Wijziging Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

 

BESLUITEN

 

De Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel als volgt te wijzigen.

 

Onderstaande tekst wordt ingevoegd na Artikel 2.6a.13Verantwoording bij vaststelling:

 

Paragraaf 6b Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling - Uitvoering

 

Achtergrond

Deze interventie is ervoor bedoeld om agrariërs en andere gebiedspartners, die een samenwerkingsverband hebben gevormd en een gebiedsplan hebben opgesteld, te steunen in de uitvoering van hun gebiedsplan. De verwachting is dat door de partners in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied op de doelen klimaat, water en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartners afzonderlijke acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om in hun gebied, op basis van een gebiedsplan waarin de kansen in hun gebied echt in kaart zijn gebracht, acties uit te voeren die het gebied versterken.

 

Een samenwerkingsverband in een afgebakend gebied kan van deze provinciale GLB-interventie gebruik maken. Met als partijen in elk geval landbouwers, maar voor de hand liggen voorts andere gebiedspartijen zoals overheden (gemeenten, waterschap), natuur- en landbouworganisaties en andere organisaties en personen.

 

Artikel 2.6b.1 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als het project betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.

Toelichting

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan zijn met deze interventie acties mogelijk zoals niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven voor verwezenlijking van het integrale gebiedsplan.

 

Activiteiten van het project, opgeschreven in het gebiedsplan (zie voor nadere voorwaarden artikel 2.6b.2), die bijdragen aan de genoemde doelen zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;

  • -

    De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;

  • -

    De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;

  • -

    Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als operational group/ samenwerkingsverband in het EIP);

  • -

    Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).

Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.

 

Een gebiedsplan kan vrij worden ingevuld binnen de kaders van dit openstellingsbesluit. Elk gebied kan een eigen plan op maat maken. Deze regeling Samenwerking Integrale Gebiedsontwikkeling biedt gebieden de kans op een budget waar allerlei verschillende activiteiten uit betaald kunnen worden.

 

Voorop staat dat de gebiedskoers in de gebiedsplannen zich integraal richt op de Europese doelen voor klimaat, water en bodem en biodiversiteit natuur, verduurzaming van de landbouw en aansluit bij het beleid van provincie, waterschap en gemeenten, rekening houdend met Nationale en provinciale programma’s zoals het Provinciaal Programma Landelijk Gebied. Regionale en lokale overheden zijn daarom direct betrokken bij de gebiedskoers, de doelen van het gebiedsplan en kunnen mogelijk zelf partner zijn in het samenwerkingsverband in het specifieke gebied.

 

Het integrale gebiedsplan hoeft zich ook niet te beperken tot het GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, boerenorganisaties hebben buiten het GLB, waarbij gebruik wordt gemaakt van andere regelingen en financieringsbronnen (zoals omgevingsplannen, NPLG, DAW) kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling van subsidies in het project en zogenaamde “paraplu financiering” behoren tot de mogelijkheden zolang er niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.

 

Deze regeling Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling - Uitvoering is een breed samenbindend instrument met subsidie voor investeringen, ontwikkeling en kennisdeling en open van opzet. Het gebiedsplan kan allesomvattend zijn maar dat hoeft niet. Tegelijk gaat het om focus en wat realistisch haalbaar is met het oog op de beschikbare subsidiabele investeringsmogelijkheden bij uitvoering van het gebiedsplan.

 

Subsidie kan worden verleend voor de uitvoering van het gebiedsplan aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverbanden als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Specifieke GLB-doelstellingen

De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:

  • a.

    Klimaat (SO4): Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie);

  • b.

    Natuurlijke hulpbronnen (SO5): Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof);

  • c.

    Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.

