Provinciaal blad van Groningen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Groningen | Provinciaal blad 2025, 15882 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Groningen | Provinciaal blad 2025, 15882 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
De ontwerp Omgevingsvisie 'Dit wordt Groningen' vast te stellen en ter inzage te leggen,
zoals is aangegeven in Bijlage A.
Groningen, 23 september 2025
Gedeputeerde Staten van Groningen:
René Paas, voorzitter
Hans Schrikkema, secretaris
Dit is Groningen.
Een provincie van nuchtere, oprechte mensen, waar noaberschap is en ruimte. Uniek met een grote diversiteit aan landschappen op minder dan 3.000 km2, zoals het wierdenlandschap, de veengebieden, kleinschalige coulisselandschap. En met een sterke identiteit: we voelen ons ‘echte Groningers’.
Tegelijkertijd staat onze provincie voor grote uitdagingen, mede als gevolg van de gaswinning en wereldwijde klimaatverandering, transities, zoals, van de landbouw, de energie en de economie. Om al deze ontwikkelingen een plek te kunnen geven, met behoud van onze geliefde landschappen, de rust en de ruimte, moeten we de juiste keuzes maken. Slimme keuzes, met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. En daar biedt deze omgevingsvisie de kaders voor.
Met deze omgevingsvisie ‘Dit wordt Groningen’ kijken we vooruit naar 2050. We maken keuzes die richting geven aan de toekomst van onze fysieke leefomgeving. Keuzes die bijdragen aan brede welvaart voor alle Groningers, of je nu in de stad woont of in een dorp, jong bent of oud, ondernemer of werknemer, boer of natuurbeheerder. We kiezen voor ontwikkeling én voor het behoud van wat waardevol is. Dit doen we vanuit waardering voor onze inwoners, ons landschap en onze cultuurhistorie.
Deze visie is niet in beton gegoten, het is een kompas. De wereld verandert, en wij veranderen mee. Daarin nemen we onze verantwoordelijkheid: niet alles kan overal en scherpe keuzes zijn nodig. Bij elke ontwikkeling stellen we onszelf de vraag: draagt dit bij aan een leefbaar, economisch sterk en toekomstbestendig Groningen?
De visie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de Groninger gemeenten, met maatschappelijke organisaties, bedrijven en onze inwoners. Hun ideeën en ambities, maar ook hun zorgen, vormen het fundament van deze visie. Want de toekomst van Groningen maken we samen. Dat vraagt om vertrouwen, samenwerking en een overheid die verbindend en richtinggevend is.
Deze omgevingsvisie vormt samen met de Economische Visie en de Leefbaarheidsvisie de basis voor ons beleid. Het helpt ons om in samenhang te werken aan onze beleidsthema’s zoals wonen, water, economie, energie, landbouw, natuur en leefbaarheid,
Daarom is dit, meer nog dan een toekomstbeeld voor onze provincie, een oproep tot samenwerking. Om naar elkaar te luisteren, van elkaar te leren en samen te bouwen aan een provincie waarin het ook in 2050 goed leven is.
Namens het college,
Pascal Roemers
Gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling
Groningen is waardevol. Vanwege het landschap dat sporen kent van vele tijdlagen, vanwege de cultuur, de manier waarop Groningers samenleven, vanwege de veerkracht die Groningers keer op keer weten te tonen. Dat verdient een visie met een brede blik. Niet alleen op de leefomgeving, maar op de samenleving als geheel.
Vanuit de gedachte van brede welvaart stellen we ambities voor de hele provincie.
De kwaliteit van onze leefomgeving is daarbij ons uitgangspunt. Wij noemen dat Waardevol Groningen. Waardevol Groningen is onze basis; alles wat wij nu en in de toekomst doen moet bijdragen aan het behouden en versterken van Waardevol Groningen.
Als je een Groninger vraagt “wat maakt Groningen, Groningen?”, dan zal dikwijls het antwoord zijn: “het landschap”. Groningen heeft een zeer divers landschap met wierden aan de kust, houtsingels in het westen en het Veenkoloniale landschap in het oosten. Een landschap waarin de kenmerken van 2500 jaar bewoning herkenbaar zijn. Een landschap met meer dan honderd middeleeuwse kerken, vaak op wierden, in even oude dorpen in karakteristieke landschappen. En dit alles gelegen aan het UNESCO-werelderfgoed gebied van de Waddenzee. Hier kennen we nog stilte en donkere plekken. Dat landschap maakt "Groningers" tot wie ze zijn, het zit onder hun huid, het vormt mede hun aard. Groningers hechten belang aan hun leefomgeving. Daarom is de kwaliteit van de ontwikkelingen die onze leefomgeving bepalen uitermate belangrijk. Slechte inpassing in de fysieke omgeving dreigen karakteristieken verloren te laten gaan. De recente geschiedenis leert dat dat een serieuze bedreiging vormt voor de brede welvaart van Groningers.
Naast de kwaliteit van het landschap, de dorpen en de stad, gaat het ook om de cultuur, de manier van samenleven, natuur, milieu en onze sterke economische sectoren en innovatiekracht. We bouwen voort op een sterke basis. Groningen is en blijft een landbouwprovincie met wereldspelers in de agrofoodsector. Het chemiecluster, de energyport; de zeehavens van Eemshaven en Delfzijl zijn van internationaal belang en de campussen binnen en buiten de stad Groningen vormen een indrukwekkend kennis- en scholingsgeheel.
Onze provincie toont karakter. Niet alleen vanwege het unieke landschap, maar ook vanwege de taal en identiteit die ermee verbonden zijn. Het zijn Groningers zelf die de provincie vorm en karakter geven, al eeuwenlang. Ondertussen gebeurt en verandert er van alles, ook al eeuwenlang. Wij Groningers zijn zelfredzaam, ondernemend en vindingrijk en hebben belangrijke, innovatieve economische sectoren en sterk onderwijs opgebouwd. En inmiddels bouwen we voortvarend aan een nieuw perspectief voor Groningen, na de periode van de gaswinning.
Groningen is dunner bevolkt en minder bebouwd dan veel andere provincies, maar leeg is het allerminst. Alle ruimte in Groningen wordt gebruikt, dus het vinden van ruimte voor het ene belang gaat vaak ten koste van ruimte voor een ander belang. De fysieke leefomgeving is meer dan het vinden van ruimte voor al die verschillende belangen: het is een afweging tussen verschillende claims op dezelfde ruimte. Niet alles kan overal. In die afweging stellen wij de brede welvaart van Groningers centraal.
Brede welvaart is ons kompas voor onze koers naar de toekomst. Ons doel is om de brede welvaart in onze provincie te verbeteren. Brede welvaart gaat over alles wat het leven 'de moeite waard maakt'. Het gaat over inkomen en werk en ook over de woonkwaliteit, gezondheid, vrijetijdseconomie en het welbevinden van mensen. En over natuur, milieu en veiligheid. Werken en denken vanuit brede welvaart vraagt om een integrale blik op onze provincie en laat zien dat geen enkele ontwikkeling op zichzelf staat. Brede welvaart als koers betekent dat we een samenleving hebben waarin iedereen mee kan doen, zich thuis voelt en gelukkig kan zijn. We willen een gezonde, schone, veilige, duurzame en leefbare omgeving. Een leefomgeving waar gezond opgroeien en gezond oud worden heel gewoon is, waar voldoende passend werk of een zinnige tijdsbesteding voorhanden is, evenals een woning. Dat alles in een leefomgeving van hoge kwaliteit.
We stellen Groningse waarden en kwaliteiten centraal. Dit gaat niet alleen om de sporen van het verleden, maar ook om de kwaliteiten van de toekomst. Ontwikkelingen in onze tijd moeten bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving van Groningers. Mooie voorbeelden daarvan zijn Blauwestad, 't Roegwold, Forum, het Groninger museum en de innovatieve landbouw.
We kiezen voor de oplossing die ons het dichtst brengt bij wat wij belangrijk vinden: behouden van onze Groningse identiteit en onze landschappelijke en culturele waarden én gelijktijdig het realiseren van een stevige basis die veerkrachtig en toekomstbestendig is. Want alleen zo kunnen we brede welvaart voor Groningers behouden en versterken.
Met kwaliteit als basis kiezen we voor maatregelen die Groningen verder ontwikkelen en de ruimtelijke structuur versterken. We creëren hoogwaardige groenblauwe verbindingen, waar vrijetijdseconomie, natuur en landbouw worden ontwikkeld en elkaar versterken. Er zijn straks vijf regionale bedrijventerreinen die geschikt zijn voor XXL-bedrijven, elk met een eigen profiel. Eén daarvan is nieuw. We nemen initiatieven om bedrijventerreinen en wijken te herstructureren en bedrijven van een betere plek te voorzien. De dragende kernen in de provincie krijgen een kwaliteitsimpuls. We verruimen de mogelijkheden om te bouwen in het buitengebied met gelijktijdige bescherming van de ruimtelijke kwaliteit. En we starten gebiedsprocessen op plekken in de provincie waar we een complexe stapeling van ruimtelijke uitdagingen zien.

Figuur: kaart van Waardevol Groningen, met bijbehorende legenda
De omgevingsvisie maak je niet zomaar. We doen dit om te laten laat zien op welke manier we de Groningse kwaliteiten in samenhang kunnen behouden, en tegelijk kunnen bouwen aan het Groningen van morgen. Er zijn veel stappen voorafgegaan aan deze visie. De visie zal ook leiden tot nieuwe stappen in beleid, programma’s en projecten, allemaal voor een beter, nóg waardevoller Groningen.
In deze omgevingsvisie leggen we vast wat we willen met onze leefomgeving. We kijken daarbij naar 2050, maar beschrijven ook richtinggevende keuzes voor 2035. Het is van belang om met een brede blik naar onze leefomgeving, onze maatschappij en onze economie te kijken. Daarom gaat de visie uit van brede welvaart en hangt ze samen met onze leefbaarheidsvisie en economische visie. Samen vormen deze een compleet toekomstperspectief richting 2035. Lokaal beleid, provinciale regels, programma’s en projecten zijn van deze visies afgeleid. Dat helpt ons en onze partners bij het maken van grote en kleine keuzes over de leefomgeving. Tegelijk zet het Groningen op de kaart als een unieke plek in Nederland, met een strategische positie naar het noordoosten van Europa.
De omgevingsvisie valt uiteen in 3 delen: Deel A - Visie zoekt de breedte op. Hierin vindt u onze opgaven en ambities in kort bestek en de meest opvallende keuzes die we maken (hoofdstuk 2. Over deze omgevingsvisie). Ook leest u hoe we werken aan deze ambities (hoofdstuk 3. Dit wordt Groningen), onze 4.1 Sturingsfilosofie en onze drie Houvast via uitgangspunten: ruimtelijke kwaliteit als basis, water en bodem sturend en verbindende netwerken. Dit deel is vooral bedoeld om relatief eenvoudig een beeld te vormen van wat van belang is in en voor Groningen, wat de provincie wil en hoe zij hieraan werkt.
Deel B - Verdieping gaat de diepte in. Hierin komen de ambities afzonderlijk aan bod. Per ambitie geven we het beeld voor 2050, de richtinggevende keuzes die nodig zijn om dit te realiseren en de provinciale belangen die hiermee gediend zijn. Vervolgens komen tal van (sub)onderwerpen aan de orde. In dit deel toont de omgevingsvisie zijn kaderstellende functie op tal van onderwerpen. Vanuit gemeenten, interne beleidsprogramma’s en projecten zal vooral dit deel vaak worden geraadpleegd en antwoord geven op vragen over de visie en positie van de provincie over allerlei onderwerpen.
Deel C - Visie in de praktijk laat zien hoe de omgevingsvisie in de praktijk wordt toegepast. Het beschrijft de beleidscyclus en de instrumenten die we in handen hebben om te werken aan de ambities uit de omgevingsvisie. Het gaat in op de omgevingsprogramma’s en biedt handvatten voor specifieker beleid over bepaalde gebieden of bepaalde onderwerpen.
Deze omgevingsvisie is zorgvuldig tot stand gekomen. Stap voor stap hebben we toegewerkt naar een samenhangende en eenduidige koers voor onze leefomgeving. Dit startte in 2020 met het opstellen van een startnotitie. Onderstaand overzicht laat zien welke stappen er sindsdien zijn gezet en welke documenten daarbij horen:
Document |
Toelichting
|
Periode
|
Startnotitie | Bepaling voor soort en karakter omgevingsvisie | Najaar 2020 |
Vier onderzoeken als onderbouwing te maken keuzes | 2021 | |
Staat van Groningen | Alle monitoringsinformatie over de leefomgeving in één digitaal systeem | 2021 |
Gids voor Gesprek voor de omgevingsvisie | De Gids gaf richting aan het verdere gesprek en de inhoud van de omgevingsvisie | Januari 2022 |
Koersdocument omgevingsvisie. | Bevat 4 opgaven en afwegingsprincipes | Najaar 2022, vastgesteld door Provinciale Staten |
Ruimtelijk voorstel 'Dit is Groningen, waardevol Groningen' | Het ruimtelijk voorstel van de provincie naar het Rijk, in het kader van het programma NOVEX. | December 2023 |
Concept ontwerp omgevingsvisie ‘Dit wordt Groningen’ | De eerste versie van de omgevingsvisie ter bespreking in PS | Voorjaar 2025 |
Tabel: stappen en documenten op weg naar de omgevingsvisie
Ter ondersteuning van de visievorming en de besluitvorming over de omgevingsvisie is een m.e.r.-procedure doorlopen. Een m.e.r -procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvormingsprocedure een plaats te geven. Een Milieueffectrapport (plan-MER: het rapport) brengt op voorgeschreven wijze de milieugevolgen van een plan of project in beeld voordat het besluit wordt genomen of het plan wordt vastgesteld. Zo kan het bevoegd gezag de milieugevolgen bij zijn afwegingen betrekken en krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming over projecten en plannen met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor het milieu.
In de plan-MER, de rapportage waarin de resultaten van de plan- m.e.r -procedure worden vastgelegd, en ook in de Passende Beoordeling worden de gevolgen van het beleid voor de Groningse leefomgeving inzichtelijk gemaakt. Hierbij is gekeken naar de gevolgen van de besluitvorming voor de Brede Welvaart. Dit betekent dat er niet alleen gekeken is naar de gevolgen voor het milieu, maar ook naar de gevolgen voor bijvoorbeeld wonen en sociale inclusiviteit. Deze brede integrale beoordeling past bij de Omgevingswet. In de plan-MER is een beoordelingskader, het Rad van de Brede Welvaart, gebruikt als rode draad in voorliggend MER. Het Rad bestaat uit vier kwadranten met daaronder een groot aantal subthema's en criteria. De onderzoeksaanpak van de plan- m.e.r -procedure is omschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) en is vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 maart 2024 en ter informatie met Provinciale Staten gedeeld.
Met de effectbeoordeling van alle beleidskeuzes en alternatieven beschouwd en is gekomen tot een voorkeursalternatief (VKA). Dit VKA is vervolgens integraal beoordeeld. Het plan-MER en de achtergronddocumenten zijn als Bijlage 3 Milieueffectrapportage toegevoegd. In onderstaande afbeelding is de effectbeoordeling van het VKA versimpeld weergegeven.

Figuur: Effecten voorkeursalternatief Plan-MER
Vanuit de uitgevoerde m.e.r -procedure/milieueffectanalyse inclusief de opgestelde Passende Beoordeling[1], concluderen wij dat er op dit moment geen aanleiding bestaat om tot een heroverweging van de beleidsvoornemens te komen. In het plan-MER is ten aanzien van de diverse op milieueffecten beoordeelde voornemens/maatregelen wel een aantal kanttekeningen geplaatst, die vooral bij de nadere uitwerking van die voornemens aan de orde zullen/moeten komen. De in het plan-MER geconstateerde milieueffecten zijn niet zodanig dat op basis daarvan nu reeds op voorhand zou moeten worden besloten van die voornemens af te zien. De provincie heeft de keuzes om tot een Brede Welvaart te komen samengebracht in vijf integrale ambities die allemaal raken aan delen van Brede Welvaart. In het plan-MER wordt geconcludeerd dat het VKA bijdraagt aan de vijf ambities van de provincie Groningen. Het VKA heeft hoge potentie om ambities 1, 3 en 4 te behalen en een positieve bijdrage aan het behalen van ambitie 2 en 5. Hiermee voldoet het VKA op hoofdlijnen aan de realisatie van Brede Welvaart in de provincie Groningen.
Bij grootschalige ruimtelijke ingrepen nabij geografische grenzen (zoals de landsgrens of provinciegrens) kunnen de geconstateerde effecten in het plan-MER ook optreden in de buurregio’s van de provincie Groningen. Hierbij kan gedacht worden aan beleving van ruimtelijke kwaliteit, milieugezondheidseffecten en verkeerseffecten. Nieuwe industrieën en uitbreiding van infrastructuur kunnen bijvoorbeeld een toename van stikstofdepositie veroorzaken op zowel Natura 2000-gebieden binnen als buiten de provincie Groningen. Het VKA bevat ook bouwstenen die gevolgen kunnen hebben voor het bodem- en watersysteem. Het versterken van de regionaal economische situatie grensgebieden kan positieve effecten hebben op werkgelegenheid en sociale cohesie. Bij vertaling van de omgevingsvisie naar concrete projecten is een aandachtspunt voor de provincie om bij bouwstenen met veel risico’s te onderzoeken welke mitigerende maatregelen genomen kunnen worden om risico’s te verminderen.
Het VKA is nagenoeg gelijk aan de omgevingsvisie. De plan-MER heeft specifiek op de volgende punten concrete input gegeven voor de omgevingsvisie:
Realisatie gemaal Lauwersoog voor een toekomstbestendige afvoer van te veel water
Het is mogelijk om verdroging te voorkomen, door in het ontwerp van het nieuwe gemaal bij Lauwersoog onnodige versnelde afvoer van water, waardoor Natura 2000-gebieden die stroomopwaarts zijn gelegen te maken kunnen krijgen met extra ongewenste verdroging, onmogelijk of alleen in uiterste noodgevallen mogelijk te maken. Deze maatregel was in eerste instantie niet opgenomen in de omgevingsvisie, maar levert volgens de plan-MER dermate veel kansen op voor de Brede Welvaart dat wij deze maatregel alsnog hebben toegevoegd aan de omgevingsvisie.
Hoogte windturbines
Op grond van de huidige omgevingsverordening geldt voor kleine windturbines een ashoogte van maximaal 15 meter. Uit de plan-MER volgt dat het verhogen van de ashoogte tot risico's kan leiden voor de herkenbaarheid van het Groninger landschap, geluidhinder, beschermde soorten en zorgt voor een lokale toename van externe veiligheidsrisico's, terwijl de kansen op bijv. een toename van het opwekken van hernieuwbare energie beperkt zijn. Of en hoe kleine windturbines bijdragen aan de energiedoelen willen wij eerst nader onderzoeken in het programma energie.
Minimaal 50% lokaal eigendom bij energieprojecten
Volgend uit de plan-MER kan een harde eis van ‘minimaal 50 % lokaal eigendom’ een risico vormen voor de uitvoerbaarheid van energieprojecten, omdat de rol van de provincie daarin te beperkt is. Voor initiatieven voor energie-coöperaties voor zonne-energie en repowering is het uitgangspunt dat 50% van de nettowinst ten goede komt van de Groningers. Het beleid voor lokale initiateven wordt nader uitgewerkt in het Programma Energie en in de provinciale omgevingsverordening.
Lokaal negatieve effecten voor milieu- en gezondheidsbescherming
Enkele bouwstenen uit het VKA, bijvoorbeeld als het gaat om bedrijventerrein, energieprojecten en infrastructuur, bevatten een nader te bepalen milieugebruiksruimte. Uit de plan-MER volgt dat daaruit lokale risico's kunnen ontstaan voor de milieu- en de gezondheidsbescherming van onze inwoners. Daar waar we de milieudruk laten oplopen, doen we dat op een verantwoorde wijze: we houden rekening met afwenteling naar het hier en nu, later en elders (voorzorgsprincipe). We streven op termijn naar een economische ontwikkeling die de stapeling van milieudruk in onze provincie niet doet oplopen en de gezondheid niet schaadt. Ook in ‘rustiger’ gebieden sturen we actief op milieudruk. Hierbij ligt onze prioriteit bij het beschermen en verbeteren van de bestaande milieukwaliteit en het verlagen van de milieudruk in de provincie Groningen. Hierbij zetten we de uitkomsten van de plan-MER in, om tot een zorgvuldige afweging te komen, daar waar er mogelijk lokaal negatieve milieueffecten optreden. Indien nodig mitigeren en/of compenseren we deze effecten op basis van bijvoorbeeld een te ontwikkelen afwegingskader.
Om de Brede Welvaart voor iedereen in de provincie Groningen te verbeteren moeten een aantal aandachtspunten in acht worden genomen bij de uitwerking van concreet vervolgbeleid (zoals programma's en de provinciale omgevingsverordening), waaronder: (1) de samenwerking met andere overheden bij grensoverschrijdende maatregelen, (2) lokale effecten en de verdeling van positieve en negatieve effecten over de gehele provincie, (3) mitigerende maatregelen om negatieve effecten te verlichten en (4) het bewaken van de samenhang en strijdigheden tussen de bouwstenen en de belangen binnen de Brede Welvaart. De plan-MER concludeert dat water, energie, infrastructuur en milieu(gebruiksruimte) sturend zijn bij de verder uitwerking van maatregelen in de omgevingsvisie. Wij adviseren om de resultaten van de plan-MER te toetsen bij de uitwerking van de omgevingsvisie in relevante programma's en de provinciale omgevingsverordening en om daarbij ook de relevante stakeholders te betrekken.
Het plan-MER wordt samen met de ontwerp omgevingsvisie ter inzage gelegd, waarbij eenieder een zienswijze kan indienen. Ook zullen wij de Commissie voor de milieueffectrapportage om een toetsingsadvies vragen op de plan-MER. De binnengekomen zienswijzen en het advies van de Commissie zullen zorgvuldig worden meegewogen in de definitieve omgevingsvisie en plan-MER.
[1] Disclaimer passende beoordeling: Wanneer significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten, is een Passende beoordeling op grond van de Omgevingswet noodzakelijk. Op 18 december 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State belangrijke uitspraken gedaan over intern salderen en ongebruikte stikstofruimte die mogelijk impact hebben op de besluitvorming omtrent de omgevingsvisie (te denken valt aan uitvoerbaarheid, juridische risico's). Wat het effect is voor plannen, zoals de omgevingsvisie, is tot op heden nog niet duidelijk. Tot het moment dat hierover zekerheid wordt geboden, bijvoorbeeld in jurisprudentie, zijn de gevolgen van de uitspraken nog niet te overzien en kunnen wij daar nog geen conclusies aan verbinden.
De omgevingsvisie is voor de hele provincie. Bij het opstellen ervan was inbreng van inwoners, ondernemers, partners en medeoverheden belangrijk. Dankzij hun betrokkenheid is deze visie rijker en vollediger geworden. Hier zijn we trots op. Er is gewerkt met verschillende instrumenten en bijeenkomsten. Hierbij zochten we aansluiting bij participatie rondom andere beleidstrajecten, zoals het Ruimtelijk Voorstel en Toekomst Landelijk Gebied.
Onze participatieaanpak hebben we vormgegeven conform het op 14 december 2022 door PS vastgestelde document 'Werken aan participatie'. Het meervoudige doel van participatie bij deze omgevingsvisie is conform ons participatiebeleid:
belangen in beeld: verzamelen van belangen, perspectieven en argumenten;
vergroten kwaliteit van beleid en aanpak: lokale kennis en ervaring aanboren, collectieve wijsheid gebruiken, oproep doen tot innovaties;
legitimiteit: acceptatie op genomen beslissingen vergroten of onbehagen verminderen;
eigenaarschap: vergroten eigen verantwoordelijkheid; wat kunnen en willen inwoners, maatschappelijke partners en medeoverheden zelf?
In de eerste twee fases is breed opgehaald voor een zo compleet mogelijke beeldvorming en oordeelsvorming. Vanwege Covid-19 kon dit niet in publieke bijeenkomsten. Hiervoor is de online tool Stemvanprovinciegroningen.nl gebruikt. In de laatste fase is vooral gekozen voor verdiepende sessies en gesprekken met betrokken belanghebbenden, gemeenten en waterschappen. Verdiepende bijeenkomsten per regio en per thema gaven waardevolle informatie. Dit soort bijeenkomsten vormt de voedingsbodem voor de samenwerking die ook na het vaststellen van de omgevingsvisie essentieel is Op basis van reacties van gemeenten en waterschappen is de ontwerp omgevingsvisie verder aangescherpt. We hebben in de bijlage een overzicht opgenomen van participatiemomenten. Bijlage 2 Verantwoording participatie geeft een overzicht van participatiestappen en momenten die we organiseerden in het kader van deze omgevingsvisie.
Het opstellen van een omgevingsvisie is bij wet verplicht (Omgevingswet, artikel 3.1). De visie voldoet daarom aan de eisen die de wet hieraan stelt. De visie gaat over het hele grondgebied van de provincie Groningen en richt zich op de fysieke leefomgeving, maar kijkt ook breder en stelt daarom ‘brede welvaart’ centraal. De omgevingsvisie is zelfbindend, maar richt zich wel tot andere partijen zoals gemeenten, waterschappen en het Rijk. Deze omgevingsvisie stelt opnieuw het provinciaal beleid op hoofdlijnen vast. Hiermee vervalt het beleid uit de omgevingsvisie 2016-2020.
In de omgevingsvisie maken we keuzes over de leefomgeving. Deze keuzes kunnen allerlei effecten hebben op de brede welvaart in onze provincie. Denk aan milieugevolgen, maar ook aan gevolgen voor wonen of sociale inclusiviteit. Deze effecten hebben we in beeld gebracht, samen met maatregelen om negatieve effecten te verminderen. Dit komt samen in een voorkeursalternatief. Deze inzichten zijn verwerkt in de omgevingsvisie zelf. Dit staat in de milieueffectrapportage (plan-MER) die bij deze omgevingsvisie hoort.
In deze visie hebben we rekening gehouden met relevante provinciale beleidsnota’s en plannen, zoals het ruimtelijk voorstel NOVEX en de strategische milieuagenda. Ook houden we rekening met beleid van de Groningse gemeenten, de provincies Drenthe en Fryslân, de waterschappen en het Rijk.
De omgevingsvisie is een document om te gebruiken. Ze werkt door in de provinciale beleidsplannen, omgevingsprogramma’s en projecten. Daarnaast is er ook sprake van doorwerking naar de omgevingsvisies van de Groningse gemeenten via de omgevingsverordening. Meer hierover leest u in hoofdstuk 10 Gebruik van de omgevingsvisie.
De leefomgeving van onze provincie verandert. Verandering gaat in kleine stapjes, maar verloopt langs grote lijnen. Dit hoofdstuk laat vooral de grote lijnen zien: de opgaven waar we voor staan, de ambities die we nastreven en de keuzes die we hierbij willen maken.
We staan in Groningen voor een aantal grote opgaven in de fysieke leefomgeving. In ons Koersdocument ‘Dit is Groningen’ zijn deze ruimtelijke opgaven benoemd.
Het Koersdocument en het Ruimtelijk Voorstel 'Dit is Groningen Waardevol Groningen' zijn belangrijke bouwstenen voor deze omgevingsvisie.
We werken aan deze opgaven in een sterk veranderende context. Er is steeds minder zoetwater beschikbaar. Er zijn uitdagingen rondom waterveiligheid, droogte en klimaatverandering. Er zijn grenzen aan de milieugebruiksruimte, er is sprake van netcongestie, Defensie vraagt ruimte en we hebben te maken met de gevolgen van de gaswinning.
Veel opgaven zijn afhankelijk van voldoende zoetwater. De vraag neemt toe terwijl de beschikbaarheid onder druk komt te staan door verdroging. We zijn in zomerperiodes grotendeels afhankelijk van het water uit het IJsselmeer. Steeds meer provincies leggen een groter beslag op deze nationale regenton. Ook de beschikbaarheid van drinkwater, voor het grootste deel gewonnen uit grondwater, wordt steeds nijpender. Het RIVM wijst erop dat het nu niet zeker is of er in 2030 genoeg (grond)water is voor de productie van drinkwater. Het aanbod en de schaarste van water en het watersysteem bepalen mede waar nog ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn.
Daarnaast vraagt de stijgende zeespiegel op de lange termijn om een andere kustverdediging en maatregelen om verzilting tegen te gaan. Zo wordt gewerkt aan een breed kustlandschap, waarin bestaande functies een plek hebben, maar zich wel op de lange termijn moeten aanpassen. Deze functies worden geïntegreerd met waterveiligheid. Dit wordt onder andere gedaan door het ophogen van laag gelegen delen met kwalitatief geschikt slib uit de Eems-Dollard. Het is belangrijk om in het brede kustlandschap vooraf goed na te denken over multifunctioneel ruimtegebruik, zodat er alleen infrastructuur en/of objecten worden aangelegd die goed samengaan met de functie waterveiligheid.
Onze provincie heeft al flinke stappen gezet in de energietransitie, bijvoorbeeld in de vorm van zonneparken en windenergie. De omslag van fossiele brandstoffen naar met name elektriciteit brengt ook nieuwe vraagstukken met zich mee. Ons elektriciteitsnetwerk is nog lang niet op sterkte om aan de vraag en het aanbod van elektriciteit te voldoen. Een van de opgaven is dan ook om dit netwerk op orde te krijgen. Problemen met het energienetwerk (bijvoorbeeld netcongestie) moeten we voorkomen.
De Rijksoverheid en de oliemaatschappijen hebben door de gaswinning onze provincie ontwricht. De parlementaire enquêtecommissie Gaswinning Groningen heeft haarfijn blootgelegd hoe enerzijds het sturen op geld verdienen en anderzijds het beheersbaar houden van de kosten hebben geleid tot een onhoudbare situatie in onze provincie. Met ‘Nij Begun: op weg naar erkenning, herstel en perspectief’ investeert het rijk in onze provincie. We vinden het belangrijk dat de middelen van onder andere het Nationaal Programma Groningen en Nij Begun terechtkomen bij onze inwoners. Deze maatregelen bieden weliswaar eerste handvatten, maar zijn niet genoeg voor de ambitie van een nieuw begin.
Wij willen werken via een integrale en gebiedsgerichte aanpak, vanuit vertrouwen en oplossingsgericht denken. Groningers moeten er daadwerkelijk op vooruitgaan. Verduurzaming en een aardgasvrij Groningen zijn belangrijke doelen. Als eerste stap werken we de komende tien jaar aan het isoleren van alle woningen in de provincie Groningen. Naast de hersteloperatie Groningen is een toekomstperspectief in brede zin noodzakelijk om de provincie weer veerkrachtig te maken. Daarvoor is het nodig om onze economische en sociale structuur te versterken en kansen te bieden aan toekomstige generaties.
Het verbeteren van de milieukwaliteit is fundamenteel voor het behalen van de doelen voor waterkwaliteit en natuur. Maar ook voor opgaven op het gebied van woningbouw, klimaatadaptatie en gezondheid is een robuust en veerkrachtig milieusysteem een belangrijke randvoorwaarde. Ook in Groningen is de milieugebruiksruimte schaars, terwijl dit randvoorwaardelijk is voor het realiseren van onze ambities.
We hanteren het voorzorgsbeginsel, waarbij we milieu, waterkwaliteit, gezondheid, ecologie en veiligheid aan de voorkant meenemen in onze besluitvorming. De inzet van het voorzorgsbeginsel start vanuit een signaal over ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving met mogelijke bovenstaande aspecten. De inzet geldt alleen voor ontwikkelingen, stoffen en technologieën, waarvan de effecten niet binnen bestaande kaders en normen kunnen worden beoordeeld en/of er nieuwe wetenschappelijke inzichten over potentieel schadelijk effecten relevant zijn. We passen het voorzorgsbeginsel toe in de volgende situaties:
het gaat om blootstelling aan een nieuw stof en/of activiteit;
het (mogelijke) effect op milieu, waterkwaliteit, natuur en gezondheid is nieuw;
er is (nog) geen wetenschappelijke overeenstemming over het effect van de blootstelling op de gezondheid en de natuur;
er is nieuwe kennis over al bestaande blootstellingen en/of effecten;
er is een risico als mogelijk gevolg van de aard en schaal van de ontwikkelingen (een verwachting);
er is bezorgdheid in de maatschappij.
De veranderende geopolitieke situatie maakt dat het ministerie van Defensie momenteel werkt aan de uitbreiding van de krijgsmacht en het vergroten van de weerbaarheid. Met het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) brengt het kabinet de extra ruimtebehoefte in kaart. Het NPRD gaat over de extra ruimtevraag voor de toekomstige basisgereedstelling. In geval van toenemende dreiging zal er nog meer ruimte nodig zijn. Voor de provincie Groningen zijn de Eemshaven en de Marnewaard in beeld voor verschillende ruimtebehoeften. De verwachting is dat deze ruimtebehoeften van defensie gevolgen hebben voor andere opgaven en ruimtevragers vanwege de beperkte fysieke en milieugebruiksruimte in deze gebieden. Het NPRD wordt in het najaar van 2025 vastgesteld. De wet op de defensiegereedheid heeft het kabinet in voorbereiding om de uitvoering van het NPRD te versnellen. We denken mee met mogelijke ontwikkelingen buiten onze provinciegrens, zoals Groningen Airport Eelde en de Kollumerwaard. Vanwege de veranderende veiligheidssituatie in de wereld begrijpen wij dat Defensie behoefte heeft aan meer ruimte. Wij verwachten van het rijk dat zij inwoners die getroffen zijn door de gaswinning.
Daarnaast werkt het kabinet aan de weerbaarheidsopgave, waarbij in beeld wordt gebracht wat er voor de samenleving, de economie en de overheid nodig is om weerbaar te zijn tegen militaire of hybride dreigingen. Dit beleid is erop gericht ontwrichting van de samenleving te beperken en de maatschappij voor te bereiden op ontwrichting. De verwachting is dat dit nieuwe beleid gevolgen heeft in prioritering en ruimtevraag van andere opgaven. We vinden het belangrijk dat de defensie-opgaven samen met andere nationale en regionale ruimtelijke opgaven worden afgewogen. De ruimte is tenslotte schaars in onze provincie.

