Provinciaal blad van Limburg
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Limburg | Provinciaal blad 2025, 18118 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Limburg | Provinciaal blad 2025, 18118 | beleidsregel |
Beleidsregel regionale meerwaarde grote bedrijfskavels Limburg
Gedeputeerde Staten van Limburg,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op artikel 1.6 en artikel 12.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten dat in het kader van het planologisch toestaan van een bedrijfskavel groter dan 5 hectare, om redenen van regionale meerwaarde, gelijke criteria worden gehanteerd om te beoordelen of ten aanzien van de bedrijfskavel sprake is van ‘regionale meerwaarde’;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten om vast te leggen op welke wijze zij, voor wat betreft de beoordeling van het aspect ‘regionale meerwaarde’, uitvoering en invulling geven aan hun bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 1.6 van de Omgevingsverordening Limburg, opdat alle betrokkenen daar in hun beleid, besluitvorming en bij hun initiatieven rekening mee kunnen houden;
Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel regionale meerwaarde grote bedrijfskavels Limburg
Artikel 1 Toepassingsbereik beleidsregel
Deze beleidsregel wordt toegepast bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 1.6 van de Omgevingsverordening Limburg in relatie tot artikel 12.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg.
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerden Staten, gehouden op 28 oktober 2025.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
Voorzitter,
De heer E. Roemer
Secretaris,
De heer D. Timmer
In lijn met de Omgevingsvisie Limburg zetten ook Gedeputeerde Staten bij het mogelijk maken van nieuwvestiging van (logistieke) bedrijven primair in op bedrijven die van toegevoegde waarde zijn voor de economische structuur en arbeidsmarkt in Limburg en/of bedrijven die innovatief van aard zijn. De Provincie Limburg is hierin selectief en volgt, ook voor logistieke bedrijven, daarin de aanpak en voorkeursvolgorde als beschreven in de Omgevingsvisie Limburg. Voor zover het daarbij gaat om bedrijven die bij nieuwvestiging of vanwege uitbreiding ter plaatse behoefte hebben aan een bedrijfskavel groter dan 5 hectare, kan een gemeente daaraan alleen planologisch medewerking verlenen als voorafgaand door Gedeputeerde Staten een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 1.6 van de Omgevingsverordening Limburg.
Deze bijlage bevat voor Gedeputeerde Staten het kader voor de beoordeling of sprake is van ‘regionale meerwaarde’ bij een ontheffingsverzoek ten behoeve van het planologisch toestaan van een nieuwe of te herontwikkelen bedrijfskavel die groter is dan 5 hectare. In dat verband komen de volgende onderwerpen aan de orde:
II. Beoordelingsaspecten regionale meerwaarde
De bijlage gaat uit van een drietal hoofdelementen voor de beoordeling van de regionale meerwaarde:
Per hoofdelement zijn beoordelingsaspecten en wensbeelden geformuleerd. De gemeente moet aan de hand van de beoordelingsaspecten en wensbeelden opgenomen in Tabel 1,Tabel 2 en Tabel 3 in combinatie met een integrale eindafweging onderbouwen dat er sprake is van regionale meerwaarde bij een (nieuwe) bedrijfskavel groter dan 5 hectare. Deze onderbouwing moet worden aangeleverd bij het verzoek tot ontheffing. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeente, al dan niet in afstemming met de initiatiefnemer.
Onderbouwd moet worden in hoeverre er reeds sprake is van regionale binding, dan wel of en hoe het bedrijf die binding tot stand wil brengen. Aan de hand van onderstaande aspecten en wensbeelden kan de regionale meerwaarde ten aanzien van het element regionale binding worden onderbouwd:
Tabel 1: beoordeling 'regionale binding'
2. Maatschappelijke en economische meerwaarde
Onderbouwd moet worden dat de vestiging of uitbreiding van het bedrijf maatschappelijke en economische meerwaarde heeft. Deze onderbouwing gebeurt aan de hand van onderstaande aspecten en wensbeelden:
Tabel 2: beoordeling 'maatschappelijke en economische meerwaarde'
3. Wijze van benutten schaarse ruimte en landschappelijke inpassing
De Omgevingswet gaat uit van het zoeken naar balans tussen het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving waarin we leven, wonen en werken.
Bij de in dat verband te maken afwegingen hanteert de Omgevingsvisie Limburg (2021) een aantal Limburgse principes, zoals ‘we gaan zorgvuldig om met onze ruimte en voorraden’ en ‘de kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal’. Aan de hand van onderstaande aspecten en wensbeelden kan worden onderbouwd hoe invulling wordt gegeven aan deze uitgangspunten:
Tabel 3: beoordeling 'Wijze van benutten schaarse ruimte en landschappelijke inpassing'
Deze bijlage bevat een aantal begrippen die relevant zijn voor de beoordeling van de regionale meerwaarde. Sommige daarvan zijn bekend in het spraakgebruik, andere minder. Met het oog op een uniforme uitleg en toepassing van deze begrippen uit deze bijlage, zijn ze hieronder opgenomen en voorzien van een nadere omschrijving/toelichting.