Artikel 2.6b.2 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in artikel 2.6b.1, bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:

  • a.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2; productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn die bijdragen aan minimaal één van de volgende doelen

    • i.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • ii.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • iii.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen;

    • iv.

      verbetering van dierenwelzijn

  • b.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1; niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven die bijdragen aan minimaal één van de volgende doelen:

    • i.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • ii.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • iii.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen;

  • c.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1;

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Toelichting

Voorbeelden van subsidiabele kosten per onderdeel zoals hierboven genoemd:

  • a.

    investeringen in bedrijfsmiddelen met een effect op de economische bedrijfsvoering en gericht op de doelen water, biodiversiteit en biologische bestrijding, energie en klimaat, veehouderij en precisielandbouw. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelbare drainage, agroforestry, elektrische machines of werktuigen, vergistingsinstallaties en mestverwerkingssystemen, emissiearme vloeren of precisiebemesting.

  • b.

    Investeringen op landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers en plasdras sloten. Meer concreet kan hierbij gedacht worden aan herstel en aanleg singels, houtwallen, heggen, hagen, bosjes, solitaire bomen, pingo’s, dobben en drenkpoelen, herstel en aanleg van akkerranden, struweelranden, vogelakkers, natuurvriendelijke oevers en herstel beplanting agrarische erven.

  • c.

    investeringen buiten landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering en gericht zijn op het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit, investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon, herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers.

De onderdelen a t/m c bedragen ten minste 75% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan.

 

  • d.

    activiteiten voor het delen van kennis en ervaring met groepen landbouwers, dit kunnen trainingen, workshops, coachingsactiviteiten, voorlichtingsacties of demonstraties zijn. Hierbij kan verder gedacht worden aan bewustwording en educatie over kringlooplandbouw en toekomstig boeren. Bijeenkomsten om te leren samenwerken met alle partijen in het gebied vanuit de gedachten doelsturing en gezamenlijk eigenaarschap, wat zijn de doelen en opgaven in het eigen gebied en hoe kan draagvlak vergroot worden? Leren wat datagedreven werken is en participatieve monitoring met bijvoorbeeld citizen science sensoring.

  • e.

    voor kavelruil/ruilverkaveling geldt dat kosten voor de voorbereiding (analyse) en kosten voor de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen.

  • f.

    activiteiten voor het ontwikkelen, doorontwikkelen, beproeven of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten dienend aan de doelen van het gebiedsplan. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van kringlopen met een groep van landbouwbedrijven, ketenbenadering waaronder korte ketens, de omslag naar produceren voor biobased bouwen en promoten van de boer-burger dialoog.

  • g.

    activiteiten voor het vinden van partners en gezamenlijk opzetten en voeren van het gebiedsproces waarbij overleg en afstemming onderdeel kan zijn; proces- en projectmanagement.

Onderdelen d t/m g bedragen maximaal 25% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. Tezamen vormen deze onderdelen het management voor de uitvoering van het gebiedsplan. Daarbij kan meer algemeen gedacht worden aan kosten voor de penvoerder, inzet van personeel, om de samenwerking en administratie te organiseren. De penvoerder zou een gemeente kunnen zijn maar ook een waterschap, een krachtig agrarisch collectief of een grote natuur of landschapsorganisatie. Of elke andere organisatie of entiteit.

 

Artikel 2.6b.3 Aanvrager

Subsidie als bedoeld in artikel 2.6b.1, kan worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.

 

Toelichting

De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van een samenwerkingsverband, voor de uitvoering van een al opgesteld integraal gebiedsplan. Alle partners in het samenwerkingsverband zijn medebegunstigden van de subsidie. Elke partner vraagt subsidie aan voor zijn of haar eigen kostenaandeel in het geheel, voor de eigen deelbegroting in de totale begroting voor de uitvoering van het gebiedsplan. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om de aanvraag in te dienen.

 

Artikel 2.6b.4 Samenwerkingsverband

  • 1.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6b.3 bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.

  • 2.

    Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband;

    • b.

      het minimale aantal bij het samenwerkingsverband betrokken partijen.

Toelichting

Een samenwerkingsverband kan bestaan uit meerdere partijen waarin minimaal één landbouwer vertegenwoordigd is en minimaal één van de volgende partijen:

  • grondeigenaren,

  • grondgebruikers,

  • landbouworganisaties,

  • natuur- en landschapsorganisaties,

  • provincies,

  • waterschappen,

  • gemeenten, en

  • overige natuurlijke- of rechtspersonen.