figuur: visiekaart provincie groningen 2050 + bijbehorende legenda. De kaarten van de omgevingsvisie zijn een schematische indicatieve weergave van de visie op de schaal van de provincie. Aanduidingen en begrenzingen kunnen niet op perceelniveau geïnterpreteerd worden.
We zijn trots op onze Groninger leefomgeving. Het is de plek waar we ons thuis voelen en naar elkaar omzien. Onze leefomgeving is schoon, gezond, veilig en aantrekkelijk. Dat komt doordat we in staat zijn geweest een stevig fundament te bouwen van landschaps- en natuurwaarden die niet alleen aantrekkelijk zijn voor mens en dier, maar ook de basis leggen voor een robuuste biodiversiteit en een toekomstbestendig watersysteem.
Ons landschap, erfgoed en onze cultuur zijn belangrijke trekpleisters voor zowel inwoners als toeristen. Grote ruimtelijke veranderingen zijn gerealiseerd met ruimtelijke kwaliteit voorop en zijn onderdeel van fraaie doorontwikkeling van het landschap. Stevige groene en blauwe structuren bieden een klimaatadaptieve structuur in de provincie en zijn belangrijk als recreatieve, waterrijke en natuurlijke verbindingen. Stilte en duisternis zijn kernkarakteristieken die in grote delen van de provincie worden gekoesterd. Ook in onze steden en woonkernen is de lichthinder afgenomen.
We hebben een gezonde bodem, een goede waterkwaliteit, voldoende drinkwater en gezonde lucht. Mens en natuur ondervinden vrijwel geen negatieve effecten door verontreiniging of hinder. De leefomgeving is zo ingericht dat deze bijdraagt aan de gezondheid van haar gebruikers: mens, dier en plant kunnen zich op natuurlijke wijze ontplooien. Veiligheid is en blijft een basisvoorwaarde voor alle Groningers.
in waardevolle provinciale cultuurlandschappen spannen we ons extra in om de bijzondere kwaliteiten te borgen en te ontwikkelen;
we investeren extra in de ruimtelijke kwaliteit van gebieden die onder druk staan door grootschalige industriële activiteit;
we realiseren recreatief aantrekkelijke groenblauwe verbindingen, grenzend aan bestaande natuur;
we richten onze leefomgeving zo veilig mogelijk in, verbeteren de verkeersveiligheid en voorkomen dat risico’s zich opstapelen;
we zetten in op het verder verbeteren van de lucht-, bodem en grond- en oppervlaktewater kwaliteit om een robuust en veerkrachtig milieusysteem te realiseren;
we sturen op milieugebruiksruimte.
Onze buurten, dorpen en steden hebben een enorme kwaliteitssprong gemaakt. Er is veel geïnvesteerd in de herstructurering van de openbare ruimte, bedrijventerreinen en woningen. Alle woningen zijn aardgasvrij en de versterkingsoperatie is uitgevoerd met oog voor ruimtelijke kwaliteit en het klimaat. Het schadeherstel verloopt onverminderd eenvoudig en mensgericht.
Onze inwoners voelen zich thuis in hun woning en in hun buurt. Als het nodig is, is er een andere passende woning in het dorp of in de stad. Er is precies gebouwd waar dat nodig was: op plaatsen met een grote woningvraag, rondom OV-knooppunten en op plaatsen waar nieuwe woningen bijdragen aan instandhouding van voorzieningen en bijdragen aan de leefbaarheid en kwaliteit van stad en dorp.
Een groot deel van de woningen is gebouwd in de regio Groningen-Assen en regionale centra langs vooral de A7 en de A28. Die hebben daardoor een enorme kwaliteitssprong gemaakt. Hoogezand-Sappemeer heeft zijn positie als de aantrekkelijke poort van Oost-Groningen versterkt. Nieuwe woonbuurten en wijken zijn klimaatadaptief gebouwd en ingericht.
Onze (inter)nationale bereikbaarheid is sterk verbeterd: de Nedersaksenlijn heeft oostelijk Groningen een boost gegeven. De Lelylijn zorgt voor een snelle verbinding met de Randstad. Verbeteringen op het bestaand spoor en publieke mobiliteit op maat zorgen voor een fijnmazig ov-netwerk binnen de provincie. Onze hoofdwegenstructuur voldoet aan de behoefte van zijn tijd en er is geïnvesteerd in laadinfrastructuur, nieuwe doorfietsroutes en recreatieve wandel- en fietsroutes. Ook de vaarwegen met de sluizen en bruggen zijn op orde gebracht en dragen bij aan een verbeterde bereikbaarheid. Deze ontwikkelingen hebben een stevige impuls gegeven aan de regionale economie maar ook aan de aantrekkingskracht van Groningen als provincie waar het goed wonen en leven is.
een schadevrij, veilig en duurzaam huis voor iedere Groninger;
regiokernen voorop: samen met gemeenten investeren we in 11 regionale centra om het voorzieningenniveau op peil te brengen;
kwaliteitsverbetering door herstructurering van kernen en buurten;
we bouwen naar woningbehoefte zodat er voor iedere Groninger een geschikte woning is, waarbij geldt: inbreiding gaat voor uitbreiding;
inwoners kunnen gebruik maken van betaalbare, gezonde en duurzame mobiliteit;
verbetering van de bereikbaarheid van de stad en de regio, ook via het Deltaplan voor Noordelijk Nederland met de Nedersaksenlijn, Lelylijn, Wunderline en verbeteringen op bestaand spoor;
we realiseren zero-emissie en circulaire mobiliteit en infrastructuur;
woningbouwlocaties zijn klimaatadaptief gebouwd en ingericht. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in laaggelegen gebied geldt een motiveringsplicht vanuit water en bodem sturend.
In 2050 hebben we een eigentijdse economie die past bij onze Groningse identiteit. Onderwijsinstellingen en bovenregionale bedrijven werken samen met het MKB, de cultuursector, de zorg, de maakindustrie, vrijetijdseconomie en de landbouw. Die onderlinge verbondenheid geeft onze economie een robuuste basis. Onze economie wordt steeds meer circulair, gifvrij, hindervrij en veilig, waarbij de waarde van materialen en hulpbronnen zo lang mogelijk in stand blijft. Dat zorgt voor duurzame werkgelegenheid.
XXL-bedrijventerreinen (bedrijventerreinen voor de huisvesting van grote XXL-bedrijven) herbergen bedrijvigheid die past bij de plek en de daar beschikbare energie, water en infrastructuur. Er is ingespeeld op de beschikbare milieugebruiksruimte en arbeidskracht waardoor de terreinen optimaal zijn ontwikkeld. Een aantal bestaande bedrijventerreinen is opnieuw ingericht. Milieuknelpunten zijn daardoor opgelost en de leefomgeving is erop vooruitgegaan. Daardoor zijn er binnen de bebouwde kom meer woningen gebouwd.
we geven ruimte aan vijf XXL-bedrijventerreinen. Ieder bedrijventerrein heeft zijn eigen profiel; Eemshaven, Oosterhorn en op termijn A7/N33 zijn naast het regionale belang daarbij ook van nationaal belang;
water, energie, infrastructuur, ruimtelijke kwaliteit en milieu zijn bepalend voor de mogelijkheden en locaties voor bedrijvigheid, niet andersom;
we ondersteunen bij het herstructureren, herontwikkelen en/of heroriënteren van regionale bedrijventerreinen;
we verkennen de mogelijkheden en wenselijkheid van verplaatsing van bedrijven die knel zitten op hun huidige locatie. We ondersteunen hierbij met oog voor de belangen van het bedrijf en zijn omgeving;
we stellen ons actief op in de ontwikkeling van circulaire economie;
we ontwikkelen meerdere regionale campussen verspreid over de provincie; Zo stimuleren we kennis en innovatie;
we investeren in cultuur en vrijetijdseconomie.
Ons landelijk gebied is ook in 2050 één van de belangrijkste dragers van onze identiteit. De diversiteit van onze landschappen is nog steeds groot. Ontwikkelingen van het landelijk gebied hebben geleid tot nieuwe landschappelijke kwaliteiten, tot een evenwichtige functiemix met landschap en landbouw als dragers. Dit is landbouw die in de best passende vorm lang en duurzaam vooruit kan en een belangrijke pijler blijft voor de Groningse economie, met voedselproductie van internationaal niveau. Hiermee dragen wij bij aan de voedselzekerheid.
Ons landelijk gebied is veerkrachtig en bepalend voor de kwaliteit van de leefomgeving voor mens, dier en plant. Onze kuststrook is robuust en veilig. Onze biodiversiteit is groot. We hebben een stevig netwerk van verbonden natuurgebieden. Overal is er een basiskwaliteit natuur.
Onze waterstructuur past bij wat klimaatverandering vraagt. We houden meer water vast en geven water de ruimte. In perioden van (extreme) neerslag kunnen we zo water bergen en in perioden van langdurige droogte hebben we juist water beschikbaar. De wateraanvoer vanuit het IJsselmeer is meestal stabiel, maar niet volledig gegarandeerd. We hebben voldoende zoetwater beschikbaar van goede kwaliteit om ons landschap, onze natuur en onze landbouw in stand te houden en onze drinkwatervoorraad is groot genoeg om aan de behoefte te voldoen.
Groningen speelt nog steeds een belangrijke rol in de energievoorziening van Nederland. Onze inwoners en bedrijven profiteren optimaal van het nieuwe energiesysteem. Het is zorgvuldig in- en aangepast aan onze waardevolle landschappen. We bieden, via de zonneladder, ruimte aan kleinschalige zonneparken. Nieuwe hoogspanningslijnen zijn ondergronds aangelegd. Onze XXL-bedrijventerreinen, maar ook veel regionale bedrijventerreinen, zijn op het waterstofnetwerk aangesloten. Ons energiesysteem is betaalbaar, betrouwbaar, beschikbaar en bestendig. De woningen in onze provincie zijn geïsoleerd en aangepast op moderne energiesystemen en we hebben minder energie nodig in ons dagelijks leven.
alle Groningers hebben toegang tot betaalbare en duurzame energie;
energie-infrastructuur wordt zoveel mogelijk ondergronds aangelegd;
we bieden, onder voorwaarden, ruimte aan kleinschalige zonneparken en kleine windmolens; we beperken grootschalige wind- en zonneparken tot wat is afgesproken in de RES;
in de warmtetransitie kijken we eerst naar isoleren en het benutten van restwarmte en dus naar warmtenetten.
We geven op onze eigen Groningse manier richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving, samen met de Groningse gemeenten, waterschappen, inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In dit hoofdstuk staat welke sturingsfilosofie we hierbij gebruiken, en welke ruimtelijke uitgangspunten voor ons centraal staan.
Ons leidend principe is: Ontwikkelingen in Stad en Ommeland moeten bijdragen aan de Groningse identiteit2, aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en moeten ten goede komen aan de brede welvaart van de inwoners van de provincie Groningen.
[2] De fysieke leefomgeving, het Groninger landschap, en Groningers die er wonen en werken, vormen samen de identiteit van de provincie.
Mede door de herindelingen in onze provincie is er afgelopen jaren meer slagkracht bij de Groningse gemeenten ontstaan. Daarom staat de provincie pal voor het principe 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Onze sturingsfilosofie luidt: “waar kan lokaal, waar nodig provinciaal, maar altijd samen”.
Als we werken aan de opgaven en aan onze ambities bieden we ruimte aan de expertise, kennis en ervaring van onze medeoverheden en samenwerkingspartners. We werken samen aan het behouden en versterken van onze cultuur en identiteit, onze innovatiekracht, onze manier van samenleven, onze sterke economische sectoren; kortom onze brede welvaart. Voor een aantal opgaven pakken wij als provincie de regie, maar dat doen we altijd in samenwerking met onze medeoverheden en samenwerkingspartners. Van hen verwachten we dat ze ons ook vroegtijdig betrekken hun beleid, ruimtelijke dilemma’s en te maken keuzes, zodat we nog meer als een gezamenlijke overheid kunnen werken.
Als provincie sturen we soms strak, en soms laten we meer los. Dat is afhankelijk van het onderwerp. Op sommige onderdelen hebben we wettelijke taken of zien we regionale uitdagingen. Dan zullen we meer regulerende instrumenten inzetten. Op andere onderwerpen gaan we juist meer faciliterend of stimulerend te werk. In lijn met de Omgevingswet zijn we terughoudend. We zetten onze instrumenten alleen in als er een provinciaal belang is en bijbehorende taken niet doeltreffend of doelmatig door gemeenten kunnen worden uitgevoerd. Op de volgende pagina is weergegeven welke rollen we hierbij als provincie kunnen aannemen.
Vanuit onze sturingsfilosofie en gestelde ambities onderscheiden we vier rollen die we kunnen vervullen. In iedere rol zetten we ons samen met onze partners in om een bepaald doel te bereiken. Onderstaande diagram geeft ze weer:

Faciliteren: we maken het voor anderen mogelijk hun werk te doen door kennis, middelen of hulpmiddelen ter beschikking stellen die nodig zijn bij de uitvoering van taken en werkzaamheden.
Stimuleren: we ondernemen actie om zaken te bevorderen bijvoorbeeld door subsidies te verstrekken, onderwerpen te agenderen, drempels weg te nemen.
Realiseren: we zijn zelf leidend, ondernemend, aansturend, maken we prestatieafspraken, zorgen ervoor dat een project of beleid samen met belanghebbenden tot stand komt.
Reguleren: we stellen regels vanuit ons provinciaal belang en onze wettelijke taken.
De opgaven voor Groningen zijn veelzijdig en de ambities zijn divers. Maar allemaal leggen ze in meer of mindere mate een beslag op de schaarse (milieu)ruimte en het Groninger landschap. Daarom stellen we ruimtelijke uitgangspunten vast. Deze zijn te beschouwen als ontwerpcriteria. Ze bieden houvast en geven ruimte, maar stellen ook grenzen. Dit doen we voor zaken die we als provincie zo wezenlijk vinden, dat we daar uitspraken over willen doen die ook effect kunnen hebben op beleid van onze medeoverheden. De volgende 3 uitgangspunten komen in de volgende paragrafen aan de orde:
De karakteristieke eigenschappen van onze leefomgeving worden enorm gewaardeerd. De verschillende waarden die we aan onze leefomgeving toekennen vatten we samen onder de noemer ‘ruimtelijke kwaliteit’. In de inzet hieronder lees je hier meer over. We willen zorgvuldig met onze ruimte omgaan en de kwaliteiten ervan behouden en versterken. Nieuwe ontwikkelingen passen zodanig in het landschap dat dit herkenbaar en waardevol blijft en wordt. We hanteren hierbij de volgende vier ruimtelijke uitgangspunten:
De verschillende landschappen in Groningen zijn te herkennen aan de karakteristieke patronen en structuren zoals bossen, bebouwing en sloten, vaarten en wegen. Die structuren en ensembles (dat is het landschappelijke geheel) stammen uit verschillende tijdsperioden en kennen daardoor een zekere gelaagdheid. Samen maken ze het landschap ‘leesbaar’. Openheid is ook een beeldbepalende kwaliteit en hier gaat het juist om het ontbreken van patronen van verdichting, zoals groen of bebouwing. Deze structuren zijn beeldbepalend en kunnen we gebruiken om nieuwe ontwikkelingen een streekeigen karakter te geven.
Elke ruimtelijke ontwikkeling heeft te maken met een functionele logische ordening. Het is van belang om een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een plaats te geven die past binnen de herkenbare patronen van het landschap, om rekening te houden met de logische ordening waar ze bij hoort.
Ruimtelijke kwaliteit zien we als het geheel van herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
Herkomstwaarde: het gaat om de historisch gegroeide landschappelijke structuur, ruimtelijke erfgoedwaarden en archeologische waarden. Deze waarden zijn ontstaan vanuit een natuurlijke basis, onder invloed van mensen die hier zijn gaan wonen, werken en leven. Dit is de oorsprong van onze leefomgeving.
Gebruikswaarde: het draait om een efficiënte inrichting van het gebied voor uitoefening van de daaraan toegekende of toe te kennen functies. We willen onze leefomgeving optimaal gebruiken voor de beoogde doelen.
Belevingswaarde: centraal staan imago, uitstraling en aantrekkingskracht van het landschap, de steden, dorpen en bouwwerken, waaronder het gebouwd cultuurhistorisch erfgoed. De herkenbaarheid van de historisch gegroeide stedenbouwkundige en landschappelijke structuur is daarbij van groot belang. Het gaat over alles wat we als mens kunnen beleven: zien, horen, voelen en ruiken.
Toekomstwaarde: het gaat om de toekomstbestendigheid van de maatregelen die ten behoeve van de gebruiks- en de belevingswaarde worden genomen. Alles wat we doen en ontwikkelen, doen we robuust, klimaatbestendig en duurzaam, zodat het niet alleen voor onszelf, maar ook voor toekomstige generaties beschikbaar is.

Figuur: ruimtelijke kwaliteit uitgewerkt in een figuur met herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde
Door met een brede blik te kijken naar ontwikkelingen, kunnen we zien welke ontwikkelingen elkaar beïnvloeden en ook bezien of bepaalde functies gecombineerd kunnen worden. Zo kunnen we slim omgaan met ruimte, bijvoorbeeld door concentreren en bundelen van functies. We kijken altijd of meervoudig ruimtegebruik meerwaarde biedt voor de kwaliteit van de plek.
Rekening houden met de generaties na ons betekent dat we bijvoorbeeld kiezen voor circulair bouwen, aanpasbaar bouwen en dat we rekening houden met de langere termijn. Het combineren van een ruimtelijke ontwikkeling met het toevoegen van water en groen is goed voor de klimaatopgave en voor het welbevinden van mensen. Herbestemming en hergebruik van bestaande panden draagt bij aan circulariteit.
Wij geven onze ruimtelijke opgaven vorm samen met en voor Groningers. Dat betekent dat ruimtelijke opgaven in samenspraak met omwonenden en belanghebbenden tot stand komen. Door in een vroeg stadium van het planproces ideeën over en weer te bespreken wordt het mogelijk om meerwaarde voor omwonenden en belanghebbenden te realiseren. Dat kan door slimme combinaties, een creatieve blik en een ontwerpgerichte aanpak van begin tot eind. Zo ontstaan verrassende nieuwe ideeën.
Onze bodem en ons watersysteem vormen samen de basis voor onze leefomgeving. Alle andere functies zijn ervan afhankelijk en zijn afgestemd op de kwaliteit en condities van ons water en onze bodem. Het landgebruik volgt het natuurlijke watersysteem en niet andersom. Dat was al zo bij onze voorouders, en moet in de toekomst zo blijven. Samen zorgen we ervoor.
Water en bodem worden op allerlei manieren bedreigd. Zeespiegelstijging als gevolg van klimaatverandering heeft effecten op afwatering en kwaliteit van de zeedijken. Extreme buien komen vaker voor, zijn intensiever en vragen om ruimte voor waterbuffers. Verdroging kan blijvende effecten hebben op de bodem. Daarnaast leiden zout- en gaswinning tot bodemdaling. Lagere grondwaterpeilen leiden tot oxidatie van veengebieden met inklinking en bodemdaling tot gevolg. Om Groningen leefbaar te houden is een klimaatbestendige fysieke leefomgeving en inrichting noodzakelijk.
De zorg voor waterveiligheid, het beperken van en omgaan met wateroverlast, een goede buffering (sponswerking) van de bodem, het slim omgaan met zoetwater en het zorgen voor een goede waterkwaliteit: de zorg voor de leefomgeving vraagt voortdurend om keuzes die rekening te houden met water en bodem. Zo kunnen we schade en persoonlijk leed in de (nabije) toekomst beperken. Daarom is het van belang dat de eigenschappen van water en bodem leidend zijn bij de keuzes die we maken over de leefomgeving.
Het afstemmen van ruimtelijke keuzes over woningbouw, energietransitie, natuur, landbouw, infrastructuur en economie op de staat en de kwaliteit van de ondergrond en de natuurlijke dynamiek van het water leidt tot een toekomstbestendige ruimtelijke inrichting, die weerbaarder is tegen weersextremen. Keuzes over de leefomgeving zijn vaak investeringen voor de lange termijn. Het is van belang dat hiermee rekening wordt gehouden bij besluitvorming. Zo kunnen desinvesteringen en afwenteling van kosten naar andere gebieden en generaties worden voorkomen.
Woningen en andere kwetsbare functies worden niet gepland op de laagstgelegen plekken van de provincie. Alleen met goede argumenten kan worden afgeweken van dit uitgangspunt. In dat geval zijn voorzorgsmaatregelen en/of mitigerende maatregelen noodzakelijk. Deze moeten onderdeel zijn van de investeringsbeslissing en de kosten ervan kunnen niet worden afgewenteld op de samenleving.
Samen met onze partners werken we aan het robuuste water- en bodemsysteem van de toekomst. Dit doen we door ruimte te reserveren langs het gehele watersysteem, vooral in de lagere delen van het watersysteem, zoals langs de stad Groningen.
Ons water- en bodemsysteem bestaat uit drie onderdelen: het grondwater, de bodem en het oppervlaktewater. Deze zijn op allerlei manieren met elkaar verbonden en zijn niet los van elkaar te zien.
Zoete grondwaterstromen stromen ondergronds vanaf de hoge zandgronden richting de laagten. Vanaf zee stromen zoute grondwaterstromen landinwaarts. Deze stromen houden elkaar in balans en zorgen ervoor dat de zoutgrens niet te ver landinwaarts kom te liggen. De afbeelding hieronder geeft dit weer.

De Groningse bodem bestaat uit zand, veen, klei op veen en klei. In het zuiden vinden we de hogere zandgronden: uitlopers van het Drents Plateau. Noordwaarts lopen deze langzaam over naar de lagere veengebieden. In honderden jaren zijn door overstromingen verschillende schakeringen van de kleischil ontstaan, klei op veen, de zware kalkloze klei en de kalkhoudende klei en zavel tegen de Waddendijk aan. Elke bodemsoort heeft een eigen vormingsgeschiedenis en eigen kenmerken. En daarmee een andere geschiktheid voor het landgebruik.
Het waterbeheer is de belangrijkste 'knop' om het water- en bodemsysteem te beïnvloeden. Met gemalen, sluizen en stuwen wordt het oppervlaktewatersysteem gereguleerd, wordt water afgevoerd bij een teveel aan (regen)water en aangevoerd in droge tijden. Het watersysteem van Groningen wordt beheerd door de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa's, en Wetterskip Fryslân. Vanaf de hogere zandgronden loopt het water onder vrij verval en via gemalen naar het boezemsysteem. Waarna het via gemalen en spuisluizen in zee komt. Via het inlaatwerk Gaarkeuken wordt water vanuit het IJsselmeer ingelaten om te verdelen over de provincie, via de boezem tot in Oldambt, Veenkoloniën, Westerwolde en de Noordelijke kleischil.
In de veengebieden speelt inklinking. Hierbij komt CO2 vrij. Inklinking kan worden geminimaliseerd door het waterpeil in de veengebieden te verhogen. Dit heeft effecten op de schaal van het hele watersysteem van de provincie. Een hoge waterstand in het veengebied biedt de noodzakelijke tegendruk om verdroging van de hogere zandgronden te voorkomen en verzilting langs de kust te verminderen. Zo kan een hogere waterstand in de veengebieden de (landbouw-)functies in de zand- en kleigebieden ten goede komen. Om het waterpeil in de veengebieden hoog te houden is in droge perioden (extra) wateraanvoer noodzakelijk.

Figuur: Kaart waarop het watersysteem van Noord-Nederland is weergegeven.
Onze verbindende netwerken vormen de sleutel voor onze brede welvaart. Niet alleen onze fysieke netwerken, zoals wegen, kanalen of buisleidingen, maar ook de bestuurlijke en internationale netwerken waarin we opereren. Goede netwerken verbinden onze provincie met de wijde omgeving. Ze bieden niet alleen bereikbaarheid, maar werken ook in de 21e eeuw structurerend voor toekomstige ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, woningbouw en onze vrijetijdseconomie. Netwerken van gemeenschappen, organisaties, bedrijven en (internationale) partners dragen bij aan verbinding, participatie en identiteitsvorming.
Wie aan netwerken denkt, denkt al snel aan het systeem van auto-, spoor- en vaarwegen. Tot diep in de twintigste eeuw waren deze netwerken het meest sturend voor de inrichting van onze leefomgeving. Langs de netwerken ontstonden dorpen en steden, en later bedrijfsterreinen en woonwijken. Inmiddels bekijken we de netwerken in samenhang. Het netwerk van infrastructuur is structurerend voor de leefomgeving, maar hangt samen met het watersysteem, de ecologische structuur en het energienetwerk. Ons watersysteem zorgt voor voldoende watertoevoer en -afvoer en voor een goede drinkwatervoorziening. Onze ecologische structuur met zijn gebieden en verbindingen is belangrijk voor natuur, recreatie, cultuurbeleving en landschap. En tot slot is ons energienetwerk de afgelopen decennia steeds belangrijker geworden voor ons dagelijks bestaan en onze economische ontwikkeling.
Elk van deze systemen heeft zijn uitdagingen met gevolgen voor de brede welvaart. De uitstraling en inrichting van deze systemen hebben invloed op de beleving ervan. Via placemaking kunnen we deze verbeteren. Dat wil zeggen dat we de aandacht voor ontwerp, cultuur en programmering versterken.
Onze positie in Europa speelt in ons beleid een steeds grotere rol. Europees beleid beïnvloedt direct en indirect de keuzes die we in Groningen maken. Samen met partners zoals bedrijfsleven en kennisinstellingen benutten we de kansen die Europa biedt actief. Samen met andere provincies (IPO) beïnvloeden we Europees beleid. Noord-Nederland heeft specifieke belangen. Daarom werken we samen met Drenthe en Fryslân in het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). Ook de Eemsdollardregio (EDR) is een belangrijk internationaal samenwerkingsverband met onze Oosterburen. We zorgen dat onze regio vertegenwoordigd is in internationale bestuurlijke netwerken, bijvoorbeeld rondom de Waddenzee of de Noordzee. Mede doordat we samenwerken in een grensoverschrijdende regio kunnen we ons sterker profileren in Brussel en aanspraak maken op Europese fondsen. Zo is de Lelylijn onlangs geïntegreerd in het Trans-European Transport Network (TEN-T).
Duitsland is zeer belangrijk voor de Nederlandse economie. Voor Groningen is Nedersaksen, en specifiek het Weser-Ems Gebied, een logische samenwerkingspartner. Kennisinstellingen, bedrijven en overheden uit de grensoverschrijdende regio voeren veel projecten samen uit, al dan niet in Interreg Verband. Er zijn samenwerkingen op het vlak van de arbeidsmarkt, onderwijs, energie, natuur en milieu, water, infrastructuur en gezondheid. Via de Wunderline werken we aan een betere spoorverbinding van Groningen, via Winschoten, met Duitsland.
Naast Duitsland richten we ons op Scandinavië en de Baltische staten. De economische ontwikkelingen in het Baltisch gebied bieden mogelijkheden voor samenwerking, investeringen en marktuitbreiding. De Scandinavische landen bieden door hun hoge welvaart en kennisintensieve economie veel kansen voor samenwerking op het gebied van innovatieve ontwikkelingen.
Ons Groninger landschap is prachtig en dat moet zo blijven. We willen de kwaliteiten van onze leefomgeving, ons erfgoed en ons landschap behouden en versterken. Tegelijk werken we aan een gezonde en veilige leefomgeving, waar milieugebruiksruimte past bij de activiteiten en functies in de omgeving, waar negatieve effecten door verontreiniging of hinder tot een minimum zijn beperkt.
We zijn trots op onze Groninger leefomgeving. Het is de plek waar we ons thuis voelen en naar elkaar omzien. Onze leefomgeving is schoon, gezond, veilig en aantrekkelijk. Dat komt doordat we in staat zijn geweest een stevig fundament te bouwen van landschaps- en natuurwaarden die niet alleen aantrekkelijk zijn voor mens en dier, maar ook de basis leggen voor een robuuste biodiversiteit en een toekomstbestendig watersysteem.
Ons landschap, erfgoed en onze cultuur zijn een belangrijke trekpleister voor zowel toeristen als inwoners. Grote ruimtelijke veranderingen zijn gerealiseerd met ruimtelijke kwaliteit voorop en zijn onderdeel van fraaie doorontwikkeling van het landschap. Stevige groene en blauwe structuren bieden een klimaatadaptieve structuur in de provincie en zijn belangrijk als recreatieve, waterrijke en natuurlijke verbindingen. Stilte en duisternis zijn kernkarakteristieken in grote delen van de provincie en worden gekoesterd.
We hebben een gezonde bodem, een goede waterkwaliteit, voldoende drinkwater en gezonde lucht. Mens en natuur ondervinden vrijwel geen negatieve effecten door verontreiniging of hinder. De leefomgeving is zo ingericht dat deze bijdraagt aan de gezondheid van haar gebruikers: mens, dier en plant kunnen zich op natuurlijke wijze ontplooien. Veiligheid is en blijft een basisvoorwaarde voor alle Groningers.

