Provinciaal blad van Noord-Brabant
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2025, 18634 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2025, 18634 | beleidsregel |
Beleidsregel nadeelcompensatie van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 4 november 2025 tot wijziging van de Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant in verband met een aantal technische wijzigingen van de paragrafen 1 en 4 (Eerste wijziging Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant)
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 4:81 en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.5 van de Omgevingswet;
Overwegende dat het wenselijk is de Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant te wijzigen in verband met doorvoeren van een aantal technische wijzigingen in paragraaf 1 Algemene bepalingen en paragraaf 4 Tegemoetkoming faunaschade;
Artikel I Wijziging Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant
De Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.1 worden op alfabetische volgorde de volgende begrippen ingevoegd:
BIJ12: uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies, zijnde onderdeel van de Vereniging het Interprovinciaal Overleg, belast met het mandaat om de aanvragen om een tegemoetkoming in faunaschade als bedoeld in artikel 15.53 van de Omgevingswet namens Gedeputeerde Staten af te handelen;
bijproduct: product dat ontstaat als gevolg van de productie van het in het Handboek Kwantitatieve Informatie (KWIN van Wageningen University & Research) beschouwde hoofdproduct, waaronder in ieder geval hooi en stro, en producten die door de KWIN als zodanig worden aangemerkt;
Faunaschade Preventiekit: overzicht van effectieve preventieve maatregelen per diersoort om gewasschade of veeschade door dieren te voorkomen en beperken, te vinden op de website van BIJ12;
landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L327/1);
Artikel 4.1, eerste lid, komt te luiden:
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.6 Maatregelen tegen de schade
In artikel 4.7 worden onder vervanging van ”; of” aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel f tot h, de volgende onderdelen ingevoegd:
het een aanvrager betreft wiens onderneming in moeilijkheden verkeert, tenzij de onderneming een onderneming in moeilijkheden is geworden door verliezen of schade als gevolg van het herstel van door beschermde dieren veroorzaakte schade (artikel 1, vijfde lid 5, juncto artikel 29 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening); of
Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:
Het vierde lid komt te luiden:
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een groter deel van de schade voor rekening van de aanvrager behoort te blijven, in het geval dat de plaats, het moment of de wijze van telen van gewas of bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren, het gewas of de dieren bijzonder kwetsbaar heeft gemaakt voor de ontstane schade.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie en andere schadevergoeding Noord-Brabant.
’s-Hertogenbosch, 4 november 2025
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. G.H.E. Derks MPA
Toelichting behorende bij de Eerste wijziging Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant
Paragraaf 4 Tegemoetkoming faunaschade wordt in mandaat uitgevoerd door BIJ12, een uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies, zijnde onderdeel van de Vereniging het Interprovinciaal Overleg. Bij de uitvoering is gebleken dat er aanleiding bestaat in de paragraaf een aantal technische wijzigingen door te voeren.
Artikel I Wijziging Beleidsregel nadeelcompensatie Noord-Brabant
Onder B (artikel 4.1 Toepassingsbereik)
Directe schade is schade die is aangericht door het vreten, graven, wroeten, vegen, pikken of predatie door de dieren, aan de landbouwgewassen zelf of aan landbouwhuisdieren. Geen tegemoetkoming wordt dus verleend voor indirecte schade of gevolgschade. Daaronder wordt verstaan, alle schade die geen directe schade is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft meermaals bevestigd dat het niet onredelijk is dat alleen schade die door dieren aan de gewassen zelf is aangericht, voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.1 En dat bijvoorbeeld meer- en vervolgschade, zoals een lagere omzet of kosten die gemaakt zijn voor sortering en extra onkruidbestrijding, slechts een afgeleide is van schade veroorzaakt door dieren, en dat het verband tussen het schadeveroorzakende gedrag en die schade te ver is verwijderd om van een rechtstreeks gevolg te kunnen spreken. Die schade is niet direct gerelateerd aan de bedrijfsmatig uitgeoefende landbouw. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan structuurschade aan gronden doordat dieren die gronden hebben betreden. Schade aan materialen die worden aangewend voor het (tijdelijk) afdekken van gewassen behoren ook niet tot directe schade die voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.