In gebieden kunnen processen lopen die door verschillende partijen los van elkaar worden uitgevoerd. Soms is er samenwerking met andere partijen, soms niet. Soms zijn niet alle overheden aan boord, soms ontbreekt het aan een groep boeren die zich betrokken voelen. Plannen van natuur- en landschapsorganisaties en burgerinitiatieven zijn af en toe in uitvoering zonder betrokkenheid van boeren of overheid. In deze regeling worden partijen uitgenodigd om samen met alle in het gebied betrokken partijen een integraal samenwerkingsverband op te zetten.

 

Overheden die deelnemen in het samenwerkingsverband zouden kunnen optreden als penvoerder, aangezien zij het meest waarschijnlijk over de kennis, kunde en menskracht beschikken om deze rol op zich te nemen. Het staat een gebied vrij om voor een andere penvoerder te kiezen.

 

Voor boeren is er, bij bepaalde investeringen (met name de niet-productieve investeringen in landschapselementen), het toekomstperspectief dat na het doen van de investeringen het beheer uiteindelijk terecht kan komen in nieuwe contracten in het kader van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) in de volgende GLB-programmaperiode.

 

Uit eerdere ervaringen met gebiedsgerichte samenwerking (pilots) is gebleken dat een organisatiestructuur met een stuurgroep en uitvoeringsorganisatie, waarbij de penvoerder faciliteert en regisseert, een positieve uitwerking heeft op het verloop van het project.

 

Artikel 2.6b.5 Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6b.1 een integraal gebiedsplan met:

  • a.

    een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;

  • b.

    een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;

  • c.

    aangetoond draagvlak uit het gebied;

  • d.

    een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;

  • e.

    een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;

  • f.

    een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;

  • g.

    een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;

  • h.

    een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.

Toelichting

Organisatiestructuur

Er dient een beschrijving van de organisatiestructuur te zijn opgenomen, op basis waarvan de adviescommissie onder meer toetst of het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. In de organisatiestructuur kan ook de taakverdeling, interne procedures, de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten, de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners worden beschreven. De bedoeling is dat er samenwerkingsverbanden worden opgericht waarin de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.

 

Samenwerkingsovereenkomst

In de samenwerkingsovereenkomst worden onder andere de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd worden. Ook wordt beschreven welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (penvoerder). De penvoerder treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker en de bevoegde controleautoriteiten. Daarnaast kan beschreven worden hoe het toekomstige samenwerkingsverband georganiseerd wordt: komt er een voorzitter, een projectleider, hoe wordt de ondersteuning voorzien, etc. Wordt er tijdens de looptijd nog uitbreiding van het aantal partners voorzien, en hoe wordt dat geborgd in de bestaande samenwerking?

 

Een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied

Uit de analyse moet naar voren komen welke uitdagingen in het gebied worden aangepakt met de uitvoering van het gebiedsplan. Tevens moet blijken welke meerwaarde de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen biedt t.o.v. de uitvoering van losstaande projecten in het gebied.

 

Begroting

Een begroting is onderdeel van de aanvraag. Bij het aanvraagformulier, dat online beschikbaar wordt gesteld, wordt tevens een Excel rekenblad ter beschikking gesteld, die als handvat kan bieden bij het opstellen van de begroting van de subsidieaanvraag.

 

Artikel 2.6b.6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6b.1 geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking.

  • 2.

    Aanvragen waarvoor na beoordeling de subsidie € 25.000,- of minder bedraagt, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Toelichting

Voor het uitvoeren van het gebiedsplan kan subsidie worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden (die voor het uitvoeren van het gebiedsplan zijn opgericht), of aan een reeds bestaand samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Artikel 2.6b.7 Berekening subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 1.8, worden conform artikel 1.9 lid 1 onder a, berekend op basis van artikel 1.9a.

  • 2.

    In overeenstemming met artikel 1.7 zijn de regels inzake een subsidie als bedoeld in artikel 1.7 eerste lid, onder c, van toepassing op een subsidie als bedoeld in artikel 1.7 eerste lid, onder b.