Figuur: Ambitie 1 – gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving
In waardevolle provinciale cultuurlandschappen spannen we ons extra in om de bijzondere kwaliteiten te borgen en te ontwikkelen.
We investeren extra in de ruimtelijke kwaliteit van gebieden die onder druk staan door grootschalige industriële activiteit.
We realiseren recreatief aantrekkelijke groene-blauwe gebieden, grenzend aan bestaande natuur.
We verbeteren de omgevingsveiligheid.
We zetten in op het verder verbeteren van de lucht-, bodem en grond- en oppervlaktewater kwaliteit om een robuust en veerkrachtig milieusysteem te realiseren.
We sturen op milieugebruiksruimte.
Groningen kent cultuurlandschappen met veel cultuurhistorische, archeologische, aardkundige, landschappelijke en natuurwaarden. Dit geeft ze een hoge belevingswaarde. Ze zijn van extra groot belang voor de diversiteit en identiteit van Groningen en zijn belangrijk kapitaal voor de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving en onze vrijetijdseconomie. Daar willen we extra zorgvuldig mee omgaan. Daarom onderzoeken we de mogelijkheid (delen van) deze landschappen een aparte status te geven. Het gaat om:
het binnendijks Waddengebied;
de kustpolders en het wierdenlandschap, inclusief het Nationaal Landschap Middag Humsterland;
het houtsingelgebied en de beekdalen van het Zuidelijk Westerkwartier;
het Gorecht;
de Dollardpolders in het Oldambt;
de Veenkoloniën;
het beekdal, esdorpen- en esgehuchtenlandschap van Westerwolde.
We zetten bestaande programma's en agenda's zoveel mogelijk in voor de verdere ontwikkeling van deze gebieden. We behouden de vitaliteit en unieke kwaliteiten en stimuleren het toevoegen van nieuwe kwaliteiten in deze gebieden. We onderzoeken op welke manier we dit het beste kunnen doen. Er is en blijft hier ruimte voor een toekomstbestendige landbouw. We benutten regelingen op gebied van agrarisch natuurbeheer. Dit vergroot de biodiversiteit, versterkt de kwaliteiten van het landschap en maakt het beter beleefbaar.
In sommige gebieden hebben grote ontwikkelingen gezorgd voor aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving, leefbaarheid, landschap en erfgoed. Het gaat om gebieden rondom de Eemshaven, De Westflank van de stad, Oosterhorn en bij de A7/N33 rondom Meeden. Hier gaan we actief de kwaliteit verbeteren en werken daar samen met onze partners aan. We zorgen voor een kwaliteitsimpuls voor de leefomgeving. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten daar kwaliteiten aan toevoegen. Als het kan, worden verloren gegane waarden hersteld. Generiek geldt dat wij bij grote ruimtelijke ingrepen de leefbaarheid van het gebied centraal stellen. Ze moeten gepaard gaan met grote landschappelijke investeringen. En anders beginnen we er niet aan.
Als provincie realiseren we recreatief aantrekkelijke groenblauwe verbindingen, die de kwaliteit van het landschap en biodiversiteit versterken en gebieden met elkaar verbinden. Deze kunnen grenzen aan bestaande natuurgebieden, maar ook kunnen ook voortkomen uit een combinatie van waardevolle cultuurlandschappen en vrijetijdseconomie. Groenblauwe dooradering is een fijnmazig netwerk van kleine natuur- en landschapselementen die ons landschap in belangrijke mate vormgeven. Door op verschillende schaalniveaus aan groenblauwe structuren te werken, verbinden we ruimte voor water en biodiversiteit met landschappelijke kwaliteit, schone lucht en recreatieve aantrekkelijkheid, samen met landbouw en natuur. Het gaat hier om het realiseren van verbindingen op een regionaal schaalniveau.
Een groene en aantrekkelijke leefomgeving stimuleert gezond gedrag. Een mooie en toegankelijke omgeving nodigt uit om naar buiten te gaan, te bewegen en te ontdekken. En zeker in Groningen, waar we nu onder het landelijk gemiddelde scoren op het gezondheidsaspect van brede welvaart, moeten en willen we het voor iedereen gemakkelijk maken om te sporten, te bewegen en naar buiten te gaan.
We doen dat langs het Reitdiep aan de westflank van Groningen vanaf de Onlanden richting Lauwersmeer, de Hondsrug/Hunzedal, in het Duurswold, Oldambt, langs de Ruiten Aa en langs de kust. Deze verbindingszones liggen verspreid over de provincie waardoor ze voor iedereen binnen handbereik zijn. Daarnaast is in het Zuidelijk Westerkwartier al een groenblauwe verbinding gerealiseerd.
In deze gebieden willen we een sterke structuur van aantrekkelijke, recreatieve, lange afstandsverbindingen op provinciaal niveau realiseren, met fraaie (culturele) trekpleisters en voorzieningen voor de vrijetijdseconomie. Daarmee geven we de omgeving direct meerwaarde voor Groningers, maar zorgen we ook voor extra aantrekkingskracht voor bezoekers van buiten de provincie.
Voor onze kwaliteit van leven en een gezonde levensverwachting is veiligheid van doorslaggevend belang. Groningen scoort relatief laag op dit vlak. Dat weten we maar al te goed nu veel Groningers de gevolgen van de gaswinning aan den lijve ondervinden. Met kleine gasvelden worden in feite alle gasvelden, behalve het Groningen gasveld bedoeld. Gaswinning uit het Groninger veld is gestopt. Het kabinet borgt de gasleveringszekerheid, aangezien gas ook de komende jaren nog een belangrijke rol speelt in de nationale energievoorziening. Wij werken niet mee aan de ontwikkeling van nieuwe gasvelden of de aanleg van nieuwe putten in bestaande gasvelden. Wij beschouwen de verlenging van aardgaswinning uit kleine gasvelden als onwenselijk, vooral vanwege de subjectieve veiligheid. Daarom zijn wij tegen de uitbreiding van gaswinning uit kleine velden in onze provincie. Wij pleiten voor het minimaliseren van overlast, zo spoedig en volledig mogelijk herstel van eventuele schade en creëren van maatschappelijke voordelen als compensatie voor overlast van winning.
De huidige risico’s rond omgevingsveiligheid mogen niet groter worden. We zetten ons in voor een verbetering van de omgevingsveiligheid, zeker ondergronds.
We geven prioriteit aan de vergunningen van bedrijven en ontwikkelingen met (mogelijk) grote gevolgen voor de leefomgeving. Het is van belang dat ze actueel zijn en dat toezicht en handhaving op orde zijn. Bij het onderwerp omgevingsveiligheid zijn we extra kritisch. Het gaat dan om risico's op het gebied van explosies, branden en gifwolken en de stapeling daarvan.
Onder omgevingsveiligheid valt ook het onderwerp verkeersveiligheid. Het aantal ongelukken op onze wegen en fietspaden neemt toe. We zetten ons daarom blijvend in voor een daling van het aantal verkeersslachtoffers.
Het verbeteren van de milieukwaliteit is een overkoepelende een overkoepelende opgave. Een gezonde leefomgeving gaat over een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van milieu: zonder ongezonde overlast van geluid, geur, trillingen of gevaar. Maar ook een schone bodem en lucht. We zetten daarom in op een veerkrachtig en robuust milieusysteem: lucht, water en bodem hebben een goede kwaliteit en dragen zo bij aan het realiseren van onze opgaves. We gaan uit van ‘voorzorg’: vanaf de start van een project nemen we milieu, gezondheid en veiligheid mee als we besluiten nemen. We werken gebiedsgericht aan het verder verbeteren van de milieukwaliteit in onze provincie door een goede ruimtelijke ordening en strenge normen en regels voor bedrijven die schadelijke stoffen uitstoten en hinder veroorzaken. Immers lucht- en waterverontreiniging beperken zicht niet tot een bedrijventerrein, maar kunnen impact hebben op de hele provincie en zelfs daarbuiten. We verbinden ons daarom aan nationale en Europese ambities. We stimuleren koplopers die durven te innoveren op het gebied van gezondheid en veiligheid. En we zijn streng voor de achterblijvers.
We beseffen dat niet altijd en overal een verbetering van de milieukwaliteit en de gezondheid kan worden gerealiseerd, maar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen niet leiden tot aantoonbare verslechtering van het milieu en van de gezondheid van onze inwoners, nu niet en in de toekomst niet. Daar waar we de milieudruk laten oplopen, doen we dat op een verantwoorde wijze.
We doen onderzoek om beter inzicht te krijgen in de huidige milieu- en leefomgevingskwaliteit en de gevolgen van ruimtelijke of economische ontwikkelingen hierop. We leggen daarbij prioriteit op de vijf XXL-bedrijventerreinen. Samen met gemeenten en waterschappen onderzoeken we hoe we kunnen sturen op milieugebruiksruimte4. Als dat kan werken we via gebiedsgericht beleid. Dit doen we bijvoorbeeld in onze aandachtsgebieden stilte en duisternis Middag-Humsterland en Westerwolde.
We houden zo rekening met afwenteling naar het hier en nu, later en elders. Hierbij zetten we de uitkomsten van de plan-MER in, om tot een zorgvuldige afweging te komen, daar waar er mogelijk lokaal negatieve milieueffecten optreden. Indien nodig mitigeren en/of compenseren we deze effecten op basis van een te ontwikkelen afwegingskader. Op enkele plekken in de provincie is sprake van cumulatie van milieueffecten door bijvoorbeeld luchtverontreiniging, geluid en geur. Op die plekken onderzoeken we welke milieugebruiksruimte beschikbaar is voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met het oog op gezondheidseffecten. Ook investeren we hier extra in de leefbaarheid van het gebied.
4 Milieugebruiksruimte is de ruimte voor toekomstige ontwikkelingen in een plangebied, gelet op de milieueffecten en randvoorwaarden door bestaande en activiteiten waarvan het zeker is dat ze in de toekomst gaan plaatsvinden. Binnen deze ruimte zijn activiteiten mogelijk zonder dat er doelen in het gedrang komen of dat er niet voldaan wordt aan omgevingswaarden.
Onze provincie kent veel verschillende landschappen met elk hun eigen belangrijke waarden op het gebied van ruimte, natuur, cultuurhistorie, cultureel en ruimtelijk erfgoed, landschap, archeologie en natuurlijke ondergrond. Daarnaast hechten we waarde aan landschappelijke kwaliteiten als weidsheid, diversiteit, beleefbaarheid en herkenbaarheid. Herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde zijn dragers van een gevoel van verbondenheid met en eigenheid van de streek. Ze dragen bij aan een aantrekkelijke provincie om te wonen, werken en recreëren en vormen belangrijke onderleggers voor ons beleid, beleidsuitvoering en ruimtelijke ontwikkelingen. We willen dat ontwikkelingen met kwalitatief hoogwaardig behoud en verbetering van de leefomgeving plaatsvinden. Bij de uitvoering van grote landschappelijke en infrastructurele projecten kijken we of kunst-en cultuurmakers uit Groningen kunnen worden ingeschakeld via bijvoorbeeld een één-procentsregeling.
De belangrijkste beleidsdoelen op het thema Ruimtelijke kwaliteit, Landschap en Erfgoed zijn:
Hogere ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving
Beschermen, ontwikkelen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het ruimtelijk cultureel erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie
Ruimtelijke kwaliteit, landschap en erfgoed: wat doet de provincie overkoepelend?
We ontwikkelen het Beleidsprogramma erfgoed ruimtelijke kwaliteit en landschap en de Uitvoeringsagenda Mooi Groningen om de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving sterker te positioneren. Hiermee vragen we structureel aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en de inzet van ontwerp door (landschaps) architecten, kunstenaars en stedenbouwkundigen en ‘placemaking’ als methodiek bij grote en kleine ruimtelijke opgaves. Niet alleen om aanwezige kwaliteiten en waarden als vertrekpunt te nemen, maar ook om nieuwe kwaliteiten en waarden toe te voegen.
Vanuit ons Uitvoeringsprogramma Erfgoed, ruimtelijke kwaliteit en landschap werken we aan extra inzet en kwaliteit via projecten, subsidies en ideeën die een plus vormen op onze beleidsdoelen. Dit doen we onder andere via de verdere ontwikkeling van de Kwaliteitsgids Groningen waarbij wij ons richten op de verbeelding van het verhaal van Groningen, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten als inspiratie voor een goed ontwerp van ruimtelijke ontwikkelingen dienen.
Via onze natuur-, erfgoed- en landschapsmonitoring (www.staatvangroningen.nl) houden we de staat van deze waarden in de provincie in het oog. Op deze manier kijken we of ons beleid werkt en of (ongewenste) veranderingen zichtbaar zijn.
We zetten extra in op ontwikkelingen vanuit de herkenbaarheid en kwaliteit van de landschappen met bijzondere natuur-, landschaps- en recreatiewaarden.
Wanneer we grote landschappelijke projecten uitvoeren, of in de infrastructuur, kijken we of kunst- en cultuurmakers uit Groningen bijvoorbeeld via een eenprocentsregeling ingeschakeld kunnen worden Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten de verschillende waarden daarom zo vroeg mogelijk in beeld komen, zodat die tijdig deel uitmaken van de planvorming en afwegingen.
Wij zetten ons in voor een leefomgeving met een hogere ruimtelijke kwaliteit. Dit gaat om ons landschap, maar ook om de uitstraling van bedrijventerrein, binnensteden en recreatiegebieden. Ontwerpend onderzoek is een van de manieren om ruimtelijke kwaliteit een volwaardige plaats te geven naast functionaliteit en kostenefficiency. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zetten we daarom deskundige ontwerpers in zoals landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen. Daarom willen we dat elk project dit meeneemt in de projectbegroting. We vragen onze partners hetzelfde te doen.
Grote ruimtelijke ontwikkelingen moeten gepaard gaan met eveneens grote landschappelijke investeringen. Bij grootschalige ontwikkelingen zoals de ontwikkeling van de XXL-bedrijventerreinen stellen wij eisen aan de kwaliteit van de ontwikkeling zelf en aan de investeringen in de directe omgeving.
Via het Masterplan Regiocentra dragen we bij aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de 11 regiocentra.
In bepaalde delen van de provincie zijn de landschappelijke kwaliteiten zo bijzonder dat het landschap waarde heeft voor vrijetijdseconomie en woonkwaliteit. Deze waarde willen we benutten. Dat betekent nieuwe ontwikkelingen in het domein van toerisme en wonen. Elke ontwikkeling moet hierin bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied als geheel. Zo dragen we bij aan de recreatieve waarde van Groningen en verbeteren we tegelijk het landschap.
Ruimtelijke kwaliteit: wat doet de provincie?
In het buitengebied overstijgen de landschappelijke kwaliteiten vaak gemeentegrenzen. Als provincie benutten we hier onze meerwaarde met onze overkoepelende blik. In samenwerking met andere overheden en gebiedspartners nemen we hierin vaker het initiatief om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. In het stedelijk gebied zijn de gemeenten primair verantwoordelijk voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Als het nodig is nemen we hier het initiatief en brengen we belanghebbende partijen samen rondom dit doel. We koppelen de inzet van ontwerpkracht en gebiedsontwikkelingen aan landschappelijke investeringen. We zetten ontwerpend onderzoek in om inhoudelijke thema's, zoals bijvoorbeeld boerderijen en erven, wonen in het buitengebied en energietransitie verder te verkennen en toekomstscenario's te verbeelden. We vertalen dit naar kwaliteitskaders, inspiratiedocumenten, kwaliteitskaders en handreikingen.
We gebruiken de maatwerkmethode voor landschappelijke inpassing of schrijven deze voor bij specifieke ontwikkelingen in het buitengebied. Via diverse programma's, projecten en samenwerkingen versterken we de ruimtelijke kwaliteit van onze leefomgeving. Voorbeelden zijn het Beleidsprogramma Ruimtelijke Kwaliteit en Landschap, het uitvoeringsprogramma ERL, projecten die we samen met gemeenten en NCG uitvoeren in het kader van de versterkingsopgave.
Met de subsidie ruimtelijke kwaliteit stimuleren wij overheden, maatschappelijke partners en initiatiefnemers om plannen te ontwikkelen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van onze provincie en onder deze de aandacht brengen.
In de omgevingsverordening staat wat wij van gemeenten verwachten op gebied van ruimtelijke kwaliteit. Hierin staan ook de begrenzingen op van het stedelijk gebied en buitengebied. Deze actualiseren we periodiek op basis van nieuwe ontwikkelingen.
Wij ondersteunen gemeenten en waterschappen om beter zorg te kunnen dragen voor de ruimtelijke kwaliteit in onze provincie, bijvoorbeeld via het steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit STeRK.
Het Groningse landschap’ is meer dan een losse wierde, het wad, een houtwal of een karakteristiek als ‘weidsheid’. Het geheel is meer dan de som der delen: het is de samenhangende structuur van al die verschillende elementen en karakteristieken die samen het landschap vormen. Wij willen het karakter, de diversiteit en de belevingswaarde van het landschap versterken. Dit doen we door te werken aan die samenhangende landschapsstructuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen voegen we er kwaliteiten aan toe. Daarnaast behouden we landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke, archeologische en aardkundige waarden en versterken deze als onderdeel van de samenhangende landschapsstructuur.
We kijken naar de samenhangende structuur via zeven deelgebieden en zeven kernkarakteristieken.
We onderscheiden de volgende zeven landschappelijke deelgebieden. Deze hebben elk hun eigen kenmerken, maar vormen tegelijk een samenhangend geheel.
Wij zien ons landschap als een verhaal van het verleden naar de toekomst, waarin elke tijd zijn eigen karakteristieken nalaat en de ontwikkelingen van nu de kwaliteiten van de toekomst vormen. Onze provincie kent verscheidene landschapstypen met elk hun karakteristieke ensemble aan natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden. Groningers hechten grote waarde aan de bijzondere kwaliteiten van het landschap, zoals de weidsheid, de diversiteit, het ruimtelijk erfgoed en de herkenbaarheid. Het Groninger landschap met al haar waarden en kernkwaliteiten vormt dan ook een belangrijke onderlegger voor de kwaliteit van de leefomgeving.
De Provincie Groningen kent diverse landschapstypen, die grofweg verdeeld kunnen worden in zeven deelgebieden. Elk van deze deelgebieden kent haar eigen samenhangende landschapsstructuur met eigen kwaliteiten en kernkarakteristieken, maar vormen tegelijk een samenhangend geheel.

Het deelgebied Wierdenland en Waddenkust wordt gekenmerkt door grote open ruimten, wierden(dorpen) langs natuurlijke waterlopen in de kerngebieden en wierden in reeksen aan/langs oude kustlijnen, in een door zeeklei gevormd landschap. We hechten waarde aan het contrast tussen de grootschalige open kweldervlaktes, de wierdedorpen en de meer besloten dorpen op de kwelderwallen. De historisch gegroeide dorpsstructuur kent doorzichten op het landschap vanuit de dorpslinten en andersom. De ritmiek van boerderijreeksen met erven in het groen en tussenliggende open ruimten met agrarische bebouwing liggen als groene eilanden in de ruimte. De opstrekkende verkaveling van het dijkenlandschap wordt afgewisseld met de onregelmatige verkaveling van het wierdenlandschap. Het verbindend systeem van maren, dat aansluit op wierdendorpen en een stelsel van trekvaarten en wegen, zijn tastbare sporen van het eeuwenoude gebruikerslandschap van het wierdengebied.
De Waddenkust is een grootschalig open dijkenlandschap van parallelle dijken met boerderijreeksen langs slaperdijken. De Waddenzee (UNESCO-werelderfgoed) wordt gekenmerkt door een natuurlijke dynamiek met verplaatsende getijdegeulen, zandplaten en eilanden.
Waarden zijn het kronkelend verloop van de natuurlijke waterlopen, zoals voormalige kweldergeulen en rivier- en beeksystemen van het Reitdiep, de Fivel en Lauwers. Het gebied is met reliëf doorweven door voormalige zee- en inbraakgebieden. De monumentale boerderijen, borgen, kerken en borg-, kerk- en kloosterterreinen zijn onlosmakelijk verbonden met het landschap.
Het Oldambt is een jong zeekleigebied in Noordoost-Groningen, dat zich kenmerkt door een weids polderlandschap met grootschalige akkerbouw, dijken en een gevarieerde bebouwing waaraan het verschil in rijkdom is af te lezen. Het gebied wordt ook wel ‘de Graanrepubliek’ genoemd vanwege haar uitgestrekte graanvelden en andere akkerbouwgewassen in de polders. De eindeloze horizon wordt hier enkel doorbroken door de bekende statige boerderijen en groene linten van bomenrijen langs de wegen.
Kenmerkend voor het Oldambt is het grote contrast tussen de groene bebouwingslinten op de hoger gelegen glaciale ruggen en de grootschalige open Dollardpolders met een structuur van opeenvolgende (voormalige) slaperdijken en boerderijreeksen. Een bijzondere ontwikkeling in dit gebied is Blauwestad. Het zuidelijke gedeelte van Oldambt wordt getypeerd door de langgerekte bebouwingslinten die overgaan in dichte bebouwingslinten. Karakteristieke Oldambster boerderijen, slingertuinen, dijkcoupures, schotbalkenhuisjes en kolken zijn kenmerkende cultuurlandschappelijke parels van het Oldambt.
Het Zuidelijk Westerkwartier kent een afwisseling van besloten parallelle zandruggen en open veengebieden. Zeer kenmerkend is het coulissen karakter van het houtsingellandschap op de zandruggen en de verwevenheid van de wegdorpen met het houtsingellandschap. Het Zuidelijk Westerkwartier kent kleinschaligheid van de bebouwing. Naast borgen en kerken zijn er ook natte landschapselementen in de vorm van pingoruïnes en petgaten. Het lineaire karakter van de wegen en kanalen in de veenkoloniale zuidpunt en de herkenbaarheid van het verkavelingspatroon van houtsingels en sloten zijn karakteristieke landschapsstructuren van dit gebied.
Westerwolde bestaat uit een esdorpenlandschap in een langgerekte zone langs de Westerwoldse Aa, de Ruiten Aa en de Mussel Aa, met daaromheen een gebied met een jonger landschap van heideontginningen. Tegen de Duitse grens liggen twee gebieden met een veenkoloniaal landschap.
In Westerwolde hechten we provinciale waarde en belang aan het contrast tussen het kleinschalig besloten esdorpenlandschap en het rationele, open heideontginningslandschap. Het esdorpenlandschap wordt gekenmerkt door de kleinschalige beslotenheid met afwisselend esgehuchten, esdorpen, essen op dekzandkoppen met akkercomplexen, hooilanden in de beekdalen, kleine bosjes en houtwallen. De verspreide bebouwing in esgehuchten; de esdorpen markeren de randen van het beekdal. De wegen en paden met hun meanderend verloop; de bossen op de armste en reliëfrijkste zandgronden vormen eveneens onderdeel van het esdorpenlandschap.
Het rationeel verkavelde jonge heideontginningslandschap met rechte heideontginningswegen, verspreid liggende agrarische bebouwing en plaatselijk bos zijn eveneens van provinciale waarden.
Kenmerkend voor de Veenkoloniën is het grootschalig open landschap met een rationele verkavelingsstructuur van kanalen en wijken. In dit landschap liggen kanaaldorpen met een mix van burger-, agrarische en industriële bebouwing. Kenmerkend zijn de koppeling tussen langgerekte bebouwingslinten en kanalen en wijken met planmatige opzet en de herkenningspunten in linten: bruggen, sluizen, fabrieken en watertorens zijn kenmerkend. De linten hebben karakteristieke doorkijken, terwijl het lint bij bruggen, sluizen en fabrieken juist is verdicht. Het contrast tussen het kleinschalige lint en het grootschalige open landschap is een typisch kenmerk van de Veenkoloniën.
Het Gorecht bestaat uit het parkachtig esdorpenlandschap van de Hondsrug met twee reeksen esdorpen overgaand in open beekdalvlakten van de Hunze en de Drentsche Aa, waarin vrijwel geen bebouwing voorkomt. Bijzonder is het contrast tussen de kleinschalig besloten, hoger gelegen Hondsrug en de aan weerszijden laaggelegen zeer open beekdalen van de Drentsche Aa en Hunze. Daarnaast is de parkachtige esdorpenstructuur op de Hondsrug met afwisselend essen, bossen, graslanden en statige bebouwing waardevol, net als het reliëf van de glaciale ruggen en essen. In het Gorecht zijn vele natte landschapselementen in de vorm van pingoruïnes en petgaten aanwezig.
Centrale Woldgebied en Duurswold
Het deelgebied Centrale Woldgebied en Duurswold wordt vooral gekenmerkt door grootschalig open landschap met reeksen boerderijen op huiswierden of inversieruggen. Duurswold heeft een grootschalig open landschap met daarin lintdorpen (groene linten) op flauwe zandruggen. De reeksen boerderijen, deels op huiswierden en/of inversieruggen zijn typerend. In het Centrale Woldgebied is de Meedenverkaveling in de vorm van sloten en medenlanen kenmerkend. In Duurswold zijn de flauwe glaciale zandruggen met wegdorpen (groene linten) overgaand in grootschalig open landschap typerend, net als de wegdorpen met boerderijen (en slingertuinen) en soms zware wegbeplanting.
Tot slot kent het gebied vele klooster- en kerkterreinen, molens en een borg met landgoedbossen.
Wij onderscheiden binnen de deelgebieden de volgende landschappelijke kernkarakteristieken:
Openheid en beslotenheid: De afwisseling en het contrast tussen de open en besloten gebieden draagt bij aan de diversiteit van het landschap. We kennen in de provincie gebieden met een grootschalig, open karakter en gebieden met een waardevol besloten en/of kleinschalig karakter. Dit wordt veelal gevormd door de aanwezigheid van bosjes, houtsingels, houtwallen en (meidoorn)hagen;
Duisternis en stilte: We beschermen en zorgen met extra aandacht voor de kernkarakteristiek het donkere landschap in onze provincie (zie 5.5);
Aardkundig reliëf: Op verschillende plaatsen in onze provincie zijn duidelijke hoogteverschillen in het landschap aanwezig die te maken hebben met de aardkundige geschiedenis. Het betreft onder andere: glaciale ruggen, dekzandruggen, inversieruggen, natuurlijke laagten samenhangend met karakteristieke waterlopen en pingoruïnes;
Water, wegen en verkaveling: Deze infrastructuren zijn bepalend voor het karakter van het landschap van Groningen. Het betreft onder andere: maren, voormalige kreken en prielen en riviersystemen, meanderende waterlopen, veenkoloniale kanalen en wijken, cultuurhistorisch waardevolle gegraven kanalen en trekvaarten, karakteristieke wegen en herkenbaar oorspronkelijk verkavelingspatroon;
Karakteristieke nederzettingen: In onze provincie liggen veel karakteristieke nederzettingen waarvan de ruimtelijke structuur nauw verbonden is met het omliggende landschap. Het gaat om onder andere: wierdendorpen, esdorpen en esgehuchten, groene linten, overige lintbebouwing (wegdorpen, dijkdorpen en kanaaldorpen) en vestingterreinen;
Wierden, essen en dijken: Het gaat hierbij onder andere om: reliëf en archeologisch bodemarchief van wierden, het zicht op de wierden, reliëf en archeologisch bodemarchief van essen, openheid van essen, (slaper)dijken en daarmee samenhangende elementen zoals kolken, drinkdobben, coupures en schotbalkenhuisjes), herkenbare dijktracés en leidijken;
Gebouwd erfgoed en archeologie: Deze zijn medebepalend voor het landschap, de beleving van ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van onze provincie. Het betreft onder andere: monumentale bebouwing en erven (onder andere slingertuinen), traditionele windmolens, landgoederen, borgen en borgterreinen, kerken en kerkterreinen, archeologie.
Een aantal nationale parken en beschermde landschappen is op internationaal, nationaal en provinciaal niveau extra beschermd. Dit zijn het UNESCO-werelderfgoed Waddenzee, UNESCO Geopark de Hondsrug, Nationaal Park Drentsche Aa en Nationaal Park Lauwersmeer. Daarnaast kennen we het provinciaal waardevolle Nationaal Landschap Middag-Humsterland.
Wij onderzoeken de mogelijkheden om waardevolle cultuurlandschappen een status te geven. Daarbij onderzoeken we of we het instrument Bijzondere Provinciale Landschappen gaan inzetten. Zo kunnen we de samenhangende landschapsstructuur van kwetsbare landschappen beter doorontwikkelen en beschermen.
We actualiseren onze kennis van en beleid over ons landschap, ruimtelijk erfgoed en landschappelijke kernkarakteristieken. Hierbij hebben we aandacht voor onder andere de volgende thema’s: groen erfgoed, monumentenbiotopen, jonge (landschaps)geschiedenis van de 20ste eeuw (architectuur, stedenbouw en landschap van na 1965)). Dit verwerken we in ons beleidsprogramma landschap, ruimtelijke kwaliteit en erfgoed.
We evalueren en actualiseren onze landschappelijke kernkarakteristieken.
Via diverse programma's, projecten en samenwerkingen behouden en versterken we de landschappelijke kernkarakteristieken en samenhangende landschapsstructuur. Voorbeelden zijn: Programma Ruimtelijke Kwaliteit en Landschap en Uitvoeringsagenda Mooi Groningen, het Programma Landelijk Gebied, Uitvoeringsprogramma Erfgoed, Ruimte en Landschap (ERL), het Programma Bos en Hout en de subsidies ANLB en SNL. Ook zijn we betrokken bij initiatieven vanuit Nij Begun en Toukomst (De Landschapswerkplaats) vanuit het Nationaal Programma Groningen (NPG).
Vanuit ons provinciaal belang stellen we kaders in onze omgevingsverordening om de samenhangende landschapsstructuren en kernkarakteristieken te beschermen en versterken. Binnen die kaders is ruimte voor gebiedsinitiatieven en maatwerk. Dit zien we als één van de kerntaken van de provincie.
We denken mee met onze partners over de bescherming en ontwikkeling van het landschap en stellen middelen beschikbaar voor het herstel en ontwikkeling van onze landschapsstructuren en kernkarakteristieken.
Groningen beschikt over een grote diversiteit aan cultureel erfgoed. De zogeheten 'Collectie Groningen’ omvat alle erfgoeddisciplines: archieven, gebouwd erfgoed, musea, borgen, archeologie, regionale cultuur en bibliotheken. Samen vertellen zij de verhalen die representatief zijn voor de geschiedenis van Groningen. In de context van de leefomgeving focussen we vooral op ons ruimtelijk erfgoed: gebouwd erfgoed en archeologie. Dit heeft altijd een relatie met de ruimtelijke context: een (ingericht) landschap, een dorpsgezicht, een stedenbouwkundige structuur.
Ons cultureel erfgoed heeft maatschappelijke en economische waarde en is belangrijk voor de identiteit, leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van onze provincie. Maar leegstand en achterstallig onderhoud vormen een bedreiging. Schade als gevolg van de gaswinning zetten naast de demografische ontwikkelingen het erfgoed onder druk. Veranderingen in de bodem vanwege ruimtelijke ontwikkelingen kunnen het bodemarchief bedreigen. Het is daarom van belang dat erfgoed in stand wordt gehouden, wordt beschermd en wordt hersteld waar dat kan. Dit kan bijvoorbeeld door restauratie, herbestemming van gebouwd erfgoed, zoals (Rijks)monumenten, agrarische bebouwing of karakteristieke erven. Ook vergroening van erfgoed kan hieraan bijdragen. Het gaat dan om uitbreiding met passende bosjes, landschapselementen, erfbeplanting en andere passende houtige opstanden.
Erfgoed is vaak in particulier bezit. Kennis over onderhoud en instandhouding ervan is vaak versplinterd. Het is van belang dat kennis en ervaringen hierover breed worden gedeeld. Innovatie en vakmanschap in de erfgoedsector is van belang. Via het uitvoeringsprogramma cultuur en het erfgoedprogramma stimuleren we dit. Dit laatste programma is een samenwerking van provincie, gemeenten, NCG en het ministerie van OCW en is ontstaan vanuit de afhandeling aardbevingsschade.
Om ons erfgoed te kunnen behouden voor toekomstige generaties is het van belang dat we het begrijpen in zijn context: gebouwen in de context van de landschappelijke of stedenbouwkundige structuur, archeologie in de context van bodem, verkaveling, landschap en geschiedenis. We willen deze ruimtelijke context zodanig begrijpen en beschrijven dat hij als onderlegger gebruikt kan worden voor keuzes over behoud, herstel en ontwikkeling van het erfgoed en van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Erfgoed en panden met cultuurhistorische waarde die niet worden benut, lopen groot risico in verval te raken. Daarom is het ook in het buitengebied van belang dat een balans wordt gevonden tussen functiemogelijkheden en beschermen van de waarden van het buitengebied. Hierbij kunnen we activiteiten t.b.v. vrijetijdseconomie een waardevolle invulling geven. Het is van belang dat beleidmakers en initiatiefnemers in een vroeg stadium oog hebben voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden en ontwerpkracht inzetten om deze tot hun recht te laten komen in plannen en projecten. Daarnaast is eigenaarschap van belang. Inwoners identificeren zich vaak met het erfgoed in hun woonplaats. Door hen te betrekken bij nieuwe plannen ontstaat er grotere betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel voor ons erfgoed.
Via diverse programma's en projecten bevorderen we instandhouding, behoud en herstel van gebouwd erfgoed, zoals monumenten, boerderijen en karakteristieke erven. Dit zijn: programma Ruimtelijke Kwaliteit en Landschap, uitvoeringsprogramma cultuur, het programma Bos en Hout.
Via het gezamenlijke erfgoedprogramma ondersteunen we eigenaren in hun onderhoudsbehoefte en stimuleren we het breder delen van kennis en ervaringen.
Het Steunpunt Cultureel Erfgoed ondersteunt gemeenten in hun (wettelijke) taken, vervult een platformfunctie en organiseert afstemming tussen erfgoedpartijen in de provincie.
Komende jaren ontwikkelen we een provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Groningen. Hierin staat welke thema's extra aandacht verdienen bij (verplicht) archeologisch onderzoek.
Via subsidieregelingen bevorderen we presentatie van erfgoed, en onderhoud, restauratie en verduurzaming van erfgoedpanden door particulieren.
In onze omgevingsverordening staan regels over de bescherming van door de gemeente aangewezen karakteristieke gebouwen. Ook zijn er regels om karakteristieke en beeldbepalende bebouwing in het buitengebied te inventariseren en beschermen en te ontwikkelen. Binnen het aardbevingsgebied gaat het ook om karakteristieke en beeldbepalende bebouwing binnen de kernen. We vragen de gemeenten om ook de beeldbepalende, karakteristieke bebouwing binnen de kernen buiten het aardbevingsgebied te inventariseren en te beschermen.
Klimaatverandering heeft grote gevolgen voor onze landbouw, natuur, wonen, bedrijven, water en infrastructuur. Daarom willen we een klimaatbestendige en waterrobuuste provincie zijn in 2050. Om dit te bereiken werken we samen met Rijk, waterschappen, drinkwaterbedrijven en gemeenten. Dit moet leiden tot een integrale aanpak van klimaatadaptatie en een klimaatadaptieve inrichting van de regio Groningen/Noord-Drenthe. Als provincie hebben we de regie.
Via stresstesten zijn de kwetsbaarheden en risico's in beeld gebracht. Mede op basis hiervan is de regionale adaptatiestrategie (RAS) opgesteld. Hierin staan afspraken over doelen, maatregelen en de verdeling van verantwoordelijkheden. Deze is uitgewerkt in een regionale uitwerkingsagenda (RUA). Daarin ligt de focus op kennisopbouw en kennisdeling, onderzoek en ontwikkeling, bewustwording, samenwerking en afstemming.
Extreem hoge temperaturen kunnen leiden tot gezondheidsklachten. Dit noemen we hittestress en dit komt vooral voor in steden. Een groene omgeving heeft een verkoelend effect. Dit verkleint het risico op hittestress. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de bebouwde omgeving. Samen met hen werken we aan vergroening van bebouwd gebied. Sinds 2023 is er een landelijke maatlat voor groene klimaatadaptieve bebouwing. We adviseren en ondersteunen gemeenten met kennis bij de toepassing van deze maatlat als uitgangspunt voor vergroening en verbetering van de leefkwaliteit van het stedelijk gebied.
Extreme buien kunnen leiden tot overstromingen en wateroverlast. Samen met de waterschappen zorgen we ervoor dat de dijken in onze provincie op orde zijn. Zo minimaliseren we risico’s op overstromingen vanuit beken en boezemsystemen en regionale wateren (zie ook 8.3). Om de gevolgen van eventuele overstromingen te beperken richten wij de leefomgeving klimaatrobuust in en beschermen we vitale en kwetsbare functies extra goed. We leggen vast wat de overstroombare gebieden, binnen de provincie zijn. Binnen deze gebieden werken we met gemeenten, waterbeheerders en de Veiligheidsregio samen aan de gevolgenbeperking bij overstromingen. De laagste delen van de provincie duiden we aan als laaggelegen gebied. Hier is geen plaats voor nieuwe woningen of andere kwetsbare functies. Uitzonderingen hierop maken we als er voorzorgsmaatregelen worden genomen, en/of maatregelen die wateroverlast voor deze functies beperken (“mitigerende maatregelen”). Deze moeten onderdeel zijn van de investeringsbeslissing en de kosten ervan kunnen niet worden afgewenteld op de samenleving.
We hebben een coördinerende rol bij de uitvoering van de regionale adaptatiestrategie (RAS) via de regionale uitvoeringsagenda.
We adviseren gemeenten bij het vergroenen van het stedelijk gebied aan de hand van de maatlat klimaatadaptieve gebouwde omgeving.
Samen met onze regionale partners wijzen we overstroombare gebieden aan.
In onze omgevingsverordening nemen we regels op over overstroombare gebieden en laaggelegen gebieden. Daarbij maken we gebruik van het landelijke afwegingskader voor een klimaatadaptieve gebouwde omgeving.
Wij streven naar een gezonde, veilige en leefbare omgeving, zonder noemenswaardige (milieu)hinder. In 2050 mag er geen sprake meer zijn van stapeling van geur, luchtverontreiniging, lichtvervuiling of geluidbelasting, die tot ontoelaatbare negatieve gezondheidseffecten of onaanvaardbare risico's leidt. Het aantal gezonde levensjaren mag niet worden beperkt door deze vormen van hinder en milieubelasting.
We streven, in lijn met de Europese ambities, naar een goede milieukwaliteit in 2050 in onze provincie voor bodem, lucht en (grond)water. Verontreinigende stoffen zijn tot een verwaarloosbaar niveau teruggebracht (waarbij geen negatieve gevolgen voor mens, natuur en milieu optreden); we voldoen aan de Europese richtlijnen.
Hoewel de Omgevingswet uitgaat van het principe “decentraal, tenzij…”, vraagt de milieu-opgave en specifiek het thema gezondheidsbescherming, een grotere betrokkenheid van de provincie. Milieubelasting overschrijdt in veel gevallen de gemeentegrenzen en kan vragen om regionale (gebieds)coördinatie. De energietransitie en circulaire economie vragen om regie van de provincie op het vlak van ruimtelijke ordening én milieu. We willen eraan bijdragen dat ingrepen in het kader van deze opgaven bijdragen aan een goede milieukwaliteit in Groningen.
We streven op termijn naar een economische ontwikkeling die de stapeling van milieudruk in onze provincie niet doet oplopen en de gezondheid niet schaadt. Dit staat ook in onze Economische visie. Samen met gemeenten formuleren we gebiedsgericht milieubeleid als dat nodig is, als het kan op basis van de beschikbare milieugebruiksruimte. Daar waar gemeenten dit zelf samen kunnen, stellen we ons terughoudend op.
Vanuit economisch perspectief accepteren we dat de milieudruk op en rondom grote bedrijventerreinen hoger is en in de toekomst mogelijk nog verder oploopt. We zien dit vooral nabij Farmsum en de westkant van de stad Groningen. We zorgen er echter voor dat dit verantwoord gebeurt, met zo min mogelijk risico's voor de gezondheid en de veiligheid (voorzorgsprincipe). Ook in ‘rustiger’ gebieden sturen we actief op milieudruk. Hierbij ligt onze prioriteit bij het beschermen en verbeteren van de bestaande milieukwaliteit en het verlagen van de milieudruk in de provincie Groningen. We leggen in deze gebieden de nadruk op het beschermen en verbeteren van stilte en duisternis, vooral in de aandachtsgebieden voor duisternis en de stiltegebieden.
Soms vormen meerdere milieueffecten samen grotere gezondheidseffecten dan elk effect individueel zou doen. Door stapeling van effecten te verminderen is dus gezondheidswinst te behalen. We geven prioriteit aan het verminderen van de gezondheidseffecten door milieubelasting op de volgende thema’s: geuroverlast van bedrijven, geluid van wegverkeer en luchtverontreiniging. In 2050 mag een stapeling van geur- luchtkwaliteits-, of geluidseffecten niet tot ontoelaatbare hinder leiden. We stimuleren daarom initiatieven waarmee informatie over de leefomgeving toegankelijker wordt en beter en sneller kan worden uitgewisseld tussen inwoners, bedrijven en overheden. Als dat nodig is stellen we omgevingswaarden vast voor bepaalde gebieden, zodat hinder door een stapeling van effecten niet voor kan komen.
In het milieuprogramma maken we ons milieubeleid concreet in maatregelen en beleidsregels, waaronder een prioriteringskader voor de bepaling van milieugebruiksruimte.
Als dat nodig of wenselijk is leggen we regels en omgevingswaarden vast in onze omgevingsverordening.
Als er sprake is van een provinciaal belang stellen we instructieregels voor gemeenten vast.
Als bevoegd gezag verlenen we vergunningen aan bedrijven en zorgen voor toezicht en handhaving ervan. Belangrijk onderdeel hiervan is het verminderen van uitstoot en risico's en het stimuleren van duurzaamheid door het gebruik van de beste beschikbare technieken.
We adviseren gemeenten bij Omgevingsplannen vanuit de verschillende milieuaspecten.
We monitoren verschillende milieuthema's en doen onderzoek naar milieukwaliteit.
Schone lucht is van groot belang voor een goede gezondheid. Daarom is het belangrijk dat de uitstoot van industrie, landbouw en verkeer vermindert. Dat kunnen we niet alleen: fijnstof en stikstofdioxide houden zich niet aan provinciegrenzen. Daarom is de samenwerking met het Rijk en andere provincies essentieel. We hebben ons gecommitteerd aan het maatregelenpakket van het landelijke Schone Lucht Akkoord (SLA) uit 2020. Dit heeft als doel om in 2030 50% gezondheidswinst uit binnenlandse bronnen te behalen ten opzichte van 2016. In 2021 publiceerde de World Health Organisation (WHO) nieuwe, ambitieuzere, advieswaarden. De Europese richtlijn Luchtkwaliteit is hierop gebaseerd. Deze kijkt naar 2050 en bevat ook aangescherpte grenswaarden voor 2030. We willen ongewenste normopvulling voorkomen.
Binnen onze mogelijkheden streven we ernaar om zoveel mogelijk de nieuwe WHO-advieswaarden te benaderen voor fijnstof en stikstofdioxide.
Op de plaatsen waar we nog niet aan de toekomstige Europese grenswaarden voldoen richten we ons op de Europese grenswaarden die vanaf 2030 van kracht zijn.
Waar we al wel voldoen aan deze toekomstige grenswaarden richten we ons op de nieuwe WHO-advieswaarden voor 2050.
Geluidhinder geeft gezondheidseffecten. We stellen daarom waar mogelijk grenzen aan geluid en nemen maatregelen om geluidhinder zoveel mogelijk te beperken. Als in één gebied verschillende geluidsbronnen voor mogelijke (stapeling van) geluidshinder kunnen zorgen, stellen we gebiedsgerichte geluidsnormen vast. Hierbij kijken we vooral naar onze bovenregionale bedrijventerreinen en grootschalige windparken.
Met name in het gebied van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl (vastgesteld in 2017) is sprake van stapeling van geluid afkomstig van verschillende bronnen. Hierdoor kan meer geluidshinder optreden. Daarom hanteren we in dit gebied aanvullende en specifieke normen voor geluid van windturbines.
Windturbines kunnen een bron van geluidshinder zijn. Zeker in geval van meerdere turbines in een windpark. Om te voorkomen dat het geluid van alle turbines van een park ongewenst hoog wordt, nemen we in de omgevingsverordening bepalingen op voor windparken waarvoor niet integraal geluidsnormen zijn vastgesteld. Zodra weer landelijk geluidnormen voor windturbines van kracht gaan worden deze gehanteerd. Voor windparken en windturbines die voor deze datum zijn vergund of gemeld blijven de eerder vastgestelde normen gelden.
Met streng en duidelijk geurhinderbeleid willen we ernstige geurhinder oplossen en nieuwe hinder voorkomen. Farmsum is het opvallendste industrieel knelpunt van geurhinder.
We stellen normen aan de geureffecten van complexe, risicovolle bedrijven. Hierbij houden we rekening met de bedrijfssituaties (bestaand versus nieuw) en gebiedskenmerken (stedelijk of landelijk gebied). Stapeling van geureffecten kan leiden tot hoge geurbelasting in bepaalde gebieden. Hiervoor werken we samen met gemeenten aan gebiedsgericht geurbeleid.
We hebben een regisserende, regulerende en faciliterende rol bij gebiedsgericht geurbeleid, zoals in het Structuurvisiegebied Eemsmond-Delfzijl.
We stellen geluidproductieplafonds vast voor provinciale wegen. Als dat nodig is stellen we ze bij. Met behulp van 5-jaarlijkse geluidbelastingkaarten en actieplannen geluid zorgen we ervoor dat plafonds niet worden overschreden.
In onze omgevingsverordening stellen we gebiedsgerichte geluidnormen vast. Hierbij kijken we vooral naar onze bovenregionale bedrijventerreinen en grootschalige windparken. Een voorbeeld is het gebied (van de voormalige structuurvisie) Eemsmond-Delfzijl.
Via onze omgevingsverordening stellen we regels op over luchtkwaliteit, geluid en geur.
Als bevoegd gezag zijn we verantwoordelijk voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving bij bedrijven die onder de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) en de Seveso-richtlijn vallen. We sturen op het voldoen aan deze richtlijnen door strenge regels en normen te stellen. Hiermee verplichten we bedrijven om uitstoot van luchtverontreinigende stoffen maximaal terug te dringen en geluid en/of geurhinder te beperken, onder andere via het toepassen van de best beschikbare technieken.
Inwoners van onze provincie worden zo min mogelijk blootgesteld aan veiligheidsrisico’s door de opslag, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarom richten we onze omgeving zo veilig mogelijk in. Voor inwoners mogen de risico’s op het gebied van externe (omgevings)veiligheid niet groter worden dan ze nu zijn. We richten ons vooral op het scheiden van bron en ontvanger, het concentreren van risicovolle activiteiten het vermijden van domino-effecten.
Soms hebben externe veiligheidsrisico’s een regionaal karakter. In dat geval heeft de provincie een coördinerende rol. In de omgevingsverordening nemen we regels op om ervoor te zorgen dat in gebieden waar veiligheidsrisico's samenkomen, deze zoveel mogelijk worden beheerst.
Bij nieuwe plannen en ontwikkelingen nemen we het onderwerp externe veiligheid (omgevingsveiligheid) zo vroeg mogelijk mee als ontwerpprincipe. Denk aan het gebruik van waterstof in de energietransitie. De (technologische) ontwikkelingen op dit vlak gaan snel en de gevolgen voor de omgevingsveiligheid zijn nog niet altijd duidelijk.
Gevaarlijke stoffen zijn een verzamelnaam voor stoffen met (potentieel) giftige eigenschappen voor mens en natuur. Denk aan zware metalen en PFAS, maar ook andere (‘opkomende’) stoffen worden steeds vaker en meer in het milieu aangetroffen. Vooral de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) vormen een structurele bedreiging. Op verschillende manieren worden mens en natuur hieraan blootgesteld: via lucht, bodem, (drink)water, voedsel en producten. Ook blijven de stoffen circuleren in het milieu, waardoor de bodem- en waterkwaliteit op termijn achteruitgaan. Dit heeft nadelige gezondheids-en sociaal-economische effecten, vaak met een onomkeerbaar karakter.
We streven ernaar dat in 2035 concentraties van gevaarlijke stoffen in de lucht en het water zijn teruggebracht, zodat ze slechts een verwaarloosbaar risico vormen. Dit is in lijn met de Europese ambitie. We richten ons in het bijzonder op het verminderen van de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS).
We stimuleren onze partners om externe veiligheid (omgevingsveiligheid) zo vroeg mogelijk in plannen en projecten mee te nemen en doen dit ook in onze eigen projecten.
Samen met gemeenten, de Veiligheidsregio en de GGD werken we aan het beperken en beheersen van omgevingsrisico's van bedrijven voor de leefomgeving, specifiek rondom Zeer Zorgwekkende Stoffen. Hierbij hebben we een stimulerende rol, maar zijn we soms ook bevoegd gezag (zie hieronder).
Nadat de actualisatie van het huidige provinciaal basisnet is afgerond stellen we, in samenwerking met onze partners, een nieuw provinciaal basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen op en leggen dit vast in de Omgevingsverordening. We helpen gemeenten met het vaststellen van aandachtsgebieden voor explosies, brand en gifwolken door gemeenten.
Als (coördinerend) bevoegd gezag zijn we verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving voor bedrijven die onder de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) en de Seveso-richtlijnvallen, die werken met productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen of (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen.
We geven prioriteit aan de transitie naar een circulaire economie en groene (biobased) economie, met zoveel mogelijk hernieuwbare grondstoffen. Dit overstijgt gemeente- en regiogrenzen. Als provincie hebben we hier dus een belang. We zetten in op het sluiten van kringlopen en waardeketens, biobased chemie en een hoogwaardige en efficiënte verwerking, preventie en vermindering van afvalstoffen. Daarom bieden we ruimte aan innovatieve bedrijven die deze transitie versnellen.
We willen de maatschappij niet opzadelen met de nadelige gevolgen van afval. Ook dit beschouwen we als een provinciaal belang. Daarom streven we naar een veilige, duurzame en schone verwerking van afval. Bodemverontreiniging als gevolg van stortplaatsen en calamiteiten bij de opslag van afvalstoffen willen we voorkomen. Bij herbestemming van deze locaties zorgen we dat er geen nadelige gevolgen optreden voor het milieu en de gezondheid van de omwonenden. We streven naar de volledige uitfasering van asbesthoudende materialen en het voorkomen van verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater door drugsdumpingen.
Circulaire economie en afval: wat doet de provincie?
We bieden ruimte voor duurzame innovaties en experimenten op gebied van circulaire economie. We geven inzicht in afvalstromen, verbinden vraag- en aanbod van reststromen met elkaar en bieden onder voorwaarden tijdelijke experimenteerruimte in de vergunning.
Via een subsidieregeling stimuleren we initiatiefnemers om asbesthoudende daken te vervangen bij rijksmonumenten.
Via subsidies stimuleren we het opruimen van drugsafval.
In onze omgevingsverordening verplichten we gemeenten om regels voor de opslag van afval op te stellen. Het gaat bijvoorbeeld om normen over afstand en hoogte. Dit beperkt het risico op calamiteiten bij de tijdelijke opslag van afval tot een minimum.
Via onze omgevingsverordening stellen we regels aan afvalproducerende en -verwerkende bedrijven die onder provinciale bevoegdheid vallen. De nadruk ligt op financiële zekerheidstelling en afvalpreventie. Als bevoegd gezag zijn we ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor deze bedrijven.
Via onze omgevingsverordening stellen we regels aan activiteiten op gesloten stortplaatsen en herstemming hiervan. Als bevoegd gezag zijn we ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.
In onze dunbevolkte provincie is stilte een van de kernkarakteristieken (zie 5.3). Daarom beschermen we de stilte en verbeteren we deze waar het kan. De provincie kent drie stiltegebieden: (delen van) het Waddengebied, de oevers van het Schildmeer en het Lauwersmeergebied.
Daarnaast zijn er aandachtsgebieden voor stilte en duisternis: het zuidelijk deel van de gemeente Westerwolde en het gebied rondom het Reitdiep in de driehoek Adorp – Winsum – Oldehove. We zorgen dat de (kwaliteit van de) stilte in deze gebieden behouden blijft. Samen met gemeenten verkennen we of uitbreiding van het areaal aan stiltegebieden wenselijk is. Daarbij zoeken we aansluiting bij gebieden waar al een behoorlijke mate van rust en ruimte aanwezig is zoals natuurgebieden. We benutten de kwaliteiten van stiltegebieden voor rustzoekende en natuurgerichte recreatie.
Duisternis is een belangrijke voorwaarde voor mens en dier om gezond te kunnen leven. Mensen en dieren kunnen lichthinder ervaren door één of meerdere lichtbronnen. Van lichtvervuiling is sprake als kunstlicht in de omgeving zich opstapelt. Lichtvervuiling en lichthinder ontwrichten de natuurlijke levenscyclus van mens en dier. Vermindering ervan draagt bij aan biodiversiteit, verbeteren van gezondheid, stimuleren van recreatie, ruimtelijke kwaliteit en energiebesparing. Wij zoeken zoveel mogelijk de verbinding met die thema's om onze doelen te behalen.
Duisternis is een andere kernkarakteristiek van de provincie Groningen. Daarom beschermen we de duisternis en vergroten we deze waar het kan. Op plekken waar sprake is van een hoge lichtemissie werken we aan het verminderen ervan, vooral in de twee aandachtsgebieden voor stilte en duisternis. Het Nationaal Park Lauwersmeer moet de speciale status 'International Dark Sky Park Lauwersmeer behouden. Lichthinder veroorzaakt door verlichting op windturbines willen we beperken.
In omgevingsverordening staat waar de stiltegebieden en aandachtsgebieden voor stilte en duisternis zijn. Gemeenten zijn verplicht hierover regels op te nemen.
Via onze omgevingsverordening verplichten we gemeenten om in planvorming rekening te houden met stilte en cumulatie van geluid in het buitengebied en specifiek in de aandachtsgebieden voor stilte.
Via onze omgevingsverordening verplichten we gemeenten een lichtplan op stellen in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de aandachtsgebieden voor stilte en duisternis.
We stellen regels op over de lichthinder van bedrijven waarvoor wij bevoegd gezag zijn. Als bevoegd gezag zijn we ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.
We adviseren gemeenten en andere organisaties over behoud van stilte en duisternis, het voorkomen en beperken van lichtvervuiling en lichthinder, onder andere bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
We stimuleren gemeenten hierover beleid op te stellen.We onderzoeken de mogelijkheden om lichthinder door windturbines te beperken.
Gezonde bodems dragen bij aan doelen op het gebied van biodiversiteit, circulaire economie en klimaat. We willen gezonde/vitale bodems door duurzaam bodembeheer en duurzaam bodemgebruik. De beschikbaarheid van voldoende grondwater van geschikte kwaliteit draagt bij aan de gezondheid en welvaart van de samenleving. De zorg voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water is van provinciaal belang. Vanuit de Omgevingswet is het onze taak hiervoor te zorgen. De eigenschappen en kwaliteit van onze bodem, grondwater en water is leidend bij plannen, projecten en inrichtingsvraagstukken (zie ook paragraaf 4.3). In lijn met de EU-bodemmonitoringsrichtlijn streven we naar gezondere bodems die geschikt zijn voor de vele functies. We willen de chemische, fysische en biologische kwaliteit van de bodem en het grondwater zo schoon en veilig mogelijk maken en duurzaam beheren. De kosten hiervan wegen op tegen de maatschappelijke baten. Nieuwe verontreinigingen willen we voorkomen.
De gaswinning uit het Groningenveld is gestopt, maar de gevolgen ervan duren nog voort. Het kabinet borgt de gasleveringszekerheid, aangezien gas ook de komende jaren nog een belangrijke rol speelt in de nationale energievoorziening. Daarvoor staat het kabinet gaswinning in kleine velden toe. Met kleine gasvelden worden in feite alle gasvelden, behalve het Groningen gasveld bedoeld. Wij werken niet mee aan de ontwikkeling van nieuwe gasvelden of de aanleg van nieuwe putten in bestaande gasvelden. Wij beschouwen de verlenging van aardgaswinning uit kleine gasvelden onaanvaardbaar, vooral vanwege de subjectieve veiligheid. Daarom zijn wij tegen de uitbreiding van gaswinning uit kleine velden in onze provincie. Wij pleiten voor het minimaliseren van overlast, zo spoedig en volledig mogelijk herstel van eventuele schade en creëren van maatschappelijke voordelen als compensatie voor overlast van winning.
Bodem en ondergrond: wat doet de provincie?
Samen met onze medeoverheden werken we het programma Bodem en Ondergrond uit. Hiermee bevorderen we duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem, ondergrond en grondwater.
We actualiseren de Nota Ondergrond. Hierin staan de kaders voor ons beleid over mijnbouw en andere activiteiten in de ondergrond. Het principe 'maximum bodemdaling' nemen we als verkenning mee in deze actualisatie.
We stellen een afwegingskader op voor wanneer we wel of geen mijnbouw wensen in onze provincie. Dit vormt de basis voor onze adviezen aan het ministerie. Hierin beschouwen we fysieke omgevingsveiligheid, sociale veiligheid en de milieueffecten van de mijnbouwactiviteit. Ook stellen we de ontwikkeling van voldoende gevulde gebiedsfondsen als voorwaarde voor nieuwe mijnbouwactiviteiten.
We richten een mijnbouwtafel in. Hierin overleggen we met gemeenten en waterschappen over onze adviezen aan het Rijk.
Via onze omgevingsverordening stellen we regels over bodem- en grondwaterbescherming. Als bevoegd gezag zijn we verantwoordelijk voor vergunningen, toezicht en handhaving. Waterschappen beheren het ondiepe grondwater, wij het diepe grondwater.
We adviseren het Rijk over activiteiten in de ondergrond dieper dan 100 meter (voor aardwarmte dieper dan 500 meter). Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) is hier het bevoegde gezag. De provincie heeft hierbij adviesrecht.
Samen met onze buurprovincies en waterschappen stimuleren we bedrijven en gemeenten om toe te werken naar duurzaam bodembeheer.
We streven naar vitale steden en dorpen, waar Groningers zonder zorgen kunnen wonen, werken en ontspannen. Dat vraagt om investeringen in nieuwe woningen, de bestaande woningvoorraad, stads- en dorpscentra en bereikbaarheid. Onze kernen maken we duurzaam bereikbaar. Dat vraagt om lokaal maatwerk, maar ook om investeringen op nationaal niveau, zoals de Lelylijn en Nedersaksenlijn.
Onze buurten, dorpen en steden hebben een enorme kwaliteitssprong gemaakt. Er is veel geïnvesteerd in de herstructurering van de openbare ruimte, bedrijventerreinen en woningen. Alle woningen zijn aardgasvrij, de versterkingsoperatie is uitgevoerd met oog voor ruimtelijke kwaliteit en het klimaat. Het schadeherstel verloopt onverminderd eenvoudig en mensgericht.
Inwoners voelen zich thuis in hun woning en in hun buurt. Als het nodig is, is er een andere passende woning in het dorp of in de stad. Er is gebouwd waar dat nodig was: op plaatsen met een grote woningvraag, rondom OV-knooppunten en op plaatsen waar nieuwe woningen bijdragen aan instandhouding van voorzieningen en bijdragen aan de leefbaarheid en kwaliteit van stad en dorp.
Een groot deel van de woningen is gebouwd in de regio Groningen-Assen en regionale centra langs vooral de A7 en de A28. Die hebben daardoor een enorme kwaliteitssprong gemaakt. Hoogezand-Sappemeer heeft zijn positie als de aantrekkelijke poort van Oost-Groningen versterkt. Nieuwe woonbuurten en wijken zijn grotendeels gebouwd op geschikte plekken vanuit het water- en bodemsysteem en in elk geval klimaatadaptief gebouwd en ingericht.
Onze (inter)nationale bereikbaarheid is sterk verbeterd: de Nedersaksenlijn heeft oostelijk Groningen een boost gegeven. De Lelylijn zorgt voor een snelle verbinding met de Randstad. Verbeteringen op het bestaand spoor en 'publieke mobiliteit op maat'5 zorgen voor een fijnmazig ov-netwerk binnen de provincie. Onze hoofdwegenstructuur voldoet aan de behoefte van zijn tijd en er is geïnvesteerd in nieuwe doorfietsroutes en recreatieve wandel- en fietsroutes. Ook de vaarwegen met de sluizen en bruggen zijn op orde gebracht en dragen bij aan een verbeterde bereikbaarheid. Deze ontwikkelingen hebben een stevige impuls gegeven aan de regionale economie maar ook aan de aantrekkingskracht van Groningen als provincie waar het goed wonen en leven is.
5 Publieke mobiliteit op maat is een concept waarbij verschillende vormen van vervoer (zoals openbaar vervoer, deelmobiliteit, en doelgroepenvervoer) worden gecombineerd en afgestemd op de individuele behoeften van reizigers, met als doel een toegankelijke, efficiënte en duurzame mobiliteitsoplossing te bieden.
Een schadevrij, veilig en duurzaam huis voor iedere Groninger.
Regiokernen voorop: samen met gemeenten investeren we in 11 regionale centra om het voorzieningenniveau op peil te brengen.
Kwaliteitsverbetering door herstructurering van kernen en buurten.
We bouwen naar woningbehoefte zodat er voor iedere Groninger een geschikte woning is, waarbij geldt: inbreiding gaat voor uitbreiding.
Alle inwoners kunnen gebruik maken van betaalbare, gezonde en duurzame mobiliteit.
Verbetering van de bereikbaarheid van de stad en de regio via het Deltaplan voor Noordelijk Nederland met de Nedersaksenlijn, Lelylijn, Wunderline en verbeteringen op bestaand spoor.
We realiseren zero-emissie en circulaire mobiliteit en infrastructuur.
Woningbouwlocaties zijn klimaatadaptief gebouwd en ingericht. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in laaggelegen gebied geldt een motiveringsplicht vanuit water en bodem sturend.

