar zorgt en nadelig is voor bewoners in de regio en in Ridderkerk. Zij wijst op de noodzaak van intensieve afstemming met de regio. Ook wijst zij op de dubbele financiële lasten voor woningzoekenden in Ridderkerk om zich in meerdere systemen in te schrijven, met ook dubbele administratieve lasten tot gevolg. Voorts plaatst zij kanttekeningen bij de kennelijk bij Ridderkerk levende gedachte dat een lokaal woonruimtebemiddelingssysteem nodig zou zijn.
Zij geeft aan dat woningzoekenden uit Ridderkerk al in Ridderkerk een veel grotere kans hebben een woning te vinden dan woningzoekenden elders uit de regio. Ook wijst zij erop dat de mogelijkheid die een verordening biedt om lokale woningzoekenden voorrang te geven onvoldoende door Ridderkerk is benut en dat in de praktijk de bestaande mogelijkheden om woningzoekenden uit Ridderkerk te huisvesten, doorstroming van senioren en herhuisvesting bij herstructurering te realiseren, ruim voldoende zijn. Ook wordt genoemd dat er grote zorgen zijn voor het kunnen huisvesten van kwetsbare urgent woningzoekenden uit de regio. Tevens merkt zij op dat het nooit de bedoeling kan zijn met woningtoewijzing groepen uit te sluiten.
Recent heeft Wooncompas tijdens de raadsvergadering van 2 oktober 2025 een mondelinge inspraakreactie gegeven waarin zij nogmaals uitsprak bezwaren te hebben bij het voornemen van Ridderkerk om een lokale huisvestingsverordening met eigen woonruimteverdeelsysteem vast te stellen.
Wij onderschrijven de bezwaren van Wooncompas en leggen die bij deze mede ten grondslag aan het onderhavige besluit.
Noodzaak lokaal woonruimteverdeelsysteem ontbreekt
In dit verband wijzen wij nog specifiek op de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 die gold op het moment dat Ridderkerk besloot de Bestuursovereenkomst 2020 niet te verlengen. Die biedt – net als de Hvw – mogelijkheden om meer woningen binnen de gemeenten in de woningmarktregio toe te wijzen aan woningzoekenden met binding met de betreffende gemeente.
Uit toewijzingscijfers van de Maaskoepel blijkt dat 41% van het aantal verhuringen wordt toegekend aan woningzoekenden die voldoen aan een bindingseis. Dit illustreert wat Wooncompas in haar brief aangeeft. Ridderkerk loopt nog niet tegen de grenzen aan van de huidige mogelijkheden, zodat ook daarom – onverminderd de motivering voor het overige in dit besluit – de noodzaak om te komen tot een lokale huisvestingsverordening ontbreekt.
Dat de belangen van de woningzoekenden in de regio door het afschermen van de woningmarkt in Ridderkerk geschaad worden, ligt ten grondslag aan uw verzoek. Ook Ridderkerk zal dat in ieder geval ten aanzien van de woningzoekenden in andere gemeenten dan haar eigen, waarschijnlijk niet miskennen, zij het dat zij de belangen van de woningzoekenden in Ridderkerk (kennelijk) zwaarder wil laten wegen.
Wij willen nogmaals benadrukken dat ook de belangen van de woningzoekenden in Ridderkerk met een lokaal stelsel niet gediend worden. Zij zijn duurder uit, moeten zich, indien zij ook op woningen in de andere 11 gemeenten willen reageren, in meerdere systemen inschrijven en bovendien is het zeer de vraag of de kansen op de woningmarkt van de gemeente Ridderkerk door het stelsel toenemen. Een deugdelijke motivering voor de premisse dat de gemeentelijke woningzoekenden wel met de door Ridderkerk voorgenomen concept huisvestingsverordening gediend zouden zijn, zien wij niet.
Het toepassen van een eigen woonruimteverdeelsysteem beperkt het beginsel van vrije vestiging zonder legitimerende grondslag en bewerkstelligt feitelijk dat woningzoekenden uit de regio in Ridderkerk worden geweerd, dan wel dat hun mogelijkheden ten onrechte worden beperkt.
Eerdere contacten met de 11 gemeenten en Ridderkerk
Al sinds het besluit van Ridderkerk de bestaande situatie van een regionaal woonruimteverdelingssysteem niet te willen continueren, te breken met de samenwerking en toe te werken naar een lokaal woonruimteverdeelsysteem is er intensief gecommuniceerd met u en Ridderkerk.
Met Ridderkerk is diverse malen overleg gepleegd. Onder meer hebben wij op 24 september 2024 (PZH-2024-860544589) een brief aan Ridderkerk gestuurd met de dringende oproep geen lokaal woonruimteverdeelsysteem op te zetten, omdat wij grote meerwaarde zien in het handhaven van het woonruimteverdeelsysteem voor de gehele regio, inclusief Ridderkerk. Die oproep is nadien herhaald en nader toegelicht bij brief van 12 november 2024 (PZH-2024-863859374), en ook vertolkt door de Minister van VRO, SvWrR, de Maaskoepel en Wooncompas.
