Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in biodiversiteit Drenthe 2025

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe;

 

overwegende dat met dit openstellingsbesluit wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de opgaven voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie;

 

 

BESLUITEN:

 

 

het Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in biodiversiteit Drenthe 2025 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • biodiversiteit: alle soorten, planten en dieren die voorkomen en thuishoren in het landschap, met zijn specifieke kenmerken, waar het project plaatsvindt (inheems, autochtoon);

  • KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn 2000/60/EG, die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;

  • KRW-doelen: de provinciale doelstellingen voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater zoals beschreven in de bij het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe vastgestelde factsheets (OW_33, OW_34, OW_59, OW_44, NLGW0001, NLGW0002, NLGW0003, NLGW0010 alle voor zover betrekking hebbend op Drents grondgebied) die zijn opgenomen in het landelijke KRW portaal: https://waterkwaliteitsportaal.nl/;

  • KRW-maatregelen: maatregelen die bijdragen aan de realisatie van de Drentse KRW-doelen;

  • niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf;

  • NNN: Natuur Netwerk Nederland, het NNN is het landelijk netwerk van bestaande natuurgebieden, in te richten natuurgebieden en agrarische gebieden met belangrijke natuurwaarden;

  • PNP Drenthe: Programma Natuurlijk Platteland Drenthe;

  • samenwerkingsverbanden: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • Verordening: Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op subsidiabele activiteiten als genoemd in artikel 2.4.1 van de Verordening. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt in de gebieden zoals beschreven in bijlage 1.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    provincies

  • b.

    waterschappen

  • c.

    gemeenten

  • d.

    provinciale uitvoeringsorganisaties voor het landelijk gebied

Artikel 4 Openstellingsperiode

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met ingang van 12 januari 2026 om 9.00 uur tot en met 30 januari 2026 om 17.00 uur.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor deze openstelling is in totaal € 6.885.965,00 beschikbaar. De subsidieplafonds die beschikbaar worden gesteld in de periode, genoemd in artikel 4, bestaan uit Europese middelen (pijler 1) en Europese middelen met nationale cofinancieringsmiddelen (pijler 2).

  • 2.

    De volgende subsidieplafonds gelden:

    • a.

      € 4.385.965,00 uit pijler 2 middelen voor Zuidwest Drenthe - Middenloop Vledder Aa fase 2;

    • b.

      € 602.000,00 uit pijler 1 middelen voor Oude Diep - Mantingerzand, West- Nieuw Balinge;

    • c.

      € 1.898.000,00 uit pijler 1 middelen voor Noordwest Drenthe – Peizerdiep.

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 200.000,00.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt op basis van arrangement 3 zoals genoemd in artikel 1.7, eerste lid, onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Verordening.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.4.3, eerste lid, van de Verordening komen ook kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, van de Verordening voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Subsidiabele kosten worden berekend volgens artikel 1.9a, leden 1, onder a, 2 en 3, artikel 1.9b of artikel 1.9c, leden 1, onder a, en 2 van de Verordening.

Artikel 8 Aanvraagvereisten

Onverminderd artikel 1.6 van de Verordening en in aanvulling op het genoemde in artikel 1.3 van de Verordening wordt een aanvraag om subsidie:

  • 1.

    Ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportaal, zoals vermeld in artikel 2, tweede lid van dit openstellingsbesluit;

  • 2.

    Ingediend met gebruikmaking van een volledig, ingevuld projectplanformat en gaat vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.6 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie:

    • a.

      een duidelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd conform het format van het SNN;

    • b.

      een kaart met daarop aangegeven de locatie of locaties waar de activiteit wordt uitgevoerd of, indien deze locatie of locaties nog niet exact bekend is, een zoekgebiedenkaart voor de activiteit, of een beschrijving van de investeringen waarbij aantoonbaar wordt gemaakt dat de investeringen effect hebben op deze gebieden;

    • c.

      een omschrijving van de benodigde vergunningen, waarin de negatieve omgevingseffecten worden getoetst, die voor de uitvoering van de activiteit moet worden verkregen, indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten.