Figuur: Vitale en duurzaam bereikbare steden en dorpen
Inwoners die getroffen zijn door de gevolgen van de gaswinning in onze provincie hebben onze prioriteit. Schadeafhandeling, versterking en verduurzaming van woningen gaan hand in hand. De inwoner staat centraal. Iedere Groninger heeft recht op een veilig thuis. Daarbij is snelheid belangrijk, zeker als dat nodig is vanwege de veiligheid, maar stellen we daarnaast ook de kwaliteit van woningen èn omgeving centraal. Naast schadeafhandeling en versterking zetten we ons in voor perspectief voor Groningers via het programma Nij Begun. Hierin is bijvoorbeeld ook de isolatieaanpak voor Groningen opgenomen (maatregel 29).
Als overheden werken we samen6 aan een veilig, schadevrij, verduurzaamd, leefbaar en mooi Groningen waarbij de inwoners en ondernemers weer meer grip hebben op hun eigen leven. Hiertoe is de agenda Herstel van Groningen opgesteld, als onderdeel van het programma Nij Begun. We streven samen naar een gebiedsgerichte één-overheidsaanpak. Deze aanpak moet betekenis geven aan de uitspraak: "milder, menselijker, makkelijker" en daadwerkelijk oplossingen bieden voor onze bewoners.
Met het stoppen van de gaswinning in het Groninger gasveld komen NAM-locaties er werkloos bij te liggen. We willen dat deze voormalige winlocaties (NAM-locaties) worden opgeruimd. Ze liggen vooral in het open landschap, deels bovengronds en deels ondergronds. Volgens de mijnbouwwet is de NAM verplicht om de locaties te verwijderen, bodemverontreiniging te saneren en het cultuurlandschap te herstellen. Hergebruik van de installaties en herbestemming van de locaties is onder voorwaarden beperkt mogelijk. Daarbij onderzoeken we of er iets van de aardgaswinning zichtbaar zou moeten blijven voor toekomstige generaties. In de omgevingsverordening nemen wij regels op over het opruimen van de NAM-locaties en het terugbrengen naar de oorspronkelijke bestemming.
6 Dit zijn: de provincie Groningen, de aardbevingsgemeenten, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en de ministeries van EZ, KGG en BZK.
Circa 350.000 Groningers zijn voor onderwijs, werk, zorg, wonen en cultuur aangewezen op onze 11 regiokernen7. Om hun cruciale rol te behouden hebben deze kernen nieuw perspectief nodig. Dat vraagt om investeringen in de volle breedte: in economische vitaliteit, leefbaarheid en ruimtelijke en sociale kwaliteit. Kortom: in brede welvaart. Daarom hebben we samen met de betrokken gemeenten en het Rijk de regiodeal Regiocentra gesloten. Hierin werken we samen aan een programma van maatregelen voor de komende 10-15 jaar. Met ontwerpkracht en -kwaliteit zorgen we dat de regiokernen nieuw elan krijgen.
7 Het gaat om Leek-Tolbert, Bedum, Uithuizen, Appingedam, Delfzijl, Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Veendam, Nieuwe Pekela, Stadskanaal-Musselkanaal en Ter Apel.
De woonvraag van onze inwoners verandert, onder andere door steeds kleiner wordende huishoudens en vergrijzing. Door herstructurering van wijken, buurten of dorpen ontstaan mogelijkheden voor transformatie van de bestaande woningvoorraad. Ook verdichting van bestaande woonwijken en het uitplaatsen van bedrijventerreinen (zie hoofdstuk 8. Een toekomstbestendig landelijk gebied) geeft kansen voor kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad. Via sloop/nieuwbouw kunnen we passende woningen aan de Groningse woningvoorraad toevoegen. In het programma volkshuisvesting werken we dit verder uit.
De woningbouwopgave legt een grote druk op de stad Groningen. De grenzen van de groei van de stad komen in zicht, onder andere door de landschappelijke waarden, milieugebruiksruimte en benodigde ruimte voor het watersysteem aan de west- en oostkant van de stad. Ook al blijven er mogelijkheden voor inbreiding in de stad, we verwachten dat na 2035 een groter deel van de nieuwbouw in de kernen rond de stad plaatsvindt. Daarbij realiseren we dat mogelijkheden overal weer anders zijn. Zo zal door de lage ligging woningbouw in Bedum complexer zijn dan in Leek, Zuidhorn, Winsum en Hoogezand. Sowieso zal het principe 'water en bodem sturend’ vragen om (waterbesparende) innovatieve oplossingen. Conform de landelijke maatlat klimaatadaptieve stedelijke omgeving zetten we in op klimaatadaptieve inrichting. We nemen in de Omgevingsverordening een motiveringsplicht op voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in laaggelegen gebieden.
Ook in kleine kernen is ruimte voor beperkte groei en kwalitatieve versterking van het woningaanbod. Onder andere door sloop-nieuwbouw en de herbestemming van bijvoorbeeld vrijkomende winkels en boerderijen en het aanpakken van verpauperde panden kunnen woningen worden toegevoegd. Bij al deze ontwikkelingen staat een duidelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voorop. Juist in kleine kernen kan het toevoegen van kleinschalige woningbouw helpen om voorzieningen overeind te houden. Kernen met die in de provinciale cultuurlandschappen liggen willen we ontzien bij grote ruimtelijke ingrepen. Ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad kan ook noodzakelijk zijn voor sterk groeiende economische regio’s, zoals het gebied rondom de Eemshaven.
Inbreiding gaat voor uitbreiding. Dat is ons uitgangspunt bij het zoeken en ontwikkelen van woningbouwlocaties. Inbreiding en uitbreiding mogen niet ten koste gaan van waardevolle groene en open ruimten in en om dorpen en steden. Op plekken waar de randen van dorpen en steden duidelijk beter kunnen en/of waar woningbouw het meest passend en logisch is, ook vanuit het water- en bodemsysteem, willen we wel ruimte bieden voor woningbouw. Dit doen we met zorg voor kwaliteit en omgeving en aandacht voor de bereikbaarheid. Daardoor gaat de kwaliteit van de leefomgeving erop vooruit.
Wij bieden meer ruimte voor wonen los in het buitengebied als dit een duidelijke meerwaarde biedt of bestaande knelpunten oplost. Het gaat onder andere om het behoud van gebouwd erfgoed karakteristieke, investeringen in groene verbindingen, het voorkomen van leegstand en ‘rotte kiezen’ om ondermijning te voorkomen en/of het oplossen van bestaande milieuknelpunten door het vrijwillig stoppen van agrarische bedrijven. We kijken vooral naar de mogelijkheden op en rondom agrarische erven en andere locaties waar al bebouwing aanwezig is.
Samen met gemeenten stellen we een kwaliteitskader op. Daarin staan criteria waaraan plannen voor wonen in het buitengebied moeten voldoen. Uitgangspunt is dat verrommeling van het open landschap door nieuwe, losse bebouwing niet wenselijk is. De inzet is gericht op hergebruik, transformatie en ontwikkeling op en rond bestaande bebouwing en erven in het buitengebied. Ook kleinschalige woningbouw aan de randen van dorpskernen, indien landschappelijk en ruimtelijk passend en aansluitend op de wensen van dorpsbewoners is mogelijk. We vragen gemeenten om een visie of programma te ontwikkelen waaruit blijkt welke vormen en locaties van wonen in het buitengebied passend zijn en recht doen aan de woonbehoefte, bijzondere woonvormen én aan de kwaliteiten van het buitengebied. Daarbij bieden we ondersteuning, bijvoorbeeld door de inzet van kwaliteitsteams (dat is een team van deskundigen dat wordt belast met advisering op dit onderwerp) of het inschakelen van externe expertise. Wij willen overeenstemming bereiken met gemeenten over deze visie of programma. Daarna geldt het gemeentelijk beleid voor ons als toetsingskader bij concrete plannen. Bij de uitwerking van het beleid voor woningbouw in het buitengebied actualiseren wij ook de begrenzing van het buitengebied in de omgevingsverordening.
Bereikbaarheid is van groot belang voor de leefbaarheid en ontwikkeling van onze provincie. Wij werken aan mobiliteit zonder uitstoot van schadelijke stoffen, die bruikbaar, betaalbaar, gezond, veilig en comfortabel voor iedereen is. We willen de meervoudige ontsluiting van onze provincie via spoor, weg en water verder uitbouwen en verduurzamen. We stimuleren voor het goederenvervoer een verschuiving van wegvervoer naar vervoer over water (modal shift). Voor het vervoer van onze inwoners zetten we actieve mobiliteit (lopen en fietsen) en publieke mobiliteit (trein, bus, en deelmobiliteit) voorop. De voorgenomen versterking van onze treinverbindingen vormt daarin een belangrijke schakel om de Stad en regiokernen goed met elkaar, en met de rest van Nederland en Duitsland te verbinden. Dat doen we door opwaardering van de bestaande OV-verbindingen en de aanleg van nieuwe tracés. We richten ons op clustering en concentratie van wonen en stedelijke voorzieningen rond ov-hubs. Zo besparen we ruimte, verminderen we vervoersbewegingen en stimuleren we duurzame reiskeuzes. Toch zal ook de auto een belangrijk vervoermiddel blijven in onze provincie.
Onder de noemer 'het Deltaplan voor Noordelijk Nederland' werken we aan de Lelylijn, de Nedersaksenlijn en de verbeteringen op het bestaand spoor. De Nedersaksenlijn is randvoorwaarde voor een optimale ontwikkeling van de regio Oost-Groningen met zijn regiokernen Stadskanaal-Musselkanaal en Ter Apel. Daarom ontwikkelen wij samen met de regio een ruimtelijk economisch ontwikkelperspectief. Hierbij maken we ook gebruik van de ruimtelijke visie N366. De Lelylijn is noodzakelijk voor het versterken van het regionale stedelijk netwerk en een directe, vlotte verbinding met de Randstad. Zo is onze provincie optimaal verbonden met andere economische centra van het land. Wij willen dat alle inwoners en bezoekers van de provincie kunnen profiteren van de Lelylijn. Daarom is een goede aansluiting van de Lelylijn op het regionale ov-netwerk essentieel. Voor de verbinding met Duitsland werken we aan de Wunderline, de verbinding tussen stad Groningen via Winschoten naar Duitsland. We richten ons op clustering en concentratie van wonen en stedelijke voorzieningen rond ov-hubs. Zo besparen we ruimte, verminderen we vervoersbewegingen en stimuleren we duurzame reiskeuzes. Toch zal ook de auto een belangrijk vervoermiddel blijven in onze provincie.
We realiseren en stimuleren duurzame mobiliteit. Dit doen we door goede publieke mobiliteit, fiets- en loopvoorzieningen en de regionale aanpak laadinfrastructuur. Toch zal ook de auto, zoveel mogelijk met zero-emissie, een belangrijk vervoermiddel blijven in onze provincie. De uitbreiding van laadinfrastructuur is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Bovenal zorgen wij ervoor dat de publieke mobiliteit (trein en bus) en ons wagenpark uiterlijk 2035 zero emissie zijn. Ook onze provinciale infrastructuur wordt verduurzaamd en we werken toe naar volledig zero emissie en circulair in 2050. Dit betekent ook dat de mobiliteit en infrastructuur dan volledig fossielvrij zijn.
We leggen vast wat de overstroombare en laaggelegen gebieden binnen de provincie zijn. Binnen deze gebieden werken we met gemeenten, waterbeheerders en de Veiligheidsregio samen aan de gevolgenbeperking bij overstromingen. De laagste delen van de provincie duiden we aan als laaggelegen gebied. Hier is geen plaats voor nieuwe woningen of andere kwetsbare functies. Uitzonderingen hierop maken we als er voorzorgsmaatregelen worden genomen, en/of maatregelen die wateroverlast voor deze functies beperken (“mitigerende maatregelen”). Deze moeten onderdeel zijn van de investeringsbeslissing en de kosten ervan kunnen niet worden afgewenteld op de samenleving. Zie ook 5.4.
Wonen is veel meer dan alleen een dak boven je hoofd. Woontevredenheid is een belangrijke component van brede welvaart. Wij willen iedereen die dat wil de kans geven om hier een passende en betaalbare woning te vinden. Om dit te bereiken zijn twee grote opgaven: het oplossen van het woningtekort en het toekomstbestendig maken van (kwaliteitsverbetering van) de huidige woningvoorraad. Deze opgaven kunnen niet los van elkaar worden gezien. Daar komt in onze provincie nog een derde opgave bij: de versterkingsopgave. De Omgevingswet geeft ons de mogelijkheid8 om knopen door te hakken over woningaantallen en woningbouwlocaties. We willen onze rol blijven invullen zoals we het nu ook doen: Samen met gemeenten, woningcorporaties, marktpartijen en zorgorganisaties werken we aan een goede volkshuisvesting in onze hele provincie.
8 Dit is het geval met ingang van de Wet versterking regie volkshuisvesting. Concreet kan dit via instructies in onze omgevingsverordening
De bestaande woningvoorraad in onze provincie vraagt om een kwaliteitssprong. Er is de laatste decennia een achterstand in investeringen in de bestaande woningvoorraad ontstaan, mede door demografische krimp. Dit maakt de noodzakelijke kwaliteitsslag nog urgenter. Woningen moeten worden geïsoleerd en aangepast aan moderne energievormen. De bouwtechnische staat moet worden verbeterd. Ze moeten levensloopbestendig worden gemaakt en geschikt worden gemaakt voor kleinere huishoudens.
Daarvoor richten we ons op kwaliteitsverbetering en herstructurering van bestaande dorpen en wijken. Hiermee wordt de woningvoorraad toekomstbestendiger en verbetert de kwaliteit van woon- en leefomgeving. Bovendien ontstaan er mogelijkheden voor het toevoegen van extra woningen zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de leefomgeving. Oftewel: we herstructureren als hefboom voor nieuwe ontwikkelingen. Transformatie van bestaande woonmilieus en het toevoegen van nieuwe woonconcepten dragen bij aan gezonde, veilige en leefbare woonmilieus voor kwetsbare doelgroepen zoals ouderen. Herstructurering kan bijdragen aan gezonde, inclusieve woonomgevingen, klimaatadaptatie, vernieuwing van verouderde wijken, en transformatie van oude bedrijventerreinen en winkelgebieden.
Via diverse rijksregelingen en -programma's wordt al geld ingezet voor verbetering van (delen) van de Groningse woningvoorraad en woonmilieus. Daar zetten we zelf een plus op door middel van het plan van aanpak herstructurering. Daarin werken we de herstructureringsopgave in brede zin uit. We benutten bestaande (financiële) instrumenten en zetten zelf ook geld in voor gebieden en segmenten waarvoor nu onvoldoende (rijks)middelen beschikbaar zijn.
Met het plan van aanpak herstructurering maken we de noodzakelijke kwaliteitsslag in de woningvoorraad inzichtelijk. Dit is onderdeel van ons programma volkshuisvesting.
We verbinden de bestaande financieringsmogelijkheden voor de herstructureringsopgave en voeren het gesprek met Rijk en gemeenten over aanvullende mogelijkheden. Zelf stellen we ook geld beschikbaar.
We ondersteunen gemeenten (in regionaal verband) bij het aanvragen van rijksmiddelen.
We ondersteunen gemeenten bij het opstellen van hun volkshuisvestingprogramma en geven richting aan.
We faciliteren samenwerking tussen gemeenten, woningcorporaties, marktpartijen en het Rijk bij de herstructureringsopgave.
We willen voldoende passende en betaalbare woningen voor iedereen die in de provincie Groningen wil wonen. Daarom streven we naar een gemengd bouwen, dus huur- en koopwoningen door elkaar, lage, midden, en hoge prijsklassen voor jong en oud. We vinden het belangrijk dat alle dorpen en kernen leefbaar blijven, dat onze inwoners kunnen wonen waar zij willen en dat onze voorzieningen waar mogelijk behouden blijven. Daarom willen we in de hele provincie naar behoefte nieuwe woningen bouwen. Omdat we Groningen ook mooi willen houden, zetten we daarbij ook in op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit met de inzet van ontwerpkracht en zo nodig met voorwaarden in de omgevingsverordening.
Om de nieuwbouwopgave te realiseren werken we intensief samen met het Rijk en gemeenten. Ieder draagt daarin bij vanuit zijn eigen rol. Dat leggen we vast in wederkerige afspraken die we opnemen in het programma volkshuisvesting. Dat hangt samen met de volkshuisvestingsprogramma's van de gemeenten en het Rijk. De bijbehorende regels worden opgenomen in de provinciale omgevingsverordening. Omdat de invloed van woningbouwplannen en volkshuisvestingsmaatregelen verder strekt dan de gemeentegrenzen, stemmen gemeenten hun volkshuisvestingprogramma’s met elkaar en met de provincie af.
Hoeveel woningen zijn er nodig? Het woningbehoefteonderzoek geeft antwoord op deze vraag. Dit tweejaarlijkse onderzoek maakt gebruik van provinciale huishoudensprognoses. Het vormt de basis voor de provinciale en gemeentelijke volkshuisvestingprogramma's. In 2023 maakten provincie, gemeenten en het Rijk afspraken over woningbouw in drie woondealregio's: de regionale woondeals. De woondeals vormen de basis van onze woningbouwopgave tot 2030. In het volkshuisvestingsprogramma kijken we verder vooruit. Voor de opgave na 2030 nemen we ook relevante ontwikkelingen, zoals de aanleg van de Lelylijn en de Nedersaksenlijn, mee in de toekomstige woningbouwopgave.
Onderstaande tabel laat de woningbouwafspraken tot 2030 zien:
Gewenste netto9 toevoeging woondeal afspraken tot en met 2030 | |
Regio Groningen Assen
| 16193 |
Oost-Groningen
| 3123 |
Eemsdelta
| 560 |
Tabel: Woningbouwprogrammering per woondealregio in cijfers (bron: regionale woondeals 2023)
Om in de provinciale woningbouwopgave te kunnen voorzien nemen we in het provinciale programma volkshuisvesting en de gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma's voldoende plancapaciteit op. Als vuistregel hanteren we een norm van 130% plancapaciteit ten opzichte van de bruto10 woningbouwopgave.
9 De netto opgave is het aantal nieuwbouwwoningen minus het aantal woningen dat wordt gesloopt.
10 De bruto opgave is het aantal benodigde extra woningen door huishoudensgroei, vermeerderd met de huidige schaarste en het aantal woningen dat wordt gesloopt
Nieuwbouwwoningen bouwen we primair in bestaande dorpen en steden: inbreiding gaat voor uitbreiding. Zo versterken we de ruimtelijke kwaliteit, sociale cohesie en het draagvlak van voorzieningen binnen kernen en dorpen. We koppelen nieuwbouw aan de herstructureringsopgave (zie 6.3) en onderzoeken de kansen voor het toevoegen van extra woningen met behoud of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. We hebben daarbij aandacht voor onder andere leefbaarheid, gezondheid, inclusie, betaalbaarheid, veiligheid, (duurzame) bereikbaarheid van voorzieningen, klimaatadaptatie en betrouwbare duurzame energievoorziening.
Huishoudensprognoses en woningbehoefteonderzoeken laten niet alleen aantallen zien, maar gaan ook in op de verschillen in betaalbaarheid, duurzaamheid en geschiktheid voor verschillende huishoudenstypen.
We willen betaalbare nieuwbouwwoningen voor alle inwoners van onze provincie. Minstens tweederde van de nieuwbouwwoningen valt daarom in het betaalbare segment: sociale huur, middenhuur of betaalbare koop. Woningcorporaties realiseren 30% van de nieuwbouwwoningen. ‘Betaalbaar’ betekent in onze provincie iets anders dan in het westen van het land. In ons programma volkshuisvesting gaan we daarom normbedragen hanteren die zijn gedifferentieerd ten opzichte van de normen van het Rijk. We houden hierbij rekening met bijkomende woonlasten, zoals de kosten voor energie.
We willen dat de nieuwbouw in onze provincie toekomstbestendig en energieneutraal is. Als dat niet kan maken nieuwbouwwoningen gebruik van hernieuwbare energie. We gaan met de markt in gesprek over het inzetten van minder milieubelastende bouwmaterialen, waaronder biobased materialen uit de regio.
In de woonzorgvisies van gemeenten staat hoeveel woningen er nodig zijn voor ouderen en aandachtsgroepen (o.a. dak- en thuislozen, jongeren, arbeidsmigranten)11. Gemeenten stemmen dit op elkaar af. De opgave wordt onderdeel van het provinciale programma volkshuisvesting en gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma's en de omgevingsvisies van gemeenten.
11 Deze aandachtsgroepen worden onder andere in rijksbeleid benoemd. Hieronder vallen mantelzorgers en -ontvangers, mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking of psychische kwetsbaarheid die wegens ernstige en chronische medische redenen andere huisvesting nodig hebben, (dreigend) dakloze mensen incl. uitstroom MO, bankslapers en mensen op niet conventionele woonplekken, uitstromers uit beschermd wonen, uitstromers uit de klinische geestelijke gezondheidszorg, uitstromers vrouwenopvang en slachtoffers mensenhandel, uitstromers jeugdzorg, uitstromers (jeugd)detentie en forensische zorg, uitstappende sekswerkers, arbeidsmigranten, studenten, woonwagenbewoners, ouderen en vergunninghouders.
De woningmarktmonitor laat zien hoe het gaat met de woningbouw in de provincie. De gemeenten vullen deze monitor met woningbouwplannen en houden de voortgang bij. Iedere gemeente blijft daarbij ook eigenaar van de eigen data. Periodiek bespreken we deze met gemeenten in regionaal verband en het Rijk De monitor volgt waar mogelijk de landelijke indicatoren en definities.
Programmeren en versnellen
Samen met gemeenten en regio’s stellen we de regionale woningbouwprogrammering op. Eens per drie jaar herijken we de regionale woondeals1 2.
We stellen ons programma volkshuisvesting 2027-2031 op. Dit geeft een doorkijk naar 2036.
We coördineren de versnellingstafels.
Gemeentelijke plannen mogelijk maken
In onze omgevingsverordening nemen we regels over woningbouwprogrammering op: we verplichten regionale woningbouwprogrammering en afstemming van volkshuisvestingsprogramma’s tussen buurgemeenten en provincie.
We lossen knelpunten in provinciale regels op.
We toetsen gemeentelijke woningbouwplannen aan wet- en regelgeving en onze doelen rondom betaalbaarheid, zorggeschiktheid en het aandeel corporatiewoningen. In de voorfase zijn we al betrokken in een adviserende rol.
We stimuleren gemeenten om de landelijke maatlat groene bebouwde omgeving toe te passen.
We zorgen voor capaciteit en expertise bij gemeenten door inzet van een provinciale expertpool en beschikbare flexpoolmiddelen.13
12 Op dit moment worden hierover nationale afspraken uitgewerkt. Als deze leiden tot aanpassingen, dan passen we deze alinea aan.
13 Het Rijk betaalt dit, de provincie co-financiert. Deze middelen zijn beschikbaar tot 2027
We doen voortdurend onderzoek naar onze woningmarkt en -behoefte. Zoals onze tweejaarlijkse Provinciale huishoudensprognose en de provinciale woningmarktmonitor.
We faciliteren regionale woningmarktonderzoeken (eens per 3 jaar).Daarnaast doen we onderzoek naar betaalbaarheid voor de Groningse huishoudens en voeren we een woon-zorganalyse uit. Deze brengt de woonvraag van ouderen en huishoudens met urgentie in kaart.
Groningen is Nederland in het klein: op fietsafstand vind je grote verschillen. Dat betekent dat herstructurering en nieuwbouw overal weer andere uitdagingen kent. We willen onze doelen halen en onze afspraken met Rijk en gemeenten nakomen. Tegelijkertijd willen we bijdragen aan een mooie en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom nemen we in ons programma volkshuisvesting waar nodig aanvullende kaders op.
De Nedersaksenlijn en de Lelylijn zullen hun doorwerking hebben in grote delen van onze provincie. Dit wordt onderzocht en uitgewerkt in gebiedsplannen. Op termijn leidt dit tot aanpassingen van deze omgevingsvisie en de gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma's en het provinciale programma Volkshuisvesting.
In de regio Groningen-Assen (RGA) komen opgaven samen op het gebied van wonen, werken en mobiliteit. In steden en dorpen is zowel nieuwbouw (naar aard en schaal) als herstructurering nodig. Dat pakken we in samenhang op (zie ook 10.4). De woningmarkt houdt niet op bij gemeente- of provinciegrenzen. Daarom is het van belang dat de afspraken binnen de regio Groningen-Assen rekening houden met de opgaven elders in Groningen, Drenthe en Friesland.
Onze regiocentra hebben een belangrijke verzorgingsfunctie voor een groot deel van onze inwoners. Ze maken zorg, onderwijs en winkels bereikbaar voor hen bereikbaar. Het is daarom van belang dat deze verzorgingsfunctie vitaal blijft. Leefbaarheid staat onder druk en er is sprake van toenemende leegstand in winkelcentra. Een kwaliteitsverbetering is nodig. Om de regiocentra vitaal te houden hebben provincie en gemeenten het masterplan regiocentra opgesteld. Het Rijk heeft zich hieraan verbonden via de Regiodeal Regiocentra. Centraal staat de verbetering van elf regionale kernen met een urgente opgave in de komende 10-15 jaar14. Samen zetten we ontwerpkracht en -kwaliteit in om deze regiocentra te voorzien van nieuw elan.
14 Leek-Tolbert, Bedum, Uithuizen, Appingedam, Delfzijl, Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Veendam, Nieuwe Pekela, Stadskanaal-Musselkanaal en Ter Apel
We willen onze kleine kernen vitaal houden. De nieuwbouwopgave is hier meestal niet groot, maar wel heel belangrijk voor de leefbaarheid en het behoud van voorzieningen. Daarom is nieuwbouw mogelijk, passend bij de aard en schaal van een kleine kern. Inbreiding gaat voor uitbreiding.
We willen Groningen mooi houden en agrarische activiteiten niet belemmeren door woningbouw. Vrijkomende agrarische bebouwing verdient een nieuwe, passende bestemming. In het buitenbied ontstaan soms bijzondere kansen voor woningbouw. Maar niet alles kan overal. We willen zo veel mogelijk sturen op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Zo verbeteren we de ruimtelijke kwaliteit en beschermen we landschappelijke waarden. We creëren een op de vraag afgestemde woningbouwprogrammering.
Samen met gemeenten stellen we een kwaliteitskader op voor woningbouw in het buitengebied. Hiermee willen we ruimte geven maar ook blijven sturen op kwaliteit. Er zijn situaties waarin bebouwing een waardevolle toevoeging is. Zo kan een “ruimte voor ruimte”-regeling verrommeling van het buitengebied tegengaan en de openheid versterken. We nemen duidelijke criteria op voor woningbouw in het buitengebied. Zo weten initiatiefnemers op voorhand wat wel en niet mogelijk is.
Voor initiatieven aansluitend aan bebouwd gebied is meer mogelijk dan voor losse initiatieven in het buitengebied. In onze omgevingsverordening nemen we regels op over het voldoen aan het kwaliteitskader.
Woningbouw 'aangrenzend aan stedelijk gebied', c.q. aan randen van dorpskernen blijft mogelijk indien er geen ruimte is of kan worden gevonden voor bouwen binnen de dorpskern. Echter ook hier willen we ook meer kwalitatief beoordelen waarbij de gemeente het bevoegd gezag is om dergelijk plannen te borgen in hun beleid.
De provincie organiseert zorgeloze mobiliteit. Dit draagt bij aan brede welvaart in onze provincie. Zorgeloze mobiliteit betekent veilig, comfortabel, emissievrij en gezond reizen. Het leidt tot goed bereikbare dorpen en steden voor jong en oud, arm en rijk, mindervalide en goed ter been. Zorgeloze mobiliteit is de schakel tussen wonen, werken en vrije tijd. We brengen de belangrijkste voorzieningen zoals scholen, supermarkten en sportgelegenheden dichter bij de mensen die ze gebruiken. Het verbindt een leefbaar en goed ontsloten platteland met slimme, duurzame en compacte steden. Zo creëren we maatschappelijke meerwaarde.
We bewaren overzicht over het mobiliteitssysteem en de reisbehoeften in de hele provincie Groningen. We organiseren het openbaar vervoer en we beheren en onderhouden ons netwerk van(vaar)wegen, bruggen, sluizen en fietspaden.
Mobiliteit: wat doet de provincie?
Ons programma mobiliteit (2022) stelt de kaders voor het mobiliteitsbeleid voor de komende tien tot vijftien jaar. Hierin staan indicatoren per mobiliteitsthema. Zo kunnen we meten of we onze mobiliteitsdoelen halen;
In de vijfjaarlijkse uitvoeringsprogramma's mobiliteit vertalen we het programma naar activiteiten en projecten.
Het basisnetwerk openbaar vervoer is de ruggengraat van het publieke mobiliteitssysteem. Met dit netwerk kunnen onze inwoners voorzieningen zoals werk, school en zorg bereiken op de manier die bij hen past. Het omvat het trein- en busvervoer aangevuld met het hub-netwerk en de hubtaxi. Op de hubs kun je overstappen tussen individuele en (verschillende vormen van) publieke mobiliteit. Het basisnetwerk zorgt voor een goed bereikbare regio die ook aangesloten is op het (inter)nationale netwerk. Met de Wunderline realiseren we een snellere en comfortabele treinverbinding tussen Groningen en Bremen. Hiermee geven we een impuls aan de economische ontwikkeling en de leefbaarheid van de hele noordelijke grensregio. In deze omgevingsvisie hebben we een gereserveerd tracé spoorverbinding opgenomen voor maatregelen op het spoor tussen Zuidbroek en Nieuweschans, ten behoeve van de Wunderline.