Met bedrijfsmatige landbouw wordt bedoeld: aanvragers die hun hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van hun bestaan (plegen te) vinden in de landbouw. Als een aanvrager staat ingeschreven bij de KVK met SIBI-code gereserveerd voor landbouwbedrijven, en verplicht is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een gecombineerde opgave te doen, zijn dat duidelijke aanwijzingen dat sprake is van bedrijfsmatige landbouw. Alleen als sprake is van bedrijfsmatige landbouw, komt een aanvrager voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Daartoe is besloten op grond van de overweging dat door het hoge beschermingsniveau van de wet bepaalde individuen in de samenleving schade lijden, doordat bij wet beschermde natuurlijk in het wild levende diersoorten schade toebrengen aan gewassen, bepaalde teelten of gehouden dieren. Als die personen voor wat betreft hun inkomen (mede) afhankelijk zijn van de opbrengsten van die gewassen of teelten, dan achten Gedeputeerde Staten het redelijk dat die personen (gedeeltelijk) voor die schade worden gecompenseerd.
Net als bij schade door beschermde dieren aan gewassen, moet het bij schade door de wolf gaan om directe schade. Bij schade door een wolf is directe schade dus de schade door predatie aan gehouden landbouwhuisdieren. Dit zijn dieren die worden gehouden voor de productie van bijvoorbeeld melk en vlees, of die bijvoorbeeld worden ingezet voor begrazing.
In beginsel komt bijkomende schade of indirecte schade niet in aanmerking voor tegemoetkoming. Om dierhouders de tijd te gunnen om zich aan te passen aan de terugkomst van de wolf, is ervoor gekozen om bij schade door wolven toch enkele aanvullende schadeposten te vergoeden. Dit zijn dierenartskosten, afvoerkosten en verworpen lammeren door spontane abortus veroorzaakt door de wolvenaanval. Hierop wordt in de BIJ12-taxatierichtlijn voor wolvenschade nader ingegaan.
In de taxatierichtlijn voor wolvenschade zijn duidelijkheidshalve ook enkele indirecte c.q. vervolgschadeposten benoemd die niet bij de taxatie en de tegemoetkoming betrokken worden.2 Deze schadeposten, bijvoorbeeld materiaalkosten of uren besteed aan de schadeafwikkeling zijn een afgeleide, een (deels onbepaald en niet controleerbaar) indirect gevolg, waarbij de relatie tussen de wolvenaanval en het gevolg niet altijd duidelijk aanwezig is, dan wel in een te ver verwijderd verband staat tot de wolvenaanval om van rechtstreekse, directe schade aan de landbouw (aan de gehouden dieren) te kunnen spreken. Deze indirecte kosten stijgen ook niet uit boven hetgeen tot het normale bedrijfsrisico of normaal maatschappelijk risico behoort, en Gedeputeerde Staten achten het niet onbillijk of onevenredig dat deze voor rekening van de dierhouder blijven.
Bedrijfsmatig en hobbymatig gehouden dieren
Bij schade door wolven aan gehouden dieren gelden enkele, van gewasschade, afwijkende bepalingen. Bij wolvenschade komt, behalve schade aan bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren, ook schade aan hobbymatig gehouden hoefdieren, zoals schapen, geiten, runderen, paarden en varkens, in aanmerking voor een tegemoetkoming. Dit beleid om ook hobbyhouders met wolvenschade tegemoet te komen is tijdelijk en kan in de toekomst veranderen. In beginsel komen Gedeputeerde Staten slechts tegemoet voor schade door beschermde dieren aan bedrijfsmatige landbouw.
Ook bedrijfsmatig gehouden, door de wolf gedode of verwonde kuddebewakingshonden of hoedhonden, komen in aanmerking.