Artikel 9 Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening geselecteerd en conform artikel 2.4.6 van de Verordening gerangschikt.

  • 2.

    Voor ieder van de in artikel 2.4.6 van de Verordening bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder a, van de Verordening heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder b, van de Verordening heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder c, van de Verordening heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder d, van de Verordening heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1) Effectiviteit, 2) Innovativiteit, 3) Efficiëntie en 4) Haalbaarheid. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 10 Bevoorschotting

Het voorschot bedraagt 50% van de verleende subsidie.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de Verordening wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de Verordening of artikel 8 van dit openstellingsbesluit;

  • b.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 4 van dit openstellingsbesluit;

  • c.

    de aanvrager niet behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 3 van dit openstellingsbesluit;

  • d.

    na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de subsidie minder dan € 200.000,- bedraagt;

  • e.

    de aanvraag bij de in artikel 9 van dit openstellingsbesluit bedoelde rangschikking minder dan 30 punten behaalt.

Artikel 12 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de niet-productieve investering in stand te houden voor vijf jaar, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt conform artikel 65 van Verordening 2021/1060.

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.

Artikel 14 Citeertitel

Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in biodiversiteit Drenthe 2025.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

G.J. Schuinder, wnd. voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Assen, 16 december 2025

Kenmerk 4.11/2025001813

Bijlage 1. Omschrijving gebieden en subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2 1a Oude Diep - Mantingerzand, West- Nieuw Balinge

 

Probleemgebied: Nieuw-Balinge-west, Heirwegomgeving, Mantingeres en Hullenraai.

 

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:

  • Dempen en verondiepen watergangen.

  • Aanbrengen nieuwe ontwatering.

  • Plaggen/afgraven (voormalige landbouwpercelen, vennen, slenk).

  • Aanbrengen takkenril en heideplagsel.

  • Aanbrengen (vee)rasters.

 

1b Noordwest Drenthe - Peizerdiep

Probleemgebied: beekdalherstel van het Peizerdiep tussen vistrap (nabij Roden) en fietsbrug de Bommelier (nabij Roderwolde).

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:

  • Aanpassen van het beekprofiel, meer natuurvriendelijk en gericht op langer vasthouden water

  • Voorbereiden en aanleggen kunstwerken, zoals een brug, 2 gemalen en enkele duikers.

  • Herstel landschapselementen

  • Plaggen van een deel van de bodem

  • Deel van de sloten verontdiepen en/of dempen.

  • Mitigerende maatregelen direct omwonenden.

 

1c Zuidwest Drenthe - Middenloop Vledder Aa fase 2

Probleemgebied: Het gebied “Middenloop Vledder Aa fase 2” maakt onderdeel uit van het beeksysteem van de Vledder- en Wapserveense Aa.

 

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:

  • Beek- en beekdalherstelmaatregelen.

  • Afgraven, verzetten en plaggen van grond.

  • Aanleg landschaps- en natuurelementen.

  • Dempen en aanpassen oude beekloop en sloten.

  • Mitigerende en compenserende maatregelen rond woningen en grondeigendommen derden.

  • Maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van biotopen.

  • Vispasseerbaar maken van een stuw.

  • Verwijderen stuwen.

  • Maatregelen ten behoeve van behoud van cultuurhistorische, aardkundige archeologische waarden met inbegrip van archeologische begeleiding van de werkzaamheden, voor zover nodig in verband met natuurherstel.

 

Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven

Algemeen

Dit openstellingsbesluit is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de KRW en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen.