Figuur: Basisnetwerk OV Groningen-Drenthe
Wij brengen alle vervoermiddelen in de publieke mobiliteit stapsgewijs naar zero-emissie (zie 5.6). Daarnaast wordt de huidige beveiliging van het spoor door de nieuwe Europese standaard (ERTMS) vervangen en wordt het ‘rijden op de automatische piloot’ ingebouwd in de treinen. Samen zorgt dit voor meer ruimte op hetzelfde stuk spoor, waarmee we ons mobiliteitsnetwerk nog duurzamer kunnen inrichten.
Met het Deltaplan voor Noordelijk Nederland zetten we in op duurzaam bereikbaar wonen en werken in het noorden. We leggen tracéreserveringen vast voor de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. Met de Lelylijn zetten we in op een nieuwe, snelle, comfortabele en hoogwaardige treinverbinding met de Randstad. Met de Nedersaksenlijn bieden we een snelle, comfortabele en hoogwaardige treinverbinding tussen Groningen en Twente waarmee we de leefbaarheid en de economische ontwikkeling in de brede regio een impuls geven. Het eerste deel waar we nu aan werken, is de hoogwaardige spoorverbinding tussen Groningen, Veendam en Stadskanaal. Hiermee verbeteren we de ontsluiting, economische ontwikkeling en leefbaarheid in Zuidoost Groningen.
Naast deze nieuwe verbindingen werken we aan verbeteringen op het bestaande spoor in heel Noordelijk Nederland. Dit versterkt regionale verbindingen en de verbindingen tussen Groningen en de Randstad via Zwolle.
Wij bieden een dekkend netwerk van publieke mobiliteit bestaande uit trein, bus en hubtaxi van voldoende kwaliteit en veiligheid.
We beheren de concessies voor het openbaar vervoer (regionaal spoor en busvervoer);
Samen met de regio stellen we een ontwikkelperspectief voor de Nedersaksenlijn op, in het kader van de MIRT.
Zodra er een concreet tracé bekend is nemen wij voor de Nedersaksenlijn en Lelylijn een tracéreservering op in de omgevingsvisie en -verordening.
Wij stimuleren actieve mobiliteit. Dit is elke manier van reizen waarvoor je zelf actief beweegt, zoals lopen en fietsen, maar ook watersporten. Actieve mobiliteit draagt bij de gezondheid van onze inwoners, is duurzaam, geeft weinig overlast en kost weinig ruimte. We willen daarom dat scholen, supermarkten en andere belangrijke voorzieningen per fiets of te voet comfortabel en veilig bereikbaar zijn. Dit bevordert de kansengelijkheid en inclusiviteit. Niet iedereen bezit een auto.
Samen met gemeenten realiseren we het regionaal fietsnetwerk: een samenhangend netwerk dat alle kernen met meer dan duizend inwoners met elkaar verbindt. Het bestaat uit gemeentelijke en provinciale fietspaden, bijvoorbeeld de fietspaden langs provinciale wegen. Die maken we veilig en vergevingsgezind. Daarnaast zijn er Doorfietsroutes en Regionale Hoofdfietsroutes. Doorfietsroutes zijn de belangrijkste fietsverbindingen vanuit de direct omliggende kernen richting de stad Groningen. Hoofdfietsroutes zijn de belangrijkste verbindingen tussen de grote kernen in de provincie, bijvoorbeeld Winschoten-Pekela en Appingedam-Delfzijl. Daar zijn grote stromen fietsers die we ruimte en voorrang geven in het verkeer.

figuur: fietsnetwerk provincie Groningen
We zetten in op aantrekkelijke, bewegwijzerde wandel- en fietspaden (fiets- en wandelknooppuntennetwerk). Hiermee verbinden we het landschap, de vele monumenten en het toeristisch aanbod aan elkaar. Dat maakt Groningen aantrekkelijk voor toeristen en recreanten. Het fietsknooppuntennetwerk sluit aan op dat van onze buurprovincies en het Duitse fietsknooppuntennetwerk.
We willen dat logistiek optimaal bijdraagt aan de brede welvaart van Groningen en zero-emissie opereert in 2035. Logistiek is belangrijk voor onze economie als geheel en voor het functioneren van bedrijven. Tegelijkertijd hebben logistieke activiteiten effecten op onze leefomgeving. Daarom zitten we structureel met de betrokkenen om tafel over vestiging, vergroening en innovatie van goederenvervoer en logistiek. We brengen bedrijven samen die elkaar kunnen helpen met hun logistiek. We willen de logistiek in Groningen versterken en aansluiting zoeken bij de North Sea Baltic Corridor. Ook hebben we een zoekgebied spoorverbinding opgenomen voor de mogelijke aanleg van de Oostboog Veendam.
Goederenvervoer en Logistiek: wat doet de provincie?
We werken aan een adequate ontwikkeling en instandhouding van het (vaar)wegennetwerk in onze provincie. Groot onderhoud grijpen we aan om (vaar)wegen veilig, leefbaar en duurzaam te maken. We onderzoeken welke aanpassingen in het wegennet nodig zijn vanwege gebiedsontwikkelingen en andere economische ontwikkelingen.

Figuur: wegennetwerk provincie Groningen
In de stad Groningen verwachten we dat verbetering van de westelijke ring noodzakelijk is om (toekomstige) vervoersstromen goed af te kunnen wikkelen en de stad te ontsluiten. Het project Ring West Verbindt gaat over de vernieuwing van de westelijke ringweg van Groningen. Het project kijkt veel verder dan naar de weg alleen: woningbouw, mobiliteit, leefbaarheid, klimaatadaptatie en sociale cohesie komen samen in de opgave. Zo bouwen we aan een robuust mobiliteitsnetwerk dat de stedelijke ontwikkeling van de westkant van de stad Groningen mogelijk maakt.
Voor de bereikbaarheid van onze zeehavens is een verdubbeling van de N33 vanaf Zuidbroek noodzakelijk. De komende jaren werken we de plannen voor de verdubbeling uit. Met de verdubbeling van de N33 en een aquaduct ter hoogte van het Eemskanaal zorgen we voor een goede bereikbaarheid van de nationale zeehavens in Groningen. Hiermee ondersteunen we de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Met verbetering van de N33 zorgen we voor een goede aansluiting van de havens op het Europese TEN-T-netwerk en een betere bereikbaarheid voor personeel en goederen.
Door de stedelijke ontwikkelingen in de westflank van de stad Groningen en in Zuidhorn neemt de verkeersdruk op de N355 toe. Met verbetering van de N355 zorgen we voor een veilige en vlotte doorstroming voor het hoogwaardig openbaar vervoer, waar ook het autoverkeer van profiteert. Ook de verkeersveiligheid neemt daardoor toe.
Het provinciale vaarwegennet heeft een belangrijke functie voor de beroeps- en recreatievaart. De provincie is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud ervan. Het kernnetwerk van vaarwegen ontsluit tal van (bovenregionale) bedrijvenlocaties en is vooral belangrijk voor de beroepsvaart. In het vaarwegennet onderzoeken we de haalbaarheid van verbeteringen van het Aduarderzijl, A.G. Wildervanckkanaal en Winschoterdiep. We willen dat het Rijk de knelpunten op de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl oplost. Wij zorgen dat het kernvaarwegennet voldoet aan de kwaliteitseisen en stimuleren dat het vervoer over water groeit.
De vaarwegen die voornamelijk een recreatief gebruik hebben rekenen we tot het ontsluitende netwerk, waarbij de Basisvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) leidend is voor de classificatie.
Wij zetten in op een robuust en toekomstbestendig vaarnetwerk voor de staande mast, waarbij zowel de hoofdroute via het Reitdiep, de stad en het Eemskanaal als de alternatieve route via het Winschoterdiep en Nieuw-Statenzijl behouden blijft. Door in te zetten op het openhouden van beide routes versterken we de betrouwbaarheid en veiligheid van de vaarinfrastructuur en dragen we bij aan de brede ontwikkeling van de vrijetijdseconomie en de veiligheid op het water in Noord-Nederland.
Tenslotte spelen we met het vaarwegennetwerk in op de bijdrage die vaarwegen kunnen leveren aan andere maatschappelijke opgaven, zoals waterbeschikbaarheid en natuurontwikkeling.

Figuur: Functies vaarwegen Provincie Groningen
We zijn bevoegd gezag en hebben een regulerende rol voor luchthavens van regionale betekenis en voor landen en opstijgen met bij wet aangewezen luchtvaartuigen buiten luchthavens (de ontheffing voor Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik, TUG). We hebben geen bevoegdheden voor het gebruik van het luchtruim en vliegroutes.
Voor luchthavens van regionaal belang kunnen we een luchthavenbesluit of een luchthavenregeling vaststellen. In een Luchthavenbesluit worden beperkingengebieden (contouren) voor geluid, veiligheid en bouwhoogten vastgelegd. Dit is het geval voor de Luchthaven Oostwold, het helidek op het UMCG, de heliport Eemshaven en het MLA-vliegveld Stadskanaal. Voor het zweefvliegterrein Veendam en het MLA-terrein Grootegast geldt een luchthavenregeling.
Het verlenen van een TUG-ontheffing is een discretionaire bevoegdheid. Hiervoor hebben we beleidsregels vastgesteld.
We willen niet meer luchthavens, tenzij er hiervoor een aantoonbaar maatschappelijk en/of economisch belang is.
We zien ook dat de luchtvaartsector in beweging is, met name op het gebied van de toepassing van onbemande luchtvaartuigen en innovatieve technieken. Ontwikkelingen hierbij kunnen betrekking hebben op elektrificatie, urban air mobility systems en (onbemande) drones. Deze kunnen bijvoorbeeld worden ingezet in de (land)bouw, voor medische toepassingen als medicijnvervoer, voor onderhoud van windturbines en zendmasten, transport en inspecties met foto- en radaropnamen. Hiermee kunnen kansen ontstaan op het gebied van economie, mobiliteit, duurzaamheid en arbo en veiligheid. We willen deze ontwikkelingen verder verkennen en waar mogelijk, met oog voor veiligheid, leefomgeving, natuur en ruimtelijke kwaliteit, ondersteunen.
Groningen-Airport Eelde is voor onze internationale positie en verbinding van belang. Daarom ondersteunen we de luchthaven en stimuleren we innovatie en samenwerkingen met kennisinstellingen ende mogelijkheden om de luchtvaart en -haven te verduurzamen.
Tot slot is een optimale digitale bereikbaarheid een essentiële randvoorwaarde voor samenwerking, innovatie en een goede bedrijfsvoering.
Als eigenaar en wegbeheerder zorgen wij ervoor dat de netwerken van wegen, fietspaden en vaarwegen voldoen aan de toepasselijke kwaliteitseisen en adequaat onderhouden worden.
Wij realiseren een efficiënt, effectief en duurzaam infrastructuurnetwerk van de juiste functionaliteit, kwaliteit en waarde om mensen en goederen veilig en vlot op hun bestemming komen.
De waarde van infrastructuur wordt zo veel mogelijk benut en de leefbaarheid, kwaliteit van de directe leefomgeving en beeldkwaliteit worden versterkt.
Bij alle keuzes die we maken, is slimme, veilige en groene mobiliteit een randvoorwaarde. Met slimme mobiliteit bedoelen we alles wat we kunnen doen om mobiliteit efficiënter te organiseren. Groene mobiliteit staat voor alles wat we kunnen doen om de negatieve effecten van mobiliteit te verminderen.
Autonoom vervoer geeft nieuwe mogelijkheden om mobiliteit te verslimmen en vergroenen. Dit moet worden ingepast in het dagelijkse mobiliteitssysteem op de weg, het water, het spoor en in de lucht. Autonoom vervoer biedt verschillende voordelen:
Er ontstaat meer voorspelbaarheid in exploitatiekosten van het openbaar vervoer. Dit houdt het openbaar vervoer betaalbaar voor iedereen.
Het draagt bij aan een oplossing voor de steeds groter wordende personeelstekorten (door onder andere vergrijzing) in het openbaar vervoer en de logistieke sector.
Een vraaggestuurd en flexibel systeem draagt bij aan verbetering van leefbaarheid en bereikbaarheid in het landelijk gebied.
Het verkeer wordt veiliger. Uitstoot gaat omlaag.
Een hoogfrequent systeem verlicht de druk op de ruimte in stedelijk gebied.
We willen uitstoot van CO2, stikstof en geluid verminderen en de luchtkwaliteit verbeteren. Daarom stappen we zo snel mogelijk over van fossiele naar hernieuwbare zero-emissiebrandstoffen. We werken aan energiebesparing, aan slim en groen goederenvervoer en logistiek en verdere vergroening bij de aanleg van infrastructuur. Zo komen we de afspraken uit het aangescherpte klimaatakkoord en de provinciale klimaatagenda na. Uiterlijk eind 2035 is al het reizigersvervoer per spoor zero-emissie. Voor het busvervoer geldt dit al in 2030. Ook streven we ernaar dat ons eigen materieel in 2030 CO2-neutraal is. Uiterlijk in 2050 is al het openbaar vervoer, inclusief infrastructuur, CO2-neutraal en circulair. Ook werken we aan programma's en projecten voor alle andere vormen van vervoer, zodat deze ook zo snel mogelijk zero-emissie en circulair worden. Dit vraagt een grote inspanning van overheden en bedrijven.
Wij willen een effectief, leefbaar en duurzaam infrastructuurnetwerk bieden met de juiste functionaliteit, kwaliteit en waarde. We richten ons vooral op het kernnetwerk van wegen, vaarwegen en fietsverbindingen waarvan we zelf beheerder zijn. In 2050 moet alle infrastructuur klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te zijn. Uiterlijk in 2050, maar zoveel eerder als mogelijk, beheren en onderhouden we ons areaal CO2-neutraal en leggen we nieuwe infrastructuur circulair aan.
Samen met gemeenten en partners voeren we het RMP (Regionaal MobiliteitsPlan) uit, stimuleren en realiseren we deelmobiliteit en voeren we de Regionale Agenda Laadinfrastructuur (RAL) uit onder meer door plaatsing van laadpalen.
We verduurzamen het eigen wagenpark van de provincie en werken aan CO2-neutraal onderhouden van ons areaal en circulair aanleggen van onze infrastructuur.
We realiseren zero-emissie publieke mobiliteit.
We werken samen met onze partners in fieldlabs aan de doorontwikkeling van autonoom vervoer over weg, water, spoor en in de lucht.
We zorgen voor een veilige leefomgeving. Elk slachtoffer in het verkeer is er één te veel. Het aantal verkeersongevallen neemt de laatste jaren helaas weer toe. Maatregelen die tot nu toe effectief waren, hebben hun maximumeffect bereikt. Nieuwe oorzaken van verkeersongevallen vragen om een nieuwe aanpak. We willen het aantal verkeersslachtoffers met 50% verminderen in 2030 ten opzichte van 2019. Het rijk, provincies en gemeenten streven gezamenlijk naar nul slachtoffers in 2050. Dat doen we met een combinatie van aanpassingen aan de infrastructuur, educatie en handhaving (3E-aanpak). We werken intensief samen met politie en openbaar ministerie om goed te kunnen handhaven. Ook organiseren we in het kader van het provinciale Verkeer- en Vervoerberaad (VVB) regionaal verkeerseducatie - en gedragscampagnes voor allerlei soorten verkeersdeelnemers.
Verkeersveiligheid: wat doet de provincie?

Tabel: De provinciale belangen samengevat Vitale en duurzaam bereikbare steden en dorpen
We bouwen aan een sterke economische structuur voor de hele provincie. Goede netwerken vormen daarbij ons uitgangspunt. Netwerken van bedrijven, soms geclusterd op XXL-bedrijventerreinen, maar ook netwerken van kennis en innovatie op regionale campussen. We kijken zorgvuldig naar de economie op lokaal niveau en helpen gemeenten met herstructurering en heroriëntatie van kleinere regionale bedrijventerreinen.
In 2050 hebben we een eigentijdse economie die past bij onze Groningse identiteit. Onderwijsinstellingen en bovenregionale bedrijven werken samen met het MKB, de cultuursector, de zorg, de maakindustrie, vrijetijdseconomie en de landbouw. Die onderlinge verbondenheid geeft onze economie een robuuste basis. Onze economie wordt steeds meer circulair waarbij de waarde van materialen en hulpbronnen zo lang mogelijk in stand blijft. Dat zorgt voor duurzame werkgelegenheid. De stad Groningen blijft de banenmotor voor Noord-Nederland met iconen als het UMCG en de RUG, ook zijn op een aantal locaties in de provincie regionale campussen ontwikkeld.
XXL-bedrijventerreinen herbergen bedrijvigheid die past bij de plek en de daar beschikbare energie, water en infrastructuur. Er is ingespeeld op de beschikbare milieugebruiksruimte en arbeidskracht waardoor de terreinen optimaal zijn ontwikkeld. Een aantal bestaande bedrijventerreinen is opnieuw ingericht. Milieuknelpunten zijn daardoor opgelost en de leefomgeving is erop vooruitgegaan. Daardoor zijn er binnen de bebouwde kom meer woningen gebouwd.
We geven ruimte aan vijf XXL-bedrijventerreinen. Ieder bedrijventerrein heeft zijn eigen profiel; Eemshaven, Oosterhorn en op termijn A7/N33 zijn daarbij naast het regionale belang ook van nationaal belang.
Water, energie, infrastructuur, ruimtelijke kwaliteit en milieu zijn bepalend voor de mogelijkheden en locaties voor bedrijvigheid, niet andersom.
We ondersteunen bij het herstructureren, herontwikkelen en/of heroriënteren van regionale bedrijventerreinen.
We verkennen de mogelijkheden en wenselijkheid van verplaatsing van bedrijven die knel zitten op hun huidige locatie. We ondersteunen hierbij met oog voor de belangen van het bedrijf en zijn omgeving.
We stellen ons actief op in de ontwikkeling van circulaire economie.
We ontwikkelen meerdere regionale campussen verspreid over de provincie; zo stimuleren we kennis en innovatie.
We investeren in cultuur en vrijetijdseconomie.