Arbeidsmigrant: een onderdaan van een ander EU-land dan Nederland die rechtmatig in Nederland mag verblijven en werken, welke maximaal 5 jaar aaneensluitend in Nederland verblijft om rechtmatig werkzaamheden te verrichten, tegen een inkomen van maximaal 150% van het minimumloon bedoeld in artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
Huisvestingsplan: een plan (document) van aanpak waarin wordt beschreven hoe wordt voorzien in voldoende en adequate huisvestingsplekken voor de werknemers en waar deze huisvestingsplekken zich (zullen) bevinden. Daarbij dient voor wat betreft de huisvesting van arbeidsmigranten toepassing te worden gegeven aan de SNF-normen voor de huisvesting van arbeidsmigranten die geldt per 1 juli 2025.
R-ladder: 1Refuse-2Reduce-3Reuse-4Repair-5Recycle-6Recover; indeling voor de mate van circulariteit van een economische activiteit die loopt van het (her)ontwikkelen van een product met minder milieu-impact of minder abiotische grondstoffen (R1/2) via hergebruik of reparatie (R3/4) tot aan hergebruik van afvalstromen, dan wel er energie uit terug te winnen (R5/6).
IV. Algemene randvoorwaarden/uitgangspunten
Naast de beoordelingsaspecten uit paragraaf II gelden er ook algemene randvoorwaarden/uitgangspunten waaraan moet worden voldaan:
Het uitsluitend hebben van een goede “regionale binding” zoals bedoeld in onderdeel 1 van paragraaf II, is niét voldoende om een bedrijfskavel groter dan 5 hectare toe te staan. Het gaat om een integrale kwalitatieve afweging per potentiële (nieuw)vestiger. Daarbij is tevens een bepaalde mate van maatschappelijke/economische meerwaarde vereist in combinatie met een aanvaardbare ruimtelijke en landschappelijke inpassing op de nieuwe (of uit te breiden) bedrijfslocatie (paragraaf II, onderdelen 2 en 3).
Claims, wensen, verwachtingen en doelstellingen die een eindgebruiker, zowel kwantitatief als kwalitatief aangeeft te hebben, moeten gebaseerd zijn op een gedocumenteerde en realistische onderbouwing. Alleen op basis van een goede onderbouwing kan zo objectief mogelijk worden beoordeeld in hoeverre er sprake is van regionale meerwaarde van het (nieuwe) bedrijf.
Toelichting Beleidsregel regionale meerwaarde grote bedrijfskavels Limburg
Artikel 2.4.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg 2014 bevatte reeds een instructieregel voor gemeenten, die nieuwe en in de toekomst te herontwikkelen bedrijfskavels planologisch maximeerde op 5 hectare. In de nieuwe Omgevingsverordening Limburg, geldend vanaf 1 januari 2024, is een bepaling van gelijke strekking opgenomen in artikel 12.5, vierde lid. De instructieregel geldt niet voor bedrijfskavels groter dan 5 hectare die als zodanig reeds vóór 19 januari 2023 (datum inwerkingtreding vorige instructieregel) planologisch geregeld waren.
Op grond van deze instructieregel mogen in een omgevingsplan (voorheen: bestemmingsplan) of via een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) geen bedrijfskavels worden toegestaan met een oppervlakte groter dan 5 hectare. Als een bedrijf toch een bedrijfskavel groter dan 5 hectare wenst, moet de betreffende gemeente een afweging maken of zij hieraan via een wijziging van het omgevingsplan of via een BOPA medewerking wil verlenen. Als dat het geval is heeft de gemeente, voorafgaand aan de wijziging van het omgevingsplan of de verlening van de BOPA, een ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig.
Artikel 1.6 van de Omgevingsverordening Limburg in samenhang met artikel 2.32, eerste lid, van de Omgevingswet, geeft Gedeputeerde Staten de bevoegdheid ontheffing van een instructieregel te verlenen. Artikel 2.32, vijfde lid, van de Omgevingswet bepaalt dat een ontheffing alleen wordt verleend als de uitoefening van de taak of bevoegdheid waarvoor de ontheffing wordt gevraagd, onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing is gevraagd. De achtergrond van de ontheffingsbepaling is dat er zich altijd situaties kunnen voordoen waarin een onverkorte toepassing van instructieregels tot onbillijkheden of fricties kan leiden. Afwijken van een regel kan soms gewenst zijn om een maatschappelijk gewenste activiteit of maatwerk in het individuele geval mogelijk te maken, die bij toepassing van de regel zelf niet kan worden uitgevoerd. Een dergelijke afwijking kan dan via een ontheffing worden toegestaan. Via deze beleidsregel en bijbehorende bijlage beogen Gedeputeerde Staten vooraf aan de aanvrager meer duidelijkheid en zekerheid te geven over de beoordeling van een ontheffingsverzoek en de uitkomst van deze beoordeling.
De instructieregel van artikel 12.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg is gericht tot de gemeenten. Ingeval het vasthouden aan deze instructieregel in een concrete casus echter leidt tot een voor een gemeente onevenredige belemmering in haar zorg voor de fysieke leefomgeving in verhouding tot het met deze regel te dienen belang, dan kan ontheffing verlening een optie zijn. De gemeente zal in haar ontheffingsverzoek tevens moeten onderbouwen dat sprake is van een dergelijke onevenredige belemmering.