Zo heeft SvWrR Ridderkerk met een brief van 30 september 2024 aangeschreven en haar gewezen op aspecten die ook in onderhavig besluit worden genoemd. Op Ridderkerk is een dringend beroep gedaan om het voornemen uit het regionale woonruimteverdeelsysteem te stappen te heroverwegen en samen te blijven werken aan het gezamenlijk oplossen van de problematiek in de woningmarktregio Rotterdam.
Bij de al genoemde brief van 128 november 2024 (PZH-2024-863859374) hebben wij gereageerd op uw adviesverzoek over de regionaal afgestemde verordening, die helaas niet mede namens Ridderkerk kon worden voorgelegd aan ons. Wij hebben in die brief onder meer aangegeven graag te zien dat u de constructieve samenwerking vanuit uw kant met Ridderkerk zou blijven voortzetten, over zowel de afstemming over de huisvestingsverordeningen als over andere woononderwerpen in de regio. In die zin is ook Ridderkerk aangeschreven (PZH-2024-863859374) en is haar een kopie van de brief aan het Samenwerkingsverband Wonen regio Rotterdam (SvWrR) verstrekt. Ridderkerk heeft bij brief van 6 december 2024 aangegeven te volharden in haar voornemen een lokaal woonruimteverdeelsysteem en bijbehorende lokale huisvestingsverordening na te streven.
Op 7 februari 2025 heeft de Maaskoepel namens 22 woningcorporaties de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (verder: de Minister) aangeschreven en haar zorgen geuit. Bij brief van diezelfde dag (PZH-2025-868785744) heeft gedeputeerde drs. ir A.L. Koning haar zorgen bij die Minister geuit en om steun gevraagd in deze kwestie. Bij brief van 13 februari 2025 heeft de Minister Ridderkerk aangeschreven naar aanleiding van voornoemde brieven. Onder meer wijst zij erop dat ongeacht of Ridderkerk deelneemt aan een regionaal woonruimteverdeelsysteem woningzoekenden uit de regio binnen de kaders die zij in haar brief op basis van de Hvw aangeeft, niet mogen worden geweerd. Ook wijst zij op de woondeal regio Rotterdam die samenhangt met bestaande afspraken en die samenwerkingsstructuren borgt. Zij heeft Ridderkerk gevraagd samen met de regio tot een oplossing te komen om de regionale samenwerking zo vorm te geven dat er geen extra barrières worden gecreëerd voor de inwoners in Ridderkerk en in de regio in hun zoektocht naar een huis.
Ridderkerk heeft de Minister bij brief van 4 april 2025 geantwoord. Zij wijst op de druk op de woningmarkt in Ridderkerk en de instroom van urgenten uit de regio die de leefbaarheid van wijken onder druk zou zetten. Overigens erkent zij in diezelfde brief dat zij om aan de leefbaarheid een impuls te geven een aanvraag heeft ingediend voor de Regiodeal “Samen Sterker” en dat zij verheugd is dat die is gehonoreerd zodat zij daarmee in de leefbaarheid van haar wijken kan investeren. Van haar keuze woonruimtebemiddeling lokaal te organiseren neemt zij echter geen afstand.
Op 24 juni jl., als vervolg op het overleg van 11 april jl., hebben wij met u, dan wel SvWrR, en Ridderkerk, de Maaskoepel en het ministerie van VRO een tiental alternatieve denkrichtingen voor sturingsmogelijkheden geformuleerd. Onze verwachting was dat deze mede in overleg met Ridderkerk tot stand gekomen alternatieven tot een herbezinning zouden leiden voor het nastreven van een lokaal woonruimteverdelingssysteem. Ridderkerk heeft deze route kennelijk, en zonder verdere mededelingen aan ons verlaten.
Ook is er met Ridderkerk gezocht naar alternatieve oplossingen, maar heeft Ridderkerk de gevonden oplossingen niet in haar keuzes geïmplementeerd. Tevens is een bemiddelaar ingeschakeld. Dit alles zonder het gewenste resultaat waarbij Ridderkerk de eigen weg verlaat en weer aansluiting zoekt bij de regio.
Strijdigheid met de gemeentelijke woonvisie
Het voornemen van Ridderkerk is boven in strijd met artikel 6 lid 4 Hvw dat onder meer (ook) bepaalt dat indien de gemeenteraad voornemens is een huisvestingsverordening vast te stellen vanuit het oogpunt van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte, de gemeenteraad in de woonvisie de maatregelen onderbouwt die zij neemt om deze schaarste tegen te gaan en de inzet van de gemeente op het gebied van de regionale woningbouwopgave. Hiermee wordt bereikt dat de onderbouwing en de beweegredenen van de gemeente inzichtelijker worden en beter integraal gewogen kunnen worden (ook door derde partijen).