 

Met dit openstellingsbesluit wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied door provincie/Prolander in samenwerking met partners in het landelijk gebied, die hieraan bijdragen. Om de afronding van het robuuste Natuurnetwerk Nederland (NNN) 2027 te realiseren, heeft de provincie Drenthe het PNP vastgesteld. Hierin staan de afspraken voor natuur en water voor de komende jaren, waarbij de bestaande nationale en Europese afspraken worden verbonden met een dynamisch en ondernemend Drenthe. Het PNP zet daarbij nadrukkelijk in op het beleven, benutten en beschermen van de natuur. Hierbij worden de uitvoering van natuurdoelen zoveel mogelijk gekoppeld aan andere doelen, zoals water en landbouw, maar ook klimaat, vrijetijdseconomie en energie. De uitvoering van het PNP vindt plaats in acht deelgebieden: Hunze, Drentsche Aa, Zuidoost, Noordwest, Zuidwest, Nieuwe Drostendiep, Reest en Oude Diep. Dit wordt gedaan in samenwerking met alle partners in het landelijk gebied.

 

Deze openstelling sluit aan op de doelen voor het GLB-NSP en op de actuele maatschappelijke beleidsthema’s klimaat en biodiversiteit.

 

Artikel 6 Hoogte subsidie

Er geldt een ondergrens van € 200.000,00 aan subsidiabele kosten voor subsidietoekenning. Projecten waarvoor de subsidiabele kosten van de subsidieaanvraag lager uitvalt dan deze ondergrens, komen niet voor subsidie in aanmerking. Met deze bepaling wil de provincie de ontwikkeling bevorderen van grote, robuuste projecten waarmee in de praktijk meters worden gemaakt.

 

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

 

Om de administratieve lastendruk te verlagen, wordt een vereenvoudigde kostenoptie voor het berekenen van de arbeidskosten of de overige subsidiabele kosten (artikel 1.9b van de Verordening) gebruikt. Dit volgt uit Europese regelgeving, genoemd in artikel 83 van verordening 2021/2115 en de artikelen 54 en 55 van verordening 2021/1060. Er kan ook gebruik gemaakt worden van de berekening subsidiabele kosten (artikel 1.9a van de Verordening) of de berekening subsidiabele kosten met vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten (artikel 1.9c van de Verordening).

 

Artikel 9 Selectiecriteria

Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 9 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

 

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaalt een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.

 

De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de urgentie en de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

 

De mate van effectiviteit

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken doelstellingen in de urgente gebieden, zoals weergegeven in de bijlage bij deze openstelling. Onder deze doelstellingen wordt o.a. verstaan: de inrichting van 80.000 hectare natuur in Nederland waarvan 13.600 hectare in de provincie Drenthe tot en met 2027, het tot stand brengen van natuurlijke verbindingen, systeemherstel, verbeteren van de watercondities voor natuurgebieden, treffen natuurherstelmaatregelen in natuurgebieden en de bescherming van Europees aangewezen planten en diersoorten. Onder het behalen van natuurdoelen vallen ook mitigerende en compenserende maatregelen rondom woningen en grondeigendommen, daar waar ze anders het behalen van de natuurdoelen in de weg zouden staan. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.

 

0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is sprake als we door de activiteit niet dichterbij het behalen van gestelde natuurdoelen (inrichting van 80.000 hectare natuur in Nederland waarvan 13.600 hectare in de provincie Drenthe tot en met 2027, het tot stand brengen van natuurlijke verbindingen, systeemherstel, verbeteren van de watercondities voor natuurgebieden, treffen natuurherstelmaatregelen in natuurgebieden en de bescherming van Europees aangewezen planten en diersoorten. Onder het behalen van natuurdoelen vallen ook mitigerende en compenserende maatregelen rondom woningen en grondeigendommen, daar waar ze anders het behalen van de natuurdoelen in de weg zouden staan).

1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op, maar nauwelijks bijdraagt aan de gestelde natuurdoelen. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de met maatregelen slechts zeer beperkt op lokaal niveau resultaat wordt behaald.

2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de natuurkwaliteit in het gebied wel verbetert, maar dat dit gebied niet in verbinding staat of komt te staan met andere natuur.