Onder C (artikel 4.2 Uitgezonderde schadeoorzaken: in wild levende dieren)
Indien de schade is aangericht aan knol-, bol- en wortelgewassen, die langer dan gebruikelijk op het land hebben gestaan en daarom ook later dan gebruikelijk worden geoogst, komt deze niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Als de aanvrager het risico neemt om de gewassen langer dan gebruikelijk op het land te laten staan, stijgt de kans dat dieren schade aan de gewassen toebrengen. De mogelijkheden om te foerageren nemen elders immers af. Tevens wordt het kwaliteitsverlies bij deze gewassen later in het seizoen door nattigheid en vorst steeds groter. De verhoogde kans op schade die dit oplevert, dient voor rekening van de grondgebruiker te blijven. Grondgebruikers ontvangen daarom geen tegemoetkoming voor schade aan deze gewassen die na 30 november is ontstaan, en waarvoor na 30 november een tegemoetkoming is gevraagd. Het aftaxeren van de schade vindt plaats uiterlijk 1 december.
Dit is anders bij bloembollen en onderdekkersteelten, waarbij de gewassen juist in de wintermaanden worden geteeld en waarbij de gewassen met bijvoorbeeld plastic, folie en/of stro worden afgedekt ter bescherming tegen vorst.
Geen tegemoetkoming wordt verleend in schade door vogels aan steenvruchten, en zacht fruit/klein fruit. Onder steenvruchten valt onder meer: kers, pruim, perzik, nectarine, abrikoos. Onder zacht en kleinfruit wordt onder meer verstaan: bessen, aardbeien, frambozen, druiven/ wijnbouw. Het hoge risico op deze schade is algemeen bekend bij ondernemers. Desondanks zijn de arealen van zeer schadegevoelige teelten zoals bessen, kersen en druiven uitgebreid, waarmee bewust risico op schade is genomen. Het is de keuze van de ondernemer en niet de beperkingen van de overheid, die tot de schade leiden. De schade door vogels aan genoemde teelten is met zekerheid te voorkomen door de percelen met netten af te dekken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de verwachting dat percelen met netten worden afgedekt niet kennelijk onredelijk is en daarmee het risico van schade aan deze teelten in redelijkheid voor rekening van de aanvrager kan laten.3
Onder D (artikel 4.3 Uitgezonderde schadeoorzaken: aangericht aan zaken)
Voor schade aan bijproducten wordt geen tegemoetkoming verleend. Voorbeelden daarvan zijn, stro (bij het hoofdproduct granen en peulvruchten) en hooi (bij het hoofdproduct graszaad).4
Schade die is aangericht aan gewassen die geteeld worden voor de verbetering van een ras, of vermenigvuldiging of vermeerdering van dat veredelde gewas, komt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het gaat dan om een gewas, met name een variëteit(ras), dat door een gespecialiseerd bedrijf (veredelingsbedrijf) wordt verbeterd (veredeld) op het gebied van bijvoorbeeld ziekteresistentie, opbrengst, smaak, suikergehalte, ongevoeligheid voor bepaalde bestrijdingsmiddelen en nachtvorstresistentie.
De gewassen zijn in dit geval van zeer hoge, niet te bepalen, waarde waar al langere tijd intensief en kostbaar onderzoek naar is gedaan. Bij schade aan een dergelijk gewas wordt daarom het nemen van preventieve maatregelen in die mate verlangd van aanvrager, dat er geen faunaschade kan ontstaan. Ook vanwege de hoge en praktisch niet te bepalen waarde van deze gewassen dient faunaschade daarom geheel voor het risico van de veredelingsbedrijven te blijven, en komt deze schade niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Vermeerderingsteelt wordt niet geacht hetzelfde te zijn als veredelingsteelt. Hierbij gaat het om het vermenigvuldigen van hetzelfde gewas zoals bijvoorbeeld zaaizaad (gras, koolzaad en granen), pootaardappelen en bloembollen, welke in beginsel voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
Onder F (artikel 4.5 Taxatie van de schade)
De termijn van zeven dagen wordt redelijk geacht en is nodig, omdat door tijdsverloop het oorzakelijk verband tussen de opgetreden schade (de omvang, schadeveroorzakende diersoort, eventueel in het veld getroffen maatregelen) steeds minder goed is vast te stellen door een taxateur. Daarnaast is van belang dat met de schadebestrijding, dus het beperken van schade door de schadeveroorzakende diersoortdieren te bestrijden met ondersteunend afschot, zo snel mogelijk na constatering van de schade wordt begonnen. (tot aan de eindtaxatie).
