Besluit tot wijziging van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016

[Een deel van de tekst van deze bekendmaking is overeenkomstig artikel 7 lid 2 Bekendmakingswet bekendgemaakt en hier beschikbaar: Bijlage 3 Koppeltabel en Bijlage 4 Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5.]

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1.10 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

 

Besluiten:

Vast te stellen een wijziging van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016.

Artikel I  

De Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In artikel 2.1, tweede lid, aanhef, wordt “voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen” vervangen door: voor zover voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, eerder subsidie is ontvangen.

 

B

In artikel 2.4, derde lid, wordt “artikel 2.9, vierde lid, onder a en d” vervangen door: artikel 2.9, vierde lid, onder a, d en e.

 

C

In artikel 2.4a, tweede lid, wordt “steun” vervangen door: staatssteun.

 

D

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, wordt bepaald door het aantal subsidiabele hectares van het desbetreffende natuurbeheertype, en het aantal subsidiabele hectares, meters of stuks van het desbetreffende landschapsbeheertype, te vermenigvuldigen met de tarieven voor de desbetreffende jaren, en de bedragen voor elk jaar binnen de subsidietermijn bij elkaar op te tellen.

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Indien van toepassing wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:

      • a.

        de tarieven voor de monitoringsbijdrage per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • b.

        de tarieven voor de voorzieningenbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • c.

        de tarieven voor de toezichtbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • d.

        de tarieven voor de schapenbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares; of

      • e.

        de tarieven voor de vaarbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • voor de desbetreffende jaren.

E

Artikel 2.9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel c wordt “, of” vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    In onderdeel d wordt de punt vervangen door: ; of

  • 3.

    Na onderdeel d wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • e.

      dat in de subsidiebeschikking is bepaald voor zover dat een basis heeft in provinciaal natuurbeleid.

F

Na artikel 3.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 3.7a Herziening gemiddelde kosten per hectare

  • 1.

    Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel kan een subsidieontvanger een aanvraag indienen tot aanpassing van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid.

  • 2.

    De aanvraag heeft betrekking op alle leefgebieden waarvoor reeds subsidie wordt ontvangen.

  • 3.

    De aanvraag kan worden ingediend in de aanvraagperiode voor het vierde jaar van het subsidietijdvak.

  • 4.

    De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, kan per leefgebied niet hoger zijn dan het percentage dat als volgt wordt berekend:

    • a.

      aan de hand van de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel g, zoals door de subsidieontvanger ingediend voor het beheerjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de in het derde lid bedoelde aanvraagperiode wordt gepubliceerd, wordt het aantal hectares per activiteit dat in het betreffende leefgebied is uitgevoerd vermenigvuldigd met het tarief dat voor de betreffende activiteit is opgenomen in bijlage 4 zoals die bijlage luidde voor het beheerjaar waarin de in dit onderdeel bedoelde verantwoording is ingediend;

    • b.

      de uit onderdeel a resulterende bedragen worden per leefgebied opgeteld;

    • c.

      vervolgens worden per activiteit de in onderdeel a bedoelde hectares vermenigvuldigd met het tarief dat voor de betreffende activiteit is opgenomen in bijlage 4 zoals die bijlage luidde voor het beheerjaar waarvoor de in het derde lid bedoelde aanvraagperiode is opengesteld;

    • d.

      de uit onderdeel c resulterende bedragen worden per leefgebied opgeteld;

    • e.

      vervolgens wordt het verschil bepaald tussen het bedrag, bedoeld in onderdeel d, en het bedrag, bedoeld in onderdeel b; en

    • f.

      ten slotte wordt het verschil, bedoeld in onderdeel e, uitgedrukt in een percentage van het bedrag, bedoeld in onderdeel b.

  • 5.

    De aanvraag gaat per leefgebied vergezeld van een onderbouwing van het percentage waarmee de subsidieontvanger verzoekt de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, aan te passen, berekend overeenkomstig het vierde lid. In afwijking van het vierde lid, onderdeel c, mag de subsidieontvanger een tarief hanteren dat lager ligt dan het in dat onderdeel bedoeld tarief.

  • 6.

    Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gelijktijdig wordt ingediend met een aanvraag als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, onderdeel a of b, wordt eerst dit artikel toegepast.

  • 7.

    Een subsidieontvanger kan geen aanvraag als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, onderdelen c tot en met e, indienen, indien hij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel indient.

G

Na artikel 3.11a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 3.11b Gebruik gegeotagde foto’s

  • 1.

    Ten behoeve van de controle op de naleving van voorwaarden en de uitvoering van het project kan aan de subsidieontvanger als bewijs daarvan een gegeotagde foto worden gevraagd als bedoeld in artikel 11 van de Verordening (EU) nr. 2022/1173.

