Wijziging Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen mee dat het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022 als volgt is gewijzigd:

Artikel I  

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1.2 Geldigheid van de regels in het Uitvoeringsbesluit

In lid 1 komen te vervallen:

  • -

    Samenwerkingsovereenkomst Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022;

  • -

    Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel;

  • -

    Subsidieverordening Innovatiefonds Overijssel II B.V.;

  • -

    Subsidieverordening Innovatiekrediet Overijssel;

  • -

    Wet personenvervoer 2000.

Artikel 1.1.3 Betekenis van begrippen

Onder Algemene begrippen komt te vervallen het begrip ‘Provinciaal Programma Landelijk gebied (PPLG): de provinciale uitwerking van het hoofddoel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In het PPLG Overijssel zal de provincie uiterlijk 1 juli 2023 aan het Rijk aangeven hoe zij samen met haar partners invulling geeft aan het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied.’

 

In het begrip Algemene De-minimisverordening wordt de tweede zin gewijzigd in: Het is de Verordening (EU) van 13 december 2023, met nummer 2023/2831 en publicatienummer L 352/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

 

Onder Wet- en regelgeving wordt toegevoegd tussen ‘Algemene De-minimisverordening’ en ‘De-minimisverordening Landbouw’:

De-minimisverordening DAEB: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen aan diensten van algemeen economisch belang (DAEB) verrichtende ondernemingen, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 13 december 2023, met nummer 2023/2832 en publicatienummer L 2832, en alle daaropvolgende wijzigingen EUR-Lex - 02023R2832-20231215 - EN - EUR-Lex.

 

Onder Ondernemingen wordt in de zin ‘Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming in moeilijkheden verkeert, wordt gekeken naar de definitie zoals opgenomen in artikel 2 lid 18 van de AGVV of in artikel 2 lid 14 van de LVV.’ het nummer ‘14’ gewijzigd in: 56

 

Artikel 1.2.10 Staatssteun

De tekst bij lid 4 komt als volgt te luiden:

  • 4.

    Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening, De-minimisverordening Landbouw, De-minimisverordening DAEB of De-minimisverordening Visserij. De aanvrager en zijn moeder-, zuster- en dochterondernemingen mag dan samen over een periode van drie jaar maximaal de volgende financiële bijdrage van medeoverheden ontvangen:

In lid 4 onderdeel a wordt ‘€ 20.000,-’ vervangen door: € 50.000,-.

 

In lid 4 onderdeel c wordt ‘[vervallen]’ vervangen door: € 750.000,- voor een onderneming die belast is met een DAEB.

 

2.10 Klimaatadaptatiemaatregelen werkregio RIVUS

 

Artikel 2.10.8 Subsidieaanvraag

Lid 3. De tweede zin komt te vervallen.

 

2.11 Klimaatadaptatiemaatregelen 2021-2027

 

Artikel 2.11.8 Subsidieaanvraag

Lid 3. De tweede zin komt te vervallen.

 

2.13 Langer zelfstandig wonen

 

Artikel 2.13.8 Subsidieaanvraag

Lid 5 onderdeel c komt te vervallen.

Lid 6 onderdeel c komt te vervallen.

 

Artikel 2.13.12 Staatssteun

Lid 4 komt als volgt te luiden:

  • 4.

    Als de aanvrager meer dan € 750.000,- subsidie aanvraagt voor realisatie van zorggeschikte woningen of een ontmoetingsruimte, dan moet de subsidieverlening voldoen aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit.

Lid 5 komt als volgt te luiden:

Dit betekent dat bij de aanvraag een begroting van de kosten en inkomsten van de activiteiten moet worden meegestuurd. Het subsidiebedrag, zijnde het compensatiebedrag voor het uitvoeren van de DAEB, is niet hoger dan hetgeen noodzakelijk is om de netto-kosten van het uitvoeren van de DAEB te dekken.

 

3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Artikel 3.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 3 sub c: ‘gas’wordt vervangen door: aardgas

en na de laatste zin wordt toegevoegd:

Hierbij gelden de volgende uitzonderingen: Een erkende maatregel kan alsnog voor subsidie in aanmerking komen indien: a. De aanvrager een lager energieverbruik heeft en om die reden voor elektriciteit en/of aardgas niet onder de Wet Milieubeheer valt óf b. In de rapportage is onderbouwd dat de erkende maatregel bij de aanvrager een hogere terugverdientijd dan 5 jaar kent.

 

Lid 4 sub e komt als volgt te luiden:

  • e.

    In het onderzoek staat:

     

    • 1.

      Het aardgas- en elektriciteitsverbruik van de aanvrager en of deze voor elektriciteit- en/of aardgas onder de Wet- milieubeheer valt.

    • 2.

      Een zo volledig mogelijk beeld met mogelijke energiebesparingsmaatregelen waarbij gebruik kan worden gemaakt van de erkende maatregelen en de energiebesparende maatregelen die staan op de energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale Energie Investering Aftrekregeling (EIA) in aanmerking komen. Beide lijsten zijn te vinden op de website van de RVO.

Erkende maatregelen in beginsel een terugverdientijd hebben van minder dan 5 jaar en dat deze voor aanvragers die onder de Wet- milieubeer vallen verplicht zijn, mits er in de rapportage onderbouwd is waarom bij de aanvrager de terugverdientijd hoger is dan 5 jaar.

 

Maatregelen die op de energielijst staan te allen tijde een terugverdientijd van 5 jaar of hoger hebben.

 

3.14 Sprinten naar een duurzaam bedrijventerrein

 

Artikel 3.14.8 Subsidieaanvraag

Lid 1: ‘6 maanden’ wordt vervangen door: 8 maanden

 

Artikel 3.14.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Sub c wordt toegevoegd:

  • c.

    de jaren 2025 tot en met 2027.

Na paragraaf 3.19 wordt een nieuwe paragraaf 3.20 toegevoegd:

 

3.20 Programmeringsafspraken wind op land

Artikel 3.20.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Programmeringsafspraken: de afspraken tussen gemeente en provincie over waar, wanneer, en hoeveel energie er maximaal opgewekt mag worden door middel van wind op land.

Artikel 3.20.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de opwekking van hernieuwbare energie. Dit doet de provincie door een financiële stimulans te geven aan gemeenten die uitvoering geven aan de programmeringsafspraken voor het realiseren van windenergie.

 

Artikel 3.20.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      het stimuleren van lokaal eigendom van windturbines,

    • b.

      het uitbreiden van projectleiderscapaciteit of andere werkzaamheden om de programmeringsafspraken wind uit te voeren; of

    • c.

      het organiseren van participatie- en communicatie rond de realisering van windturbines.

  • 2.

    De aanvrager heeft de programmeringsafspraken wind getekend. Een overzicht van gemeenten die programmeringsafspraken hebben getekend is te vinden in het Provinciaal Programma Energiestrategie, paragraaf 3.2 (Provinciaal blad 2024, 15891 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen).

  • 3.

    De activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel.

Artikel 3.20.4 Aanvrager

  • 1.

    De aanvrager is een gemeente in Overijssel

  • 2.

    Een aanvrager kan ook een aanvraag indienen namens een andere gemeente die de programmeringsafspraken wind heeft getekend als sprake is van gezamenlijke programmeringsafspraken.

Artikel 3.20.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie is een vast bedrag per te realiseren gigawattuur aan windenergie. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

  • 2.

    Kosten vanaf 9 oktober 2024 zijn subsidiabel. Artikel 1.2.3 lid 1 is niet van toepassing.

Artikel 3.20.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is € 500,- per te realiseren gigawattuur op basis van de getekende programmeringsafspraken.

 

Artikel 3.20.7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag kan tot 1 december 2025 worden ingediend.

  • 2.

    De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier 3.20 Programmeringsafspraken wind op land.

  • 3.

    De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 3.20.8 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor het jaar 2025.

 

Artikel 3.20.9 Vaststelling van de subsidie

De subsidie wordt zonder voorafgaande subsidieverlening vastgesteld. Artikel 1.2.21 lid 8 is van toepassing.

 

Artikel 3.20.10 Geen staatssteun

De subsidie aan gemeenten wordt niet als staatssteun gezien.