In de Woonvisie Ridderkerk 2021-2026 is een onderbouwing gegeven van de schaarste en de woningbouwprogrammering. Dit is gedaan vanuit het perspectief van de samenwerking binnen de woningmarktregio. De onderbouwing en beweegredenen van de gemeente om te komen tot een lokale huisvestingsverordening wijken daarvan af, zodat de recente beleidslijn omtrent het eigen woonruimteverdeelsysteem niet strookt met het beleid uit de woonvisie. In die woonvisie wordt juist het belang van regionale samenwerking benadrukt: ‘Wij maken onderdeel uit van een grotere grootstedelijke regio. Rond onze gemeente staat geen hek.’, ‘De druk op de regionale en lokale woningmarkt is groot: we moeten ook als regio snel schakelen om de tekorten op te lossen.’, ‘We willen ons positioneren als een aantrekkelijke gemeente om te wonen, recreëren en werken. Voor de Ridderkerkers, maar ook voor de regio’.
Het vaststellen van een lokale huisvestingsverordening met een eigen woonruimteverdeelsysteem druist in tegen wat in de woonvisie wordt vastgesteld over het belang van regionale samenwerking. Om die reden is aan de noodzaak van een onderbouwing in de woonvisie zoals bedoeld in artikel 6 lid 4 Hvw niet voldaan. Integendeel. De gemeentelijke woonvisie onderbouwt juist de noodzaak voor een regionale samenwerking.
Op basis van het voorgaande komen wij, net zoals in ons advies over het voornemen van Ridderkerk een lokale huisvestingsverordening vast te stellen, tot de conclusie dat de noodzaak voor een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte in de Rotterdamse woningmarktregio groot is en een lokale huisvestingsverordening met een eigen woonruimteverdeelsysteem dus in strijd is met de Hvw, de woonvisie van Ridderkerk, de eerdere bestuursovereenkomst en het beleid dat in de woningmarktregio waarvan de 12 gemeenten (inclusief Ridderkerk) onderdeel uitmaken gevoerd wordt, alsmede in strijd met de belangen van de woningzoekenden in de regio én in de gemeente Ridderkerk.
Bovendien is de lokale huisvestingsverordening in strijd met de uitdrukkelijke wens van gemeenten en de zienswijze van de lokale woningcorporatie.
Schriftelijke reactie Ridderkerk op verzoek gemeenten tot aanwijzing
Op 31 oktober 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk (‘het college’) per brief (‘de brief’, kenmerk 2025-070735) gereageerd op het verzoek van de overige gemeenten uit de woningmarktregio een aanwijzing te geven. Het doel van die brief is om uit te leggen waarom er naar het oordeel van Ridderkerk een juridische grondslag noch noodzaak bestaat voor het geven van de aanwijzing, omdat die een verregaande inbreuk op de gemeentelijke autonomie zou betekenen en slechts kan worden gegeven indien aan strikte wettelijke voorwaarden is voldaan.
Het college noemt een aantal cijfermatige en inhoudelijke argumenten die een disproportionele, toenemende druk op de woningvoorraad van Ridderkerk moeten aantonen, die naar mening van het college terecht tot het aansturen op een lokale huisvestingsverordening en een lokaal woonruimtebemiddelingssysteem hebben doen besluiten.
Hierna geven wij een reactie op de cijfermatige argumenten uit de brief.
Ridderkerk heeft 44% van de wettelijk mogelijke 50% toegewezen aan woningzoekenden met maatschappelijke en/of economische binding, waarvan een deel aan urgent woningzoekenden en een deel voor herhuisvesting als gevolg van herstructureringsprojecten.
Kennelijk is niet het volledige potentiële quotum uit artikel 14 Hvw gebruikt zodat er nog ruimte is voor huisvesting van lokaal woningzoekenden. Die kunnen ook nog reageren op het woningaanbod dat niet speciaal voor hen is gereserveerd. De toewijzing aan economisch en maatschappelijk gebonden woningzoekenden is ook bedoeld voor de doelgroepen die het college noemt, zodat dit niet wijst op een niet proportionele belasting. Uit de Monitor woonruimtebemiddeling regio Rotterdam tabellenboek eerste helft 2025 blijkt dat dit percentage is gedaald naar 42%. Ridderkerk benut dus al zeer geruime tijd niet alle beleidsruimte die beschikbaar is.
In de gemeente Ridderkerk worden relatief veel woningen (in 2024 55%) toegewezen door middel van directe bemiddeling, mede door huisvesting van statushouders.