  • 2.

    De gegeotagde foto wordt binnen de gestelde termijn ingestuurd met een daarvoor door de minister beschikbaar gesteld middel.

H

Artikel 3.12, zevende lid, komt als volgt te luiden:

  • 7.

    Het uitrijden van vaste mest of bodemverbeteraars zijn elk ten hoogste subsidiabel voor eenmaal de oppervlakte van het betreffende perceel per kalenderjaar, ook al maakt de subsidieontvanger in dat kalenderjaar meerdere keren melding van het uitrijden van vaste mest of bodemverbeteraars op dat perceel.

I

Artikel 3.12a, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Om te voorzien in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger, doen Gedeputeerde Staten, voorafgaande aan de in artikel 3.12 bedoelde voorschotbetaling, voor het betreffende jaar een betaling, waarbij geldt dat:

    • a.

      de betaling plaatsvindt tussen 16 oktober en 30 november van het kalenderjaar waarop de voorschotbetaling betrekking heeft;

    • b.

      de betaling 30% van de totale subsidie bedraagt die aan de subsidieontvanger per kalenderjaar is verleend;

    • c.

      Gedeputeerde Staten bij de voorschotbetaling, bedoeld in artikel 3.12, vierde lid, de betaling, bedoeld in onderdeel a, in mindering brengen op het voorschot; en

    • d.

      de aanvraag voor deze betaling gelijktijdig plaatsvindt met het indienen van de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder g.

J

Artikel 3.13, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt na “subsidievereisten” een komma ingevoegd en wordt na “artikel 3.4;” ingevoegd: en

  • 2.

    In onderdeel b wordt “; en” vervangen door een punt.

  • 3.

    Onderdeel c vervalt.

K

Artikel 3.15 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.15 Verlagen subsidies

Gedeputeerde Staten geven uitvoering aan de artikelen 59, vijfde lid, 84, eerste lid, en 87, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/2116.

 

L

Bijlagen 3 en 4 worden vervangen door bijlagen 3 en 4 bij dit wijzigingsbesluit.

Artikel II  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Artikel I, onderdeel K, werkt terug tot en met 1 januari 2025.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Daniël Wigboldus

Commissaris van de Koning

Johan Osinga

Secretaris

Toelichting bij het besluit tot wijziging

Elk jaar wordt de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer geëvalueerd, door de uitvoerders en door de beleidsmakers. Het resultaat daarvan wordt meegenomen in de wijziging van de landelijke modelverordening, die de basis vormt voor de jaarlijkse wijziging en de openstelling door provincies voor het eerstvolgende beheerjaar. Er zijn een aantal tekstuele en een aantal inhoudelijke wijzigingen in de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder toegelicht.

 

Artikel I Onderdeel A

Door deze wijziging kunnen gemeenten voor verkregen natuurpercelen ook subsidie ontvangen, mits daarvoor al beheersubsidie werd verleend aan andere partijen. Het artikel is aangepast zodat het verwijst naar het betreffende perceel en niet naar de voormalige subsidieontvanger. De regel is dat als er eerder voor het perceel subsidie is ontvangen, een gemeente die dat perceel in handen krijgt ook bij de doelgroep behoort.

 

Artikel I Onderdeel B en E

In artikel 2.9, vierde lid, onder e wordt een extra grondslag voor ontheffing van de openstellingsplicht toegevoegd. De wijziging in Onderdeel B legt vast dat ook de grondslag in artikel 2.9, vierde lid, onder e niet langer dan 6 maanden toegepast mag worden om beroep te kunnen doen op de voorzieningsbijdrage zoals vastgelegd in artikel 2, derde lid.

De extra grondslag die via onderdeel E wordt toegevoegd stelt provincies in staat maatwerk te leveren door sneller en tussentijds te reageren op gewijzigde situaties in beheerde gebieden, omdat wijzigingen van het natuurbeheerplan (de uitzonderingsgrond onder d) in principe maar één keer per jaar plaatsvinden. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wijziging als gevolg van het vaststellen van een zoneringsplan. Voor het toepassen van deze nieuwe grondslag moet er wel natuurbeleid zijn waarnaar wordt verwezen in de beschikking en via dat beleid dan in te spelen op de lokale situatie.

 

Artikel I Onderdeel D

Vanaf het jaar 2031 is er vanuit Uitvoeringsprogramma Natuur geen dekking meer voor de ophoging van de SVNL tarieven van 75% naar 84% van de kosten. Subsidies die 1 januari 2026 of later van start gaan krijgen hierdoor te maken met 2 verschillende tarieven: het tarief tot 2030 op basis van 84% en het tarief na 2031 op basis van 75%. Beide tarieven worden opgenomen in bijlage 1 van het openstellingsbesluit met de betreffende jaartallen erbij.