 

Artikel 3.20.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

 

4.1 Faunabeheereenheden

 

Artikel 4.1.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 3 komt als volgt te luiden:

Exploitatiekosten bestaande uit de vaste kosten van personeel, gebouwen en inventaris zijn subsidiabel. Dit is in afwijking van artikel 1.2.5 lid 2 en 3 en artikel 1.2.6 tot en met 1.2.9. Artikel 1.2.5 lid 1 is wel van toepassing. De exploitatiekosten kunnen niet afzonderlijk opgevoerd worden, als deze kosten ook al meegenomen zijn bij de berekening van de personeelskosten of kosten derden.

 

4.22 Wolf- en goudjakhals preventieve middelen

 

Artikel 4.22.15 Geen staatssteun

 

Dit artikel komt als volgt te luiden:

 

Artikel 4.22.15 Staatssteun

De subsidie voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 14 van de LVV.

 

4.29 Omschakeling naar biologische melkveehouderijen

 

Artikel 4.29.2 Doel van de subsidieregeling

Na ‘productie’ wordt toegevoegd: of die al in omschakeling zijn

 

Artikel 4.29.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de omschakeling naar biologische productie;

    • b.

      de voortzetting van de omschakeling naar biologische productie.

Lid 6: vervallen

 

Artikel 4.29 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.29.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie is maximaal € 250,- per jaar per hectare areaal dat omgeschakeld wordt naar biologisch.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt voor maximaal 2 jaar.

  • 3.

    De subsidie voor de omschakeling naar biologische productie wordt verleend, vanaf het moment dat er een aanmelding is gedaan voor een Skal-certificering en de ontvangst daarvan schriftelijk is bevestigd tot en met de datum waarop de Skal-certificering is ontvangen.

  • 4.

    De subsidie voor de voortzetting van de omschakeling naar biologische productie wordt verleend vanaf het moment dat de subsidie is aangevraagd bij de provincie en de provincie de schriftelijke bevestiging van de aanmelding voor een Skal-certificering heeft ontvangen tot en met de datum waarop de Skal-certificering is ontvangen.

Artikel 4.29.9 Aanvullende verplichtingen

Eerste ‘b’: het woord 'binnen’ wordt vervangen door: uiterlijk

Tweede ‘b’ wordt aangepast naar c.

De huidige c. wordt aangepast naar d.

 

Na paragraaf 4.29 wordt paragraaf 4.30 wordt toegevoegd:

4.30 Stimuleren weidegang melkveehouders

 

Artikel 4.30.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Weidegang: het laten begrazen door koeien van graslanden in de melkveehouderij.

  • -

    Melkveehouderij: veehouderijonderneming waar melkkoeien worden gehouden voor de primaire productie van melk.

  • -

    Huiskavel: samenstel van aaneengesloten percelen, erf met stallen en weilanden waarop de beweiding plaats kan vinden, dat wordt begrensd door de percelen in gebruik bij derden of door niet overschrijdbare openbare wegen en waterwegen.

  • -

    Areaal: Qlip controleert verlengde weidegang voor basis van een certificeringsschema die ontwikkeld is door stichting Weidegang voor de eco-regeling.

Artikel 4.30.2 Doel van de subsidieregeling

De provincie wil met deze subsidieregeling bijdragen aan de reductie van de stikstof- en methaanemissie door melkveehouderijondernemingen te stimuleren tot verlengde weidegang.

 

Artikel 4.30.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor minimaal 2501 uren weidegang per jaar.

  • 2.

    De activiteiten voldoen aan alle voorwaarden van de eco-activiteit verlengde weidegang categorie 2, zoals opgenomen zoals opgenomen op www.stichtingweidegang. Het gaat dan om bijvoorbeeld de volgende voorwaarden:

    • a.

      de weide-uren worden geregistreerd in een digitale weidekalender. Hiervoor moet de subsidieaanvrager zich jaarlijks aanmelden voor de ‘Eco-activiteit verlengde weidegang voor melkleverende bedrijven’ bij Qlip;

    • b.

      er is sprake van maximaal 3 melkgevende koeien per hectare beweidbare huiskavel.

  • 3.

    De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de aanvrager een uitvoeringsovereenkomst sluit met de provincie voor een periode van 4 jaren, namelijk 2025 tot en met 2028, gericht op verlengde weidegang voor minimaal 2501 weidegang-uren per jaar;

    • b.

      de aanvrager toestemming geeft dat de provincie jaarlijks een opgave van de daadwerkelijk aantal uren weidegang op vraagt bij Qlip;

    • c.

      de subsidieverlening leidt tot meer uren weidegang per jaar ten opzichte van het jaar voor de subsidieverlening, zijnde 2024.

  • 4.

    Als in de nationale wet- en regelgeving of in het recht van de Europese Unie nieuwe voorschriften in werking treden waardoor weidegang niet langer als bovenwettelijk is te beschouwen, komen de kosten van weidegang vanaf dat moment niet meer voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.30.4 Aanvrager

De aanvrager is een melkveehouderijonderneming die volgens het Handelsregister geregistreerd is onder SBI-code 01.41 Fokken en houden van melkvee of 01.41.1 Houden van melkvee. Ondernemingen met SBI-code 01.41.2 kunnen geen aanvraag indienen.

 

Artikel 4.30.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor de extra kosten en gederfde inkomsten en is een vast bedrag per jaar per hectare areaal.

  • 2.

    De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.30.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt berekend op basis van Tabel 1.

  • 2.

    Bij subsidieverlening is de berekening zoals genoemd in artikel 4.30.10 van toepassing.

  • 3.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van dezelfde berekening zoals genoemd in artikel 4.30.10, maar dan op basis van het aantal daadwerkelijk gerealiseerde uren weidegang.

Artikel 4.30.7 Aanvraag

  • 1.

    De aanmelding voor deelname kan ingediend worden vanaf 10 februari 2025 en moet uiterlijk 15 juni 2025 voor 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2.

    De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren weidegang melkveehouders.

  • 3.

    De aanvrager levert aanvullend de gecombineerde opgave in waaruit het aantal hectares areaal blijkt. 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.30.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2027.

 

Artikel 4.30.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    uiterlijk 12 weken na datum van de subsidieverlening de uitvoeringsovereenkomst te tekenen en te versturen naar de provincie;

  • b.

    tijdens de uitvoering doorlopend het aantal uren weidegang te registreren;

  • c.

    jaarlijks een aanmelding te doen bij Qlip voor deelname aan de Eco-activiteit weiden variant 2 via Eco Activiteit;

  • d.

    jaarlijks voor 31 december een bewijsstuk van Qlip in te dienen bij de provincie, waaruit het aantal daadwerkelijk geweide uren blijkt. Dit kan via Indienen wijzigingsverzoek - Loket provincie Overijssel

    In 2028 moet dit bewijsstuk van Qlip ingediend worden uiterlijk op 1 december 2028;

  • e.

    een melding te doen bij de provincie als het aantal hectaren wijzigt of als sprake is van andere relevante wijzigingen. Artikel 1.3.3 is van toepassing.

  • f.

    geen chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken, tenzij ziekten en plagen opsteken.

Artikel 4.30.10 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt in 2025 verleend voor de gehele subsidieperiode op basis van het hectare x 4 jaar x de maximale subsidie van € 250,- per ha.

  • 2.

    De subsidieperiode start op het moment van de aanvraag in 2025 en eindigt op 1 december 2028.

  • 3.

    Als de vergoeding op basis van de eco-regeling van maximaal € 200,- wordt verlaagd dan kunnen Gedeputeerde Staten de in het eerste lid genoemde subsidie van € 250,- verhogen tot maximaal tot maximaal € 450,-.

  • 4.

    Als de vergoeding op basis van de eco-regeling van maximaal € 200,- wordt verhoogd kunnen Gedeputeerde Staten de maximale subsidie van € 250,- per hectare per jaar verlagen zodat de totale vergoeding per ha niet meer is dan € 450,-.

  • 5.

    Als de subsidieaanvrager deelneemt aan de subsidieregeling ‘4.24 Proefproject belonen duurzame landbouwers Overijssel 2025-2028’, dan wordt de subsidie van maximaal € 500,- die een melkveehouderij ontvangt op basis van subsidieregeling 4.24 in mindering gebracht op de subsidie die ontvangen wordt op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.30.11 Bevoorschotting

  • 1.

    Er wordt jaarlijks een voorschot uitbetaald op basis van de daadwerkelijk geweide uren van het jaar ervoor, blijkend uit de opgave zoals genoemd in artikel 4.30.9 onderdeel d.