Figuur: Ambitie 3 – Sterke structuur voor kennis, economie en werkgelegenheid
We werken toe naar een circulaire economie en houden rekening met extra ruimtebeslag door circulaire bedrijven. Met een circulaire economie versterken we ons (toekomstig) verdienvermogen, verminderen we gevolgen voor het milieu en zijn we minder afhankelijk van de import van grondstoffen. Op de vijf XXL-bedrijventerreinen reserveren we ruimte voor circulaire bedrijven. We stimuleren circulaire innovaties en stellen ons constructief op t.o.v. wet- en regelgeving. We streven naar een circulaire en/of biobased invulling van onze woningbouw- en isolatieopgave. Onze eigen infrastructuur is zo circulair mogelijk.
Circulaire economie: wat doet de provincie?
We reserveren ruimte voor circulaire bedrijven op XXL-bedrijventerreinen.
We werken ons beleid voor de circulaire economie verder uit in het Beleidsprogramma Economie.
We bieden ruimte aan circulaire innovaties, als beleidmaker, als bevoegd gezag en als opdrachtgever naar de omgevingsdienst.
We stimuleren biobased/circulaire woningbouw via afspraken in de woondeals.
We realiseren onze infrastructurele projecten zo circulair mogelijk (zie programma mobiliteit). We richten onze aanbestedingen hierop in.
Lokale en regionale bedrijventerreinen zijn van groot belang voor de Groninger economie en voor de brede welvaart van onze inwoners. Het zijn de plekken waar een belangrijk deel van onze bedrijven gevestigd zijn en waar werkgelegenheid, innovatie en verduurzaming samenkomen. We willen dat deze terreinen toekomstbestendig zijn: bereikbaar (fysiek en digitaal), veilig, gezond, groen en klimaatadaptief. Dit vraagt om een gezamenlijke aanpak met gemeenten, ondernemers en andere partners. Vanuit de provincie sturen wij op:
Kwalitatieve en kwantitatieve afstemming van ruimte voor bedrijvigheid, om overaanbod en leegstand te voorkomen en ruimte te bieden aan kansrijke bedrijven.
Herstructurering en verduurzaming van bestaande terreinen, inclusief circulaire inrichting en vergroening.
Versterking van de ruimtelijke kwaliteit rondom bedrijventerreinen, zodat economie en leefomgeving in balans blijven.
Samenhang met mobiliteit en leefbaarheid: bedrijventerreinen moeten goed ontsloten zijn en bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de regio als vestigingsplaats.
Regionale bedrijventerreinen zijn bedoeld voor regionaal gebonden bedrijven met een werkgebied in of rond de regio. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invulling van deze terreinen. Bij herstructurering en verduurzaming van regionale bedrijventerreinen heeft de provincie een stimulerende rol. We doen dit met de provinciale aanpak herstructurering bedrijventerreinen. Daar waar verplaatsing niet mogelijk is, kijken we hoe we tot een goede inpassing in de omgeving kunnen komen. Via het Nationale programma voor ruimtelijke economie worden pilots gestart waarmee rijksgelden beschikbaar worden gesteld voor herstructurering van bedrijventerreinen. We onderzoeken ook deelname aan het initiatief ‘Werklandschappen van de toekomst’. We maken onderscheid tussen transformatie of revitalisering.
Voor zowel bestaande als nieuwe bedrijventerreinen vormt vergroening een standaard onderdeel van de ruimtelijke inrichting en de vergunningverlening.
In geval van transformatie verkennen we hoe we verouderde bedrijven(terreinen) kunnen transformeren naar andere functies zoals wonen. Dit kan alleen als bedrijven bereid zijn te verhuizen. Zo lossen we milieuknelpunten op, dragen we bij aan meer verdienvermogen en zorgen we voor een gezonde balans tussen economische ontwikkeling en een aantrekkelijke leefomgeving.
In geval van revitalisering is het nodig om panden op te kopen en gronden te transformeren tot marktconforme kavels. Hierbij nemen we ook aspecten als een klimaatadaptieve inrichting mee. We verkennen of dit kan via het oprichten van een herstructureringsmaatschappij voor bedrijventerreinen.
Herstructurering van regionale bedrijventerreinen: wat doet de provincie?
We stellen kaders voor de verplaatsing van bedrijven in de provinciale aanpak herstructurering bedrijventerreinen.
We stimuleren verduurzamingsmaatregelen op regionale bedrijventerreinen.
We verkennen de oprichting van een herstructureringsmaatschappij.
We faciliteren samenwerking tussen gemeenten, waterschappen, ondernemers en het Rijk bij de herstructureringsopgave en via een integrale aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen.
We stellen vergroening als voorwaarde bij revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en de inrichting van nieuwe bedrijventerreinen.
Een leefbaar en vitaal landelijk gebied is belangrijk. Bedrijven horen in principe thuis op bedrijventerreinen, maar van oudsher komen in het buitengebied ook niet-agrarische bedrijven voor. Via maatwerk bieden we ruimte voor uitbreiding van deze bedrijven. Als uitbreiding leidt tot significante milieu- en verkeershinder willen we dit voorkomen. Via de omgevingsverordening vragen we gemeenten om hieraan regels te stellen in hun omgevingsplan. We bieden ruimte voor functiewijzigingen van vrijkomende gebouwen in het buitengebied naar een bedrijfsfunctie mits bedrijfsactiviteiten worden beperkt tot wat naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is.
Nieuwe bedrijven dienen zich zoveel mogelijk te vestigen in bestaand stedelijk gebied, bij voorkeur op bedrijventerreinen. Als kan worden gemotiveerd dat in het bestaand stedelijk gebied geen ruimte is of is te maken, zijn er mogelijkheden voor vestiging aansluitend aan het stedelijk gebied.
Bedrijvigheid in het buitengebied: wat doet de provincie?
Een vitaal en toekomstbestendig horeca- en winkelaanbod is essentieel om de kernen in de provincie aantrekkelijk te houden, voorzieningen op peil te houden en leegstand te voorkomen. Aantrekkelijke centra met voldoende winkelaanbod zorgen voor voldoende ondernemerschap, waardoor werknemers zich vestigen in onze provincie. Samen met gemeenten kijken wij hoe we kunnen werken aan bruisende centra en zo het vestigingsklimaat in onze provincie kunnen bevorderen, bijvoorbeeld via het masterplan regiocentra. Retail (detailhandel plus horeca) is daarin onderdeel van een bredere aanpak om kernen vitaler te maken.
Retail: wat doet de provincie?
Digitale voorzieningen zijn onmisbaar in onze samenleving, Een optimale digitale bereikbaarheid is voor bedrijven een essentiële randvoorwaarde voor samenwerking, innovatie en een goede bedrijfsvoering. Tegelijkertijd drukken ze een steeds grotere stempel op onze fysieke ruimte. Denk aan datacenters, kabels en zendmasten: ze vragen ruimte, energie, water en hebben invloed op landschap en leefomgeving. Met deze schaarse ruimte willen we zorgvuldig omgaan. Daarom hanteren we voor digitale initiatieven met significante ruimtelijke impact een ‘nee, tenzij’-principe. Initiatieven zijn alleen mogelijk als ze passen binnen een nog uit te werken afwegingskader. Daarbij kijken we onder meer naar de maatschappelijke meerwaarde, het karakter van het initiatief (zoals gericht op kennis, innovatie of publieke toepassingen), de druk op energie- en watervoorziening en de ruimtelijke kaders van Rijk en provincie.
Digitalisering en de fysieke leefomgeving: wat doet de provincie?
We kiezen voor vijf XXL-bedrijventerreinen met elk een eigen profiel. We richten de bedrijventerreinen optimaal in naar hun profiel en begeleiden potentiële investeerders naar een passend bedrijventerrein. Zo ontstaan clusters van bedrijven die elkaar versterken op het gebied van innovatie, kennisdeling en duurzaamheid. Het gaat om de volgende clusters:
Eemshaven/Oostpolder (regionaal en nationaal belang): zeehaven, energietransitie, waterstof, batterijproductie, innovatieve energie-intensieve gerelateerde bedrijven;
Oosterhorn (regionaal en nationaal belang): zeehaven, waterstof, chemie, innovatieve hightech maakindustrie en circulaire industrie;
A7/N33 (in potentie nationaal belang): energie-intensieve bedrijven, waterstof, high-tech maakindustrie en maritiem, logistiek, strategisch inzetbaar voor verplaatsing van bedrijven elders;
Westpoort: logistiek;
Bedrijvenpark Zuid-Groningen: agribusiness.
Clustering geeft ruimte voor economische groei en verduurzaming en zorgt voor synergie tussen bedrijven en versterkt zo de huidige kracht van de terreinen. Dat leidt tot efficiënt gebruik van bestaande netwerken, energie en (circulaire) grondstoffen. Bovendien ontzien we het landschap door clustering op een beperkt aantal bedrijventerreinen. Hiermee bieden we de Groningse economie nieuw toekomstperspectief, zicht op verdienvermogen en behouden we werkgelegenheid.
De gerichte ontwikkeling van alle XXL-terreinen gaat gepaard met een grote opwaardering van de omgeving. Grote ingrepen vragen een grote inspanning op het gebied van landschap en ruimtelijke kwaliteit. Hier zetten wij ook ontwerpkracht voor in. Dit doen wij bijvoorbeeld bij de gebiedsontwikkeling Oostpolder. We richten de bedrijventerreinen optimaal in naar hun profiel en begeleiden potentiële investeerders naar een passend bedrijventerrein.
Clustering vraagt om randvoorwaarden rondom energie en water. Het is van groot belang dat energie op deze plekken ruimschoots voorhanden en betaalbaar is. Daarom willen we dat er voldoende netcapaciteit beschikbaar is voor deze terreinen. Ze moeten bovendien worden aangesloten op de waterstofbackbone. Zoetwater is nodig als koel- en proceswater. Dit vraagt om goede afspraken rondom de verdeling van IJsselmeerwater. We vragen het Rijk om dit mogelijk te maken. Als regio zetten we samen met onze waterpartners in op slim waterverbruik: onder andere door inzet van afvalwater (effluent) als industriewater gaat het verbruik van drinkwater door de industrie omlaag.
Ook brengen we de grondstoffenaanvoer naar de XXL bedrijventerreinen in beeld en monitoren deze.
Onze zeehavens zijn een belangrijke spil in ons economisch systeem. Bedrijvigheid geeft werkgelegenheid voor de hele regio. De Eemshaven is een belangrijke schakel in het Nederlandse energiesysteem en is belangrijk voor Defensie. In de zeehavens komen verschillende internationale data- en energiekabels aan. Aansluitend aan de Eemshaven is meer ruimte nodig voor grootschalige bedrijven. Daarom ontwikkelen wij de Oostpolder tot een goed ingepast bedrijventerrein (zie verder paragraaf 7.5).
In Oosterhorn zijn vooral chemische bedrijven gevestigd. Het terrein moet worden getransformeerd waarbij duurzaamheid en circulariteit centraal staan. Dit vraagt extra ruimte. Oosterhorn kan dienen als grootschalige productielocatie voor chemische recycling, groene basischemicaliën en groen gas. Daarnaast kan het terrein dienen als logistieke hub voor de aanvoer en voorbewerking van hernieuwbare koolstof en als experimenteerregio voor opschaling en commercialisatie van koolstoftechnologie. Dit past goed bij onze ambitie om op verschillende manieren duurzame energie op te wekken en te benutten.
We zien kansen voor de ontwikkeling van een XXL-bedrijventerrein nabij knooppunt Zuidbroek (A7/N33). De komst van dit terrein geeft een goede spreiding van werkgelegenheid binnen de provincie. Bij voldoende interesse van energie-intensieve bedrijven kan diepe aanlanding van energie uit wind op zee dit terrein van voldoende energie voorzien. Naast onder andere energie-intensieve bedrijven, biedt het terrein ruimte aan bedrijven die geen groeimogelijkheden hebben omdat ze klem zitten op hun huidige locatie. Vanuit dat perspectief maken we op het terrein plaats voor de proces- en maakindustrie. Het terrein zal aan de zuidzijde van de A7 liggen. Dit werken we verder uit met de betrokken gemeenten. We werken hier volgens het principe ‘water en bodem sturend’ (zie paragraaf 3.3). Mogelijk zijn daarom voorafgaand aan de realisatie voorzorgsmaatregelen of mitigerende maatregelen nodig. Daarnaast gaat bij de uitwerking veel aandacht naar de ruimtelijke kwaliteit en milieu- en leefomgevingskwaliteit. De mogelijkheid van multimodale ontsluiting (weg, water en spoor) maakt de locatie logistiek interessant. Ook biedt de locatie kansen voor aansluiting op Railport Groningen.
Op Westpoort zien we vooral mogelijkheden voor logistieke bedrijven. Bij dit terrein gaan we uit van het voltooien van het bedrijventerrein binnen de bestaande planologische mogelijkheden. De mogelijkheden voor verdere uitbreiding zijn beperkt vanwege de nabijheid van woningen. Bovendien zijn gronden nodig voor andere doelen zoals water.
Het bedrijvenpark Zuid-Groningen richt zich op de agribusiness; bedrijven die te maken hebben met landbouw en de verwerking van landbouwproducten. De landbouwsector is van groot belang voor de Groningse economie en werkgelegenheid, daarbij zetten we in op groene grondstoffen voor biobased materialen of vergroening van de chemie. Het merendeel van de Groningse landbouwproducten wordt verwerkt en verder tot waarde gebracht door agro-industriële bedrijven zoals Avebe, Cosun, Agrifirm, Friesland Campina, HZPC, Dun Agro en Holland Malt. Deze bedrijven zijn verspreid over de provincie gevestigd. De agribusiness is nauw verbonden met de boeren in Groningen, Friesland en Drenthe. De agrarische sector blijft een grote rol spelen in de Groningse economie en focust zich meer op de productie van circulaire grondstoffen (voor vergroening chemie, biobased bouwmaterialen) en hoogwaardig voedsel, zoals de eiwittransitie. Als de ontwikkeling van de eiwittransitie op termijn een extra ruimtevraag met zich meebrengt, gaan wij met de gemeente en andere stakeholders in gesprek over een eventuele uitbreiding. Wij volgen hiervoor de geëigende ruimtelijke procedures.
We stellen kaders voor de ontwikkeling van de verschillende sectoren op de vijf XXL-terreinen in het programma economie.
We agenderen de zoetwaterbeschikbaarheid en de ontwikkeling van de benodigde (energie)infrastructuur voor de XXL-terreinen bij het Rijk.
Met onze waterpartners maken afspraken over de inzet van afvalwater voor de industrie.
We nemen regels op in de omgevingsverordening om clustering op de XXL-bedrijventerreinen te realiseren.
De Eemshaven en Oostpolder spelen een belangrijke rol in het Masterplan Zeehavens en het NOVEX-gebied Groningen. De NOVEX-gebiedsaanpak plaatst de ontwikkeling van de Eemshaven en de Oostpolder in het perspectief van een breed scala aan ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie.
We willen ons inzetten voor de versterking van de regionale economie, de werkgelegenheid en de leefbaarheid van noordoost Groningen. We richten ons daarbij op grootschalige bedrijven waarvoor op de bestaande regionale bedrijventerreinen geen ruimte beschikbaar is. We breiden daarom de Eemshaven landinwaarts in zuidelijke richting uit en ontwikkelen de Oostpolder tot een goed ingepast bedrijventerrein voor met name grootschalige bedrijven. Dit terrein heeft een bruto oppervlak van 600 hectare. Hiervan wordt 400 hectare netto uitgegeven aan bedrijfskavels. In het PIP Oostpolder wordt dit nader uitgewerkt.
Er is specifiek voor het Eemshavengebied voldoende marktpotentie voor bepaalde typen grootschalige bedrijvigheid, zo blijkt uit onderzoek. Daarom kunnen we sturen op een mix aan kansrijke doelgroepen en zo synergie creëren. De vraag komt vooral van twee typen partijen:
Partijen die gebruik maken van de grote hoeveelheid beschikbare elektriciteit ter plekke, zoals batterijfabrieken, hyperscale datacenters en innovatieve elektriciteit intensieve bedrijven.
Partijen rondom energie-infrastructuur, waaronder waterstoffabrieken en infrastructuur voor het elektriciteitsnet.
Het ontwikkelen van Oostpolder is van strategisch nut voor Groningen en Nederland. Nut en noodzaak is vierledig:
De Oostpolder biedt ruimte Oostpolder aan (zeer) grootschalige bedrijven waarvoor weinig geschikte plekken beschikbaar zijn in Groningen en Nederland.
Er komt 4,7 GW elektriciteit aan land nabij de Oostpolder. Het vestigen van partijen in de energiesector op deze strategische plaats is belangrijk voor de energietransitie van Groningen en Nederland.
Het realiseren van grootschalige waterstofproductie draagt sterk bij aan het ontwikkelen van een waterstofmarkt in Nederland, zodat minder waterstof geïmporteerd hoeft te worden. De Oostpolder ligt strategisch voor de productie van waterstof.
In de aanpak ‘grip op grootschalige bedrijventerreinen’ (Grip) is het streven van Rijk en provincies om grootschalige ruimtevragers te clusteren op een beperkt aantal plaatsen, met name voor functies van nationaal belang en grootschalige logistiek.
De Oostpolder is nu al volop in gebruik: het is vooral waardevolle Groningse landbouwgrond voor onder andere pootaardappelen. Het gebied heeft een aantal landschappelijke en cultuurhistorische waarden en heeft vanuit andere regionale (systeem)opgaven een belangrijke ligging en positie. Het is van belang om zorgvuldig om te gaan met belangen die spelen rondom de ontwikkeling van de Oostpolder. We zetten in op een integrale gebiedsontwikkeling waarin we alle opgaven verbinden en integraal afwegen.
De bestaande windturbines in het gebied blijven gehandhaafd. De woonfunctie rondom de Oostpolder blijft behouden. Hiervoor wordt onder andere aan de zuidkant van de Oostpolder een goede overgangszone met een groen/blauwe bufferzone ingericht. Uitgangspunt is dat de milieugebruiksruimte uit de Structuurvisie Eemsmond - Delfzijl op de gebiedsontwikkeling Oostpolder van toepassing blijft.
In de Structuurvisie Oostpolder is de keuze voor de locatie Oostpolder vastgelegd en geformaliseerd. Hiervoor is een plan- m.e.r -procedure doorlopen. Deze structuurvisie blijft gelden als ruimtelijk kader voor de gebiedsontwikkeling Oostpolder. Definitieve keuzes over de ruimtelijke hoofdstructuur van het terrein en het type bedrijvigheid leggen we vast in een provinciaal inpassingsplan.
We stellen een provinciaal inpassingsplan op om de gebiedsontwikkeling Oostpolder mogelijk te maken. Hiermee is de provincie het bevoegd gezag voor de planologische procedure.
Samen met de gemeente Hogeland werken we a Oostpolderan de verdere invulling van de Oostpolder, inclusief de landschappelijke inpassing.
De provincie Groningen heeft z’n inwoners en gasten op cultureel gebied heel veel te bieden. Het samenspel tussen het Groninger Ommeland met zijn rijke erfgoed zoals onze borgen, cultuurlandschappen en middeleeuwse kerken en beroemde orgels enerzijds en het hoogwaardige historische en hedendaagse cultuuraanbod in de stad Groningen anderzijds is daar een belangrijk factor in. We zijn trots op deze rijke culturele leefomgeving en beseffen dat we moeten blijven investeren om die in stand te houden én te ontwikkelen, omwille van brede welvaart én een aantrekkelijk vestigingsklimaat. We hebben het dan over de versterking van de bestaande culturele infrastructuur in Stad en Ommeland, maar ook over het bieden van ruimte aan ambitieuze culturele initiatieven zoals festivals, culturele evenementen en kunstroutes met (inter)nationale uitstraling.
De vrijetijdseconomie kan een sterke(re) drager worden van onze regionale economie. Recreatieve structuren overstijgen gemeentegrenzen en vaak ook onze provinciegrens en landsgrens. Wij richten ons op een logische en passende verdeling en koppeling van verblijfsaccommodaties, dagrecreatie, erfgoed, cultuur, evenementen, recreatieterreinen, routestructuren en zwem- en vaarwater. Zo draagt de sector bij aan brede welvaart, de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving.
We willen het aanbod van recreatiewoningen en kampeerterreinen verder ontwikkelen. Dit sluit aan bij de groeiende vraag naar toeristische verblijfsaccommodaties en onze wens om de vrijetijdseconomie te versterken. Dit draagt bij aan de economische groei, verhoogt het voorzieningenniveau voor Groningers en vergroot de aantrekkingskracht van de provincie als recreatieve bestemming.
Het is daarbij van belang dat zorgvuldig wordt ingespeeld op regionale karakteristieken zoals cultuur, erfgoed en natuur. Daarom stellen we regels aan de ontwikkeling van deze terreinen, zodat ze bijdragen aan brede welvaart en ruimtelijke kwaliteit zonder de draagkracht van het landschap te overschrijden. We zetten in op kwaliteitsverbetering van bestaande vakantieparken, met aandacht voor duurzaamheid en landschappelijke inpassing en we bieden experimenteerruimte voor seizoensrecreatie zoals tiny houses, glamping en mobiele voorzieningen. Keuzes over het toestaan van een minicamping laten we aan gemeenten: het is een mogelijke verbreding van het Groninger verdienmodel. We staan geen nieuwe permanente bewoning van recreatiewoningen toe. In onze provincie zijn weinig verblijfsaccommodaties beschikbaar. Wij vinden het van belang om deze te behouden voor verblijfstoerisme. Enkel bestaande permanente bewoning mag worden gelegaliseerd met een persoonsgebonden omgevingsvergunning.
Recreatiewoningen en kampeerterreinen: wat doet de provincie?
We stimuleren het verbeteren van recreatieve infrastructuur zoals fiets- en wandelpaden, vaarroutes en recreatiegebieden en we investeren hierin.
In onze omgevingsverordening stellen we regels aan de ontwikkeling en landschappelijke inpassing van locaties voor recreatiewoningen en kampeerterreinen.
In onze omgevingsverordening stellen we regels om nieuwe permanente bewoning van recreatiewoningen te voorkomen.
De beroepsvisserij vormt een belangrijk onderdeel van de economie, cultuur en leefbaarheid in het noordelijk kustgebied. We ondersteunen de sector in haar transitie naar een duurzame en innovatieve toekomst, met oog voor een gezond verdienmodel. De visserijhaven Lauwersoog blijft daarbij een cruciale schakel in leefbaarheid, werkgelegenheid, verwerking en toerisme. Zo houden we ruimte voor een visserijsector die ook op lange termijn bijdraagt aan een vitaal en veerkrachtig kustgebied.
Beroepsvisserij: wat doet de provincie?

Tabel: De provinciale belangen samengevat een sterke structuur voor innovatie, kennis en werkgelegenheid
De landbouw is de drager van ons landelijk gebied en hoeder van ons landschap. We zorgen dat de landbouw kan blijven vernieuwen en zo in balans met natuur en omgeving is en blijft. Het is daarvoor van belang dat onze natuur op orde is, de biodiversiteit verbetert in natuurgebieden en daarbuiten, en zoetwater ook op lange termijn beschikbaar blijft.
Ons landelijk gebied is ook in 2050 één van de belangrijkste dragers van onze identiteit. De diversiteit van onze landschappen is nog steeds groot. Ontwikkelingen van het landelijk gebied hebben geleid tot nieuwe landschappelijke kwaliteiten, tot een evenwichtige functiemix met landschap en landbouw als dragers. Dit is landbouw die in de best passende vorm lang en duurzaam vooruit kan en een belangrijke pijler blijft voor de Groningse economie, met voedselproductie van internationaal niveau.
Ons landelijk gebied is veerkrachtig en bepalend voor de kwaliteit van de leefomgeving voor mens, dier en plant. Onze kuststrook is robuust en veilig. Onze biodiversiteit is groot. We hebben een stevig netwerk van verbonden natuurgebieden. Overal is er een basiskwaliteit natuur.
Onze waterstructuur past bij wat klimaatverandering vraagt. We houden meer water vast en geven water de ruimte. In perioden van (extreme) neerslag kunnen we zo water bergen en in perioden van langdurige droogte hebben we juist water beschikbaar. De wateraanvoer vanuit het IJsselmeer is meestal stabiel, maar niet volledig gegarandeerd. We hebben in het grootste deel van het jaar voldoende zoet water beschikbaar van goede kwaliteit om ons landschap, onze natuur en onze landbouw in stand te houden en onze drinkwatervoorraad is groot genoeg om aan de behoefte te voldoen.
De diversiteit van het landschap en haar specifieke kernkwaliteiten hebben altijd centraal gestaan in de ontwikkeling van ons landelijk gebied. Het zijn de dragers van de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van dat landelijk gebied. De landbouw heeft het karakter van het landschap mede gevormd en is ook deels beheerder van het landschap. Vooral in de primaire landbouwgebieden langs de waddenkust, het wierdenland, de veenkoloniën, Westerwolde en het Oldambt willen we landschappelijke structuren tot in de haarvaten versterken tot een natuurnetwerk van bermen, ecologische oevers en fraaie akkerranden. Hierdoor kunnen onder andere akkervogels floreren. In het zuidelijk Westerkwartier versterken we het coulissenlandschap, evenals de houtsingels. In heel Groningen worden verbindingen en dijken, waar het landschappelijk en functioneel past, verrijkt met ecologisch beheerde bermen, bomenrijen of struiken. Bos en hout wordt ontwikkeld rondom woonkernen en langs woonlinten.
Groningen is en blijft een echte landbouwprovincie. De primaire landbouwgebieden langs de waddenkust, het Wierdenland, de Veenkoloniën, Westerwolde en het Oldambt blijven hun bijdrage leveren met voldoende hoogwaardig en gezond voedsel en groene grondstoffen (inclusief pootgoed). De landbouw in de provincie Groningen draagt bij aan de voedselvoorziening en voedselzekerheid. De kennis en innovatie uit deze gebieden kan wereldwijd worden toegepast voor het verduurzamen van landbouwsystemen. Een beperkte milieudruk en een gezonde leefomgeving wordt gecombineerd met een goed en eerlijk inkomen voor de boer. Er wordt hier gewerkt met moderne kringlooplandbouw. De akkerbouw- en veeteeltbedrijven vullen elkaar aan. In de gebieden rondom de steden werken boeren met eigen korte afzetketens, met directe klandizie vanuit de stad en de omliggende kernen. In nauwe samenwerking met natuurbeheerders, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven organiseren onze boeren de instandhouding en het onderhoud van natuurgebieden, landschappen en waterwingebieden. Daarvoor ontvangen zij een marktconforme vergoeding met langjarige afspraken.
Voor een toekomstbestendige landbouw is het van belang om gebiedsprocessen de ruimte te geven. Het Gebiedsplan Toekomst Landelijk Gebied (2025) en de daarbij horende processen krijgen daarom een ruime rol in de ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit Gebiedsplan is het resultaat van een uitgebreid en intensief participatieproces. Het document bevat de opgaven en geeft een beeld van wat ons te doen staat om de (wettelijke) doelstellingen te behalen in ons landelijk gebied. De kans op realisatie van onze ambities is meer gebaat bij goede samenwerking en participatie dan bij een marsroute. Dit zou zich slecht verhouden tot zowel de noodzaak om de gebiedsprocessen ruimte te geven als tot de onduidelijkheid die bestaat rond het rijksbeleid.
In de laagste delen van Groningen zoals het gebied Duurswold en de gebieden in het Westerkwartier is er sprake van een stapeling van uitdagingen door bodemdaling en veenoxidatie. Deze gebieden vervullen bovendien een cruciale rol in onze toekomstige waterstructuur. Door het tegelijk aanpakken van deze opgaven kunnen we samen werken aan een van de mooiste nieuwe landschappen van Nederland. Ontwerpend onderzoek met bewoners, belanghebbenden en medeoverheden zal leiden tot een ontwikkelperspectief. Hierin staan meervoudig ruimtegebruik, vrijetijdseconomie en ‘ruimte voor water’ centraal. Er is ruimte voor nieuwe functies en er zijn keuzemogelijkheden voor ondernemers en agrariërs. Tegelijk is er behoud van de landschappelijke hoofdstructuur en cultuurhistorische waarden.
Boeren hebben op hun bouwperceel soms meer ruimte nodig om te kunnen verduurzamen en dieren meer ruimte te bieden. Die ruimte willen we geven, met borging en versterking van de kwaliteit van het landschap. We geven ook meer ruimte aan herbestemming van vrijkomende agrarische bebouwing en agrarische erven naar bijvoorbeeld wonen. De landschappelijke kwaliteit en koppeling met andere maatschappelijke opgaven zijn hierbij randvoorwaarden. We ondersteunen gemeenten bij het maken van hun boerderijenvisies. We werken aan inspirerende voorbeelden gericht op Agrarisch Landschappelijk Bouwen. We ondersteunen boeren in het aardbevingsgebied met het Agroprogramma en boerderijen met een erfgoedstatus via het Erfgoedprogramma.
De laatste paar decennia hebben geleerd dat een strikte scheiding tussen natuur en landbouw die twee allebei niet ten goede komt. We zien echter dat de natuur en landbouw elkaar deels ook kunnen ondersteunen. We werken aan de doelen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Europese Natuurherstelverordening. Hiervoor moet de natuur robuuster worden. We realiseren daarom de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden en we ronden het Natuurnetwerk Nederland af. Waar mogelijk verbinden we natuurgebieden onderling en creëren we een zachtere overgang tussen natuur en de omliggende omgeving, waarbij we zoeken naar een integrale invulling in de randen van de natuur.
Rondom natuurgebieden stimuleren we vooral meer vormen van natuurinclusieve landbouw. De agrarische sector kan dit combineren met toeristisch-recreatieve en (betaalde) maatschappelijke activiteiten. Door het verkleinen van de milieu-impact van agrarische bedrijven, onder andere met behulp van technische- en managementmaatregelen (precisielandbouw) en waar nodig met zonering en extensivering van haar bedrijfsvoering, komt er meer balans tussen economische productie, biodiversiteit en ecologie.
We streven naar een basiskwaliteit natuur in het hele landelijk en stedelijk gebied. Groenblauwe dooradering levert hieraan een belangrijke bijdrage. Hiervoor zetten we in op ecologisch beheer van overheidsgronden waar dat kan en daarnaast kijken we naar agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Zo realiseren we robuuste, rijke en veerkrachtige natuur met een hierop toegespitst watersysteem dat goed beleefbaar is voor inwoners en bezoekers van de provincie.
In het landelijk gebied liggen kwetsbare natuurtypen die we beschermen en doelen voor de Vogel- en Habitatrichtlijn. Grote delen van het agrarisch gebied zijn in trek bij weidevogels en akkervogels. Met hun beheer kunnen boeren ervoor zorgen dat Groningen aantrekkelijk blijft voor akker- en weidevogels.
In de meer kleinschalige veengebieden komen veel opgaven samen op het gebied van water, bodem, landbouw en natuur. Hier zetten we in op extensievere veeteelt en het ontwikkelen van een nieuw perspectief voor de agrarische bedrijven met onder meer groenblauwe diensten, toerisme en recreatie en energie. Over de vergoeding voor de groenblauwe diensten en agrarisch natuurbeheer moeten langlopende afspraken gemaakt worden.
Uitgangspunt voor ons handelen is de wijze waarop natuurdoelen in juridische verplichtingen zijn uitgewerkt. We richten ons primair op het realiseren van deze juridische verplichtingen, maar constateren wel dat deze onvoldoende rekening houden met randvoorwaarden zoals waterbeheer en milieuvervuiling. We proberen in de beleidspraktijk rekening te houden met de dynamiek in de natuur en variatie per locatie. Voor het realiseren van natuurdoelen is het daarom van belang dat deze worden meegenomen in andere opgaven van de provincie. Een eerste samenhang is er met de opgaven voor water - veel natuurdoelen kunnen alleen worden behaald bij voldoende aanwezigheid van (schoon) water en/ of kwelwater. Een goed voorbeeld is verder de meerwaarde van natuurinclusief bouwen bij woningbouw, maar ook valt te denken aan het ecologisch beheer van bermen, de natuurinclusieve landbouw en aan het realiseren van groene bedrijventerreinen. Rondom natuurterreinen ligt een grote samenhang met de doelen van recreatie.
Langs de Waddenkust worden aan de zeezijde grote natuur- en cultuurwaarden beschermd door Natura 2000 en UNESCO. Aan de landzijde vinden we hoogwaardige voedsel- en pootgoedteelt van internationale betekenis.
Op weg naar 2050 combineren we in één aanpak verschillende opgaven: we vergroten kustveiligheid, versterken natuurwaarden, we pakken verzilting aan en verbeteren de omstandigheden voor met name de laaggelegen akkerbouwgronden. Kustversterking langs de Dollard wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van natuur (kwelderontwikkeling, verkenning zoet-zoutovergang) en overtollig slib wordt gebruikt om laaggelegen landbouwgronden (vooral akkerbouw) op te hogen. Dit als oplossing tegen bodemdaling en verzilting. Het voorkomen van verzilting wordt steeds moeilijker daarom zetten we ook in op aanpassing aan de nieuwe, verzilte omstandigheden.
We zorgen ervoor dat het grondwater en het oppervlaktewater in de nabije toekomst aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water voldoet. Dat betekent dat het schoon en gezond is.
Beschikbaarheid van zoetwater is steeds minder vanzelfsprekend, onder andere door vaker voorkomende droogteperiodes en toenemend watergebruik. Daarom zetten we in op waterbesparingsmaatregelen, onder andere met precisiemaatregelen in de landbouw en waterhergebruik in de industrie. Het Rijk (I&W) werkt via het Plan van Aanpak drinkwaterbesparing aan vermindering van drinkwatergebruik door particulieren en bedrijven. We houden meer water vast waardoor we de droge periodes goed doorstaan. Zo beperken we de gevolgen van eventuele verminderde beschikbaarheid van zoetwater uit het IJsselmeer, al blijven we hiervan afhankelijk.
Tegelijk zorgen we dat er voldoende drinkwater beschikbaar blijft. Een robuust watersysteem is van groot belang. Nieuwe ontwikkelingen sluiten zoveel mogelijk aan op de natuurlijke kenmerken van het water- en bodemsysteem. We zoeken naar locaties voor aanvullende strategisch voorraden voor drinkwater (ASV’s). De aanvullende watervraag door de doorontwikkeling van de Eemshaven zal deels vervuld moeten worden door desalinatie.

