Rectificatie: Wijziging Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de hyperlinks in onderdeel N en O van bijlage 3 en 4 niet werkend waren. De oorspronkelijke publicatie is op 18 november 2025 bekendgemaakt, beschikbaar via Provinciaal blad 2025, 18903]

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;

 

overwegende dat het wenselijk is om een aantal onderdelen van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016 te actualiseren en de leesbaarheid van de verordening te verbeteren;

 

BESLUITEN:

 

de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016, zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 11 maart 2015, kenmerk 2015000139, Provinciaal Blad nummer 1479, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 november 2023, kenmerk 2023001508, Provinciaal Blad nummer 2023-13216, te wijzigen.

 

Wijziging Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016

ARTIKEL I Wijzigingen

A

Artikel 2.1 (Doelgroep) wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 aanhef wordt “voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen” vervangen door “voor zover voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, eerder subsidie is ontvangen“.

 

B

Artikel 2.4 (Subsidievereisten) wordt als volgt gewijzigd:

In lid 3 wordt “artikel 2,9 vierde lid, onderdelen a en d” vervangen door “artikel 2.9, vierde lid, onderdelen a, d, en e”.

 

C

Artikel 2.4a (EU richtsnoeren voor staatssteun) wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt “steun” vervangen door “staatssteun”.

 

D

Artikel 2.6 (Hoogte subsidie) lid 1 en 2 komen als volgt te luiden:

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, wordt bepaald door het aantal subsidiabele hectares van het desbetreffende natuurbeheertype, en het aantal subsidiabele hectares, meters of stuks van het desbetreffende landschapsbeheertype, te vermenigvuldigen met de tarieven voor de desbetreffende jaren, en de bedragen voor elk jaar binnen de subsidietermijn bij elkaar op te tellen.

  • 2.

    Indien van toepassing wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:

    • a.

      de tarieven voor de monitoringsbijdrage per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • b.

      de tarieven voor de voorzieningenbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • c.

      de tarieven voor de toezichtbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • d.

      de tarieven voor de schapenbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • e.

      de tarieven voor de vaarbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

voor de desbetreffende jaren.

 

E

Artikel 2.9 (Verplichtingen van de subsidieontvanger) wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In lid 4 onder c komt het woord “of” te vervallen

  • 2.

    In lid 4 onder d wordt het punt vervangen door “; of”

  • 3.

    In lid 4 wordt na onder d een nieuw onderdeel e toegevoegd: “e. dat in de subsidiebeschikking is bepaald voor zover dat een basis heeft in provinciaal natuurbeleid.”

F

Artikel 2.15 (Transparantie) wordt als volgt gewijzigd:

Onder b wordt “afdeling3.2.4.” vervangen door “afdeling 3.2.4.”.

 

G

Na artikel 3.7 (Subsidiehoogte) wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 3.7a Herziening gemiddelde kosten per hectare

  • 1.

    Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel kan een subsidieontvanger een aanvraag indienen tot aanpassing van de in artikel 3.7, eerste lid, bedoelde gemiddelde kosten per hectare leefgebied.

  • 2.

    De aanvraag heeft betrekking op alle leefgebieden waarvoor reeds subsidie wordt ontvangen.

  • 3.

    De aanvraag kan worden ingediend in de aanvraagperiode voor het vierde jaar van het subsidietijdvak.

  • 4.

    De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, kan per leefgebied niet hoger zijn dan het percentage dat als volgt wordt berekend:

    • a.

      aan de hand van de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel g, zoals door de subsidieontvanger ingediend voor het beheerjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de in het derde lid bedoelde aanvraagperiode wordt gepubliceerd, wordt het aantal hectares per activiteit dat in het betreffende leefgebied is uitgevoerd vermenigvuldigd met het tarief dat voor de betreffende activiteit is opgenomen in bijlage 4 zoals die bijlage luidde voor het beheerjaar waarin de in dit onderdeel bedoelde verantwoording is ingediend;

    • b.

      de uit onderdeel a resulterende bedragen worden per leefgebied opgeteld;

    • c.