Ridderkerk is niet uniek wat dit onderwerp betreft. Ten minste vier andere gemeenten in de regio huisvesten meer statushouders, nog los van de huisvesting van ontheemden uit Oekraïne. Huisvesting van statushouders, maar ook van ontheemde Oekraïners is daarnaast een wettelijk bepaalde opdracht, die daarom niet als een buitenproportionele opgave ten opzichte van de woningmarktregio kan worden gezien. Bovendien blijkt uit analyse d.d. 18 juni 2025 (de ‘Analyse van Data woonruimtebemiddeling / Gegevens over de woonruimtebemiddeling in de gemeente Ridderkerk ten opzichte van de andere gemeenten in de regio Rotterdam’) dat een relatief groot deel van de directe bemiddelden in Ridderkerk niet-urgent woningzoekenden zijn.
Ridderkerk heeft de sociale voorraad in stand gehouden en uitgebreid, terwijl enkele omliggende gemeenten dat niet doen of zelfs aan de sociale voorraad onttrekken.
De cijfers van het CBS en de verantwoordingsinformatie van de woningcorporaties in Ridderkerk (‘de dVi’) tonen dat het aandeel sociale huurwoningen in Ridderkerk tussen eind 2018 en eind 2023 is gedaald met 1,7%. Deze daling is sterker dan de gemiddelde daling in de regio van 1,2%.
De primaire doelgroep voor sociale huurwoningen had een mediane inschrijfduur voor een woning in 2024 van 85 maanden, terwijl dat voor de gehele woonregio 67 maanden was. De secundaire doelgroep had een nog langere inschrijfduur.
De Monitor Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 toont dat de mediane inschrijfduur voor de primaire doelgroep in Ridderkerk in 2024, 34 maanden was. In acht andere gemeenten in de regio was de inschrijfduur hoger. Dat de druk op de woningmarkt hoog is, geldt dus niet alleen voor Ridderkerk. Een lokaal toewijzingssysteem verlicht de druk op de woningmarkt bovendien niet. Het werpt extra barrières op voor woningzoekenden zowel uit Ridderkerk als uit de andere gemeenten en verstoort de regionale aanpak.
De instroom woningzoekenden van elders uit de woningmarktregio naar Ridderkerk bestond in 2022 uit 75%, in 2023 en 2024 uit 60% woningzoekenden met een urgente woonvraag. In de woonregio gaat 34% van de beschikbaar komende sociale huurwoningen naar urgent woningzoekenden. In Ridderkerk is dat 56%. In de woonregio gaat 64% naar regulier woningzoekenden. In Ridderkerk is dat 44%.
De monitor Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 toont een ander beeld. Regionaal was in 2024 32% regulier urgent woningzoekende, terwijl dit in Ridderkerk 28% was. Ook in 2023 was het aandeel in Ridderkerk lager dan regionaal.
Het aantal woningzoekenden dat een sociale huurwoning in Ridderkerk zoekt, neemt jaarlijks toe. Van 12.123 actief woningzoekenden in 2017 naar 30.305 in 2024; een stijging van 250%. Het aantal actief woningzoekenden in de gehele woonregio steeg toen minder, namelijk met 144%.
Ridderkerk is niet uniek in de stijging van het aantal woningzoekenden. De Woonbarometer van de provincie Zuid-Holland toont dat vijf gemeenten in de woningmarktregio een hogere stijging van het aantal woningzoekenden laten zien dan Ridderkerk tussen 2019 en 2023.
Ridderkerk levert een bovengemiddelde bijdrage aan de regionale samenwerking. Op basis van de Woningmarktafspraken regio Rotterdam en de Woondeal met de provincie Zuid-Holland en het ministerie van VRO is de opgave voor Ridderkerk ruim 70% betaalbare woningen.
De opgave die Ridderkerk heeft, is positief voor de regio en wordt door ons gewaardeerd. Echter, ook andere gemeenten in de woningmarktregio nemen een hoge opgave betaalbare woningen voor hun rekening. Bovendien is niet duidelijk waarom een opgave tot realisatie van een hoog percentage betaalbare woningen, een afsplitsing van het regionale Samenwerkingsverband Wonen regio Rotterdam wat betreft het woonruimteverdeelsysteem rechtvaardigt. Het voornemen daartoe eind 2024 heeft de samenwerking op het gebied van het wonen in de regio al verzwakt. Dit volgt bijvoorbeeld al uit het gegeven dat in het Regioakkoord 2022 waarop Ridderkerk zich kennelijk baseert, eveneens een regionaal gelijkmatigere toegang tot, kort gezegd, sociale huurwoningen is opgenomen.