Figuur: Ambitie 4 - Een toekomstbestendig landelijk gebied
De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de kustverdediging. Zij beheren en versterken de zeedijken. Wij zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing ervan en koppelen dit aan andere beleidsdoelen, zoals natuur, recreatie en infrastructuur. Het Groningse land zakt en de zeespiegel stijgt. Versterkingsmaatregelen vragen om steeds meer ruimte. We willen voorkomen dat de functies langs de kust verloren gaan en tegelijk de schade en maatschappelijke kosten van de versterking van de primaire keringen verkleinen. Daarom hebben we beperkingsgebieden vastgelegd. Hiermee beperken we de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden vlak achter de zeedijken. Zo hebben de waterschappen voldoende ruimte om de keringen te beheren en versterken. Daarnaast willen we perspectief geven aan de Groningse kust voor zowel de gewenste veiligheidsmaatregelen als de functies in het gebied. Dit betekent niet dat de overheden overal maatregelen nemen om functieverlies te voorkomen. De bodemdalings- en klimaatopgave is te groot.
Het regionale watersysteem zorgt voor de aanvoer van zoetwater, de afvoer van overtollig regenwater en het bergen van oppervlaktewater. Het bestaat uit het boezemsysteem (de grotere meren en kanalen) en de watersystemen die daarmee, via stuwen of gemalen, in verbinding staan. We willen dat ons watersysteem nu en in toekomst robuust en klimaatbestendig is. Periodes van droogte komen vaker voor en duren langer. Daarom zijn we zuinig op ons zoetwater. Jaarlijks valt er meer neerslag dan we nodig hebben. Overtollig water wordt afgevoerd naar zee via spuisluizen en gemalen. Bij veel neerslag en hoge waterstanden op zee is dit onvoldoende en wordt het water bovenstrooms opgevangen in de boezemsystemen en bergingsgebieden. Als dat nog niet voldoende is worden noodoverloopgebieden ingezet. Op termijn is een gemaal bij Lauwersoog van belang voor het verminderen van de kans op overstromingen in de provincies Groningen en Fryslân. We verkleinen daardoor samen met de waterschappen en het Rijk de kans op overstromingen.
Per gebied maken we een afweging over benodigde bescherming tegen overstromingen vanuit de boezemsystemen. Dit overstromingsrisico vertalen we naar een norm voor de regionale waterkeringen. Hiermee faciliteren en stimuleren we een veilige en klimaatbestendige inrichting van onze leefomgeving. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het onderhouden en versterken van de regionale waterkeringen. Zij leggen hierover verantwoording af aan de provincie. Het uitgangspunt hierbij is dat we gezamenlijk optrekken.
Via de ‘normering regionale wateroverlast’ bepalen we hoe vaak een perceel hinder mag ondervinden van wateroverlast door het buiten de oevers treden van watergangen. Het gaat niet over heftige neerslag in het gebied zelf. Bij het bepalen van de normering is het grondgebruik leidend. Gebouwde omgeving krijgt bijvoorbeeld een hogere bescherming dan natuur. De normering geeft bewoners en gebruikers duidelijkheid over hun verantwoordelijkheid. Ze kunnen zo zelf besluiten of extra maatregelen nodig zijn. Waterschappen hebben de taak om het watersysteem zo in te richten, dat de mate van overlast binnen de normering blijft. De normering bakent de zorgplicht af die de waterbeheerders hebben bij het voorkómen of beperken van wateroverlast vanuit het oppervlaktewater. We willen geleidelijk toe van functienormen naar gebiedsnormen. Hierbij werken we toe naar normen die passen bij het gebied. De normering voor wateroverlast per gebied wordt dan gerelateerd aan de water-, hoogte-, en bodemcondities.
In ons programma water staat ons beleid rondom waterveiligheid en wateroverlast.
In onze omgevingsverordening staan beperkingsgebieden rondom de primaire keringen en stellen we regels aan de inpassing van primaire keringen.
In onze omgevingsverordening staan regels over waterbergingsgebieden.
In onze omgevingsverordening staan omgevingswaarden vast voor de regionale keringen.
In onze omgevingsverordening staan omgevingswaarden voor wateroverlast door het buiten de oevers treden van watergangen.
Een goede waterkwaliteit draagt bij aan een gezonde leefomgeving. Samen met medeoverheden en waterbedrijven werken we aan een schoon en gezond watersysteem. Voor ons oppervlaktewater willen we de doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) halen die zijn gesteld voor 2027. Maar ook daarna blijven we werken aan schoon en gezond water.
Doelen zijn per grondwater- en oppervlaktewaterlichaam gesteld. De begrenzing hiervan is in 2009 vastgesteld. De voortgang van maatregelen om de KRW-doelen te behalen wordt gerapporteerd aan de Europese Commissie. Dit verloopt via de stroomgebiedbeheerplannen Rijndelta en Eems. Onze provincie valt daarbij binnen de deelstroomgebieden Rijn-Noord, Nedereems en Eems-Dollard.
We willen de kwaliteit van het grondwater goed houden. De chemische toestand moet goed zijn en mag niet verslechteren. De inbreng van stoffen naar het grondwater moet worden voorkomen (voor gevaarlijke stoffen) en beperkt (voor overige verontreinigende stoffen). Drinkwaterwinningen moeten worden beschermd zodat de zuiveringsinspanning niet toeneemt. Ook in andere beschermde gebieden moeten kwaliteitsdoelen worden gehaald.
Deze doelen liggen vast in de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn. Doelen en maatregelen zijn per grondwaterlichaam gesteld. Onze provincie ligt in (delen van) de grondwaterlichamen Zout-Eems, Zand-Eems, Zout-Rijn-Noord en Zand-Rijn-Noord.
We willen dat er zwemwater beschikbaar is en blijft voor iedere Groninger. De provincie is bevoegd gezag en toezichthouder. We wijzen elk jaar de zwemwaterlocaties in de provincie aan, stellen de duur van het badseizoen vast en nemen maatregelen voor de bescherming van de volksgezondheid. In het programma water nemen we de maatregelen op die eventueel nodig zijn voor de verbetering van de zwemwaterkwaliteit. De Europese zwemwaterrichtlijn is hierbij ons kader.
Stoffen kunnen schadelijke effecten hebben voor oppervlakte- en grondwater. Als er een redelijk vermoeden bestaat dat een stof schadelijke effecten kan hebben moeten overheden maatregelen nemen om negatieve gevolgen te voorkomen of te verminderen (voorzorgprincipe). Daarbij geldt het principe 'de vervuiler betaalt': we leggen de verantwoordelijkheid voor het meten, monitoren en rapporteren over het gebruik van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk bij bedrijven zelf.
De komende periode willen we meer samenwerken met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat op het gebied van (indirecte) lozingen en een kader voor niet-genormeerde stoffen. We hebben extra aandacht voor niet-genormeerde stoffen en zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) bij de bescherming van drinkwaterwinningen. Dit werken we uit in nieuwe gebiedsdossiers samen met het drinkwaterbedrijf, waterschap(pen) en gemeenten.
Ten aanzien van zeer zorgwekkende en niet-genormeerde stoffen vullen we onze zorgplicht op verschillende manieren in:
We reguleren (onder andere via vergunningverlening).
We beperken emissies bij uitvoering van onze eigen projecten.
We werken samen met andere overheden en ondersteunen kennisontwikkeling en -deling.
We stimuleren emissiebeperking via subsidies en bewustwordingscampagnes.
We signaleren de noodzaak voor landelijke of Europese aanpak.
Een deel van deze rollen vullen we al in, een deel gaan we de komende jaren verder ontwikkelen.
In onze omgevingsverordening staan regels over de bescherming en waar nodig sanering van grond- en oppervlaktewater.
In ons programma Water staat onze doelen en maatregelen voor bescherming en verbetering over grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en zwemwater.
We voeren maatregelen uit ter bescherming en/of verbetering en monitoring van de grondwaterkwaliteit.
We stimuleren derden om zich in te zetten voor de kwaliteit van het grondwater.
We vullen onze zorgplicht ten aanzien van zeer zorgwekkende en niet-genormeerde stoffen op diverse manieren in.
Veel inwoners en bedrijven zijn afhankelijk van voldoende beschikbaarheid van zoetwater in onze provincie. Door klimaatverandering zullen er steeds vaker langdurige perioden optreden met een tekort aan zoetwater. Dit leidt tot economische schade in de landbouw, industrie, transportsector en recreatie (onvoldoende vaardiepte). Ook kan droogteschade optreden in de vorm van verzakkingen van wegen, ondergrondse infrastructuur, woningen en natuurgebieden. En droogte kan leiden tot beperkte beschikbaarheid van drinkwater voor een deel van onze provincie. Daarom werken we samen met medeoverheden, gebruikers en belanghebbenden aan het beschikbaar krijgen en houden van voldoende zoetwater.
In droge perioden zijn en blijven we afhankelijk van aanvoer van zoetwater uit het IJsselmeer. Deze aanvoer is in de toekomst niet altijd meer vanzelfsprekend. Daarom blijven we ons inzetten in de gesprekken met het Rijk en overige provincies over de verdeling van het IJsselmeerwater (verdringingsreeks). Tegelijk zetten we als regio stappen om de zelfvoorzienendheid te vergroten:
We zetten in op het terugdringen op de waterbehoefte bij industrie en landbouw. We vragen aan nieuwe bedrijven om de watervraag in beeld te brengen;
We richten ons watersysteem meer in op het zoveel mogelijk vasthouden van water in bodem en oppervlaktewater;
We hanteren de principes van water en bodem sturend bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
We willen een robuust bodem- en watersysteem. Dit is in lijn met de Europese waterkwantiteitsdoelen voor grondwater, zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Concreet betekent dit dat de gemiddelde jaarlijkse onttrekking op lange termijn de aanvulling van de beschikbare grondwatervoorraad niet overschrijdt. Verandering van de grondwaterstand mag het behalen van de milieudoelstellingen voor de bijbehorende oppervlaktewateren niet in gevaar brengen. De toestand van die wateren mag niet significant achteruitgaan en er mogen geen negatieve gevolgen optreden voor de grondwaterafhankelijke natuurgebieden door verdroging.
Om nu en op lange termijn voldoende drinkwater beschikbaar te hebben wijzen we grondwaterbeschermingsgebieden en zoekgebieden voor Aanvullende Strategische Voorraden voor drinkwater (ASV’s) met beschermingszones aan. Gemeenten nemen deze op in hun omgevingsvisies en -plannen. Zo beschermen we de drinkwaterwinning tegen bedreigingen door ondergrondse en/of bovengrondse activiteiten.
Elke grondwaterbeschermingszone heeft een eigen gebiedsdossier en een uitvoeringsprogramma. Daarin staan de risico’s en beheersmaatregelen voor de drinkwatervoorziening. Dit dossier en uitvoeringsprogramma stellen we elke zes jaar samen met gemeenten, drinkwaterbedrijf en waterschappen op. De provincie heeft hierbij de regie. Gedurende de looptijd passen we dit aan waar nodig. We willen voor de Aanvullende Strategische Voorraden voor drinkwater een vergelijkbare aanpak gaan hanteren.
De provincie heeft als taak om het grondwater te beschermen, maar ook de drinkwaterbedrijven hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de bescherming van het grondwater. Vandaar dat de provincie bij de uitvoering van het grondwaterbeleid samenwerkt met Waterbedrijf Groningen. De infrastructuur van de drinkwatervoorziening is onmisbaar om drinkwater te produceren en te transporteren naar alle klanten en inwoners van Groningen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de duurzame veiligstelling van ondergrondse drinkwaterinfrastructuur worden gewaarborgd.
In ons programma water staat ons beleid rondom zoetwaterbeschikbaarheid, grondwater en drinkwater.
We agenderen het verdelingsvraagstuk van zoetwater bij het Rijk.
In regionaal verband zetten we stappen om minder afhankelijk te worden van de aanvoer van IJsselmeerwater en werken dit in het Regionaal Waterprogramma verder uit.In onze omgevingsverordening staan regels over grondwaterkwantiteit.
In onze omgevingsverordening wijzen we grondwaterbeschermingsgebieden en aanvullende strategische watervoorraden met beschermingszones aan. Toezicht en handhaving van de beschermingsregels is een taak van zowel waterschap, gemeenten als provincie.
We voeren regie over de gebiedsdossiers van grondwaterbeschermingsgebieden en de maatregelen uit het bijbehorende uitvoeringsprogramma.
Ons ontgrondingenbeleid is gericht op het zoveel mogelijk beschermen van archeologische, natuur- en landschapswaarden. Ontgrondingen mogen deze waarden niet meer aantasten dan onvermijdelijk is. In gebieden met aardkundige en/of archeologische waarden zijn we terughoudend met het verlenen van vergunningen. Ook in en nabij landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle dijken die geen waterkerende functie meer hebben zijn we terughoudend met het verlenen van vergunningen voor ontgrondingen.
Commerciële winning (primaire ontgronding) van zand en klei is verboden, met uitzondering van een aantal aangewezen locaties. In onze provincie zijn vijf locaties aangewezen voor de winning van zand en vier gebieden waar binnen de winning van klei mogelijk is. Zo voorkomen we onnodige aantasting van landschappelijke, aardkundige, archeologische en natuurwaarden, belemmering van andere ontwikkelingen in het gebied en versnippering van het landschap. We verlenen alleen vergunningen voor nieuwe primaire ontgrondingen als deze bredere maatschappelijke doelen dienen, zoals natuurontwikkelings- en recreatieprojecten of waterpartijen en/of als er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals winning/toepassing van delfstoffen met een unieke kwaliteit. We wegen hierbij alle belangen rondom de fysieke leefomgeving tegen elkaar af. De nadruk ligt hierbij op ruimtelijke kwaliteit en multifunctionaliteit.
Functionele (secundaire) ontgrondingen worden toegestaan mits de vrijkomende bodemmaterialen nuttige toepassingen krijgen en onnodige aantasting van landschappelijke, aardkundige, archeologische en natuurwaarden. Hierbij leggen we de nadruk op de ruimtelijke kwaliteit. Ook het egaliseren of diepploegen van agrarische percelen (landbouwkundige verbetering) wordt beschouwd als een secundaire ontgronding.
In onze omgevingsverordening wijzen we locaties voor primaire ontgrondingen aan en stellen hieraan regels ter bescherming van de leefomgeving.Samen met andere overheden werken we aan een afgewogen ontgrondingenbeleid en kennisontwikkeling en -deling hieromtrent.Naast vergunningverlening zorgen wij voor toezicht en handhaving op ontgrondingen.
Ons beleid ten aanzien van het verondiepen of dempen van diepe waterplassen en meren is gericht op het zoveel mogelijk beschermen en verbetering van de aanwezige ecologische waterkwaliteit. Met de verondieping mag het tijdig bereiken van een goede ecologische toestand conform de KRW niet in gevaar worden gebracht en deze mag ook niet leiden tot achteruitgang van de aanwezige ecologische toestand.
Het geheel of gedeeltelijk verondiepen van diepe waterplassen of meren is verboden. Werkzaamheden die samenhangen met het afwerken van (diepe) waterplassen en aanpassingen aan oevers aansluitend op een ontgrondingsactiviteit zijn hiervan uitgezonderd.
We zetten in op een perspectiefvolle landbouw. Dit betekent: landbouw die schoon en efficiënt hoogwaardig voedsel en groene grondstoffen produceert en maatschappelijk gewenste diensten levert, op basis van een goed inkomen voor de boer. De landbouw is een economische drager, maar ook de beheerder van het overgrote deel van ons landschap. Het is belangrijk dat zij produceert op een manier die past bij het natuurlijke systeem. De Groningse landbouw blijft een belangrijke rol spelen in de productie van hoogwaardig voedsel. Daarnaast zetten we in op groene grondstoffen voor biobased materialen of vergroening van de chemie.
We zien veel kansen voor innovatieve technische oplossingen om schoner, efficiënter en duurzamer te produceren met behoud van een goed verdienmodel voor de boer. Kansrijke oplossingen hiervoor zullen we ondersteunen. Dat geldt ook voor nieuwe teelten, het sluiten van kringlopen, diversere bouwplannen met verschillende soorten gewassen en ontwikkelingen in de agrofoodketens. Dit vraagt meer opslagcapaciteit op het bedrijf, bijvoorbeeld voor vaste mest. Ook willen we diervriendelijke landbouw stimuleren. Dit vraagt om ontwikkelruimte op het bouwblok.
We zien veel kansen om natuurwaarden te vergroten binnen, of in aansluiting op, landbouwpercelen en erven. Daarmee ontstaan aanvullende of nieuwe vormen van natuurinclusieve landbouw of landbouwinclusieve natuur. Ook werken we aan klimaatbestendige landbouw. Langs de kust en in de laaggelegen akkerbouwgebieden neemt in droge periodes de verzilting toe. We gaan nader onderzoeken wat hiervoor de beste oplossingen zijn. We stimuleren diverse vormen van duurzame landbouw, zoals natuurinclusieve, regeneratieve en biologische landbouw.
Met natuurinclusieve landbouw worden landbouw en natuur op een natuurlijke wijze met elkaar verbonden en beïnvloeden deze elkaar positief. De landbouwproductie versterkt hierdoor de natuur en de natuur versterkt de landbouw. Natuurinclusieve initiatieven blijven we direct en indirect ondersteunen, zoals de Agenda voor de Veenkoloniën. Sommige initiatieven zijn uitgegroeid tot structurele projecten, andere zijn in het vizier of worden in de komende periode ontwikkeld. Deze krijgen ook in de toekomst ondersteuning. We zetten vooral in op natuurinclusieve landbouw rond bestaande natuurgebieden en langs waterlopen en groene verbindingen die samen een groenblauwe structuur in het landschap vormen.
Regeneratieve landbouw is een vorm van landbouw die voedselproductie combineert met natuurherstel en uitputting van de bodem probeert te voorkomen. Het is een verzamelnaam van landbouwpraktijken die een positieve bijdrage leveren aan natuur, milieu, klimaat en voedselzekerheid. Deze vorm van landbouw heeft bewezen perspectief: de bodem wordt duurzaam gebruikt en op deze manier geproduceerde producten passen in de huidige trends op het gebied van voedsel. De regeneratieve landbouw heeft aanvullend experimenteerruimte en ondersteuning nodig. De provincie maakt dit mogelijk.
Afgelopen jaren hebben we al veel agrariërs begeleid bij de strategische keuze voor omschakeling naar biologische landbouw. Mede hierdoor is het areaal gegroeid met ruim 1500 hectare. We blijven de biologische landbouw ondersteunen in de ontwikkeling en versterking van de sector. We willen in deze nieuwe fase vooral de afzet en verwerking van biologische producten bevorderen. Daarbij kijken we naar uitbreiding van de regionale samenwerking, zowel binnen als buiten de regio.
We stellen een programma Landbouw op ter ondersteuning van de Groningse Landbouw. Hiermee bieden we boeren en andere partijen in het landelijk gebied duidelijke randvoorwaarden waarbinnen de landbouw zich kan ontwikkelen. De belangrijkste randvoorwaarden zijn: de landschappelijke kwaliteit en de koppeling met landelijke en Europese opgaven op het gebied van bodem, water, natuur en klimaat.
We stimuleren initiatieven die voortvloeien uit de gebiedsprocessen van de 'Transitie Landelijk Gebied'. Dit doen we door collectieve besluitvormingsprocessen te coördineren en maatwerkoplossingen te bieden. We faciliteren samenwerkingsvormen van boeren en proberen experimenteerruimte te bieden en te ondersteunen bij professionalisering.
We voeren een lobby voor aanpassing van regels en ruimte voor experimenten en maatwerk. Zo willen we ruimte kunnen bieden aan innovatieve (technische) concepten, zoals het verwerken van reststromen en initiatieven voor agroforestry (zoals voedselhagen en voedselbossen).
We ontwikkelen de integrale maatwerkmethode als vervolg op en actualisatie van het Groninger verdienmodel en nemen deze op in onze omgevingsverordening. Hiermee bieden we meer ruimte aan boeren die voor hun bedrijfsontwikkeling duurzame plannen hebben met ruimtelijke consequenties. Deze methode sluit aan op het bestaande maatwerkgesprek voor landschappelijke inpassing van initiatieven op bedrijfsniveau. Via onze omgevingsverordening zal deze methode doorwerken in ruimtelijke plannen van gemeenten en/of waterschappen;
We stimuleren duurzame vormen van landbouw met verschillende subsidieregelingen die we uitwerken in het programma Landbouw. We ontwikkelen samen met telers, omwonenden, medici, drinkwaterbedrijven en natuurbeschermingsorganisaties een inhoudelijke en ruimtelijke visie op de bollen- en sierteelt.
We stimuleren de aanpak van verzilting en doen onderzoek naar een passende aanpak.
We bieden meer ruimte voor maatwerk binnen agrarische bouwpercelen, met behoud van landschappelijke kwaliteit voor verduurzaming, dierenwelzijn en behoud van erfgoed. We kijken daarbij ook naar mogelijkheden voor alternatieve verdienmodellen zoals kamperen bij de boer. We willen meer juridische en fysieke ruimte bieden voor activiteiten die dierwelzijn bevorderen of de opslag en/of verwerking van mest en andere producten op het bedrijf zelf mogelijk maken. Ook lokale opwek en opslag van energie, het verwerken van lokale reststromen tot hoogwaardige compost, en een grotere diversiteit aan teelten vragen om andere verwerking of opslag van producten. Dit vraagt o.a. om meer ruimte op het bouwperceel.
Onder voorwaarden kunnen we een agrarisch bouwperceel groter dan 2 hectare toestaan, tot een maximum van 4 hectare. Voor geitenhouderijen geldt hierbij dat het aantal dieren niet kan toenemen. Opslag van mest en veevoer kan onder bepaalde voorwaarden ook buiten het agrarisch bouwperceel plaatsvinden.
Uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing en de maatwerkmethode is een globale provinciale kaart op basis van specifieke gebiedskenmerken uit de Kwaliteitsgids van Groningen. Deze kaart werken wij verder uit in het beleidsprogramma ruimtelijke kwaliteit en landschap en het programma landbouw.
Het inplaatsen van nieuwe agrarische bedrijven en nieuwe agrarische bouwpercelen staan we onder voorwaarden toe. Dit kunnen ook bedrijven van buiten de provincie zijn. Voorwaarden zijn onder meer het oplossen van bestaande milieuknelpunten en een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Om versnippering te voorkomen worden ook regels gesteld aan de plaatsing van voorzieningen.
In de laagste delen van Groningen, zoals het gebied van Duurswold en gebieden in het Westerkwartier is er sprake van een stapeling van uitdagingen door bodemdaling, veenoxidatie en daarmee gepaard gaande CO2-emissie en waterhuishoudkundige problemen. Deze gebieden wijzen we aan als aandachtsgebieden veenoxidatie. Het is nodig om in delen van deze gebieden het waterpeil omhoog te brengen om veenoxidatie te minimaliseren. In deze gebieden gaan we met de samenleving en partners werken aan een ontwikkelperspectief met meervoudig gebruik en meer ruimte voor water. Naast de aandachtsgebieden veenoxidatie zijn er ook nog moerige gronden die CO2-uitstoot veroorzaken. Naar de moerige gronden wordt verder onderzoek gedaan. Onze Regionale Veenweidestrategie 1.0 bevat een uitgebreide strategie voor de veengronden.
Aandachtsgebieden Veenoxidatie: wat doet de provincie?
Vestiging van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven blijft in onze provincie verboden. Bestaand intensieve veehouderijbedrijven kunnen in dieraantal alleen uitbreiden als dit via saldering gebeurt. Dat betekent dat een toename op één bedrijf hand in hand gaat met een afname elders. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het aantal te houden dieren op provinciale schaal niet toeneemt en op een locatie de functie intensieve veehouderij wordt beëindigd. Intensieve veehouderijen mogen onder voorwaarden hun bouwblok vergroten, bijvoorbeeld om meer stalruimte per dier te creëren, of ten behoeve van verdere verduurzaming of vergroening zodat zij bijvoorbeeld een Beter Leven‑stersprong vooruit kunnen maken. We maken het verder mogelijk dat bestaande intensieve veehouderijbedrijven onder voorwaarden kunnen wisselen van diercategorie. Hiervoor nemen we voorwaarden op in onze omgevingsverordening.
De provincie biedt geen ruimte aan nieuwe locaties voor glastuinbouwbedrijven. Onder voorwaarden kunnen gemeenten uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande glastuinbouwbedrijven in hun omgevingsplan opnemen.
We ontwikkelen een nieuw instrument voor maatwerk bij het beoordelen van de wenselijkheid van bedrijfsvergroting, de integrale maatwerkmethode. Deze methode kan worden toegepast voor alle vormen van agrarische bedrijvigheid en we gebruiken hem bij het beoordelen van de wenselijkheid van bedrijfsvergroting. Ze moet worden doorlopen om het agrarisch bouwperceel te kunnen vergroten tot maximaal 4 hectare.
In onze omgevingsverordening nemen we onder andere regels en/of voorwaarden op over
- Toepassing van de integrale maatwerkmethode met aandacht voor natuur;
- Toevoeging van nieuwe agrarische bouwpercelen;
- Uitbreiding agrarische bouwpercelen tot 4 hectare;
- Ruimte voor activiteiten binnen agrarische bouwpercelen en daarbuiten;Uitbreidingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij en een verbod op nieuwvestiging;
- Uitbreiding en nieuwe locaties voor glastuinbouw en een verbod op nieuwvestiging.
De biodiversiteit in Nederland gaat achteruit. Vanuit Europa is Nederland verplicht om dit tegen te gaan en een nationaal natuurherstelplan op te stellen voor het verbeteren van de algehele ecologische kwaliteit, zowel in de natuurgebieden als daarbuiten. Op 18 augustus 2024 is de Europese Natuurherstelverordening (EHV) in werking getreden. Een belangrijke mijlpaal binnen de Natuurherstelverordening is dat tegen 2030 herstelmaatregelen genomen moeten zijn voor ten minste 20% van de aangetaste land- en zeegebieden in de EU. In 2050 moeten alle relevante ecosystemen zijn aangepakt. In het kader van de Europese natuurherstelverordening stelt Nederland een nationaal natuurherstelplan op. Het Nationaal Herstelplan moet de concrete invulling van de Natuurherstelverordening tot 2030 weergeven, met een doorkijk tot 2050. Voor Nederland ligt de focus onder meer op het herstel van rivieren en veengebieden. Ook het tegengaan 132 van de achteruitgang van bestuivers en het vergroten van de biodiversiteit op landbouwgronden zijn speerpunten. Onze provincie heeft haar aanpak reeds verwoord in het document Toekomst Landelijk Gebied (TLG). Het TLG kan dan ook als Groningse inbreng en inzet voor het Nationaal Herstelplan worden gezien.
In Groningen ligt er op basis van de Natuurherstelverordening een opgave voor het verbeteren van de algehele ecologische kwaliteit, zowel in de natuurgebieden als daarbuiten. Naast doelen voor natuurgebieden streeft het Rijk in het programma natuur naar het realiseren van een basiskwaliteit natuur. De provincies hebben deze opgave omarmd. We werken dit principe uit naar eisen waaraan minimaal moet worden voldaan om de biodiversiteit op orde te brengen en te houden. Daarbij gaat het niet alleen om het herstellen van populaties van bijzondere soorten zoals de otter en de zeearend maar ook om de meer algemene soorten die in onze natuur thuishoren. Dat zijn soorten als de egel, haas en groene kikker.
We streven naar een goede variatie in soorten en een goede staat van onze Groninger soorten passend bij onze diverse landschapstypes en ecosystemen, rekening houdend met de regionale verschillen en ontwikkelingen in de tijd. Om dit te ondersteunen willen we ook natuurinclusief handelen stimuleren. Dit houdt in dat natuur wordt meegenomen in alle ontwikkelingen, zoals economische (bv. inrichting bedrijfsterreinen, aanleg infrastructuur) en culturele activiteiten (bv. evenementen). Daarbij betrekken we het hele proces; van besluitvorming tot uitvoering en beheer. Ons beleid voor de groenblauwe dooradering van het landelijk gebied (9.3.4.) is een voorbeeld van natuurinclusief werken.
De Omgevingswet geeft de provincie als taak om te zorgen voor het behoud en herstel van de biodiversiteit en vraagt van ons een doelmatig beheer, gebruik en ontwikkeling van natuur. We blijven werken aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van alle van nature voorkomende beschermde planten en dieren. We nemen hiervoor zelf maatregelen bij bijvoorbeeld de inrichting van natuurgebieden. Ook nemen we maatregelen bij vergunningverlening van een bedrijventerrein of woonwijk waarbij beschermde soorten in het geding raken.
Bos en houtopstanden (kleine bosjes of bomenrijen) zijn een belangrijk onderdeel van onze leefomgeving en de natuur. Veel planten en dieren leven in en rondom bomen. In het Klimaatakkoord staat dat Rijk en provincies samen een Bossenstrategie opstellen. In Groningen planten we extra bos en groenstructuren in 10 jaar tijd. In het programma Bos en hout staat hoe we dit aanpakken. Zo zetten we flinke stappen in het realiseren van de klimaatadaptatie- en natuurdoelstellingen. Wij zijn bevoegd gezag om het areaal aan houtopstanden te beschermen en op peil te houden.
Het behoud en de bescherming van inheemse biodiversiteit vormen het uitgangspunt van ons exotenbeleid. De provincie heeft een wettelijke taak waar het gaat om de bestrijding van invasieve exoten. Invasieve exoten vormen een bedreiging voor de inheemse biodiversiteit. De provincie heeft de wettelijke taak om invasieve exoten te bestrijden. Behoud en bescherming van inheemse biodiversiteit is hierbij het uitgangspunt. Samen met andere provincies, gemeenten, waterschappen, terrein beherende organisaties en het Rijk werken we aan een toekomstbestendige aanpak van exoten. Over de beschikbare middelen moeten nog afspraken worden gemaakt.
We bewaken de balans tussen de bescherming en het behoud van biodiversiteit enerzijds en andere belangen zoals economische ontwikkeling of veiligheid anderzijds. Dit doen we door beheer van populaties van in het wild levende beschermde dieren mogelijk te maken (faunabeheer) via het verstrekken van omgevingsvergunningen. Hiervoor gelden strikte beoordelingsregels. Zo mag een omgevingsvergunning alleen afgegeven worden als er geen andere bevredigende oplossing is, er een geldig wettelijk belang is en de staat van instandhouding van de bestreden beschermde soort moet gewaarborgd blijven. Daarbij worden ook de principes subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit gehanteerd. Faunabeheer is het uiterste middel om de balans tussen bescherming en andere belangen te bewerkstelligen. Binnen het wettelijk kader streven we naar tijdig ingrijpen wanneer dit noodzakelijk is.
We werken aan de maatregelen uit het gebiedsplan toekomst landelijk gebied.
We stimuleren en faciliteren in de uitvoering van maatregelen uit de landelijke Agenda Natuurinclusief (onderdeel Rijksprogramma Natuur).
Inzet op ecologisch bermbeheer en natuurbeheerplan.
We formuleren minimumeisen om biodiversiteit op orde te brengen en te houden.
We stimuleren natuurinclusief handelen in alle beleids- en projectfasen.
We stellen een Natuurbeheerplan vast voor beheer en monitoring.
We nemen maatregelen om soorten en habitats vooruit te helpen in projecten en de inrichting van natuurgebieden.
Via vergunningen zetten we ons in voor het behouden en herstellen van inheemse- dier- en plantsoorten en hun leefgebieden.
We verlenen subsidies voor activiteiten die bijdragen aan een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten en habitats.
We realiseren nieuw bosareaal op basis van het programma Bos en hout. Hierbij hebben we ook oog voor andere doelen rondom natuur en biodiversiteit.
We beschermen houtopstanden en singels via regels in onze omgevingsverordening.
We werken samen met de andere provincies, gemeenten, waterschappen, terreinbeherende organisaties en het Rijk aan een toekomstbestendige aanpak van exoten.
In onze omgevingsverordening stellen we regels aan faunabeheer.
Beleidsregels in de tegemoetkoming van faunaschade.
Monitoring van de populaties.
Subsidiëring voor deelname aan ganzenfoerageergebieden.
De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees natuurnetwerk met als doel om flora en fauna van internationaal belang duurzaam te beschermen. Voor elk gebied wordt een natuurbeheerplan/-programma vastgesteld. Daarin staat hoe het gebied wordt beheerd en instandhoudingsdoelstellingen worden gemonitord. Onze provincie telt zeven Natura 2000-gebieden: Waddenzee (incl. Eems-Dollard), Noordzeekust, Leekstermeer, Drentsche Aa, Zuidlaardermeer, Lauwersmeer en Lieftinghsbroek. Voor de laatste drie stellen we het beheerplan op. Voor de andere vier gebieden doen andere overheden dat.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet NNN-natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Rijk stelt dat dit in 2027 klaar moet zijn. In het NNN richten we nieuwe natuurgebieden in, herstellen en versterken we de bestaande natuurgebieden en zorgen we voor goed beheer, gericht op klimaatadaptatie en de 135 natuurdoelen.
Een deel van het Natuurnetwerk bestaat uit beheergebieden. Dit zijn landbouwgebieden met natuurwaarden en met een belangrijke functie voor het NNN-gebied ernaast. De NNN-beheergebieden liggen bijvoorbeeld langs de flanken van beekdalen. Het beheer is er dan ook op gericht om de waterhuishouding (klimaatadaptatie) en de milieukwaliteit van het beekdal te beschermen. Voor deze beheergebieden zetten we in op het vermijden van aantasting en als dat echt niet mogelijk is: compensatie ervan. Dit concretiseren we in onze omgevingsverordening.
Ecologische verbindingszones en zoekgebied robuuste verbindingszone
We creëren ecologische verbindingszones (indicatief) om natuurgebieden goed onderling te verbinden. Dit werken we uit in het programma natuur. We leggen zowel smallere als bredere (robuuste) ecologische verbindingszones aan om natuurgebieden goed onderling te verbinden.
De meeste robuuste verbindingen zijn al gerealiseerd maar op een enkele plek moet nog een nadere afweging over de begrenzing worden gemaakt: zoekgebied robuuste verbindingszone. Een deel van de NNN-gebieden is nu nog landbouwgrond. In onze Nota Grondbeleid staat hoe we deze gronden omvormen naar natuur. In onze omgevingsverordening staan regels over de bescherming en begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland.
Ook gebieden buiten het NNN kennen natuurwaarden. Die worden beschermd en versterkt door Natuurregelgeving, een adequate ruimtelijke bescherming, het stimuleren van gericht beheer. Daarnaast zetten we in op bescherming van bos- en natuurgebieden buiten het NNN, het subsidiëren van weidevogel- en akkervogelbeheer, faunabeheer en het versterken van Groenblauwe dooradering.
Verdroging, verzuring en vermesting kunnen de natuurdoelen in bepaalde delen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) in de weg staan. Daarom nemen wij in deze delen van het NNN-maatregelen om dit tegen te gaan. Voorbeelden van maatregelen die we nemen binnen en buiten de grenzen van Natura 2000 gebieden en NNN-natuurgebieden zijn stikstofreductie, hydrologisch systeem herstel en/of extra broed- en foerageergebied. Er is een forse reductie nodig van de stikstofdepositie, zodat de natuur zich kan herstellen naar een gunstige staat van instandhouding.
De Groningse Waddenkust levert een belangrijke bijdrage aan provinciale- en (inter-)nationale doelen op het gebied van natuur, klimaat(adaptatie), waterveiligheid, energie, voedselzekerheid, verduurzaming van havens/industrie en toerisme. Het Groningse kustprogramma bevat een integrale aanpak van deze doelen in het kustgebied. Sinds 2009 kent de Waddenzee de Unesco status van natuurlijk werelderfgoed. Unesco heeft deze status toegekend vanwege de uitzonderlijke universele waarden ten aanzien van biodiversiteit, geologische processen en ecologische en biologische processen. Daarnaast zijn de compleetheid en intactheid en de aanwezigheid van een beschermings- en beheerregime van belang. Nederland borgt deze kwaliteiten nu onvoldoende. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur werkt samen met de regionale overheden aan een instrumentarium om aan de criteria te voldoen. Groningen is via de Waddengovernance betrokken bij de ontwikkeling van het instrumentarium.
Het Eems-Dollardestuarium en het Lauwersmeergebied zijn binnen onze provinciegrenzen belangrijke aandachtsgebieden langs de kust (beide onderdeel van het Natura 2000-gebied Waddenzee). Hier werken we samen met andere overheden, bijvoorbeeld via het programma Eems-Dollard 2050.
De Agenda voor het Waddengebied 2050 en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026 vormen de basis voor het Waddenbeleid. Besluiten die van invloed kunnen zijn op het Waddengebied als geheel verlopen via de Waddengovernance.
In het samenwerkingsverband Nationaal park Lauwersmeer werken de provincies Groningen en Fryslân, de gemeenten Het Hogeland en Noardeast-Fryslân, de waterschappen Noorderzijlvest en Wetterskip Fryslân, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer samen met lokale betrokken om de waardevolle natuur van het Lauwersmeer in stand te houden en ruimte te bieden voor ondernemen en beleven. De komende tien jaar werken de partijen om het gebied voor de lange termijn robuuster en klimaatadaptief te maken, zodat het bestand is tegen zeespiegelstijging, bodemdaling, hevige regenval en langdurige droogte. Belangrijke natuuronderwerpen, die in samenhang met andere belangen worden aangepakt zijn: Waterkwaliteit en natuur met onder andere verbeteren vismigratie, een zoetzoutovergang tussen het Lauwersmeer en de Waddenzee en het voorkomen van oeverafslag. Het Lauwersmeer blijft zoet, daar waar noodzakelijk voor landbouw en natuur.
Duurzame landbouw en visserij met onder andere agrarisch natuurbeheer, toekomstbestendige beroepsvisserij en inzicht krijgen in verzilting: hiervoor gebruiken we de Toekomstagenda Lauwersmeer en het Uitvoeringsprogramma. Ook kiezen we via de versterking van de integraliteit via een gebiedsprogramma Lauwersmeer (zie hoofdstuk 10.3 Hoe de omgevingsvisie doorwerkt in beleid en projecten). Het Lauwersmeer is een ''Dark Sky Park'' en dat koesteren we.
We vinden het belangrijk dat natuurgebieden toegankelijk en beleefbaar zijn voor mensen. In onze provincie zijn daarom vrijwel alle natuurgebieden vrij toegankelijk. Privacy van bewoners en/of kwetsbaarheid van de natuur kunnen reden zijn voor uitzonderingen. Bij inrichting en beheer van natuurgebieden zoeken we naar balans tussen verstoringsgevoeligheid/kwetsbaarheid van de natuur en de wensen van bewoners, belanghebbenden, beheerders en gebruikers.
We stellen een natuurbeheerprogramma voor de Natura 2000-gebieden Zuidlaardermeer, Lauwersmeer en Lieftinghsbroek.
We hebben de regie bij de inrichting en verbinding van NNN-gebieden.
Via onze omgevingsverordening stellen we regels ter bescherming en begrenzing van het NNN, NNN-beheergebieden en het zoekgebied robuuste verbindingszone.
We wijzen zeer kwetsbare gebieden aan die gevoelig zijn voor ammoniak. In onze omgevingsverordening leggen we vast dat in deze gebieden en een zone rondom deze gebieden beperkingen gelden voor (veehouderij)bedrijven.
Bij de inrichting van natuurgebieden nemen we maatregelen om de milieukwaliteit te verbeteren.
Al dan niet samen met partners voeren we projecten en programma’s uit ter uitvoering van waddenbeleid: Agenda voor het Waddengebied 2050, Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026, Waddengovernance, Programma Eems-Dollard 2050 en Groningse kustprogramma.
We stellen een gebiedsprogramma Lauwersmeer op. In het samenwerkingsverband Nationaal Park werken we aan doelen uit de Toekomstagenda Lauwersmeer en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma.
Samen met natuurbeheerorganisaties en belanghebbenden richten we natuurgebieden in voor recreatief medegebruik.
Buiten het Natuurnetwerk Nederland komen in onze provincie allerlei kleinere en grotere bos- en natuurelementen voor, die een bijdrage leveren aan de basiskwaliteit natuur in het landelijk gebied, het behoud en vergroten van de biodiversiteit en het areaal natuur, de leefbaarheid en aantrekkingskracht van het landelijk gebied en de gezondheid van onze inwoners. Wij vragen aan gemeenten bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland te beschermen via gemeentelijke bestemmingsplannen. Wij nemen hiervoor regels op in de omgevingsverordening (titel 2.12). Door derden of ons zelf nieuw te ontwikkelen bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland, kunnen in de toekomst eenzelfde bescherming krijgen door als zodanig op de kaart van de omgevingsverordening te worden opgenomen.
Wij concentreren onze beschermingsmaatregelen voor weidevogels en akkervogels in de gebieden waar nog levensvatbare populaties voorkomen, de zogenaamde ''leefgebieden akkervogels'' en "leefgebieden weidevogels". Het agrarisch natuurbeheer wordt georganiseerd door samenwerkingsverbanden van boeren (de agrarische collectieven). Wij zetten instrumenten in om het weide- en akkervogelbeheer te stimuleren en wij monitoren de 137 vogelstand. De trends van de akker- en weidevogels worden gemonitord via het Meetnet Agrarische Soorten (MAS); daarnaast doen de agrarische collectieven aan beheermonitoring. Agrarisch natuurbeheer wordt ook ingezet ter realisatie van groenblauwe dooradering in het landelijk gebied, en voor landschapsherstel.
We willen 10% groenblauwe dooradering realiseren in het landelijk en stedelijk gebied (het provinciale grondgebied minus het NNN). Dit willen we bereiken in 2050 en het sluit aan bij de landelijke opgave op basis van de Europese Natuurherstelverordening. Voor 2030 ligt het doel op 50% van het bestaande areaal en de te bereiken 10%. Ecologisch berm- en taludbeheer van overheidsgronden is één van de maatregelen om dit te bereiken. Daarnaast kunnen projecten die bijdragen aan andere doelen bijvoorbeeld landschapsherstel, veenoxidatiegebieden en water- en klimaatopgaven ook bijdragen aan een groenblauwe dooradering. Tot slot biedt de verhoogde inzet van het Rijk op agrarisch natuurbeheer kansen voor een bijdrage vanuit de agrarische sector.
Ter bescherming van het NNN en Bos- en natuurgebieden buiten het NNN hebben wij regels opgenomen in de omgevingsverordening. In de omgevingsverordening geven we aan dat aantasting van natuur en landschapskenmerken in deze natuurgebieden niet mag, tenzij er geen alternatief is én er een groot openbaar belang wordt gediend. Bij een onontkoombare ingreep moet de aantasting van het betreffende gebied volledig worden gecompenseerd. Ook voor andere provinciale natuurgebieden (NNN-beheer en de leefgebieden voor akker- en weidevogels) zetten we in op het vermijden van aantasting en als echt niet mogelijk is: compensatie ervan. Ook deze bescherming concretiseren we in onze omgevingsverordening.
Natuurbegraven is een alternatief voor degenen die niet gecremeerd, op een reguliere begraafplaats begraven willen worden of hechten aan eeuwen- of eeuwigdurend grafrust. Gemeenten kunnen een natuurbegraafplaats in het buitengebied realiseren of uitbreiden. In onze omgevingsverordening stellen we hier voorwaarden aan.
We geven natuurwaarden buiten het NNN een adequate ruimtelijke bescherming en stimuleren deze via gericht beheer.
In onze voortgangsrapportage Natuur houden bij hoe het gaat met Bos en natuur buiten NNN.
In onze omgevingsverordening stellen we regels ter bescherming van bos en natuur buiten NNN, onder andere over natuur- en landschapscompensatie.
We monitoren de weide- en akkervogelstand.
We subsidiëren agrarisch natuurbeheer (weidevogel- en akkervogelbeheer).
In onze omgevingsverordening stellen we regels ter bescherming van weide- en akkervogels.
In onze omgevingsverordening stellen we voorwaarden aan het realiseren van natuurbegraafplaatsen.
Groningen is belangrijk voor de energievoorziening van het hele land. Een derde van de elektriciteit in Nederland komt uit onze provincie. De overgang van fossiele brandstoffen naar andere energiebronnen heeft grote ruimtelijke gevolgen voor ons energiesysteem. Nieuwe technologieën volgen elkaar snel op. We willen dat Groningen beter uit de energietransitie komt. Daarom stellen we duidelijke randvoorwaarden en kaders aan het energiesysteem. We zetten in op een zorgvuldige inrichting en aanpassing van het energiesysteem, zodat het goed aansluit op onze waardevolle landschappen. Tegelijk zorgen we ervoor dat inwoners en bedrijven optimaal kunnen profiteren van de mogelijkheden die het energiesysteem biedt. De energietransitie is omgeven door onzekerheden. Onze keuzes baseren we daarom op de kennis die nu voorhanden is, maar we bewegen mee en passen onze keuzes aan als de omstandigheden daarom vragen.
Groningen speelt nog steeds een belangrijke rol in de energievoorziening van Nederland. Onze inwoners en bedrijven profiteren optimaal van het nieuwe energiesysteem. Het is zorgvuldig in- en aangepast aan onze waardevolle landschappen. We bieden, via de zonneladder, ruimte aan kleinschalige zonneparken en kleine windmolens. Nieuwe hoogspanningslijnen zijn ondergronds aangelegd. Onze XXL-bedrijventerreinen, maar ook veel regionale bedrijventerreinen, zijn op het waterstofnetwerk aangesloten. Ons energiesysteem is betaalbaar, betrouwbaar, beschikbaar en bestendig. De woningen in onze provincie zijn geïsoleerd en aangepast aan moderne energievormen en we gebruiken minder energie in ons dagelijks leven. Ruimtelijk uitgangspunt is dat de vraag van energie en het aanbod van energie samen wordt gebracht.
Alle Groningers hebben toegang tot betaalbare en duurzame energie.
Energie-infrastructuur wordt zoveel mogelijk ondergronds aangelegd.
We bieden ruimte aan kleinschalige zonneparken en kleine windmolens; we beperken grootschalige wind- en zonneparken tot wat is afgesproken in de RES.
In de warmtetransitie kijken we eerst naar isoleren en het benutten van (rest)warmte en dus naar warmtenetten.
We bevorderen de ontwikkeling van een betaalbaar, betrouwbaar, beschikbaar en bestendig energiesysteem voor zowel inwoners als bedrijven. We sturen op een optimale energiemix en op een maximale besparing van ons energieverbruik door bewoners en bedrijven. Zo werken we samen met gemeenten aan de isolatie van alle woningen in de provincie Groningen vanuit Nij Begun (M29). We bieden ruimte aan (toekomstige) innovaties en technieken binnen een brede energiemix. We geven prioriteit aan betaalbare en warmte voor Groningers.
Vraag en aanbod van (hernieuwbare) elektriciteit stijgen sneller dan dat we het elektriciteitsnetwerk op orde krijgen. Zelfs op nationaal niveau is er beperkt plaats voor nieuwe ontwikkelingen die een elektriciteitsaansluiting vragen. Daarmee is energie een ordenend principe voor de ruimtelijke ontwikkeling, ook in onze provincie. We werken aan een robuuste, toekomstgerichte energie-infrastructuur met voldoende transport- en opslagcapaciteit, aansluitend op vraag en aanbod. We nemen daarin de regie maar kunnen dit niet alleen. Om te voorkomen dat we nieuwe problemen creëren, geven we vooralsnog alleen ruimte aan energie-intensieve bedrijvigheid op plekken waar (hernieuwbare) energie daadwerkelijk voorhanden is of komt: bij de Eemshaven, Oosterhorn en rond het knooppunt A7/N33.
Bij de ontwikkelingen rondom energie staan onze inwoners en het waardevolle Groninger landschap voorop. Daarom willen wij de energie-infrastructuur, zoals hoogspanning, ondergronds waar dat kan. Waar het toch bovengronds moet, zetten we in op een forse landschappelijke inbedding en versterking van de leefomgeving. Immers: een grote ruimtelijke opgave vraagt ook een grote landschappelijke investering. Soms ook met terugwerkende kracht.
Ook de inzet van waterstof en andere bronnen/systemen kan de belasting van het elektriciteitsnet beperken. Waar nodig wordt de gasinfrastructuur aangepast en uitgebreid zodat deze op een veilige manier kan dienen als waterstofnetwerk. In het nieuwe energiesysteem wordt de hele provincie bediend op een manier die voor die plek passend is.
In sommige gebieden heeft de energie-infrastructuur nu al forse gevolgen voor de leefomgeving. We willen dat Groningers tegemoet worden gekomen voor deze ruimtelijke gevolgen en de lasten die hiermee gepaard gaan. Hier moeten ook lusten en positieve meerwaarde tegenover staan. Het Rijk is eigenaar van onze nationale energie-infrastructuur. Daarom gaan we deze opdracht expliciet bij hen agenderen.
We beperken grootschalige wind- en zonneparken tot wat is afgesproken in de regionale energiestrategie (RES, 2021). In de praktijk betekent dit dat er geen nieuwe grote wind- en zonneparken op land mogelijk zijn. Windparken op zee kunnen op termijn in de plaats komen van grootschalige energie opwek op land (door wind en zon). Tot die tijd hebben we de bestaande windparken en zonneparken op land nodig om onze doelen te halen. We staan daarom beperkt repowering van windturbines toe.
Om de stroom van windparken op zee te koppelen aan onze energiesystemen, is het van belang dat deze op een geschikte plaats aan land wordt gebracht. Deze ‘aanlanding’ verloopt via de Eemshaven en wordt gerealiseerd binnen onze maatschappelijke en ruimtelijke randvoorwaarden. Een significant deel daarvan moet aan land komen in de vorm van waterstof. Wat ons betreft profiteert de provincie Groningen maximaal van deze energie. Waar mogelijk koppelen we energie vanaf zee direct aan de plaatsen waar grootgebruikers aanwezig zijn: de XXL-bedrijventerreinen (diepe aanlanding).
Opslag bij zonneparken kan congestiepieken beperken. Daarom bieden we daar onder voorwaarden ruimte voor. We stimuleren het gebruik van de zonneladder en zetten vol in op zon op dak en ander multifunctioneel ruimtegebruik met zonne-energie.
Via publieke regionale warmtenetten willen we industriële restwarmte benutten waar dat kan.
In het bijzonder zien we mogelijkheden voor warmtenetten in de omgeving van onze XXL-bedrijvenclusters. Samen met gemeenten en andere belanghebbenden verkennen we de mogelijkheden om als overheid een grotere rol te hebben bij de aanleg en exploitatie van warmtenetten. Bijvoorbeeld door het oprichten van of deelnemen in een (regionaal) warmte- en/of energiebedrijf.
In sommige gebieden is een warmtenet niet de beste oplossing. Deze gebieden maken we op een gelijkwaardige manier aardgasvrij via andere vormen van duurzame warmte, zoals warmtepompen. We ondersteunen experimenten rond ontwikkeling van andere warmtebronnen.