      vervolgens worden per activiteit de in onderdeel a bedoelde hectares vermenigvuldigd met het tarief dat voor de betreffende activiteit is opgenomen in bijlage 4 zoals die bijlage luidt voor het beheerjaar waarvoor de in het derde lid bedoelde aanvraagperiode is opengesteld;

    • d.

      de uit onderdeel c resulterende bedragen worden per leefgebied opgeteld;

    • e.

      vervolgens wordt het verschil bepaald tussen het bedrag, bedoeld in onderdeel d en het bedrag, bedoeld in onderdeel b;

    • f.

      ten slotte wordt het verschil, bedoeld in onderdeel e, uitgedrukt in een percentage van het bedrag, bedoeld in onderdeel b.

  • 5.

    De aanvraag gaat per leefgebied vergezeld van een onderbouwing van het percentage waarmee de subsidieontvanger verzoekt de in artikel 3.7, eerste lid, bedoelde gemiddelde kosten per hectare leefgebied aan te passen, berekend overeenkomstig het vierde lid. In afwijking van het vierde lid, onderdeel c, mag de subsidieontvanger een tarief hanteren dat lager ligt dan het in dat onderdeel bedoeld tarief.

  • 6.

    Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gelijktijdig wordt ingediend met een aanvraag als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, onderdeel a of b, wordt eerst dit artikel toegepast.

  • 7.

    Een subsidieontvanger kan geen aanvraag als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, onderdelen c tot en met e, indienen indien hij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel indient.

H

Artikel 3.10 (Subsidieverlening) komt als volgt te luiden:

”De subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari. Gedeputeerde Staten kunnen ervoor kiezen de subsidie voor een periode van twaalf of achttien aaneengesloten kalenderjaren te verlenen.“

 

I

Na artikel 3.11a (Verplichtingen van de deelnemer) wordt het volgende artikel ingevoegd:

 

Artikel 3.11b Gebruik gegeotagde foto’s

  • 1.

    Ten behoeve van de controle op de naleving van voorwaarden en de uitvoering van het project kan aan de subsidieontvanger als bewijs daarvan een gegeotagde foto worden gevraagd als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) 2022/1173.

  • 2.

    De gegeotagde foto wordt binnen de gestelde termijn ingestuurd met een daarvoor door de minister beschikbaar gesteld middel.

J

Artikel 3.12 (Bevoorschotting en betaling), zevende lid, komt als volgt te luiden:

“Het uitrijden van vaste mest of bodemverbeteraars zijn elk ten hoogste subsidiabel voor eenmaal de oppervlakte van het betreffende perceel per kalenderjaar, ook al maakt de subsidieontvanger in dat kalenderjaar meerdere keren melding van het uitrijden van vaste mest of bodemverbeteraars op dat perceel.”

 

K

Artikel 3.12a (Voorziening liquiditeitsbehoefte subsidieontvanger) lid1 komt als volgt te luiden:

  • “1.

    Om te voorzien in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger, doen Gedeputeerde Staten, voorafgaande aan de in artikel 3.12 bedoelde voorschotbetaling, voor het betreffende jaar een betaling, waarbij geldt dat:

    • a.

      de betaling plaatsvindt tussen 16 oktober en 30 november van het kalenderjaar waarop de voorschotbetaling betrekking heeft;

    • b.

      de betaling 30% van de totale subsidie bedraagt die aan de subsidieontvanger per kalenderjaar is verleend;

    • c.

      Gedeputeerde Staten bij de voorschotbetaling, bedoeld in artikel 3.12, vierde lid, de betaling bedoeld in onderdeel a, in mindering brengen op het voorschot;

    • d.

      de aanvraag voor deze betaling gelijktijdig plaatsvindt met het indienen van de verantwoording als bedoeld in artikel 3.11 onder g.”

L

Artikel 3.13 (Wijziging subsidieverlening) wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In lid 3 onder a wordt na “artikel 3.4;” het woord “en” toegevoegd

  • 2.

    In lid 3 onder b wordt “; en” vervangen door een punt.

  • 3.

    Lid 3 onder c komt te vervallen.