Artikel 2.6b.8 Niet subsidiabele kosten

Kosten van investeringen van € 2.000.000,- of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, komen niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.6b.9 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6b.1 bedraagt:

    • a.

      40% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6b.2, onder a;

    • b.

      100% van de kosten van investeringen, niet gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6b.2 onder b;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen, gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6b.2 onder b;

    • d.

      70% van de kosten voor investeringen, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6b.2 onder c;

    • e.

      100% van de kosten voor investeringen, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6b.2 onder c;

    • f.

      80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6b.2, onder d;

    • g.

      100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling als bedoeld in artikel 2.6b.2, onder e;

    • h.

      100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.6b.2, onder f;

    • i.

      100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6b.2 onder g.

  • 2.

    De subsidie voor de kosten, genoemd in het eerste lid, onder f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale verstrekte subsidie.

Toelichting

Uit bovenstaand artikel blijkt dat de hoogte van de subsidie per activiteit kan verschillen. De totale subsidie wordt bepaald door alle per activiteit te berekenen subsidiebedragen bij elkaar op te tellen. De berekende subsidie voor de uitvoering van de onderdelen a, b, c, d en e (de uitvoering “in het veld”) bedraagt ten minste 75% van de totale subsidie voor het project. Dit houdt dus in dat de subsidie voor de onderdelen f, g, h en i (kosten voor overhead, samenwerking en kennisdeling) niet meer dan 25% van de totale subsidie mag zijn. Dit wordt bij vaststelling van de subsidie getoetst en waar nodig verrekend met eerder uitgekeerde deelbetalingen.

 

Artikel 2.6b.10 Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6b.1 in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;

    • b.

      diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

    • c.

      draagvlak voor het gebiedsplan;

    • d.

      effectiviteit van de activiteit;

    • e.

      efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

    • f.

      haalbaarheid van de activiteit;

    • g.

      mate van urgentie van de activiteit.

  • 2.

    Aan ieder selectiecriterium zoals genoemd in lid 3, wordt door de adviescommissie een score van 0 tot 5 punten toegekend. Per criterium wordt daarna de volgende weging toegepast:

    • a.

      ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen met een weging van 2;

    • b.

      diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen met een weging van 1;

    • c.

      draagvlak voor het gebiedsplan met een weging van 1;

    • d.

      effectiviteit van de activiteit met een weging van 2;

    • e.

      efficiëntie van uitvoering van de activiteit met een weging van 1;

    • f.

      haalbaarheid van de activiteit met een weging van 1;

    • g.

      mate van urgentie van de activiteit met een weging van 2.

  • 3.

    Aanvragen met een score van 30 punten of hoger komen voor subsidie in aanmerking.

Toelichting

Aanvragen worden beoordeeld op basis van de beschrijving in artikel 1.12, lid 3. Dat houdt in dat aanvragen op basis van de selectiecriteria worden beoordeeld door de adviescommissie. Per criterium worden 0-5 punten toegekend, waarna (de weging wordt toegepast en) de totaalscore wordt bepaald. Alleen projecten met een score van 30 of meer komen voor subsidie in aanmerking.

 

Aanvragen voor uitvoering van een gebiedsplan worden beoordeeld aan de hand van de volgende selectiecriteria:

 

a. ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;

  • Is het passend binnen provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies, -plannen en (beleids)programma’s en die van Waterschappen; denk aan bossenstrategie, PPLG, provinciale stikstofaanpak.

  • Worden alle relevante (beleids)doelen meegenomen, waar liggen de accenten en welke wel en welke niet en is dit onderbouwd met data voor de verschillende indicatoren op de gebiedskaart? Denk aan: alleen of alle drie de doelen, biodiversiteit, milieu en/of klimaat; en wordt ook gekeken naar gezondheid, dierenwelzijn, sociaaleconomische versterking.

  • Zijn er nieuwe elementen in de gebiedsprocessen en extra opbrengst?