  • 2.

    Het voorschot voor het laatste jaar, zijnde 2028, wordt uiterlijk 31 december 2028 uitbetaald.

Artikel 4.30.12 Vaststelling

De subsidie wordt, samen met de laatste voorschotuitbetaling in 2028 ambtshalve vastgesteld. Artikel 1.2.20 lid 4 en artikel 1.2.21 lid 3 zijn niet van toepassing.

 

Artikel 4.30.13 Staatssteun

  • 1.

    De subsidie voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 34 van de LVV. Op basis van artikel 34 LVV is de steun van alle overheden samen per hectare maximaal € 450,-.

  • 2.

    Voor deze activiteit mag geen steun gegeven zijn door een andere overheid, met uitzondering van steun op grond van de eco-regeling van maximaal € 200,- per jaar per hectare areaal en de subsidie op basis van ‘4.24 Proefproject belonen duurzame landbouwers Overijssel 2025-2028’.

Artikel 4.30.14 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

 

Tabel 1: berekening hoogte van de subsidie

Uren weidegang  

Subsidie per hectare  

Aantal hectares areaal  

 

Maximum per melkveehouder per jaar  

2501 tot en met 2600 

€ 160,- 

Maximaal 75 

€ 12.000,- 

27601 tot en met 2700 

€ 170,-  

Maximaal 75 

€ 12.750,- 

2701 tot en met 2800 

€ 180,-  

Maximaal 75 

€ 13.500,- 

2801 tot en met 2900 

€ 190,-  

Maximaal 75 

€ 14.250,- 

2901 tot en met 3000 

€ 200,- 

Maximaal 75 

€ 15.000,- 

3001 tot en met 3100 

€ 210,- 

Maximaal 75 

€ 15.750,- 

3101 tot en met 3200 

€ 220,-  

Maximaal 75 

€ 16.500,- 

3201 tot en met 3300 

€ 230,- 

Maximaal 75 

€ 17.250,- 

3301 tot en met 3400 

€ 240,-  

Maximaal 75 

€ 18.000,- 

3401 en meer  

€ 250,-  

Maximaal 75 

€ 18.750,- 

 

4.36 Omschakeling PAS-melders naar een niet-agrarisch bedrijf

Aan artikel 4.36.1 wordt na “N-emissie” een begripsbepaling toegevoegd:

  • -

    Omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet, waaronder een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA).

Artikel 4.36.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.36.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie PAS-melders stimuleren om geheel of gedeeltelijk om te schakelen naar een niet-agrarische activiteit of productie die niet leidt tot stikstofdepositie op een Natura 2000 gebied.

 

Artikel 4.36.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 2 onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b.

    de omschakeling en de activiteiten van de aanvrager na omschakeling leiden niet tot stikstofdepositie op een Natura 2000 gebied;

Lid 4 onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b.

    indien van toepassing: de benodigde omgevingsvergunning voor de omschakeling en de activiteiten na omschakeling wordt verkregen door de aanvrager.

Artikel 4.36.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.36.7 Bevoorschotting

Als een omgevingsvergunning nodig is voor de omschakeling en de activiteiten na de omschakeling, wordt het eerste voorschot pas verleend nadat de omgevingsvergunning is ontvangen door de provincie.

 

Artikel 4.36.9 Subsidieaanvraag

Lid 4 onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b.

    een berekening uit de meest recente versie van AERIUS-calculator waaruit blijkt dat de omschakeling en de activiteiten na omschakeling niet leiden tot stikstofdepositie op een Natura2000 gebied.

Lid 4 onderdeel d: vervallen

 

Artikel 4.36.10 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.36.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht om de activiteiten voor 31 december 2026 uitgevoerd te hebben en het resultaat in stand te houden.

  • 2.

    De op de locatie vrijkomende N-depositie wordt beschikbaar gesteld voor de SSRS-bank, als bedoeld in art. 17a.6 van de Omgevingsregeling.

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 31, eerste lid van de Meststoffenwet wordt een kennisgeving gedaan van de vervallen productierechten.

  • 4.

    Indien van toepassing, zijn de eventuele verplichte meldingen ingediend of omgevingsvergunningen verkregen.

Artikel 4.36.11 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.36.11 Staatssteun

  • 1.

    Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 2.

    Als sprake is van een gedeeltelijke omschakeling naar een niet-agrarische activiteit, moet de aanvrager een gescheiden financiële administratie voeren tussen de niet-agrarische en agrarische activiteiten. De ontvangen subsidie mag niet toekomen aan agrarische activiteiten.

4.37 Omschakeling PAS-melders naar een ander type agrarisch bedrijf

 

Aan artikel 4.37.1 worden na “N-depositie” twee begripsbepalingen toegevoegd:

  • -

    Niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf.

  • -

    Omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet, waaronder een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA).

Artikel 4.37.2 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 4.37.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie PAS-melders stimuleren om geheel of gedeeltelijk om te schakelen naar een andere agrarische activiteit of productie die niet leidt tot stikstofdepositie op een Natura 2000 gebied.

 

Artikel 4.37.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 2 onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b.

    de omschakeling en de activiteiten van de aanvrager na omschakeling leiden niet tot stikstofdepositie op een Natura 2000 gebied;

Lid 3 onderdeel a: het woord ‘niet’ vervalt

Lid 4 onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b.

    indien van toepassing: de benodigde omgevingsvergunning voor de omschakeling en de activiteiten na de omschakeling wordt verkregen door de aanvrager.

Artikel 4.37.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.37.7 Bevoorschotting

Als een omgevingsvergunning nodig is voor de omschakeling, wordt het eerste voorschot pas verleend nadat de omgevingsvergunning is ontvangen door de provincie.

 

Artikel 4.37.9 Aanvraag

Lid 4 onderdeel c komt als volgt te luiden:

  • c.

    een berekening uit de meest recente versie van AERIUS-calculator waaruit blijkt dat de omschakeling en de activiteiten na de omschakeling niet leiden tot stikstofdepositie op een Natura2000 gebied;

Artikel 4.37.10 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.37.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht om de activiteiten voor 31 december 2026 uitgevoerd te hebben binnen en het resultaat in stand te houden.

  • 2.

    De op de locatie vrijkomende N-depositie wordt beschikbaar gesteld voor de SSRS-bank, als bedoeld in art. 17a.6 van de Omgevingsregeling.

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 31, eerste lid van de Meststoffenwet wordt een kennisgeving gedaan van de vervallen productierechten.

  • 4.

    Indien van toepassing, zijn de eventuele verplichte meldingen ingediend of omgevingsvergunningen verkregen.

4.38 Investeringen duurzame landbouw Overijssel

 

Artikel 4.38.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 1 onderdeel b: vervallen

Lid 2 onderdeel c punt 2: vervallen

Lid 7: vervallen

 

Artikel 4.38.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.38.4 Aanvrager

De aanvrager is een landbouwonderneming en een Mkb-onderneming.

 

Artikel 4.38.6 Hoogte van de subsidie

Lid 1: in de eerste en tweede zin wordt na ‘investering’ toegevoegd: en per aanvrager

Lid 4 komt als volgt te luiden:

  • 4.

    Een onderneming kan per investering en per type installatie of apparaat, zoals een mestrobot, maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.38.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Lid 2 onderdeel a: ‘vrijloop-en potstallen’ vervalt

Lid 3 onderdeel b: vervallen

 

Artikel 4.38.12 Looptijd

‘3o’ vervangen door: 30

 

Tabel 1 Investeringslijst

Rij 2 ‘vrijloop-en potstallen’ komt geheel te vervallen

 

Een nieuwe paragraaf 4.39 wordt toegevoegd

 

4.39 Beleid transformatie agrarische bebouwing, erven en gronden

Artikel 4.39.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

 

  • -

    Agrarisch erf: het betreft een begrensd stuk grond waarop de boerderij (of voormalige boerderij) - vaak een boerderijtype - schuren, stallen, mestsilo, kuilvoerplaten, tuinen en eventueel andere bouwwerken in een samenhangend geheel aanwezig zijn. Het agrarisch erf is door beplanting, hekken of een sloot gewoonlijk afgescheiden van de rest van het akker- of weideland. Het perceel of de percelen die het agrarisch erf vormen hebben in het huidige omgevingsplan de functie agrarisch (bedrijf) of deze is al gewijzigd naar wonen of wonen-vab.