M

Artikel 3.15 (Verlagen subsidies) komt als volgt te luiden:

“Gedeputeerde Staten geven uitvoering aan de artikelen 59, vijfde lid, 84, eerste lid, en 87 eerste lid van Verordening (EU) nr. 2021/2116.”

 

N

Bijlage 3 komt als volgt te luiden:

Bijlage 3

Deze bijlage is overeenkomstig artikel 7 lid 2 Bekendmakingswet bekend gemaakt en via de volgende link beschikbaar: https://www.officielebekendmakingen.nl/dc-2025-17114

(originele document is te downloaden op https://www.bij12.nl/onderwerp/natuursubsidies/snl/inhoud/regeling-en-verordening/agrarisch-natuurbeheer-anlb/)

 

O

Bijlage 4 komt als volgt te luiden

Bijlage 4

Deze bijlage is overeenkomstig artikel 7 lid 2 Bekendmakingswet bekend gemaakt en via de volgende link beschikbaar:https://www.officielebekendmakingen.nl/dc-2025-17115

(originele document is te downloaden op https://www.bij12.nl/onderwerp/natuursubsidies/snl/inhoud/regeling-en-verordening/agrarisch-natuurbeheer-anlb/)

ARTIKEL II inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst;

  • 2.

    Artikel I, onderdeel M, werkt terug tot 1 januari 2025.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Assen, 11 november 2025

Kenmerk 5.1/2025001510

Toelichting bij het besluit tot wijziging

Er zijn een aantal tekstuele en een aantal inhoudelijke wijzigingen in de SVNL2016 doorgevoerd ten opzichte van de versie SVNL2016 voor beheerjaar 2026. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder toegelicht.

 

ARTIKEL I Onderdeel A

Door deze wijziging kunnen gemeenten voor verkregen natuurpercelen ook subsidie ontvangen, mits daarvoor al beheersubsidie werd verleend aan andere partijen. Het artikel is aangepast zodat het verwijst naar het betreffende perceel en niet naar de voormalige subsidieontvanger. De regel is dat als er eerder voor het perceel subsidie is ontvangen, een gemeente die dat perceel in handen krijgt ook bij de doelgroep behoort.

 

ARTIKEL I Onderdeel B en E

In artikel 2.9 lid 4 onder e wordt een extra grondslag voor ontheffing van de openstellingsplicht toegevoegd. De wijziging in Onderdeel B legt vast dat ook de grondslag in artikel 2.9 lid 4 onder e niet langer dan 6 maanden toegepast mag worden om beroep te kunnen doen op de voorzieningsbijdrage zoals vastgelegd in artikel 2.4 lid 3.

De extra grondslag die via onderdeel E wordt toegevoegd stelt provincies in staat maatwerk te leveren door sneller en tussentijds te reageren op gewijzigde situaties in beheerde gebieden, omdat wijzigingen van het natuurbeheerplan (de uitzonderingsgrond onder d) in principe maar één keer per jaar plaatsvinden. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wijziging als gevolg van het vaststellen van een zoneringsplan. Voor het toepassen van deze nieuwe grondslag moet er wel natuurbeleid zijn waarnaar wordt verwezen in de beschikking en via dat beleid dan in te spelen op de lokale situatie.

 

ARTIKEL I Onderdeel D

Vanaf het jaar 2031 is er vanuit Uitvoeringsprogramma Natuur geen dekking meer voor de ophoging van de SVNL tarieven van 75% naar 84% van de kosten. Subsidies die 1 januari 2026 of later van start gaan krijgen hierdoor te maken met 2 verschillende tarieven: het tarief tot 2030 op basis van 84% en het tarief na 2031 op basis van 75%. Beide tarieven worden opgenomen in bijlage 1 van de SVNL met de betreffende jaartallen erbij.

In artikel 2.6 lid 1 wordt de berekening gegeven van de hoogte van de subsidie. Omdat er verschillende tarieven voor verschillende jaren gaan gelden, kan het jaarbedrag niet simpelweg meer vermenigvuldigd worden met de duur van de subsidie. De jaren met de verschillende tarieven moeten apart worden berekend en bij elkaar worden opgeteld. Dit geldt ook voor de bijdragen in verband met de activiteiten in lid 2.