Bij vermoedelijke wolvenschade aan gehouden landbouwhuisdieren moet de aanvraag voor tegemoetkoming zo snel mogelijk, uiterlijk binnen 24 uur na constatering van de schade, ofwel telefonisch ofwel via het formulier op de website van BIJ12 aangevraagd worden. De snelheid is van belang voor een zorgvuldige taxatie.
Onder G (artikel 4.6 Maatregelen tegen de schade)
Artikel 4.6 bevat de voorwaarden, ten aanzien van het voorkomen en beperken van schade, waaraan getoetst wordt en waaraan een aanvrager moet voldoen om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Gedeputeerde Staten verlenen een tegemoetkoming slechts als een aanvrager zelf al het mogelijke, dat in redelijkheid van hem kan worden verwacht, heeft ondernomen om schade zoveel mogelijk te voorkomen en beperken. Het gaat hierbij om te treffen maatregelen ter voorkoming van schade - de preventieve maatregelen -, en maatregelen ter (verdere) beperking van de schade door de schadeveroorzakende diersoort te bestrijden.
Artikel 4.6 spreekt over maatregelen of inspanningen waartoe een aanvrager, naar de eisen van redelijkheid en billijkheid, is gehouden om schade te voorkomen en beperken. De inspanningen die worden verwacht hangen samen met een aantal factoren.
De gevraagde inspanning moet in verhouding staan tot de opbrengst van een gewas. Bij een kapitaalintensief gewas met hoge opbrengst mag redelijkerwijs meer worden verwacht van een aanvrager. Een andere factor is de kwetsbaarheid van een gewas, in een bepaalde periode of voor bepaalde dieren, of op een bepaalde locatie. Ook de voorzienbaarheid speelt een rol. Als een aanvrager redelijkerwijs kan voorzien dat de kans op schade groot is, bijvoorbeeld omdat een net ingezaaid gewas erg aantrekkelijk (dus kwetsbaar) is, of omdat er op dezelfde locatie aan hetzelfde gewas door dezelfde dieren al vaker schade is aangericht, dan verwachten Gedeputeerde Staten een maximale inspanning van de aanvrager om zijn gewassen of dieren te beschermen.
Standaardopbrengst van het gewas
Bij de vraag wat van een grondgebruiker verwacht mag worden, achten Gedeputeerde Staten het redelijk om de standaardopbrengst van een gewas mee te wegen. De categorie (hoog-midden-laag) is dus (mede) bepalend voor wat redelijkerwijs van een grondgebruiker verwacht wordt, om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Het overzicht van de gewascategorieën is te vinden op bij12.nl.
Onder hoog salderend wordt in elk geval verstaan: de teelt van bloemen, bloembollen, boom- en kwekerijgewassen, fruit, en kapitaalintensieve groenten en akkerbouwgewassen, zoals aardbeien, asperges, kolen en ijsbergsla. Het gaat bij kapitaalintensieve gewassen om eenjarige gewassen die per hectare hoge financiële opbrengsten opleveren (hoog salderen), ofwel om teelten die meerdere jaren op een plek staan c.q. meerjarige gewassen, waarbij schade een opbrengstderving over meerdere jaren kan veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is schade door bevers aan fruitbomen. Onder midden salderend worden bijvoorbeeld uien en aardappelen verstaan.
Gedeputeerde Staten verlangen niet dat een aanvrager álle in de Faunaschade Preventiekit (FPK) opgesomde maatregelen treft, om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.