  • Wat zijn de ambities van de betrokken landbouwers? Het gebiedsplan moet perspectief bieden voor de landbouw, en een oplossing bieden voor knelpunten die de landbouw ondervindt in de route naar verduurzaming en hun bijdrage aan gebiedsdoelen. Uit individuele bedrijfsplannen van landbouwers of een verklaring kan blijken dat voor het bedrijf een toekomstperspectief wordt gezien.

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is zeer gering, er wordt vrijwel niet aan doelen voor het gebied bijgedragen, het perspectief voor deelnemende landbouwers is niet beschreven , voorgenomen activiteiten missen volledig aansluiting met wat voor het gebied nodig is

1 punt

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is gering, er wordt maar zeer ten dele en ook niet aan alle doelen een bijdrage geleverd, waarbij perspectief voor landbouw onduidelijk is beschreven…

2 punten

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is matig de bijdrage aan de doelen is beperkt, en voor de landbouw is beperkt perspectief aangegeven…

3 punten

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is voldoende, er is een reële verwachting dat aan de doelen wordt bij gedragen, waarbij ook perspectief voor de landbouw wordt aangegeven, het had alleen nog duidelijker en degelijker aangegeven kunnen worden…

4 punten

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is goed, het plan ziet er degelijk uit en wekt vertrouwen op het halen van de doelen voor het gebied, zoals beschreven in de opgave.

5 punten

De aansluiting van het plan in relatie tot de opgave is zeer goed, het plan beschrijft zeer nauwkeurig en duidelijk wat er nodig is aan activiteiten om de doelen voor het gebied binnen bereik te brengen, met een realistisch perspectief, waarbij voor de landbouw kansen worden geboden om toekomstbestendig meerjarig voldoende inkomen te kunnen genereren, passend binnen de doelen die voor het gebied gelden

 

b. diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

  • Nemen, naast landbouwers zelf, alle relevante gebiedspartijen deel zoals, overheden, natuur- en landschapsorganisaties en andere initiatieven? Denk aan een groep boeren in een gebied, boerenorganisatie, LTO of agrarisch collectief, Ketenpartners: erfbetreders, adviseurs, toeleveranciers, afnemers; Burgers met burgerinitiatieven.

  • Steunen de overheden het gebiedsplan (ook financieel) en waaruit blijkt die steun? Is het gebiedsplan bijvoorbeeld afgestemd met een betrokken gemeente?

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

De samenstelling wordt als zeer gering beoordeeld, door een eenzijdig beschreven plan, met maar een deelnemende belangengroepering…

1 punt

De samenstelling wordt als gering beoordeeld, het deelnemersveld is mager, waarbij ook niet duidelijk is aangegeven wat ieders rol en bijdrage is.

2 punten

De samenstelling wordt als matig beoordeeld, er is een redelijke doorsnede gemaakt van in het gebied aanwezige partijen, alleen had het wel duidelijker beschreven kunnen worden qua rol en verantwoordelijkheid van de deelnemende partijen

3 punten

De samenstelling wordt als voldoende beoordeeld, deelnemende partijen weerspiegelen voldoende het krachtenveld, wat de bijdrage per deelnemer is had duidelijker opgeschreven kunnen worden.

4 punten

De samenstelling wordt als goed beoordeeld, met dit deelnemersveld en met deze beschrijving van rol en verantwoordelijkheid is het plan uitvoerbaar.

5 punten

De samenstelling wordt als zeer goed beoordeeld, het gedegen beschreven plan bevat het volledige palet van in gebied aanwezige gebiedspartijen, waarbij duidelijk blijkt wat ieders rol en verantwoordelijkheid is in de weg naar het bereiken van de doelen

 

c . draagvlak voor het gebiedsplan;

  • Zijn er in het gebied voldoende landbouwers die mee willen doen met het plan?

  • Is duidelijk gemaakt hoe de opvattingen in het gebied over de doelen van het plan positief worden beïnvloed (perspectief en kansen die uitvoering van het plan biedt overbrengen op bewoners gebied) door bijvoorbeeld voorlichting, dialoog, participatie

  • Is er een goede krachtenveldanalyse uitgevoerd?