 

ARTIKEL I Onderdeel G

In het kader van marktconforme en aantrekkelijke tarieven voor het ANLb gaan de beleidstarieven eens per drie jaar geactualiseerd worden op basis van nieuwe referenties. Het nieuwe artikel 3.7a maakt het mogelijk voor agrarische collectieven hun gemiddelde hectarekosten aan te passen in hun beschikking voor de jaren na de actualisatie van de beleidstarieven. De aanpassing wordt berekend aan de hand van de procentuele ophoging van de beleidstarieven door te berekenen in de gemiddelde hectare kosten per leefgebied van het agrarisch collectief. Indien een collectief kiest voor aanpassing van de kosten dient dit voor alle leefgebieden in de beschikking te gebeuren. De aanvraagformulieren voor uitbreiding/ophoging ANLb zijn aangepast op basis van dit artikel. Daarnaast wordt in het zesde en zevende lid aangegeven hoe een aanvraag als bedoeld in dit artikel zich verhoudt tot een zogenaamde uitbreidingsaanvraag in de zin van het bestaande artikel 3.13.

De onderhavige wijziging maakt deel uit van de vijfde herziening van het Nederlandse Nationaal Strategisch Plan (NSP). Deze herziening is goedgekeurd door de Europese Commissie.

 

ARTIKEL I Onderdeel I

Het gebruik van gegeotagde foto’s is een nieuwe ontwikkeling bij de controle en naleving van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Artikel 3.11b maakt de toepassing ervan mogelijk in het ANLb. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de applicatie die in opdracht van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voor dit doel is ontwikkeld.

 

ARTIKEL I Onderdeel J

In de praktijk is gebleken dat ook bodemverbeteraars meerdere keren per jaar worden opgebracht en ondergewerkt. Ook is het gebruik van andere vaste mest dan vaste strorijke mest (“ruige stalmest”) inmiddels toegestaan. Ter verduidelijking wordt nu expliciet bepaald dat het gebruik van vaste mest, niet zijnde vaste strorijke mest, en bodemverbeteraars slechts subsidiabel is voor één keer de oppervlakte van het betreffende perceel, ook al doet de subsidieontvanger meerdere keren per jaar een melding van het opbrengen en/of onderwerken van de vaste mest of bodemverbeteraar op dat perceel. Hiermee wordt aangesloten bij de werkwijze die reeds gold voor vaste strorijke mest.

 

ARTIKEL I Onderdeel K

Lid 1 van onderdeel J verandert de discretionaire bevoegdheid van de betaling in een verplichting. Dit is gedaan in het kader van een uniforme uitvoering van het ANLb door de provincies.

Lid 3 voegt het moment van aanvraag voor de betaling toe.

 

ARTIKEL I Onderdeel L

Momenteel is het alleen mogelijk om in het eerste en tweede jaar van het subsidietijdvak een uitbreidingsaanvraag in te dienen. Met het oog op de beoogde groei van het agrarisch natuurbeheer is het wenselijk dat deze mogelijkheid verruimd wordt.

De onderhavige wijziging maakt deel uit van de vijfde herziening van het Nederlandse Nationaal Strategisch Plan (NSP). Deze herziening is goedgekeurd door de Europese Commissie.

 

ARTIKEL I Onderdeel M

De wijziging ziet erop dat de sociale conditionaliteiten van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid vanaf 1 januari 2025 van toepassing zijn op het ANLb. Op basis van artikel 87 lid 1 van de Verordening (EU) 2021/2116 wordt de subsidie vanaf 2025 verlaagd als niet aan de sociale conditionaliteiten wordt voldaan. De sociale conditionaliteiten zijn door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur opgenomen in bijlage 4a van de Uitvoeringsregeling GLB 2023.

Omdat de uiterste datum van inwerkingtreding van de sociale conditionaliteiten dwingend voortvloeit uit artikel 14, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/2115, treedt dit onderdeel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 in werking.

Naar boven