Conclusies naar aanleiding van de brief van 31 oktober van Ridderkerk, cijfermatige aspecten
Ridderkerk concludeert in haar brief dat uit de door haar genoemde cijfers blijkt dat momenteel sprake is van disproportionele en toenemende druk op haar woningvoorraad. Op grond van de door ons weergegeven cijfers kunnen wij die conclusie niet delen en kunnen wij deels zelfs tegengesteld concluderen. Dit is in lijn met het overig in deze aanwijzing gestelde.
Voor zover Ridderkerk echter geheel of gedeeltelijk terecht zou kunnen concluderen dat sprake is van disproportionele druk op de Ridderkerkse woningmarkt (wat wij niet kunnen constateren), menen wij dat dit niet afdoet aan de noodzaak tot regionale samenwerking op grond van de Hvw.
Of de druk op de woningvoorraad van Ridderkerk nu hoger is, zoals zij stelt, of dat dit niet kan worden geconcludeerd, dient altijd op basis van de Hvw in regionaal verband te worden bezien. Ten overvloede wordt in dit verband herhaald dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat een lokaal toewijzingssysteem een verlaging van het aantal woningzoekenden voor Ridderkerk zal opleveren, maar dat dit wel meer barrières oplevert, zowel voor woningzoekenden uit Ridderkerk als daarbuiten.
Wij zijn van mening dat de onderhavige aanwijzing een geschikt, noodzakelijk en evenredig middel is om tot een evenwichtige verdeling van woonruimte in de regio te komen.
Overige aspecten naar aanleiding van de brief van 31 oktober van Ridderkerk
In aanvulling op de cijfermatige argumenten geeft het college in haar brief aan dat door de door haar geschetste situatie de leefbaarheid in meerdere wijken onder druk komt te staan. Wij hebben in deze aanwijzing onder ‘Eerdere contacten met de 11 gemeenten en Ridderkerk’, aangegeven dat Ridderkerk al ondersteuning bij deze problematiek heeft ontvangen. Daarnaast wijzen wij erop dat de leefbaarheid in meerdere – zo niet alle – gemeenten in de woningmarktregio onder druk staat. Een regionaal woonruimteverdeelsysteem is één van de middelen om tot een evenwichtigere regionale verdeling van deze problematiek te komen.
Voorts geeft het college van Ridderkerk aan dat een lokaal woonruimtebemiddelingssysteem door de provincie Zuid-Holland elders impliciet is aanvaard. Het is juist dat er binnen de provincie gemeenten zijn die een lokaal woonruimteverdeelsysteem hebben en dat bijvoorbeeld binnen de regio Midden-Holland meerdere woonruimteverdeelsystemen actief zijn.
Die situatie verschilt echter van de situatie van Ridderkerk, omdat daar vanaf de vorming van die regio lokale woonruimteverdeelsystemen actief waren, hetgeen de instemming heeft van de overige gemeenten in die regio en in zoverre onderling is afgestemd.
Dit is de onderhavige woningmarktregio niet het geval. Ridderkerk maakt sinds jaar en dag onderdeel uit van aanvankelijk de Stadsregio en later van de woningmarktregio Rotterdam. Bovendien hebben de gemeenten in de regio Midden-Holland of gemeenten in enige andere regio geen verzoek op grond van de artikelen 3 Hvw en 99 Wgr gedaan, welk verzoek voorwaardelijk is voor het geven van een aanwijzing door gedeputeerde staten.
Het college stelt voorts dat niet voldaan wordt aan de eisen die de artikelen 3 Hvw en 99 Wgr stellen (vereist voor een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte, respectievelijk een zwaarwegend openbaar belang). Op deze aspecten wordt elders in deze aanwijzing ingegaan.
Het college stelt tot slot graag in gesprek te blijven om tot regionale afspraken te komen, mits aan het door haar geschetste en gestelde belang van de inwoners en woningzoekenden in Ridderkerk voldoende recht wordt gedaan. Wij onderschrijven het belang van overleg, maar stellen ook vast dat de in deze aanwijzing genoemde overleggen, correspondentie en de bemiddelingspoging, helaas niet tot een oplossing hebben geleid.
Wij hebben conform artikel 99 Wgr overleg gehad met alle besturen van gemeenten in de woningmarktregio. Het overleg met uw 11 gemeenten en de gemeente Ridderkerk geeft geen aanleiding om dit besluit niet te nemen. De impressie van bedoeld overleg is als bijlage bijgevoegd.
Gezien al deze aspecten zijn wij van oordeel u in uw verzoek tot het doen van een aanwijzing te volgen.
In een uiterste poging tot een oplossing te komen ter voorkoming dat Ridderkerk haar breuk met de woningmarktregio continueert, is de heer J. van Belzen, oud-burgemeester van onder meer de gemeente Barendrecht, als provinciaal bemiddelaar ingeschakeld. Hij heeft intensief contact gehad met betrokken bestuurders. De reflectie van de bemiddelaar, die is bijgevoegd, geeft geen aanleiding om anders te besluiten.