Wel kan bij hoog en midden salderende teelten en gewassen, in redelijkheid worden verlangd dat een aanvrager twee verschillende maatregelen treft, voor de betreffende schadeveroorzakende diersoort, zoals beschreven in de FPK. De maatregelen moeten gevarieerd en in voldoende aantallen worden aangewend.5 De taxateur vermeldt bij zijn taxatie de door de aanvrager toegepaste maatregelen in zijn taxatierapport. Bij beoordeling van een aanvraag wordt dus getoetst of twee maatregelen uit de FPK zijn toegepast.
Het kan voorkomen dat voor de combinatie van de schadeveroorzakende diersoort en het gewas geen twee preventieve maatregelen beschikbaar zijn uit de FPK die effectief zijn en (qua investering) redelijkerwijs gevraagd kunnen worden. In dat geval wordt getoetst of minimaal één, althans die maatregelen zijn genomen die volgens de FPK redelijkerwijs wel mogelijk zijn.
Bij schade door zoogdieren aan hoogsalderende gewassen, kan in redelijkheid verlangd worden dat er tijdig een deugdelijk raster geplaatst wordt om het gewas te beschermen en schade te voorkomen.6 Een deugdelijk raster staat omschreven in de FPK.
Voor niet-kwetsbare laag salderende gewassen (zoals weide-, hooi-, en graszaadpercelen waarvan het grasgewas minimaal zes maanden oud is) wordt verjaging door menselijke aanwezigheid gevraagd, of middelen als bedoeld in de FPK. Dit betreft de blijvende/overjarige graslanden, en granen en graszaad in de niet-kwetsbare periode.
Granen en graszaad zijn vanaf de aarvorming niet meer kwetsbaar. Naarmate het gewas zich verder ontwikkelt wordt het dus minder aantrekkelijk voor dieren, groter en gaat het een stengel vormen met zaad erin.
Laag salderende gewassen in de kwetsbare periode
Het gaat hier om nieuw ingezaaide graslanden jonger dan zes maanden. En pas ingezaaide granen, met name wintergraan, en graszaad in de kwetsbare periode tot aarvorming.
Deze gewassen zijn kwetsbaar vlak na het inzaaien als het plantje gekiemd is en net boven de grond staat. Het gewas is op dat moment eiwitrijk en heeft veel voedingswaarde wat het erg aantrekkelijk maakt voor dieren. Deze gewassen zijn in een relatief korte periode vatbaar voor faunaschade. Deze gewassen zijn aantrekkelijk voor vogels maar niet hoog salderend.
Er wordt in de kwetsbare periode wel verwacht dat men twee effectieve maatregelen treft, als beschreven in de Faunaschade Preventiekit (tegen de betreffende schadeveroorzakende diersoort).
Als in deze kwetsbare periode ingezet wordt op preventie, kan veel schade voorkomen worden. Door de korte periode van inspanning blijft de totale inspanning, ter voorkoming van faunaschade, gezien over de hele teeltperiode, nog steeds beperkt, en kan dit ondanks de lage standaardopbrengst van het gewas redelijkerwijs gevraagd worden.
Naast de vraag of een gewas hoog-, midden-, laag salderend is, speelt de voorzienbaarheid van de schade een rol in de afweging wat in redelijkheid van een aanvrager verwacht mag worden. Als bijvoorbeeld in opeenvolgende jaren steeds schade optreedt op een bepaald perceel met een hoog/midden salderend gewas, mag van aanvrager worden verwacht dat die méér maatregelen treft om die schade te voorkomen en beperken. Ook als een gewas op een zodanige locatie geteeld wordt, waardoor het risico op faunaschade voorzienbaar is, kunnen Gedeputeerde Staten hogere eisen aan het beschermen van gewassen stellen.
Bij de afweging welke preventieve middelen in redelijkheid gevraagd kunnen worden, wordt voornamelijk naar voornoemde factoren gekeken. Wat voor teelt is het, zijn gewassen extra aantrekkelijk voor een bepaalde diersoort, is er al meerdere malen eenzelfde schade ontstaan, betreft het een schadegevoelige locatie. Dan zijn dat omstandigheden op grond waarvan in redelijkheid extra maatregelen en inspanningen van een aanvrager verlangd kunnen worden om schade te voorkomen en beperken.