3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit positief bijdraagt aan gestelde natuurdoelen, zoals bijvoorbeeld het inrichten van een NNN-gebied en/of Natura2000-gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.

4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als een nog in te richten NNN-gebied en/of Natura2000-gebied op een wijze wordt ingericht waarbij de natuurkwaliteit wordt verbeterd en het tevens een (beperkte) bijdrage levert aan nog een natuur/KRW-doel. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.

5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de natuurkwaliteit in een NNN-gebied en/of Natura2000-gebied aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook het leefgebied van een Europees beschermde soort wordt uitgebreid. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.

 

Haalbaarheid

Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten: 1) de in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, 2) hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid – bijvoorbeeld grond reeds is verworven en natschade is geregeld / snel in uitvoering kan worden genomen), 3) zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken / is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken, 4) kent het project een realistische planning, opzet en begroting. Bij het criterium haalbaarheid/ kans op succes worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

0 punten: De haalbaarheid is zeer gering. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd omdat aan geen van de bovengenoemde aspecten is voldaan.

1 punt: De haalbaarheid is gering. Er is weinig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd omdat slechts aan één van de vier bovengenoemde aspecten is voldaan.

2 punten: De haalbaarheid is matig. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal van bovenstaande aspecten (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden.

3 punten: De haalbaarheid is voldoende. De activiteit kan worden uitgevoerd en alle bovenstaande aspecten zijn meegenomen, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.

4 punten: De haalbaarheid is goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.

5 punten: De haalbaarheid is zeer goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voordoen.

 

Urgentie

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. De urgente gebieden in Drenthe zijn opgenomen in de bijlagen. De urgentie wordt beoordeeld op basis van de termijn die is vastgelegd in het Natuurpact (2013), waarbij als doel is gesteld dat het NNN voor eind 2027 is gerealiseerd. De taak tot afronding in 2027 van het NNN is nadrukkelijk verbonden met nationale en internationale verplichtingen vanuit Natura 2000, de Vogel­ en Habitatrichtlijn (VHR) en de KRW. Bij het criterium urgentie worden de scores op de volgende manier uitgewerkt:

0 punten: De urgentie is zeer gering. De activiteiten worden niet in de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd.

1 punt: De urgentie is gering. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar er is geen datum van afronding aan te geven.

2 punten: De urgentie is matig. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar zullen niet volledig worden afgerond voor 1 april 2029.

3 punten: De urgentie is voldoende. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar zullen niet volledig worden afgerond voor eind 2028.

4 punten: De urgentie is hoog. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd, en worden afgerond voor eind 2028.

5 punten: De urgentie is zeer hoog. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1 weergegeven gebieden uitgevoerd en de activiteiten zullen worden afgerond voor eind 2027.

 

De mate van efficiëntie

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?) en wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Bij het criterium Efficiëntie worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

0 punten: De kosten worden niet doelmatig gemaakt en er wordt geen gebruik gemaakt van de input.

1 punt: De kosten worden niet doelmatig gemaakt. Er is wel input ingezet voor het basis projectplan.

2 punten: De kosten worden niet doelmatig gemaakt. Er wordt wel input ingezet voor het basisprojectplan en de uitvoering van het projectplan.

3 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is nauwelijks ingezet voor het basis projectplan en wordt nauwelijks ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

4 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is wel ingezet voor het basis projectplan, maar wordt nauwelijks ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

5 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is ingezet voor het basis projectplan en wordt eveneens ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

 

Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft wegingsfactor (3), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het criterium haalbaarheid heeft de één na hoogste wegingsfactor (2). Het is namelijk, naast dat een activiteit effectief is, ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden. Het criterium urgentie heeft de wegingsfactor (3). Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en urgentste activiteiten als hoogst gerangschikt worden. Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor (2). Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook een minder groot onderscheidend vermogen.

 

Naar boven