  • -

    Benuttingsgebieden: dit zijn gebieden waar eigenaren van erven waar stallen worden gesloopt (herkomstgebieden) hun (resterende) schuifrechten kunnen gebruiken voor de ontwikkeling van woningen.

  • -

    Erftransformatie: transformatie van één erf of meerdere erven en bijbehorende gronden om mogelijkheden voor natuurontwikkeling en natuurinclusieve manieren van agrarisch gebruik in combinatie met wonen mogelijk te maken. Erftransformaties maken het mogelijk om biodiversiteit en natuurwaarden te herstellen of te verbeteren, de stikstofemissie te verlagen, het landschap te versterken en tegelijk economisch perspectief te bieden voor de betreffende agrariërs.

  • -

    Gemeentelijke bouwsteen: geeft op visieniveau aan hoe tegen VAB en erftransformatie in het landelijk gebied wordt aangekeken.

  • -

    Herkomstgebieden: Dit zijn agrarische erven waar sloopmeters niet kunnen of mogen worden gebruikt voor woningbouw (of andere economische ontwikkelingen).

  • -

    Instrument: instrument als opgenomen in de Omgevingswet. De Omgevingswet heeft 6 kerninstrumenten voor het gebruiken en beschermen van de leefomgeving. Met deze instrumenten kan de overheid beleid schrijven en uitvoeren. Daarnaast kunnen overheden met deze instrumenten regels stellen aan activiteiten en de uitvoering van projecten. De kerninstrumenten die op een gemeente van toepassing zijn: de gemeentelijke omgevingsvisie, het programma (actie­plannen en overige programma's (vrijwillige en verplichte programma's)), decentrale regels (omgevingsplan) en de omgevingsvergunning. Voor meer informatie verwijzen wij u graag naar deze website: De 6 kerninstrumenten van de Omgevingswet | Informatiepunt Leefomgeving.

  • -

    Intergemeentelijk Erftransformatie-programma: hieronder verstaan wij een breder programma dan VAB-programma's, waarbij het Erftransformatie-programma ten minste van toepassing is op stoppende bedrijven en omschakelende bedrijven, en de transformatie van de daarbij behorende agrarische erven en bijbehorende gronden, met verschillende concepten voor duurzame erftransformaties (waaronder multifunctionele landbouw, nieuwe (economische) verdienmodellen en landgoederen). Het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma stelt de kaders voor initiatieven in het landelijk gebied voor erftransformaties. Het bevat maatregelen om doelstellingen op het gebied van de fysieke leefomgeving te bereiken (zie artikel 3.5, onder b, van de Omgevingswet). Het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma wordt vastgesteld met het oog op alle doelen van de Omgevingswet, waarmee de samenhang met andere onderwerpen (zoals natuur en woningbouw) en de balans tussen beschermen van de fysieke leefomgeving en benutten van de fysieke leefomgeving wordt benadrukt. Het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma geeft gebiedsgericht aan welke belangen de gemeenten bij welk soort initiatief afwegen. In ieder geval die zoals geduid in de Handreiking Planologische Concepten Erftransformaties (4.4.2). Belangen zoals het bouwen van woningen, het creëren van meer natuur en het opnieuw inrichten van het landschap. In het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma worden de maatregelen genoemd waarmee de doelstellingen voor het landelijk gebied met erftransformatie kunnen worden bereikt. Het stellen van regels in het gemeentelijk omgevingsplan kan dan één van de maatregelen zijn. Zie hiervoor ook de Handreiking Planologische concepten erftransformaties: Handreiking Planologische concepten erftransformaties | Rapport | Rijksoverheid.nl. Het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma bestaat gedeeltelijk uit dezelfde onderdelen als het Intergemeentelijk VAB-programma, maar dan voor meer ruimtelijke concepten, eventueel óók voor bijbehorende gronden buiten het erf. Het bedient daarmee een grotere reikwijdte aan verdienmodellen in het landelijk gebied dan een VAB-programma.

  • -

    Intergemeentelijk VAB-programma: hieronder verstaan wij een programma dat van toepassing is op bedrijven en het benutten van de daarbij vrijkomende agrarische bebouwing op het agrarisch erf, op basis van een planologisch perspectief, regelingen en maatregelen.

  • -

    Kernrandzones: zij zijn zowel de poort van de stad of het dorp, als de toegang vanuit de stad of het dorp naar het landelijk gebied. Eventueel kan hierbij een afstandscriterium worden toegevoegd van x m tot kernrand (bijvoorbeeld 500 m). Dit vanwege zaken als: het STOMP-principe, nabijheid voorzieningen, voorkomen verstenen groene omgeving, verhogen aantrekkelijkheid kernrandzone met groen dichtbij et cetera.

  • -

    KGO: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) is een provinciale regeling die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt in het landelijk gebied als er een extra bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze regeling maakt onder andere de transformatie mogelijk van vrijkomende agrarische bedrijfspercelen. Provincie en gemeenten werken samen met de KGO. De KGO wordt op dit moment geactualiseerd.

  • -

    Lerend netwerk: een groep personen van verschillende organisaties die vanuit een gemeenschappelijk belang of een gedeelde passie ervaring, informatie en kennis delen.

  • -

    Omgevingsplan: het omgevingsplan bevat algemene regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. Iedere gemeente heeft 1 omgevingsplan onder de Omgevingswet.

  • -

    Omgevingsvisie: in de omgevingsvisie leggen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Provinciale Staten en de gemeenteraad hun ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving vast voor de lange termijn. Ze stellen ieder één omgevingsvisie voor het hele grondgebied vast. De omgevingsvisie is zelfbindend.

  • -

    Omschakelende bedrijven: agrarische ondernemer stopt (met een gedeelte) van de agrarische bedrijfsvoering en richt zich op landbouw of dienstverlening die in het gebied langjarig houdbaar is.

  • -

    Programma: een programma als juridisch instrument onder de Omgevingswet. Een programma is een uitvoeringsgericht beleidsplan met maatregelen om een gewenste kwaliteit van één of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving te bereiken of te behouden. Het is naast de omgevingsvisie een beleidsinstrument uit de Omgevingswet voor overheden. De omgevingsvisie beschrijft het strategische beleid voor de gehele fysieke leefomgeving (vast te stellen door de gemeenteraad of provinciale staten). Programma’s bevatten concrete uitwerkingen en maatregelen voor onderdelen ervan (vast te stellen door het college van burgemeester & wethouders, het dagelijks bestuur van een waterschap of het college van gedeputeerde staten). Het bindt alleen de vaststellende overheid zelf. Als regulering nodig of gewenst is, dan is de inzet van de provinciale omgevingsverordening, de waterschapsverordening of het gemeentelijk omgevingsplan aan de orde. In de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit staat de procedure voor het vaststellen of wijzigen van een programma. Voor meer informatie over dit instrument verwijzen wij u graag naar deze website: Programma | Informatiepunt Leefomgeving.

  • -

    Schuifrechten: dit zijn bouwrechten die, behalve op/naar bestaande erven, ook geschoven mogen worden naar andere bestaande bebouwingsconcentraties (van herkomst- naar benuttingsgebied dus). Het gaat hierbij om het onder voorwaarden verplaatsen van meters naar een locatie waar die ruimtelijk wenselijker is.

  • -

    Spelregelkader: spelregels over het 'hoe' van (gedeeltelijke) functieverandering dan wel transformatie van agrarische bebouwing, erven en bijbehorende gronden, ofwel een uitwerking van het afwegingskader en de gebiedsindeling in de Programma's. Het is een intergemeentelijk kader op hoofdlijnen waarin de mogelijkheid bestaat dat gemeenten op verschillende thema's op gemeentelijk niveau keuzes kunnen maken. Dit spelregelkader gaat onder meer over (intergemeentelijk uitwisselen van) sloopmeters, landschappelijke inpassing en inzet op verbetering van de omgevingskwaliteit (toepassing van de kwaliteitsimpuls groene omgeving). Het spelregelkader maakt onderdeel uit van het Intergemeentelijk VAB-programma of Intergemeentelijk Erftransformatie-programma.