Ontheffing mogelijk bij regionale meerwaarde
Uit deze beleidsregel volgt dat Gedeputeerde Staten alleen ontheffing van artikel 12.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening verlenen, indien ten aanzien van de nieuwe bedrijfskavel of te herontwikkelen bedrijfskavel(s) sprake is van ‘regionale meerwaarde’. De bijlage bij de beleidsregel geeft inzicht in de beoordelingsaspecten aan de hand waarvan Gedeputeerde Staten de onderbouwing van een ontheffingsverzoek als bedoeld in artikel 1.6 van de Omgevingsverordening toetsen voor wat betreft regionale meerwaarde.
Het aspect ‘regionale meerwaarde’ omvat een drietal hoofdelementen:
Deze hoofdindeling is vervolgens aan de hand van verschillende beoordelingsaspecten en wensbeelden nader ingevuld.
De bijlage kan tevens door gemeenten worden gebruikt bij hun eigen beoordeling in hoeverre sprake is van regionale meerwaarde bij een (nieuwe) bedrijfskavel groter dan 5 hectare. Door deze elementen van de beoordeling aan te houden, sluit men aan bij de beoordelingssystematiek die Gedeputeerde Staten hanteren bij de behandeling van het ontheffingsverzoek. Om landelijk meer consistentie te krijgen bij de invulling van de ‘regionale meerwaarde’ van grootschalige bedrijfsvestigingen (> 5 hectare), is in IPO-verband de ‘Handreiking (regionale) Meerwaarde’ opgesteld. Deze Handreiking hanteert op hoofdlijnen dezelfde driedeling en is in de bijlage voor de Provincie Limburg nader uitgewerkt in een aantal meer specifieke beoordelingselementen. De gemeente dient aan de hand van deze beoordelingsaspecten en in combinatie met een integrale eindafweging te onderbouwen of regionale meerwaarde wel of niet aan de orde is voor de betreffende bedrijfsvestiging.
Deze beleidsregel is van toepassing bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing van het bepaalde in artikel 12.5, vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg. Daarbij gaat het dus om het toestaan van:
Gedeputeerde Staten hechten eraan dat in het kader van het in een omgevingsplan of via een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) toestaan van een bedrijfskavel groter dan 5 hectare, gelijke criteria worden gehanteerd om te beoordelen of ten aanzien van de bedrijfskavel sprake is van ‘regionale meerwaarde’. Deze zijn opgenomen in de bijlage van deze beleidsregel. Tevens willen Gedeputeerde Staten richting alle betrokken partijen helder maken hoe zij het aspect ‘regionale meerwaarde’ toetsen in het kader van de beoordeling van een ontheffingsverzoek als bedoeld in artikel 1.6 van de Omgevingsverordening Limburg in relatie tot het bepaalde in artikel 12.5 van de Omgevingsverordening Limburg.
Artikel 2, tweede lid, onderdeel a
Om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van ‘regionale meerwaarde’ moeten alle beoordelingsaspecten van de bijlage worden doorlopen. Het bedrijf (nieuw of reeds gevestigd) levert bij elk aspect een onderbouwing. Deze onderbouwing zal mede afhangen van de specifieke (bedrijfs)situatie. Middels een integrale eindafweging wordt ten slotte onderbouwd in hoeverre met de komst dan wel uitbreiding van het (nieuwe) bedrijf sprake is van ‘regionale meerwaarde’ in de zin van deze beleidsregel. De onderbouwing per aspect en de integrale beoordeling nemen Gedeputeerde Staten mee bij de beoordeling van het verzoek om ontheffing.
Artikel 2, tweede lid, onderdeel b
De bepaling ziet op de vereiste regionale afstemming met advies (Noord-, Midden-, Zuid-Limburg) over een voorgenomen wijziging of afwijking van het omgevingsplan. Deze regionale afstemming is nodig, aangezien de impact van een dergelijke grootschalige vestiging bijna altijd gemeentegrens overstijgend is. In de onderbouwing van het verzoek om ontheffing moet de gemeente verslag doen van de regionale afstemming. De onderbouwing van het ontheffingsverzoek van de gemeente kan in het regionale advies worden bevestigd, aangescherpt of als onvoldoende worden beschouwd. Dit advies wordt door Gedeputeerde Staten eveneens betrokken bij de beoordeling van het ontheffingsverzoek.
Artikel 2, tweede lid, onderdeel c
Om goed te kunnen beoordelen in hoeverre een specifiek bedrijf inderdaad meerwaarde heeft voor de regio, achten Gedeputeerde Staten het noodzakelijk om vooraf te weten wie de eindgebruiker van de (nieuwe) bedrijfskavel(s) is. De beoordeling op basis van vragen in de bijlage zal immers van bedrijf tot bedrijf verschillen. Zonder zicht op de eindgebruiker heeft de uitkomst van deze beoordeling weinig of geen realiteitswaarde.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-18118.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.