In artikel 2.6, eerste lid, wordt de berekening gegeven van de hoogte van de subsidie. Omdat er verschillende tarieven voor verschillende jaren gaan gelden, kan het jaarbedrag niet simpelweg meer vermenigvuldigd worden met de duur van de subsidie. De jaren met de verschillende tarieven moeten apart worden berekend en bij elkaar worden opgeteld. Dit geldt ook voor de bijdragen in verband met de activiteiten in lid 2.

 

Artikel I Onderdeel F

In het kader van marktconforme en aantrekkelijke tarieven voor het ANLb gaan de beleidstarieven eens per drie jaar geactualiseerd worden op basis van nieuwe referenties. Het nieuwe artikel 3.7a maakt het mogelijk voor agrarische collectieven hun gemiddelde hectarekosten aan te passen in hun beschikking voor de jaren na de actualisatie van de beleidstarieven. De aanpassing wordt berekend aan de hand van de procentuele ophoging van de beleidstarieven door te berekenen in de gemiddelde hectare kosten per leefgebied van het agrarisch collectief. Indien een collectief kiest voor aanpassing van de kosten dient dit voor alle leefgebieden in de beschikking te gebeuren. De aanvraagformulieren voor uitbreiding/ophoging ANLb zijn aangepast op basis van dit artikel. Daarnaast wordt in het zesde en zevende lid aangegeven hoe een aanvraag als bedoeld in dit artikel zich verhoudt tot een zogenaamde uitbreidingsaanvraag in de zin van het bestaande artikel 3.13.

 

Artikel I Onderdeel G

Het gebruik van gegeotagde foto’s is een nieuwe ontwikkeling bij de controle en naleving van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Artikel 3.11b maakt de toepassing ervan mogelijk in het ANLb. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de applicatie die in opdracht van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voor dit doel is ontwikkeld.

 

Artikel I Onderdeel H

In de praktijk is gebleken dat ook bodemverbeteraars meerdere keren per jaar worden opgebracht en ondergewerkt. Ook is het gebruik van andere vaste mest dan vaste strorijke mest (“ruige stalmest”) inmiddels toegestaan. Ter verduidelijking wordt nu expliciet bepaald dat het gebruik van vaste mest, niet zijnde vaste strorijke mest, en bodemverbeteraars slechts subsidiabel is voor één keer de oppervlakte van het betreffende perceel, ook al doet de subsidieontvanger meerdere keren per jaar een melding van het opbrengen en/of onderwerken van de vaste mest of bodemverbeteraar op dat perceel. Hiermee wordt aangesloten bij de werkwijze die reeds gold voor vaste strorijke mest.

 

Artikel I Onderdeel I

Het eerste lid van onderdeel I verandert de discretionaire bevoegdheid van de betaling in een verplichting. Dit is gedaan in het kader van een uniforme uitvoering van het ANLb door de provincies. In Gelderland wordt hiervoor geen aanvraagprocedure opgezet. Het is aan de provincie om in onderling overleg met de subsidieontvanger (het collectief) te bepalen of er bij laatstgenoemde behoefte is aan deze betaling.

Onderdeel d voegt het moment van aanvraag voor de betaling toe.

 

Artikel I Onderdeel J

Momenteel is het alleen mogelijk om in het eerste en tweede jaar van het subsidietijdvak een uitbreidingsaanvraag in te dienen. Met het oog op de beoogde groei van het agrarisch natuurbeheer is het wenselijk dat deze mogelijkheid verruimd wordt.

 

Artikel I Onderdeel K en artikel II, tweede lid

De wijziging ziet erop dat de sociale conditionaliteiten van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid vanaf 1 januari 2025 van toepassing zijn op het ANLb. Op basis van artikel 87, eerste lid van de Verordening (EU) 2021/2116 wordt de subsidie vanaf 2025 verlaagd als niet aan de sociale conditionaliteiten wordt voldaan. De sociale conditionaliteiten zijn door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur opgenomen in bijlage 4a van de Uitvoeringsregeling GLB 2023.

Omdat de uiterste datum van inwerkingtreding van de sociale conditionaliteiten dwingend voortvloeit uit artikel 14, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/2115, treedt dit onderdeel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 in werking.

Bijlage 3 Koppeltabel

 

Bijlage 3 Koppeltabel

Bijlage 4 Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5

 

Bijlage 4 Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5

Naar boven