  • -

    STOMP-principe: met het STOMP-ordeningsprincipe geven we prioriteit aan meer duurzame vormen van mobiliteit (lopen, fietsen en openbaar vervoer) en minder prioriteit aan minder duurzame mobiliteitsvormen (zoals de auto). Zo zorgen we voor bereikbare en leefbare gebieden. De letters in STOMP staan voor (achtereenvolgens): stappen, trappen, openbaar vervoer, mobility-as-a-service (deelmobiliteit) en privéauto.

  • -

    Stoppende bedrijven: bedrijf van een agrarische ondernemer die volledig stopt met de agrarische bedrijfsvoering, via een gekozen regeling of door natuurlijk verloop. Het gaat om het beëindigen van iedere vorm van agrarische bedrijfsvoering en de agrarische functie van het betreffende perceel is of komt te vervallen.

  • -

    VAB: Vrijkomende Agrarische Bebouwing. Dit zijn schuren en stallen die vrij (en leeg) komen nadat de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd.

Artikel 4.39.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie gemeenten stimuleren om een gemeentelijke bouwsteen en een programma te ontwikkelen voor (transformatie van) vrijkomende agrarische bebouwing, erven en bijbehorende gronden. Omdat wij samen met onze gebiedspartners vanuit de 3*3-aanpak vormgeven aan de toekomst van ons platteland voor de lange termijn.

 

Artikel 4.39.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      het op het niveau van één gemeente integraal ontwikkelen van een gemeentelijke bouwsteen;

    • b.

      het ontwikkelen van een Intergemeentelijk VAB-programma.

    • c.

      het ontwikkelen van een Intergemeentelijk Erftransformatie-programma.

  • 2.

    De activiteiten voldoen aan de volgende algemene voorwaarden:

    • a.

      voor de aanvraag vindt een adviesgesprek plaats met de provincie;

    • b.

      een deel van de subsidie wordt ingezet voor personeelskosten van alle deelnemende gemeenten, zodat opgedane kennis binnen de gemeentelijke organisatie blijft;

    • c.

      de betreffende gemeente(n) sluit(en) aan bij een door de provincie geïnitieerd lerend netwerk (vervolg gebiedsgerichte samenhangende aanpak voor de herontwikkeling van VAB’s), op gebiedsniveau, inclusief de daaraan gerelateerde activiteiten.

  • 3.

    Het Intergemeentelijk VAB-programma of Intergemeentelijk Erftransformatie-programma voldoet aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      er wordt samengewerkt tussen minimaal 2 en maximaal 5 gemeenten. Dit kunnen geografisch aangrenzende gemeenten zijn of gemeenten met dezelfde of samenhangende opgaven;

    • b.

      de gemeenten stellen een (externe) procesbegeleider aan.

  • 4.

    Het Intergemeentelijk VAB-programma voldoet daarnaast aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      het bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

      • 1.

        Resultaten uit een ontwerpend onderzoek, waaronder deelname aan provinciale ontwerpateliers;

      • 2.

        resultaten van een uitgevoerde gebiedsanalyse, waaronder data gerelateerd aan de VAB-opgave die toegankelijk in beeld zijn gebracht;

      • 3.

        uitgewerkte ontwikkelperspectieven voor kernrandzones en andere deelgebieden, op basis van de redeneerlijn, passend bij de transitieopgaven, de gebiedskenmerken en gebiedsidentiteit. Bij de uitwerking in deelgebieden wordt de differentiatie tussen gebieden met generieke opgaven en kansen en gebieden met aanvullende gebiedsspecifieke opgaven en kansen meegenomen. En op kaart geduid;

      • 4.

        visie op sloop- en bouwlocaties;

      • 5.

        integrale visie door koppeling met andere dossiers (waaronder wonen, werken, recreatie);

      • 6.

        een (kwalitatief) afwegingskader op gebiedsniveau (wat en waar), met ruimte voor lokaal maatwerk (op erfniveau). Op basis hiervan kunnen initiatiefnemers zelf al globaal de ontwikkel(on)mogelijkheden inschatten, en hun initiatief onderbouwen;

      • 7.

        een monitoring- en evaluatiekader, waaronder bijdrage aan provinciale monitoring tool/dashboard.

    • b.

      het bevat een spelregelkader als de aanvraag ook subsidie voor het spelregelkader betreft.

  • 5.

    Het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma voldoet daarnaast aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      het bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

      • 1.

        resultaten uit een ontwerpend onderzoek, waaronder deelname aan provinciale ontwerpateliers;

      • 2.

        resultaten van een uitgevoerde gebiedsanalyse, waaronder data gerelateerd aan de erftransformaties toegankelijk in beeld gebracht;

      • 3.

        uitgewerkte ontwikkelperspectieven voor kernrandzones en andere deelgebieden, op basis van de redeneerlijn, passend bij de transitieopgaven, de gebiedskenmerken en gebiedsidentiteit. Bij de uitwerking in deelgebieden wordt de differentiatie tussen gebieden met generieke opgaven en kansen en gebieden met aanvullende gebiedsspecifieke opgaven en kansen meegenomen. En op kaart geduid. De ontwikkelperspectieven betreffen agrarische erven en bijbehorende gronden, met verschillende concepten voor duurzame erftransformaties (waaronder multifunctionele landbouw, nieuwe (economische) verdienmodellen en landgoederen);

      • 4.

        visie op sloop- en bouwlocaties;

      • 5.

        integrale visie door koppeling met andere dossiers (waaronder wonen, werken, recreatie);

      • 6.

        uitspraken over welke ruimtelijke kwaliteitseisen worden meegewogen en hoe die gewaardeerd worden (werkend van groot naar klein, dat wil zeggen belangen die spelen per niveau: ‘gebied’, ‘bedrijf en grond’ en ‘erf en gebouw’);

      • 7.

        een (kwalitatief) afwegingskader op gebiedsniveau (wat en waar), met ruimte voor lokaal maatwerk (op erfniveau). Op basis hiervan kunnen initiatiefnemers zelf al globaal de ontwikkel(on)mogelijkheden inschatten, en hun initiatief onderbouwen;

      • 8.

        een monitoring- en evaluatiekader, waaronder bijdrage aan provinciale monitoring tool/dashboard.

    • b.

      het bevat een spelregelkader als de aanvraag ook subsidie voor het spelregelkader betreft.

Artikel 4.39.4 Aanvrager

  • 1.

    De aanvrager voor het op het niveau van één gemeente integraal ontwikkelen van een gemeentelijke bouwsteen is een individuele gemeente.

  • 2.

    De aanvrager voor het Intergemeentelijke VAB-programma of Intergemeentelijk Erftransformatie-programma is een individuele gemeente die als aanvrager of penvoerder namens een samenwerkingsverband van gemeenten optreedt.

Artikel 4.39.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

  • 2.

    De kosten voor reguliere ureninzet van de gemeente(n) komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 4.39.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor de gemeentelijke bouwsteen is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie voor een Intergemeentelijk VAB-programma is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 187.500,-. Dit bedrag wordt als volgt opgebouwd: maximaal € 20.000,- voor iedere deelnemende gemeente en € 17.500,- extra per gemeente als het Intergemeentelijk VAB-programma een spelregelkader bevat (hoe).

  • 3.

    De subsidie voor een Intergemeentelijk Erftransformatie-programma is maximaal 100% tot een maximum van € 262.500,- en wordt als volgt opgebouwd: maximaal € 27.500,- voor iedere deelnemende gemeente en € 25.000,- extra per gemeente als het Intergemeentelijk Erftransformatie-programma een spelregelkader bevat (hoe).

  • 4.

    De aanvrager mag maximaal twee keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling tot het maximumbedrag als opgenomen in opgeteld lid 1 en 2 samen of opgeteld lid 1 en 3 samen.

  • 5.

    De verleende subsidie op grond van artikel 4.39.3 lid 1 onderdeel b of c kan verhoogd worden als extra gemeente(n) deelnemen tot het maximumbedrag als opgenomen in opgeteld lid 1 en 2 samen of opgeteld lid 1 en 3 samen.

Artikel 4.39.7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag kan worden ingediend vanaf 3 maart 2025 9.00 uur.

  • 2.

    De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Beleid transformatie agrarische bebouwing, erven en gronden.

  • 3.

    De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4.