  • Zijn er voldoende partijen die de noodzaak voor het gebiedsplan delen en die financieel willen bijdragen

  • Waaruit blijkt de bereidheid tot langdurige samenwerking van partijen onderling en met de initiatiefnemers? Is het draagvlak aangetoond door bijvoorbeeld intentieverklaringen?

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

Op basis van de aanvraag is het draagvlak zeer gering, er is veel oppositie tegen het plan, de aansluiting met wat er leeft in het gebied wordt volledig gemist.…

1 punt

Op basis van de aanvraag is het draagvlak gering, in het plan is onvoldoende aangegeven hoe het draagvlak positief kan worden beinvloed…

2 punten

Op basis van de aanvraag is het draagvlak matig, er wordt een aanpak beschreven hoe draagvlak voor het plan positief te beïnvloeden, alleen is er nog niet voldoende vertrouwen of deze aanpak voldoende verbetering van het draagvlak oplevert.

3 punten

Op basis van de aanvraag is het draagvlak voldoende, het plan biedt uitzicht op hoe voldoende draagvlak bereikt kan worden

4 punten

Op basis van de aanvraag is het draagvlak goed, de in het plan beschreven krachtenveldanalyse met bijbehorende aanpak biedt zeker voldoende uitzicht op draagvlak voor de plannen

5 punten

Op basis van de aanvraag is het draagvlak zeer goed, de urgentie voor dit gebiedsplan wordt ook in het gebied zo ervaren, men wil in het gebied samen met de initiatiefnemers de schouders eronder steken om de doelen te halen.

 

d. effectiviteit van de activiteit;

  • Een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, water en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan klimaat.

  • Zijn doelen voldoende concreet uitgedrukt (bijvoorbeeld met gebruik van kpi’s)? Van gebiedsanalyse nu (nulmeting) naar de streefbeelden straks. Is doelbereik meetbaar en verifieerbaar aangegeven?

  • Zijn de gebiedsdoelen op de juiste wijze uitgewerkt naar activiteiten zoals investeringen, kennisoverdracht en bewustwording en samenwerking voor innovatie.

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

Het effect van het project op de doelen is zeer gering, het is onduidelijk hoe aan de doelen wordt gewerkt en hoe doelbereik in beeld komt het is onwaarschijnlijk dat aan ook maar 1 doel een bijdrage wordt geleverd met dit plan

1 punt

Het effect van het project op de doelen is gering, de bijdrage aan het doelbereik is te gering, en er wordt ook niet aan alle doelen bijgedragen

2 punten

Het effect van het project op de doelen is matig, aan meerdere doelen wordt wel bijgedragen, maar niet voldoende om doelbereik te benaderen

3 punten

Het effect van het project op de doelen is goed, aan vrijwel alle doelen is een significante bijdrage te verwachten, tot doelbereik aan toe

4 punten

Het effect van het project op de doelen is goed, aan vrijwel alle doelen is een significante bijdrage te verwachten, tot doelbereik aan toe

5 punten

Het effect van het project op de doelen is zeer goed, er is veel vertrouwen dat alle aangegeven doelen worden bereikt

 

e. efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

  • Heeft de penvoerder voldoende inhoudelijke en financiële expertise, draagvlak in het gebied en financiële draagkracht (of kan hij daar anderszins over beschikken)?

  • Staan de kosten in de juiste verhouding tot de opbrengsten waaronder de proceskosten?

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

De doelmatigheid van opgevoerde kosten en inzet middelen is zeer gering. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde.

1 punt

De doelmatigheid van opgevoerde kosten en inzet middelen is gering. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project.

2 punten

Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

3 punten

De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.

4 punten

De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

5 punten

De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

 

f. haalbaarheid van de activiteit;

  • Is de samenwerking georganiseerd met een bestuurlijke stuurgroep voor de doelsturing en een uitvoeringsorganisatie met daarin tenminste zij die gebruik gaan maken van de GLB-subsidie, voorzien?

  • Is er voorzien in de nodige flexibiliteit voor aanpassingen in de plannen, wat, waar, wie, hoeveel, wanneer, o.b.v. goed beargumenteerde overwegingen?

  • Is er voldoende ruimte voor een lerende aanpak?