Grondslag voor de aanwijzing en verband artikel 3 Hvw en - artikel 99 Wgr
Wij constateren dat er reeds een woningmarktregio zoals bedoeld in artikel 1 Hvw is waarvan uw gemeenten en Ridderkerk deel uitmaken. Dit volgt uit wat met deze brief is geschetst, vooral uit het gegeven dat er na de afschaffing van de Wgr-Plusregio’s als één regio gehandeld is en is deelgenomen aan (door alle gemeenteraden goedgekeurde) bestuursakkoorden, op basis waarvan is afgestemd en gewerkt met Woonnet Rijnmond. Dit is tussen de gemeenten niet in dispuut. De aanleiding voor uw verzoek om een aanwijzing is dat Ridderkerk met deze regionale samenwerking in de woningmarktregio heeft gebroken. De afstemming voor de woonruimteverdeling tussen alle gemeenten van de regio (dus inclusief Ridderkerk) is daardoor niet meer mogelijk. Uw doel is die afstemming weer mogelijk te maken.
Daartoe biedt artikel 3 Hvw een instrument. Indien één of meerdere gemeenten daarom verzoeken, kunnen wij een woningmarktregio aanwijzen waarin de in artikel 4 Hvw tot het vaststellen van een huisvestingsverordening gegeven bevoegdheid uitsluitend met toepassing van de Wgr kan worden uitgeoefend. Dit betreft aldus een discretionaire bevoegdheid.
Het stelsel van artikel 3 Hvw is ervoor bedoeld in overleg tot regionale samenwerking te komen. In de Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel voor de aanwijzingsbevoegdheid wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat de aanwijzingsbevoegdheid tot consequentie heeft dat GS ‘een woningmarktregio aanwijzen waarin de in artikel 4 gegeven bevoegdheid uitsluitend met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan worden uitgeoefend.’
Een instrument om tot verplichte samenwerking te komen biedt het artikel of de Hvw voor het overige niet. Artikel 3 biedt met lid 5 slechts een (negatieve) prikkel om tot samenwerking te komen doordat de gemeentelijke huisvestingsverordeningen die op het tijdstip waarop de aanwijzing wordt gegeven van kracht zijn, een jaar na dat tijdstip vervallen.
Wij bevinden ons in de situatie dat alle overige gemeenten uit de woningmarktregio wel de regionale samenwerking respecteren. De Hvw en de wetsgeschiedenis geven geen duidelijke richting voor de situatie waarin door toepassing van het instrument om regionale samenwerking te willen bewerkstelligen, ook de wel regionaal afgestemde huisvestingsverordening zouden vervallen. U geeft in uw brief aan die laatstbedoelde situatie te willen voorkomen.
In de Nota naar aanleiding van het verslag bij de wet wordt de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten aldus omschreven: ‘De bevoegdheid van de provincie om een woningmarktregio aan te wijzen kan uitsluitend worden toegepast als alleen zo kan worden voorkomen dat gemeenten op individuele basis een restrictief beleid gaan voeren, terwijl dat de belangen van de andere gemeenten in de regio schaadt.’
Van een dergelijke situatie is enerzijds in het onderhavige geval sprake doordat Ridderkerk beoogt een restrictief beleid te voeren. Anderzijds is door de expliciete en aanhoudende stellingname van Ridderkerk duidelijk dat met het gebruikmaken van een aanwijzing op grond van artikel 3 Hvw niet kan worden voorkomen dat Ridderkerk een restrictief beleid gaat voeren en daarin ook na de aanwijzing zal volharden.
Artikel 3 Hvw maakt duidelijk dat het eigenlijke instrument om daadwerkelijk – dus ook in dergelijke gevallen als nu aan de orde – tot regionale afstemming te komen, gezocht moet worden in de Wgr. Artikel 3 Hvw introduceert de stap naar de Wgr expliciet. De Wgr biedt mogelijkheden voor een vrijwillige samenwerking, maar ook voor verplichte samenwerking. Dat is geregeld in Hoofdstuk X met als titel ‘Verplichte samenwerking’.
De grondslag voor een aanwijzing op basis van artikel 3 Hvw is dat dit door een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte naar het oordeel van de aanvragende gemeenten vereist is. In dit besluit hebben wij onderbouwd dat ook wij van mening zijn dat een evenwichtige regionale verdeling vereist is. Wij menen ook dat die evenwichtige regionale verdeling wordt verstoord door het restrictieve beleid dat Ridderkerk beoogt door te voeren.