    De aanvrager levert aanvullend een plan van aanpak in. In dit plan van aanpak is in ieder geval het volgende uitgewerkt:

    • a.

      welke (externe) procesbegeleider wordt ingezet;

    • b.

      welke stappen u gaat zetten om te komen tot invulling van de gevraagde onderdelen als opgenomen in artikel 4.39.3 lid 4 en 5 of voor een gemeentelijke bouwsteen om te komen tot de bouwsteen zoals beschreven in de begripsbepaling;

    • c.

      een planning van het ontwikkelen van een gemeentelijke bouwsteen of een programma, met een doorkijk naar bestuurlijke besluitvorming;

    • d.

      op welke wijze de deelnemende gemeente(n) de gemeentelijke bouwsteen of het programma borgen in een instrument onder de nieuwe Omgevingswet;

    • e.

      hoe participatie wordt vormgegeven: wie, wat, hoe;

    • f.

      de wijze van interbestuurlijke afstemming op de inhoud van dit programma.

  • 5.

    Als de aanvrager penvoerder is namens een samenwerkingsverband: de samenwerkingsovereenkomst.

  • 6.

    Als er geen sprake is van een formeel samenwerkingsverband levert de aanvrager van een subsidie voor een Intergemeentelijk VAB-programma of Intergemeentelijk Erftransformatie-programma aanvullend een intentieverklaring in. Deze is ondertekend door alle gemeenten die in de samenwerking deelnemen en de gemeenten geven hierin aan samen te werken aan de realisatie van het programma.

Artikel 4.39.8 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

 

Artikel 4.39.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de gemeentelijke bouwsteen of een programma voor 31 december 2028 ontwikkeld te hebben en ter besluitvorming voorgelegd te hebben aan het gemeentebestuur.

 

Artikel 4.39.10 Vaststelling

De financiële verantwoording loopt via de Sisa-verantwoording, met de Sisa-code L35. Artikel 1.2.22 is van toepassing.

 

Artikel 4.39.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2026, om 17.00 uur.

 

5.1 Mobiliteit Overijssel

Artikel 5.1.1 Betekenis van de begrippen

  • -

    Uitvoeringsprogramma (UVP) komt als volgt te luiden:

Uitvoeringsprogramma (UVP): het door Gedeputeerde Staten jaarlijks vast te stellen Uitvoeringsprogramma Mobiliteit Overijssel waarin is opgenomen:

  • a.

    een lijst van projecten per beleidsthema;

  • b.

    de verkeersveiligheidsprogramma’s per gemeente;

Het uitvoeringsprogramma is ter advies voorgelegd aan het Regionaal bestuurlijk overleg West-Overijssel en Twente.

 

Na ‘UVP’ wordt toegevoegd het begrip:

  • -

    Doorkijktabel: een overzicht van projecten die provincie of gemeenten in de toekomst voornemens zijn uit te gaan voeren passend binnen de regionale mobiliteitsaanpak Overijssel.

Artikel 5.1.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 1: ‘grote infrastructurele projecten’ wordt vervangen door: project

Lid 2: ‘verkeersveiligheidsprogramma’ wordt 2 keer vervangen door: programma

Lid 4: ‘grote infrastructurele projecten’ wordt vervangen door: project

 

Artikel 5.1.6 Hoogte van de subsidie

Lid 3 komt als volgt te luiden:

  • 3.

    De subsidie is maximaal het bedrag dat is opgenomen in het UVP voor het betreffende project of programma.

Artikel 5.1.8 Subsidieaanvraag

Lid 5 komt als volgt te luiden:

  • 5.

    De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in.

Artikel 5.1.12 Vaststelling wordt vernummerd naar 5.1.11 Vaststelling

 

Artikel 5.1.11 Geen staatssteun wordt vernummerd naar 5.1.12 Geen staatssteun

 

Artikel 5.1.12 Looptijd wordt vernummerd naar 5.1.13 Looptijd

 

Na paragraaf 5.11 wordt paragraaf 5.12 toegevoegd:

5.12 Regionale Hubs Overijssel

Artikel 5.12.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd:

  • -

    Regionaal Hub-plan: een plan met in ieder geval een overzicht van de activiteiten, de totale kosten, het subsidiebedrag en de eigen bijdrage.

  • -

    Regionale Hub: een locatie waar verschillende vervoersnetwerken verknoopt worden waartussen je kunt overstappen en waar voorzieningen zijn. De Hub maakt de ketenreis aantrekkelijker. Welke voorzieningen geboden worden, hangt af van wat de gebruikers en omgeving nodig hebben. Voorzieningen maken van Hubs een bestemming op zich. Dit zorgt voor meer levendigheid op Hubs, wat goed is voor de sociale veiligheid en ervaring. Op het platteland kan hiermee de afstand tot voorzieningen verkleind worden.

  • -

    Ketenreis: een reis die met meerdere vervoersvormen wordt afgelegd, waardoor een overstap (op een Hub) nodig is.

  • -

    Deelmobiliteit: een verzamelterm voor alle vervoersmiddelen die gebruikt kunnen worden door meerdere gebruikers waarbij de gebruiker ook de bestuurder is maar deze het vervoersmiddel niet zelf bezit.

Artikel 5.12.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie de leefbaarheid en bereikbaarheid van het Overijssels platteland stimuleren door bij te dragen aan de ontwikkeling van regionale hubs in het landelijk gebied met gedragsmaatregelen, (mobiliteits-)voorzieningen en diensten.

 

Artikel 5.12.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor uitvoering van activiteiten die in een Regionaal Hub-plan zijn opgenomen. De activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      realisatie of verbetering van voorzieningen of diensten op- en rondom een bestaande of nieuwe Regionale Hub in Overijssel. Ook voorzieningen die van de Regionale Hub een bestemming op zich maken, zoals voorzieningen voor een ontmoetingsruimte, zorg of maatschappelijke initiatieven komen voor de subsidie in aanmerking’;

    • b.

      gedragsmaatregelen om het gebruik te bevorderen; en

    • c.

      de noodzakelijke projectondersteuning en planvorming.

  • 2.

    De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten hebben betrekking op een bestaande of nieuwe Regionale Hub die past in het gedachtegoed van de Routekaart Hubs Overijssel, zoals gepubliceerd op https://overijssel.notubiz.nl/document/14012788/3.

    • b.

      de activiteiten zijn opgenomen in het Regionaal-Hub-plan en vinden daar waar mogelijk plaats na een proactief participatietraject met de betrokkenen op en rondom de Regionale Hub. Dit betekent dat verschillende partijen zijn betrokken zoals de gemeente, vervoerders, ondernemers(verenigingen), financiers en inwoners. Zij denken mee en hebben daar waar mogelijk ook een verantwoordelijkheid om een deel van de activiteiten uit te voeren. Deze partijen werken samen om de activiteiten zo effectief mogelijk uit te voeren en het gewenste doel te bereiken.

    • c.

      het beheer en onderhoud van de Regionale Hub is voldoende geregeld. Dit blijkt uit de financiële onderbouwing. Dit betekent dat betrokken partijen afspraken hebben gemaakt en vastgelegd over het beheer en onderhoud van de regionale Hub;

    • d.

      de voorzieningen zijn toekomstbestendig.

  • 3.

    De activiteiten die niet in aanmerking komen voor de subsidie zijn:

    • e.

      de activiteiten die bij de taak of de bedrijfsvoering van de gemeente horen;

    • f.

      exploitatie, beheer en onderhoud;

    • g.

      activiteiten in kernen met minder dan 15.000 inwoners. Deze kunnen gebruik maken van bijvoorbeeld de subsidieregeling 7.22 Planvorming, uitwerking en analyses leefbaar platteland. Als van beide subsidieregelingen gebruik wordt gemaakt, voor bijvoorbeeld de verschillende activiteiten uit een plan, dan worden de raakvlakken in het plan beschreven;

    • h.

      activiteiten in kernen met meer dan 35.000 inwoners;

    • i.

      de activiteiten waarvoor een bijdrage of een subsidie is ontvangen in het kader van de Regiodeals tranche 3 en later.

Artikel 5.12.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

 

Artikel 5.12.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

 

Artikel 5.12.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten en maximaal € 400.000,- per Regionale Hub.

  • 2.

    Dit bedrag is de maximale bijdrage van de provincie aan de betreffende Regionale Hub ontwikkeling. Indien dit ook aanpassingen aan provinciale infrastructuur betreft, mag de subsidie ook daarvoor gebruikt worden of wordt de hoogte van de subsidie hierop aangepast.