  • Wordt er gewerkt met risicoanalyses?

  • Is er een plan voor structurele inbedding van de resultaten na afloop (waaronder beheer- en exploitatiekosten)?

  • Worden benodigde vergunningen verleend en past alles in de ruimtelijke ordening en voorziene ruimtelijke kwaliteit van het gebied?

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

De haalbaarheid is zeer gering. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd.

1 punt

De haalbaarheid is gering. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd.

2 punten

De haalbaarheid is matig. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden.

3 punten

De haalbaarheid is voldoende. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt. Er is een reële kans dat benodigde vergunningen worden verleend en standhouden bij een gerechtelijke toets.

4 punten

De haalbaarheid is goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt. Vergunningen zijn reeds verleend. Positieve jurisprudentie is aanwezig.

5 punten

De haalbaarheid is zeer goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen. Vergunningen zijn reeds verleend. Positieve jurisprudentie is aanwezig.

 

g. mate van urgentie van de activiteit

  • Is in de regio, het gebied sprake van een noodzakelijk opgave voor de doelen klimaat, water en biodiversiteit, die voor een zekere termijn opgepakt moet worden.

Punten worden toegekend door bovenstaande aspecten in samenhang te beoordelen:

 

0 punten

zeer gering. Indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden.

1 punt

gering. Indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden

2 punten

matig. Indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden.

3 punten

voldoende. Indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen en die op grond van die plannen op relatief korte termijn aangepakt moet worden.

4 punten

hoog. Indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen snel aangepakt moet worden.

5 punten

zeer hoog. Indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven plannen noodzakelijk opgave, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

 

Artikel 2.6b.11 Verplichting

  • 1.

    Activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dienen uiterlijk 31 juli 2028 te zijn afgerond.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

Toelichting

Aansluiting op het Nationale (Netwerk platteland) en Europese EIP netwerk draagt ertoe bij dat samenwerkingsverbanden gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.

 

De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken. Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:

  • -

    Groen Kennisnet*

  • -

    EIP-netwerk** als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115.

*Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector in Nederland, is een speciale samenwerking aangegaan. Groen Kennisnet maakt voor elk Nederlands project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.

 

** Het Europees Innovatienetwerk voor de Landbouw (EIP-AGRI) werkt aan de bevordering van concurrerende en duurzame land- en bosbouw in Europa. Het EIP-AGRI-netwerk is onderdeel van het CAP Network van de EU. Elk project wordt gemeld aan dit Europese EIP netwerk.

 

Artikel 2.6b.12 Voorschot, voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

  • 1.

    Bij verlening wordt conform artikel 1.17 een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt.

  • 2.

    Een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21, tevens een opgave van de gerealiseerde resultaten.

Toelichting

Het voorschot wordt ambtshalve uitbetaald op het moment van verlening van de subsidie. Als vervolgens gedurende de looptijd van het project verzoeken tot deelbetaling worden ingediend en goedgekeurd, wordt dit uitbetaald, tot een totaal van 90% van de verleende subsidie. Het restant wordt verrekend en uitgekeerd na goedkeuring van het verzoek tot vaststelling.

Bij voortgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling (in geval van subsidie voor de uitvoering van gebiedsplannen) gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. Zo dient men bijvoorbeeld te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het gebiedsplan, zoals het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.

 

Artikel 2.6b.13 Verantwoording bij vaststelling

Onder verwijzing naar artikel 2.6b.7 onder lid 2 vindt verantwoording bij vaststelling plaats conform artikel 1.21.

 

Toelichting

De verantwoording van het project bij subsidievaststelling vindt plaats op basis van werkelijk gerealiseerde kosten. Dit houdt in dat, afhankelijk van de uiteindelijk gerealiseerde kosten, facturen, bonnen op naam, presentielijsten en urenformulieren onderdeel zijn van de bij het vaststelverzoek op te leveren documenten. Deze dienen, ook na ontvangst van de subsidie, bewaard te blijven volgens de voor de Europese projecten geldende bewaartermijnen.

 

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd.

Naar boven