Met uw gemeenten zijn wij dus van mening dat stappen gezet moeten worden om de regionale samenwerking te herstellen. Artikel 3 Hvw biedt daartoe de schakel naar de Wgr, die in dit geval als een nadere regeling voor situaties als de onderhavige kan worden gezien, onder meer nu inmiddels duidelijk is dat die stap noodzakelijk is omdat Ridderkerk niet van zins blijkt de in artikel 4 Hvw gegeven bevoegdheid om een huisvestingsverordening vast te stellen, binnen en met de woningmarktregio toe te passen.
Artikel 99 Wgr geeft ons de bevoegdheid op verzoek van het bestuur van één of meer gemeenten, gemeenten aan te wijzen waarvan de besturen een gemeenschappelijke regeling moeten treffen ter behartiging van één of meer bepaalde belangen. Een zwaarwegend openbaar belang is dan vereist. Een evenwichtige regionale woonruimteverdeling is een wettelijk ingegeven en daarmee een zwaarwegend openbaar belang. Dat is temeer het geval gezien de huidige woningcrisis, die vooral hen raakt die door het restrictieve beleid van Ridderkerk worden getroffen, namelijk de woningzoekenden.
Ook de dreiging dat de evenwichtige regionale woonruimteverdeling zal worden verstoord, draagt mee aan het (zware) gewicht van het openbare belang. Datzelfde geldt voor de dreiging dat het niet handelen tegen de expliciet door de wetgever niet gewenste situatie van gemeenten die een restrictief beleid voeren, niet wordt opgetreden, reden voor andere gemeenten in de provincie (en later mogelijk in andere provincies) zou kunnen zijn eveneens voor een eigen, restrictief beleid te gaan kiezen. Dat zou de woningcrisis die nationaal, provinciaal, regionaal en lokaal gevoeld wordt, verergeren en ten nadele komen van de kwetsbare doelgroep die juist gebaat is bij een evenwichtige regionale woonruimteverdeling.
Het tweede lid van artikel 99 Wgr bepaalt dat de aanwijzing op basis van artikel 99 Wgr ook de verplichting kan betreffen tot toetreding tot een bestaande regeling. Wij menen dat die situatie aan de orde is. Wij maken daarbij gebruik van onze discretionaire bevoegdheid waarop u in uw aanvraag ook doelt, de aanwijzing conform uw verzoek niet op artikel 3 Hvw te baseren, maar – via artikel 3 Hvw dat die route daarvoor aanwijst – op (artikel 99 van) de Wgr.
Wij zullen dan ook primair een aanwijzing geven dat uw gemeenten, de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Schiedam, Rotterdam, Vlaardingen en Voorne aan Zee, (opnieuw) samen met de gemeente Ridderkerk – tot wie deze aanwijzing zich ook richt – een gemeenschappelijke regeling moeten treffen ter behartiging van de belangen van een evenwichtige woonruimteverdeling op basis van de Huisvestingswet. Wij stellen ons voor dat daarvoor de bestaande situatie die is geregeld met de meest recente bestuursovereenkomst als uitgangspunt wordt genomen.
De aanwijzing komt er primair op neer dat die Ridderkerk verplicht weer tot de bestaande regionale samenwerking toe te treden en dat de andere gemeenten dit toelaten, ervan uitgaande dat de bestaande regionale samenwerking al een gemeenschappelijke regeling ‘zonder meer’ is en daarvoor aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 1 Wgr is voldaan.
Mochten één of meer van de 12 gemeenten van mening zijn dat niet aan die vereisten is voldaan, dan strekt deze aanwijzing er ‘subsidiair’ toe alsnog aan die formele vereisten te voldoen. Het doel blijft hetzelfde, te weten dat de belangen van een evenwichtige regionale woonruimteverdeling worden gediend.
Conform artikel 99 lid 4 Wgr moeten wij een termijn stellen binnen welke de regeling ter kennisneming aan ons dient te worden gezonden. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden. Nu over de onderhavige kwestie uitermate veel is gecommuniceerd en de standpunten over en weer duidelijk zijn, terwijl de oplossing betrekkelijk eenvoudig is – te weten: toetreding door Ridderkerk tot de bestuursovereenkomst die zij eerder onderschreef, al dan niet met aanpassingen ter tegemoetkoming aan Ridderkerk als daar ruimte voor zou zijn – stellen we de termijn op twee maanden.
Wij merken op dat conform artikel 99 derde lid Wgr overleg noodzakelijk is alvorens de aanwijzing te geven. Wij hebben met u overlegd in de aanloop naar uw verzoek om een aanwijzing, hetgeen uiteindelijk tot het verzoek heeft geleid, dat u namens alle 11 gemeenten die al wel en nog steeds regionaal samenwerking heeft ingediend bij ons.
Op 4 december jl. heeft bedoeld overleg plaatsgevonden. De uitkomst van dat overleg is hiervoor onder “Overleg op grond van de Wgr” verwoord.