Artikel 5.12.7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag kan ingediend worden vanaf 10 maart 2025 om 9.00 uur.

  • 2.

    De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Regionale Hubs Overijssel.

  • 3.

    De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4.

    De aanvrager levert een Regionaal Hub-plan in. De aanvrager is verplicht om het beschikbaar gestelde format te gebruiken. Deze is opvraagbaar via Overijsselloket@overijssel.nl.

Artikel 5.12.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2027.

 

Artikel 5.12.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 12 weken na subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst (convenant) voor realisatie en/of verbetering van een regionale Hub te sluiten met de provincie;

  • b.

    de voorzieningen voor mensen met een beperking toegankelijk te maken of te houden;

  • c.

    de opgedane kennis en ervaring te delen met geïnteresseerden;

  • d.

    de activiteiten binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten en binnen 24 maanden uitgevoerd te hebben;

  • e.

    de activiteiten pas te starten nadat een nulmeting is uitgevoerd;

  • f.

    mee te werken aan een nulmeting. Deze nulmeting wordt uitgevoerd door de provincie om het effect van de maatregelen in beeld te brengen. De resultaten van deze nulmeting kunnen van invloed zijn op de uit te voeren activiteiten.

  • g.

    als sprake is van deelmobiliteitsvoorzieningen de landelijke huisstijl hubs toe te passen, zodat de herkenbaarheid voor reizigers is gewaarborgd.

Artikel 5.12.10 Subsidieverlening

De subsidie wordt verleend onder toepassing van artikel 4.30 lid 2 Awb. Dit betekent dat de omschrijving van de activiteiten worden uitgewerkt nadat de nulmeting als bedoeld in artikel 5.12.9 is uitgevoerd.

 

Artikel 5.12.11 Staatssteun

De subsidie van de provincie aan de gemeenten levert geen staatssteun op.

 

Artikel 5.12.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

 

6.2 MIT-Haalbaarheidsprojecten

Artikel 6.2.1 Betekenis van begrippen

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s): na de laatste zin wordt toegevoegd: Een toelichting op de KIA’s is te vinden in het te downloaden document op bijgaande website https://regelen.overijssel.nl/kia

Artikel 6.2.3 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.2.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een MIT-haalbaarheidsproject passend bij tenminste één van volgende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA):

    • a.

      Klimaat en Energie;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen;

    • g.

      Circulaire Economie;

    • h.

      Digitalisering;

  • 2.

    De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De activiteit is innovatief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie uniek is voor Nederland;

      • 2.

        de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven;

      • 3.

        de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen;

    • b.

      de activiteit heeft economisch perspectief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie marktperspectief heeft;

      • 2.

        het beoogde verdienmodel haalbaar is;

      • 3.

        de aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren;

    • c.

      de activiteit is technisch-financieel uitvoerbaar. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na verlening gerealiseerd kan worden;

      • 2.

        de uitvoerders vakbekwaam zijn om de subsidiabele activiteit uit te voeren;

      • 3.

        de risico's voor de uitvoering en bijbehorende beheersmaatregelen zijn uitgewerkt;

    • d.

      de activiteit heeft impact op de maatschappelijke Kennis en- Innovatieagenda’s. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie impact maakt op de desbetreffende KIA;

      • 2.

        de aanvrager kan aantonen hoeveel nieuwe functionaliteiten er ontstaan in de markt;

      • 3.

        De aanvrager kan aantonen of de innovatie toepassing heeft op één of meerdere Kennis- en Innovatieagenda’s;

    • e.

      de activiteit scoort tenminste 40 punten. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

      • 1.

        maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel a;

      • 2.

        maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel b;

      • 3.

        maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel c;

      • 4.

        Maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onderdeel d;

    • f.

      op elk criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onderdeel a, b, c en d, scoort de activiteit minimaal 10 punten;

    • g.

      voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd bij of ontvangen van een andere overheid;

    • j.

      de activiteit wordt uitgevoerd bij een vestiging in de provincie Overijssel. Voor de definitie van vestiging geldt artikel 1 lid 1, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 6.2.7 Subsidieaanvraag

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 8 april 2025 om 09.00 uur en moet uiterlijk op 16 september 2025 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

Lid 3 ‘2024’ wordt vervangen door: 2025

 

6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

Artikel 6.3.1 Betekenis van de begrippen

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (hierna KIA’s): na de laatste zin wordt toegevoegd: Een toelichting op de KIA’s is te vinden in het te downloaden document op bijgaande website https://regelen.overijssel.nl/kia.

Artikel 6.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject passend bij tenminste één van volgende maatschappelijke KIA’s:

    • a.

      Klimaat en Energie;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen;

    • g.

      Circulaire Economie;

    • h.

      Digitalisering.

Artikel 6.3.6 Hoogte van de subsidie

Lid 1 na ‘subsidiabele kosten’ wordt toegevoegd: per subsidieontvanger.

 

Artikel 6.3.8 Puntenscore voor de kwaliteit

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Een aanvraag die voldoet aan de voorwaarden genoemd zijn in de artikelen 6.3.3 en 6.3.4 krijgt maximaal 100 punten voor de kwaliteitsvoorwaarden 6.3.8 lid 1 onderdeel a t/m d. Een aanvraag die voldoet aan artikel 6.3.8 lid 4 kan maximaal 125 punten krijgen voor de kwaliteitsvoorwaarden 6.3.8 lid 1 onderdeel a t/m d.

Nieuw lid 4 tot en met 5 komen als volgt te luiden:

  • 4.

    Gedeputeerde Staten van Overijssel verstrekken de bonuspunten als het project op basis van een aannemelijke onderbouwing aangeeft dat het bijdraagt aan één of meerdere van de volgende tien prioriteiten uit de Nationale Technologie Strategie:

    • 1.

      Optica en geïntegreerde fotonica (Optical systems and integrated photonics)

    • 2.

      Quantum (Quantum Technologies)

    • 3.

      Groen chemische productieprocessen (Process technology, including process intensification)

    • 4.

      Biotechnologie gericht op moleculen en cellen (Biomolecular and cell technologies)

    • 5.

      Beeldvormingstechnologie (Imaging technologies)

    • 6.

      (opto)mechatronica – Industriële systemen/machines en apparaten (Mechatronics and optomechatronics)

    • 7.

      Kunstmatige intelligentie (AI) en data (Artificial intelligence and data science)

    • 8.

      Energiematerialen (Energy materials)

    • 9.

      Halfgeleiders (Semiconductor technologies)

    • 10.

      Cybersecurity (Cybersecurity technologies)

  • 5.

    Als aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 6.3.8 lid 2 en artikel 6.3.8 lid 3 is voldaan en een aanvraag krijgt prioriteit op grond van het eerste lid, dan wordt het aantal punten voor het criterium genoemd in artikel 6.3.8 lid 1, onderdeel d, verdubbeld.

Huidige lid 4 wordt omgenummerd tot lid 6

  • 6.

    Er wordt geloot als twee of meer aanvragen dezelfde eindscore hebben en er niet voldoende subsidieplafond is voor alle aanvragen. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 6.3.9 De subsidieaanvraag

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De aanvraag kan ingediend worden vanaf 10 juni 2025 om 9:00 uur en moet uiterlijk op 16 september 2025 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

Lid 4: ‘2024’ wordt vervangen door: 2025

 

Na paragraaf 6.20 wordt paragraaf 6.21 toegevoegd:

 

6.21 Versnelling toekomstbestendige werklocaties

 

Artikel 6.21.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Samenwerking: met elkaar investeren van tijd en geld.

  • -

    Toekomstbestendige werklocatie: een werklocatie die een goed en sterk vestigingsklimaat heeft op het gebied van 'duurzaam en gezond', 'fysiek-ruimtelijke' en 'sociaaleconomisch'.

  • -

    Werklocatie: een bedrijventerrein of kantorenpark.

Artikel 6.21.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versterken van de kwaliteit en duurzaamheid van bestaande werklocaties. Dit door de samenwerking te stimuleren tussen ondernemers, zodat zij gezamenlijk ruimtelijke-fysieke projecten gaan uitvoeren voor de verbetering van de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein.