Preventieve maatregelen wolven
In het door het Interprovinciaal Overleg vastgestelde Wolvenplan 2025 is opgenomen dat de provincies wolvengebieden kunnen begrenzen waarbinnen preventieve maatregelen vereist worden om voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking te komen. Een wolvenleefgebied is een gebied waarbinnen zich wolven bevinden. Dit zullen doorgaans gevestigde wolven zijn, het leefgebied zal doorgaans het territorium en de omgeving daarvan omvatten en het zal ook duidelijk zijn dat hier een verhoogd/te verwachten risico op veeschade is. Om die reden kan provinciaal besloten worden een gebied te begrenzen waarbinnen de voorwaarde gaat gelden op het nemen van preventieve maatregelen, voordat men in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Hierop is uitzondering mogelijk voor situaties waarin deze preventieve maatregelen redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn.
Daarbij is gekozen om een periode van maximaal twee jaar te nemen om dit door te voeren, opdat er balans is tussen de inzet van preventieve maatregelen en de (toekomstige) mogelijkheden voor handelingsperspectief om tot ingrijpen over te gaan conform de interventierichtlijnen vóórdat wordt geconcludeerd dat zonder inzet van preventieve maatregelen geen tegemoetkoming wordt verstrekt.
Als de grondgebruiker de schade niet heeft kunnen voorkomen geldt de verplichting om de schade, vanaf het moment van schadeconstatering, in elk geval zoveel mogelijk te beperken door het bestrijden van de schadeveroorzakende diersoort.
Om schadeveroorzakende dieren te doden in het kader van schadebestrijding moet een aanvrager tijdig een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit, krachtens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g van de wet, jo. artikel 8.74j, derde lid (soorten vogelrichtlijn), 8.74k, derde lid (soorten habitatrichtlijn), of 8.74l, derde lid (andere soorten) van het Besluit kwaliteit leefomgeving, aanvragen ten behoeve van diens jachthouder.
Vaak heeft de provincie op voorhand al een omgevingsvergunning voor een bepaalde schadeveroorzakende diersoort verleend aan de Faunabeheereenheid. In dat geval kan een grondgebruiker (of diens jachtaktehouder) volstaan met het aanvragen van een toestemming of machtiging bij deze Faunabeheereenheid, om van de reeds verleende omgevingsvergunning gebruik te maken.
Gedeputeerde Staten menen dat het tijdig aanvragen van een omgevingsvergunning een van de mogelijkheden is om (dreigende) belangrijke faunaschade te voorkomen en beperken. Als de aanvrager een dergelijke vergunning niet of niet tijdig heeft aangevraagd, zal in beginsel geen tegemoetkoming worden verleend.
Tijdig aanvragen van een omgevingsvergunning houdt in dat deze indien mogelijk vooraf, doch uiterlijk op de dag dat de schade van enige omvang is geconstateerd, wordt aangevraagd. Op dat moment wordt immers van een aanvrager verwacht dat deze direct actie onderneemt. Dat tijdig, uiterlijk op de dag van schadeconstatering, een vergunning (voorheen: ontheffing) moet worden aangevraagd wordt in bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet onredelijk geacht.7
Wordt een omgevingsvergunning verleend dan zal ook de schade die, gedurende de behandelingsperiode van de vergunningsaanvraag, ondanks de inspanningen van de aanvrager nog is ontstaan, bij de taxatie van de schade worden betrokken. Als een omgevingsvergunning tijdig en deugdelijk is aangevraagd maar door Gedeputeerde Staten of Faunabeheereenheid wordt geweigerd en dit de aanvrager niet te verwijten is, dan achten Gedeputeerde Staten een tegemoetkoming op zijn plaats. Dit is bijvoorbeeld het geval als een omgevingsvergunning niet wordt verleend vanwege het ontbreken van schadehistorie, of als een omgevingsvergunning geschorst is vanwege een gerechtelijke procedure.