Wij wijzen er nadrukkelijk op dat artikel 100 Wgr ons de bevoegdheid geeft een vervolgstap te zetten als niet binnen uiterlijk twee maanden door de 12 gemeenten tot opvolging van onze aanwijzing wordt gekomen. Wij hebben in beginsel het voornemen om die stap ook te zetten indien binnen de termijn van twee maanden geen regeling aan ons wordt toegezonden door alle 12 gemeenten. De belangen van een evenwichtige woonruimteverdeling zijn te groot daarin te veel tijd te laten verstrijken. Als wij aan dat besluit toe (moeten) komen, zullen wij eveneens een korte termijn hanteren, mede met het oog op het belang van de woningzoekenden in de regio en een evenwichtige woonruimteverdeling.
Hierbij besluiten wij op grond van artikel 99 Wet gemeenschappelijke regelingen, dit mogelijk gemaakt door de verwijzing in artikel 3 Hvw2014 naar die wet, een aanwijzing te geven aan de (bevoegde organen van de) gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Schiedam, Ridderkerk, Rotterdam, Vlaardingen en Voorne aan Zee.
De aanwijzing behelst primair te komen tot een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte, in de woonregio Rotterdam zoals afgebakend met de bestuursovereenkomsten met als laatste de Bestuursovereenkomst 2020 waar de gemeente Ridderkerk nog wel aan deelnam. Deze aanwijzing moet dan zo worden opgevat dat die zich enerzijds richt tot de gemeente Ridderkerk om zich (weer) aan te sluiten bij de bestaande gemeenschappelijke regeling en als zodanig tot die gemeenschappelijke regeling opnieuw toe te treden, althans daar weer deel van uit te gaan maken, met als doel een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte mogelijk te maken. Anderzijds richt deze aanwijzing zich dan tot de overige 11 gemeenten om de aansluiting als hiervoor bedoeld door de gemeente Ridderkerk mogelijk te maken.
Subsidiair, voor zover één of meerdere van de genoemde gemeenten van mening zou(den) zijn dat de gemeenschappelijke regeling die mede met de genoemde bestuursovereenkomsten is vormgegeven tot laatstelijk met de Bestuursovereenkomst 2020, niet kwalificeert als een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, behelst deze aanwijzing dat alle 12 gemeenten een gemeenschappelijke regeling tot stand doen komen waarmee (wel) is voldaan aan de vereisten uit de Wet gemeenschappelijke regelingen, met name artikel 1 van die wet. Zulks met als doel een evenwichtige regionale verdeling van woonruimte mogelijk te maken zoals in de primaire aanwijzing bedoeld.
Als termijn zoals bedoeld in artikel 99 lid 4 Wet gemeenschappelijke regelingen stellen wij een termijn van twee maanden, binnen welke termijn de regeling met daarbij de toetreding door de gemeente Ridderkerk, dan wel een regeling waaraan de 12 gemeenten deelnemen, ter kennisneming aan ons dient te worden gezonden.
Dit besluit zal worden gepubliceerd in het Provinciaal Blad.
Bezwaar en voorlopige voorziening
Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden op grond van artikel 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen.
Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
In de linkerbovenhoek van de enveloppe vermeldt u “Awb-bezwaar”.
U kunt uw bezwaarschrift ook online indienen via www.zuid-holland.nl.
Het indienen van bezwaar betekent overigens niet dat het besluit niet geldt.
Voorlopige voorziening aanvragen
Indien u de inwerkingtreding van dit besluit wilt uitstellen, kunt u - als u tegen dit besluit bezwaar heeft gemaakt - bij de rechtbank om een voorlopige voorziening vragen op grond van artikel 8.81 van de Algemene wet bestuursrecht.
U kunt het verzoek richten aan:
de Voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag
Op de website https://loket.rechtspraak.nl/ vindt u meer informatie over de bezwaarprocedure en de aanvraag van een voorlopige voorziening. Ook leest u daar welke mogelijkheden er zijn om een bezwaar of een verzoek om een voorlopige voorziening digitaal in te dienen.
Wij verzoeken u goede notie te nemen van dit besluit en dit ook aan de gemeenteraden kenbaar te maken.
Wij sturen een afschrift van dit besluit toe aan burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk, omdat zij mede adressant van dit besluit is. Voorts sturen wij een afschrift van dit besluit toe aan de voorzitter van het Samenwerkingsverband Wonen regio Rotterdam, de Maaskoepel, woningcorporatie Wooncompas, de Minister en Provinciale Staten.
Gedeputeerde Staten, besluitnummer PZH-2025-883842281 (DOS-2013-0009992) d.d. 9 december 2025.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
voorzitter,
mr. A.W. Kolff
Wij verzoeken u in uw correspondentie altijd het DOS-nummer (DOS-2013-0009992) te vermelden.
Meer informatie www.zuid-holland.nl/contact
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-21747.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.