 

Artikel 6.21.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor uitvoering van activiteiten die versneld bijdragen aan de toekomstbestendigheid van een werklocatie in Overijssel of een deel daarvan. De activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      de uitvoering van ruimtelijk-fysieke activiteiten die in een (gezamenlijk) projectplan zijn opgenomen; en

    • b.

      de voor de uitvoering noodzakelijke projectleiding.

  • 2.

    De activiteiten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    • a.

      er is sprake van een samenwerkingsproject waarbij minimaal 2 ondernemers al dan niet in samenwerking met andere partijen zoals een gemeente of parkmanagement daadwerkelijk samenwerken en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het project;

    • b.

      de betreffende gemeente is betrokken bij het schrijven van het projectplan of stemt in met het projectplan;

    • c.

      het project is in bepaalde opzichten uniek en kan als voorbeeld gebruikt worden voor andere werklocaties. Hierbij wordt gekeken naar de wijze van aanpak, samenwerkingsvorm of de combinatie van activiteiten die in het projectplan zijn opgenomen.

    • d.

      de activiteiten dragen bij aan de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein en gaan over minimaal één van de volgende onderwerpen:

      • 1.

        slim omgaan met de schaarse ruimte;

      • 2.

        energielevering;

      • 3.

        watergebruik;

      • 4.

        circulariteit en of stikstofproblematiek.

  • Ook andere activiteiten, die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de werklocatie, mogen onderdeel uitmaken van het plan. Het moet dan gaan om activiteiten die vallen onder 1 of meerdere pijlers zoals genoemd op blz. 19 van het rapport Toekomstvaste bedrijventerreinen Overijssel. Deze is te vinden op Toekomstvaste bedrijventerreinen Overijssel | Tableau Public.

    • e.

      het duurzaam beheer van de uit te voeren activiteiten is voor minimaal 5 jaar geregeld;

    • f.

      het is aannemelijk gemaakt op basis van een nulmeting dat de activiteiten bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de werklocatie door in beeld te brengen van bijvoorbeeld:

      • -

        Schaarse ruimte: beoogde ruimtewinst;

      • -

        Energiegebruik/-opwek: hoeveel energie/jaar bespaard en of opgewekt;

      • -

        Watergebruik: watergebruik/jaar bespaard;

      • -

        Circulariteit: grondstoffengebruik in kilo’s/jaar hergebruikt;

      • -

        Mate van vergroening: m2 groen erbij;

      • -

        CO2-uitstoot: CO2-uitstoot op verschillende thema’s, vervoersbewegingen, productieproces, carbon footprint van de hele levensloop van de grondstof;

      • -

        Stikstof: hoeveelheid NH3 en of NOx gereduceerd en ingetrokken (doorgehaald in de vergunning).

  • 3.

    Activiteiten die niet voor subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      activiteiten en onderzoeken ter voorbereiding van het projectplan;

    • b.

      standaard activiteiten van de aanvrager;

    • c.

      het beheer van de uitgevoerde activiteiten;

    • d.

      energiemaatregelen die binnen 5 jaar terugverdiend kunnen worden. Hieronder vallen in ieder geval de Erkende Maatregelenlijst (EML) die te vinden zijn op de site van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO);

    • e.

      de activiteiten die uitgevoerd worden in een winkelgebied als werklocatie;

    • f.

      de realisatie van een Smart Energy Hub (SEH). Bij een SEH komen diverse energiestromen samen in een decentraal netwerk, dat de opwek, de opslag en het verbruik steeds in een onderlinge balans brengt;

    • g.

      wettelijk verplichte maatregelen;

    • h.

      zonnepanelen en daarbij behorende voorzieningen zoals een batterij;

    • i.

      maatregelen die de netcongestie vergroten in plaats van bijdragen aan een oplossing hiervan;

    • j.

      de activiteiten waarvoor een bijdrage of een subsidie is ontvangen in het kader van de Regiodeals tranche 3 en later;

    • k.

      activiteiten waarvoor de provincie in 2022 tot en met 2027 op basis van deze subsidieregeling en de eerdere versies van deze subsidieregeling al subsidie heeft verstrekt aan een andere werklocatie. Met deze subsidieregeling wil de provincie voorbeeldprojecten ondersteunen waar andere werklocaties van kunnen leren, daarom komen activiteiten die al eerder subsidie hebben ontvangen niet opnieuw in aanmerking voor subsidie.

Artikel 6.21.4 Aanvrager

  • 1.

    De aanvrager is:

    • a.

      de penvoerder die namens de samenwerkende partners de aanvraag indient; of

    • b.

      een Overijsselse gemeente waar de betreffende werklocatie zich bevindt.

  • 2.

    De aanvrager is geen particulier.

Artikel 6.21.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing.

 

Artikel 6.21.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie is 40% van de subsidiabele kosten en maximaal € 250.000,- per subsidieaanvraag.

  • 2.

    De subsidie per deelnemende onderneming is nooit meer dan € 200.000,-.

  • 3.

    De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 80.000,- is. Artikel 1.2.17 lid 2 is niet van toepassing.

  • 4.

    Per werklocatie wordt in de jaren 2022 tot en met 2027 maximaal 1 keer een subsidie verstrekt op basis van deze subsidieregeling en paragraaf 6.9.

Artikel 6.21.7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan ingediend worden 10 maart 2025 9.00 uur.

  • 2.

    De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Versnelling toekomstbestendige werklocaties.

  • 3.

    De aanvrager levert een begroting en dekkingsplan in. Het is verplicht het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4.

    De aanvrager levert aanvullend een projectplan voor de betreffende werklocatie in. In het projectplan is minimaal opgenomen wat:

    • a.

      het effect is van de activiteiten op de toekomstbestendigheid van de werklocatie, blijkend uit de nulmeting als bedoeld in artikel 6.21.2 lid 2 onderdeel g;

    • b.

      de kostenverdeling per activiteit is, wat de gevraagde subsidie per deelnemende onderneming is, wie de penvoerder is en waar het project uitgevoerd wordt.

    • c.

      staatssteunverklaring per deelnemende onderneming. Artikel 1.2.13 lid 7 onderdeel b is van toepassing.

Artikel 6.21.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond wordt vastgesteld voor de jaren 2025 tot en met 2027.

 

Artikel 6.21.9 Aanvullende verplichting

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 1 jaar na de datum waarop de subsidie is verleend te starten.

  • b.

    de activiteiten binnen 3 jaar na de datum waarop de subsidie is verleend uitgevoerd te hebben;

  • c.

    het beheer van de uitgevoerde activiteiten minimaal 5 jaar door te laten lopen.

Artikel 6.21.10 Geen staatssteun

  • 1.

    Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie aan een deelnemende onderneming verleend kan worden onder de Algemene de-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 2.

    De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 6.21.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027.

 

6.15 Ons toeristisch Mkb: groen, digitaal en toegankelijk

Artikel 6.15.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 3 sub b: na de laatste zin wordt de volgende tekst wordt toegevoegd:

 

Voorbeelden van certificatie zijn EPA of EPA-U. EPA-U staat voor Energie Prestatie Advies voor bestaande utiliteitsgebouwen. Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec. Een branchespecialist is een adviseur die gespecialiseerd is in een specifiek vakgebied of sector. Dit betekent dat deze persoon diepgaande kennis en expertise heeft over de specifieke kenmerken, trends, en uitdagingen binnen de sector toerisme en recreatie.

 

Artikel 6.15.5 Hoogte van de subsidie

Lid 1 na ‘kosten’ wordt toegevoegd: tot maximaal € 15.000,- per aanvraag. Dit maximum geldt ook voor een gecombineerde aanvraag van vergroenings- en overige activiteiten.

 

7.3 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel 2.0’

 

Artikel 7.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

Lid 5 komt te vervallen.

 

7.23 Kader cultuur en erfgoed 2025-2028

 

In bijlage 1 (de tabel) wordt onderaan onderdeel B: Fonds Podiumkunsten een rij toegevoegd met de volgende inhoud:

 

Stichting Princes Christina Concours 

€ 39.028,-  

€ 9.757,-  

€ 9.757,-  

€ 9.757,-  

€ 9.757,-  

 

De inhoud van de laatste rij in de tabel komt als volgt te luiden:

 

Totaal

€ 38.079.288,-

€ 9.519.822,-

€ 9.519.822,-

€ 9.519.822,-

€ 9.519.822,-

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het provinciaal blad.

Gedeputeerde Staten van Overijssel

Naar boven