Gedeputeerde Staten zullen bezien in welke gevallen een vergunningsaanvraag achterwege kan blijven. Als op voorhand duidelijk is dat geen omgevingsvergunning kan of zal worden verleend, wordt niet verwacht dat men (toch) een aanvraag moet doen.
Van een verleende omgevingsvergunning moet adequaat gebruik worden gemaakt. Dit houdt in dat er minstens tweemaal per week (op twee verschillende dagen) verjaging met ondersteunend afschot moet plaatsvinden, vanaf het moment van schadeconstatering tot en met de eindtaxatie. Bij het bepalen van deze periode wordt er vanuit gegaan dat een omgevingsvergunning, uiterlijk, wordt aangevraagd op de dag van constateren van schade van enige omvang. De verplichting om de schade, als deze niet (geheel) voorkomen kon worden, dan in elk geval zoveel mogelijk te beperken door middel van het bestrijden van de schadeveroorzakende dieren, loopt door tot en met de eindtaxatie.
Bejaagacties moeten zijn verricht op, of in een buffer van 200 meter rondom, de schadepercelen. Bij schade door hoefdieren geldt een maatwerkbeoordeling door BIJ12, zoals een buffer van 500 meter rondom de schadepercelen. Alleen dan tellen deze acties mee in de beoordeling van het adequaat gebruik van de omgevingsvergunning of vrijstelling van de vergunningplicht voor flora- en fauna-activiteiten. Ook bejaagacties waarbij geen dieren zijn gedood, tellen mee voor het adequaat gebruik en moeten worden geregistreerd. Als de jager aanwezig is geweest, maar geen schadeveroorzakende dieren heeft aangetroffen, kan dit apart worden vermeld. Van belang is dat concreet de geleverde inspanning én het resultaat per datum van uitvoering wordt vermeld in het registratiesysteem.
Bij het gebruik maken van de omgevingsvergunning moeten de acties dus gericht zijn op het plegen van afschot. Het verjagen en verontrusten van de schadeveroorzakende dieren (zoals gebruik van het vogelafweerpistool of verjaging anderszins) worden niet meegenomen in de beoordeling in het kader van het adequaat gebruik van de omgevingsvergunning. De invulling die wordt gegeven aan wat wel en wat niet adequaat is, wordt in bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet onredelijk geacht.8
Onder I (artikel 4.9 Hoogte van de tegemoetkoming)
Eigen risico bij schade door vogels aan pitvruchten
Op tegemoetkomingen in schade aangericht door vogels aan pitvruchten (zoals appels en peren), wordt een eigen risico van 40% ingehouden. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft op 9 mei 2018 geoordeeld over tegemoetkomingen in schade door vogels aan appels en peren. Deze uitspraak laat zien dat, gezien het aantal aanvragen om een tegemoetkoming, het begrijpelijk en redelijk is dat wordt overgegaan tot standaardisering van het normaal maatschappelijk risico bij de tegemoetkoming van faunaschade. Deze standaard moet wel passend zijn en mag niet leiden tot een onevenredig zware last voor fruittelers. Volgens de Afdeling kunnen Gedeputeerde Staten ervoor kiezen om standaard 60% van de geleden schade te vergoeden, maar zij kunnen ook voor een afwijkend percentage kiezen mits goed gemotiveerd en toegespitst op de specifieke omstandigheden van de fruittelers. Voor dat laatste is niet gekozen.
Onder J (artikel 6.2 Citeertitel)
Bij de vierde en vijfde paragraaf van deze beleidsregel, die gaan over een tegemoetkoming in schade die veroorzaakt wordt door in het wild levende dieren, is strikt genomen geen sprake van nadeelcompensatie in de zin van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht of afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Van nadeelcompensatie is alleen sprake indien de schade door of vanwege de provincie wordt veroorzaakt. Om recht te doen aan de inhoud van deze beleidsregel is ervoor gekozen de citeertitel aan te passen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-18634.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.