Figuur: Ambitie 5 - Naar betaalbare en duurzame energie voor Groningen
Ons energiesysteem is het geheel van opwek, opslag, conversie, transport en gebruik van energie. We werken aan een robuust, toekomstbestendig energiesysteem. Betaalbaarheid, betrouwbaarheid, beschikbaarheid en bestendig staan daarbij voorop.
Elke provincie stelt een energievisie op. In Groningen doen we dit in de vorm van een omgevingsprogramma: het programma energie. Hierin onderzoeken we hoe een betaalbaar, betrouwbaar, beschikbaar en bestendig energiesysteem voor Groningen eruit kan komen te zien, rekening houdend met de snelle ontwikkelingen, internationale situatie en met ruimte voor nieuwe technieken en toepassingen.
Wat doet de provincie ?
Windenergie draagt bij aan onze doelen rondom energie.
Of en hoe kleine windturbines hieraan kunnen bijdragen willen wij nader onderzoeken. Daarbij kijken we nadrukkelijk ook naar de effecten voor natuur, landschap en landbouw. In het Programma Energie werken wij ons beleid ten aanzien van kleine windturbines nader uit. Dit beleid vertalen wij vervolgens naar de provinciale omgevingsverordening.
Vanuit het oogpunt van landschap en ruimtelijke kwaliteit, maar ook vanwege onze kostbare landbouwgrond, zien we geen ruimte voor nieuwe windparken op land. Op termijn kunnen windparken op zee hiervoor zorgen, mits elektriciteit op een grootschalige manier efficiënt aan land wordt gebracht. Dit biedt kansen om op termijn grote windturbines en zonneparken op land te verwijderen en niet terug te plaatsen. Om te zorgen voor leveringszekerheid en onze klimaatdoelstellingen te halen handhaven we bestaande concentratiegebieden grootschalige windenergie waar we tijdelijk windenergie toestaan. In de windparken Delfzijl Zuid en Eemshaven Binnenterrein/Emmapolder mogen bestaande oudere windturbines aan het einde van hun levensduur worden vervangen. Het aantal windturbines blijft dan gelijk of neemt af. Bij vervanging scherpen we de milieunormen aan en stellen we nadere eisen aan de ruimtelijke inpassing. Daarbij streven we naar een zo eenduidig mogelijke opstelling die zich voegt naar het landschap en de omliggende windparken.
Uitgangspunt voor de inpassing van zonne-energie is de toepassing van de zonneladder, een hulpmiddel om te bepalen waar zonne-energie het beste gerealiseerd kan worden. We zetten allereerst in op meer zon op dak en zien daarnaast kansen voor multifunctioneel ruimtegebruik met kleine zonneparken. We beperken de groei van zonneparken in het buitengebied tot de afspraken uit de RES. We bieden in het buitengebied enkel nog ruimte aan gemeenten om het RES-bod in te vullen. Voor de gemeenten die hun ambitie al hebben ingevuld zal enkel ruimte zijn voor kleinschalige zonneparken, passend bij de maat en schaal van het aangrenzend stedelijk gebied. Hiermee ontzien wij landbouwgronden zoveel mogelijk. Zonneparken in natuurgebieden staan wij niet toe. Wij vragen gemeenten een gebiedsvisie op te stellen voor kleinschalige zonneparken. Hiermee voorkomen we de verdere aantasting van het landschap.
Voor initiatieven voor energie-coöperaties voor zonne-energie en repowering is het uitgangspunt dat 50% van de nettowinst ten goede komt van de Groningers. Het beleid voor lokale initiateven wordt nader uitgewerkt in het Programma Energie en in de provinciale omgevingsverordening.
Vergisting van (met name) mest kan bijdragen aan zowel het perspectief voor de landbouw, het terugdringen van stikstof- en broeikasgasuitstoot als het leveren van groene energie. Daarom bieden we ruimte op agrarische bouwpercelen voor monovergisting, individueel of in een lokale kleinschalige samenwerkingsverbanden. We werken de voorwaarden hiervoor nader uit in de Omgevingsverordening, maar in elk geval dient monovergisting plaats te vinden binnen een agrarisch bouwperceel. Uit onderzoek dient te blijken dat omwonenden van deze installatie geen overlast door geur, geluid of verkeersbewegingen zullen ondervinden. Vanwege de milieuwinst stimuleren we de ombouw van co-vergisting naar mono-vergisting. Co-vergisting staan we alleen toe op bedrijventerreinen. We stimuleren de toepassing van stikstofstrippers. Dit bevordert kringlooplandbouw. De complete installatie(s) dienen zorgvuldig in het landschap te worden ingepast.
Wij bieden in de provincie Groningen geen ruimte voor de vestiging van kerncentrales. Ook de opslag van kernafval is uitgesloten.
We handhaven de pilotregeling windenergie voor lokale gemeenschappen.
We stellen een beoordelingskader gemeentelijke zonnevisies op.
We stimuleren energiecoöperaties via het Fonds Nieuwe Doen 15.
We stellen een nieuwe handreiking Participatie & Gebieds fonds op.
We stimuleren de ombouw van co-vergisting naar mono-vergisting.
In onze omgevingsverordening:
passen we onze regels over kleine windturbines aan. We staan maximaal drie windturbines per perceel toe. Deze moeten binnen het bouwvlak, of maximaal 25 meter rondom het bouwvlak worden geplaatst. Bij plaatsing buiten het bouwvlak passen we de maatwerkmethode toe16;
bieden we in sommige gebieden ruimte voor repowering van windturbines. Hierbij stellen we eisen aan de landschappelijke inpassing;
stellen we voorwaarden aan kleinschalige zonneparken aansluitend aan stedelijk gebied;
bieden we ruimte voor zonneparken gecombineerd met enkele andere functies: voormalige slibdepots, gesloten stortplaatsen en in werking zijnde zandwinplassen die als zodanig in het landschap te herkennen zijn;
stellen we regels aan vergistingsinstallaties;
sluiten we de vestiging van een kerncentrale en de opslag van kernafval uit.
15
Het Fonds Nieuwe Doen verstrekt leningen in de zorg, leefbaarheid en energie in Groningen.
16
We maken een uitzondering voor het agrarische bouwvlak groter dan 2 hectare. Hier zullen we turbines alleen binnen het bouwvlak toestaan.
Netcongestie op het elektriciteitsnet geeft steeds meer beperkingen voor inwoners en bedrijven. Vlotte uitbreiding van elektrische infrastructuur is nodig om ruimtelijk economische ontwikkelingen in de provincie mogelijk te maken. We werken samen met netbeheerders, gemeenten en stakeholders om de huidige netcongestie op te lossen en nieuwe knelpunten te voorkomen. Daarbij hanteren we ruimtelijke randvoorwaarden.
Hoogspanningsverbindingen worden in principe ondergronds aangelegd (verkabelen). Het Rijk hanteert de stelregel ‘bovengronds tenzij' voor 380- en 220 kV-verbindingen (nationale omgevingsvisie). Bij aanleg van bovengrondse hoogspanningsverbindingen geldt een uitruil: elders in de provincie moet dan bovengrondse hoogspanning verdwijnen. De verbindingen die toch bovengronds aangelegd moeten worden, worden landschappelijk ingebed.
De toenemende netcongestie vraagt om meer dan alleen uitbreiding van het elektriciteitsnet. Een belangrijk onderdeel is het beter benutten van bestaande infrastructuur. Dit kan door het oprichten van energiehubs en energiegemeenschappen, waar opwek, conversie, opslag en gebruik van energie lokaal op elkaar zijn afgestemd. Het gaat hierbij niet alleen om elektriciteit, maar ook om duurzame gassen en warmte. Een energiehub kan worden gevormd door bijvoorbeeld bedrijven op een bedrijventerrein, bewoners in een wijk of dorp, of een combinatie van bedrijven en bewoners. Door samenwerking kunnen zij elektrificeren of verduurzamen, ondanks de beperkte transportcapaciteit op het elektriciteitsnet. Ook biedt een energiehub de mogelijkheid om (zelf opgewekte) energie lokaal te gebruiken en zo te besparen op transportkosten. We zien energiehubs en energiegemeenschappen als groeimodel. De focus ligt hierbij op het lokaal uitwisselen binnen bestaande kaders en het mogelijk maken van groei en verduurzaming.
We willen dat energiehubs en energiegemeenschappen bijdragen aan een robuust en toekomstbestendig energiesysteem. De provincie speelt hierin een actieve rol door het stellen van kaders, het faciliteren van samenwerking tussen partijen en het ondersteunen van innovatieve initiatieven.
Elektriciteitsopslag bij een zonnepark kan de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de energieproductie en -levering vergroten. We staan dit toe, maar stellen via onze omgevingsverordening enkele voorwaarden. Zo moet de opslaginstallatie ruimtelijk en energetisch in verhouding staan tot het zonnepark, voldoen aan de veiligheidsnorm en zorgvuldig worden ingepast in het landschap. Het bouwen van opslaginstallaties bij en ten behoeve van bestaande zonneparken gebeurt op het bestaande perceel. Hier volgt altijd een landschappelijke beoordeling. Ook dient de looptijd van de vergunning voor het zonnepark en de opslaginstallatie aan elkaar gekoppeld te worden.
Het stroomnet moet betrouwbaar zijn. Het netwerk moet in staat zijn om onbalans in de productie en het gebruik van stroom op te vangen. Losstaande batterijsystemen zijn nodig om de betrouwbaarheid de komende jaren te garanderen. Losstaande batterijsystemen binnen het stedelijke gebied staan wij toe in de maat en schaal die nodig is om het lokale energiesysteem te laten functioneren en onnodig en onwenselijk ruimtebeslag te voorkomen. Dit stemmen wij af met de betreffende gemeente en netbeheerder.
We staan losstaande grootschalige batterijsystemen toe op XXL-bedrijventerreinen. Grootschalige batterijsystemen worden op de XXL-bedrijventerreinen gerealiseerd, vanwege de nabije hoogspanningsinfrastructuur, het industriële karakter van de bedrijventerreinen en de mogelijkheden voor ruimtelijke inpassing. In het buitengebied staan wij losstaande systemen niet toe. Batterijopslag voor windparken kan gerealiseerd worden wanneer deze losstaand op de XXL-bedrijventerreinen is gevestigd.
Uitstootvrije waterstof kan kansen bieden voor Groningen. De omzetting van elektriciteit naar waterstof biedt mogelijkheden voor langdurige energieopslag, industriële processen en als grondstof in de chemie. Daarbij passen we de waterstofladder toe: hoogwaardige toepassingen zoals waterstof als groene grondstof krijgen de voorkeur boven laagwaardige toepassing als energieopslag. Vrijkomende restwarmte kan worden benut voor warmtenetten. In de XXL-bedrijvenclusters Eemshaven/Oostpolder en Oosterhorn bieden we ruimte voor elektrolysers die groene waterstof produceren met elektriciteit. Deze gebieden zijn aangemerkt als 'zoekgebieden conversielocaties waterstof'. We verwachten dat de ontwikkeling van deze technologie tijd kost. Daarom bieden we in deze bedrijvenclusters, met uitzondering van de Oostpolder, ook ruimte voor de productie van blauwe, uitstootvrije waterstof. Deze vorm van waterstof wordt geproduceerd op basis van aardgas, waarbij de koolstof wordt afgevangen. Blauwe waterstof kan sneller op grote schaal beschikbaar komen en dient als transitiemiddel voor het grootschalig gebruik van waterstof als energiedrager en grondstof. Zo stimuleren we de markontwikkeling.
De overtollige koolstof moet circulair worden ingezet of op een veilige manier worden. Wij bieden geen ruimte voor CO2 opslag in de Groningse ondergrond.
We voorzien een belangrijke rol voor de Eemshaven als locatie voor de import van waterstof en/of waterstofdragers. Waterstofopslag kan in zoutcavernes en uiteindelijk ook in lege gasvelden. We zien hier de meerwaarde van in, maar vanwege de gevolgen van de gaswinning zijn we terughoudend. We werken alleen mee aan waterstofopslag op voorwaarde dat het Staatstoezicht op de Mijnen een positief veiligheidsadvies afgeeft.
Een buizenzone tussen bijvoorbeeld de Eemshaven en Delfzijl kan een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een circulaire economie. Door deze ondergrondse infrastructuur kunnen gassen, vloeistoffen en energie worden uitgewisseld. Bundeling van buisleidingen in één zone bevordert de veiligheid, vergemakkelijkt het beheer, voorkomt versnipperde aanleg en draagt bij aan een verdere duurzame ontwikkeling van industrieterreinen. We onderzoeken de aanwijzing van een provinciaal buisleidingentracé. Bij de ontwikkeling van het XXL-bedrijventerrein A7/N33 houden we hier rekening mee.
Via het provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK) regisseren we uitbreiding van energie-infrastructuur en adresseren we knelpunten op. Elke twee jaar actualiseren we het.
Samen met onze partners werken we in verkennings- en inpassingsteams aan de snelle realisatie van de verzwaring van het elektriciteitsnetwerk. Via het Energyboard monitoren we de voortgang. Dit komt voort uit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN).
We spreken een ruimtelijk arrangement af met het Rijk en netbeheerders over de uitruil van bovengrondse met ondergrondse verbindingen.
We stimuleren de ontwikkeling van energiehubs door procesondersteuning en/of subsidies.
In het beoordelingskader gemeentelijke zonnevisies nemen we regels op voor de inpassing van opslagsystemen bij zonneparken.
In onze omgevingsverordening stellen we regels aan (de omvang van) elektriciteitsopslag bij zonneparken, in lijn met gebruik door het zonnepark. Bij beoordeling passen we de provinciale maatwerkmethode toe.
In onze omgevingsverordening formuleren we instructieregels over losstaande batterijopslagsystemen. Daarbij kijken we in elk geval of het nodig is om aanvullende veiligheidsnormen op te nemen.
We stellen beleid op over productie, import en opslag van waterstof en waterstofverbindingen (zoals ammoniak).
We stimuleren het toepassen van uitstootvrije waterstof.
We wijzen de Eemshaven/Oostpolder en Oosterhorn aan als conversielocaties voor waterstof.
We faciliteren en bevorderen de aanleg van de waterstofbackbone en aftakkingen naar onze (boven)regionale bedrijvenclusters.
We onderzoeken de aanwijzing van een provinciaal buisleidingentracé tussen de Eemshaven, Oosterhorn, A7/N33 en industriecluster Emmen.
In Nij Begun is de isolatieaanpak voor Groningen opgenomen (maatregel 29). Voor 2035 kunnen alle woningen in Groningen volgens de standaard voor woningisolatie worden geïsoleerd. Zowel de uitvoering van deze opgave als de gevolgen hiervan brengen implicaties met zich mee voor andere beleidsterreinen zoals natuurbescherming (natuurvriendelijk isoleren), arbeidsmarkt (uitvoeringscapaciteit), erfgoed en het energiesysteem.
Na 2035 willen we van goed geïsoleerd naar daadwerkelijk aardgasvrij in 2050 toewerken. We sluiten hierbij aan op de nationale doelen uit het klimaatakkoord. Een betaalbaar, bestending, beschikbaar en betrouwbaar energiesysteem en energiebesparing (door zowel inwoners als bedrijven) zijn belangrijke thema's in het programma energie van de provincie Groningen. Het aanpakken van energiearmoede is voor ons belangrijk. De isolatieaanpak die voortvloeit uit maatregel 29 geeft aan deze opgave een flinke impuls.
In de warmtetransitie zetten we in op zo min mogelijk energieverlies; dat betekent isoleren en de inzet van warmte via warmtenetten. Via publieke regionale warmtenetten willen we industriële restwarmte benutten waar dat kan. Met de inzet op warmtenetten in plaats van individuele warmteoplossingen, ontlasten we het elektriciteitsnetwerk, is minder wind- en zonne-energie nodig, beperken we de investeringskosten voor de individuele gebouw- en woningeigenaren en profiteren Groningers mee van de energie-intensieve, (inter)nationale bedrijvigheid die we in Groningen faciliteren. In het bijzonder zien we mogelijkheden voor warmtenetten in de omgeving van onze XXL- bedrijvenclusters, waar restwarmte beschikbaar is. Hier is nu al veel aanbod van restwarmte en straks, als restproduct van elektrolyse, nog meer. Via een regionaal hoofdtransportnet vanaf de Eemshaven kunnen heel grote aanbieders worden verbonden met vragers van warmte. We vragen ondersteuning van het Rijk bij het voorbereiden en aanleggen van publieke warmteleidingen en -netten. De gemeenten hebben het primaat bij de aanleg van publieke warmtenetten.
In sommige gebieden is een warmtenet niet de beste oplossing. Deze gebieden maken we op een gelijkwaardige manier aardgasvrij via andere vormen van duurzame warmte, zoals warmtepompen. We ondersteunen experimenten rond ontwikkeling van andere warmtebronnen.
Samen met gemeenten en andere belanghebbenden verkennen we de mogelijkheden om als overheid een grotere rol te hebben bij de aanleg en exploitatie van warmtenetten. Bijvoorbeeld door het oprichten van of deelnemen in een (regionaal) warmte- en/of energiebedrijf. Een warmtebedrijf op regionale schaal kan kosten besparen. Meer publieke sturing biedt kansen om het maatschappelijke belang voorop te stellen en lokaal eigendom beter te borgen. Onder het programma Energie werken we de mogelijke vormen voor provinciaal energiebedrijf verder uit.
We werken de mogelijke vormen voor een provinciaal energiebedrijf uit.
We onderzoeken onze rol t.a.v. warmtebedrijven, rekening houdend met wensen van gemeenten en eisen vanuit de Wet collectieve Warmte (in voorbereiding).
We sturen op het efficiënt toepassen van het ophaalrecht van restwarmte.
We lobbyen bij het Rijk voor ondersteuning, risico-afdekking en financiering van publieke warmtesystemen.
We ondersteunen gemeenten bij de warmtetransitie in wijken waar warmtenetten niet de beste oplossing zijn.

Tabel: De provinciale belangen samengevat naar betaalbare en duurzame energie voor Groningen
De omgevingsvisie is pas van waarde als ze wordt gebruikt, als kader voor beleid, als inspiratiebron, als beleidsstuk waarmee we laten zien waar we voor staan. Maar hoe gaat dat in de praktijk? Dit hoofdstuk laat zien hoe de omgevingsvisie doorwerkt in regelgeving en in beleid.
De omgevingsvisie is het eerste instrument in de cyclus van beleidsontwikkeling (zie afbeelding). Het vormt het integrale beleidskader voor alle aspecten van de fysieke leefomgeving: alle beleid voor de leefomgeving is terug te voeren op de keuzes die in de omgevingsvisie worden gemaakt. Andere beleidsinstrumenten, zoals de verordening, programma’s en projectbesluiten, dienen in overeenstemming met de omgevingsvisie te zijn.

Het schema hieronder laat zien hoe verschillende beleidsinstrumenten met elkaar samenhangen. Tussen haakjes staat vermeld wie het betreffende instrument vaststelt.

Figuur: Samenhang verschillende beleidsinstrumenten
De omgevingsvisie bevat, als beleidsstuk, geen concrete regels. Ze is alleen bindend voor de provincie zelf. De omgevingsverordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Iedereen in de provincie dient zich hieraan te houden. In de praktijk zijn de regels vooral belangrijk voor gemeenten en waterschappen, en soms ook inwoners en bedrijven.
Het kan zijn dat het nodig is om de regels voor de fysieke leefomgeving aan te passen om de ambities uit deze omgevingsvisie te kunnen realiseren. In dat geval moet de omgevingsverordening worden aangepast. De verordening is in zichzelf weer kaderstellend voor de omgevingsplannen van de gemeenten en de waterschapsverordening. Op die manier werkt de omgevingsvisie via een aantal stappen door tot in concrete regels waar inwoners en ondernemers mee te maken kunnen krijgen.
Op grond van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL) moeten wij voor een aantal onderwerpen regels opnemen in de omgevingsverordening. Daarnaast nemen wij instructieregels op als dat nodig is vanuit ons provinciaal belang. In hoofdstuk 4. Zo werken we in Groningen tot en met hoofdstuk 8. Een toekomstbestendig landelijk gebied is aangegeven waar dit van toepassing is.
In de omgevingsverordening kunnen we ook omgevingswaarden opnemen. Dit zijn objectief vast te stellen, meetbare waarden waarvoor een concreet doel gesteld wordt. De maatregelen om de waarde te behalen staan in een omgevingsprogramma.
Voor sommige activiteiten in de fysieke leefomgeving is een omgevingsvergunning nodig. In de omgevingsverordening staan ook beoordelingsregels waaraan voldaan dient te worden bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
De provincie heeft een aantal programma’s waarin de ambities uit de omgevingsvisie worden vertaald naar concrete doelen en projecten. In een omgevingsprogramma staat met welk beleid en met welke maatregelen we de doelen die we ons in de omgevingsvisie stellen willen realiseren. Programma’s kunnen flink van elkaar verschillen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een uitwerking van beleid voor een specifiek thema zoals ruimtelijke kwaliteit. Soms betreft het een set maatregelen om doelen te halen (bijvoorbeeld programma’s rondom geluidreductie). Andere programma’s hebben juist focus op een gebied, en bevatten hierover zowel beleid als concrete projecten. Wij maken onderscheid tussen 3 soorten programma's onder de Omgevingswet:
Daarnaast is er een aantal programma's of gebiedsgerichte opgaven waar we aan werken waar het product niet als officieel programma onder de Omgevingswet wordt vastgesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de NOVEX-gebieden waar wij samen met andere overheden aan werken (zie paragraaf 9.4)
De Omgevingswet verplicht de provincie tot het opstellen van een aantal programma’s:
Naast verplichte programma’s stellen we programma’s op om onze eigen ambities te realiseren. Deze zijn gericht op een thema of op een gebied. Voorbeelden van thematische programma’s zijn het programma landschap en ruimtelijke kwaliteit, of het programma mobiliteit. Ook voor een gebied kan een programma worden gemaakt.
Om derden te stimuleren om doelen uit een programma te helpen behalen kunnen we subsidies verlenen. Om de maatregelen in een programma concreet en hanteerbaar te maken formuleren we projecten waarover we projectbesluiten nemen. Het projectbesluit zetten we meestal in bij complexe projecten zoals de verdubbeling van een provinciale weg.
De provincie Groningen werkt met drie visies: |
Als meerdere opgaven of ambities samenkomen in één gebied stellen we een gebiedsgerichte aanpak voor. Hierin willen we samen met overheden of andere partners vanuit een gezamenlijk toekomstperspectief of ambitie werken aan de opgaven en projecten die hieruit voortkomen. Iedere bestuurslaag heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Vaak gaat het om een langjarige samenwerking die bijdraagt aan meerdere ambities.
Afhankelijk van de schaal van de opgave en onze provinciale belangen kiezen wij onze rol in het gebiedsproces. Hieronder een niet-uitputtend overzicht van gebiedsaanpakken waar wij ons langjarig aan committeren. Per gebied maken wij de afweging welke rol wij pakken en of wij het instrument programma onder de Omgevingswet inzetten.
Gebiedsaanpakken
|
In de NOVEX-verstedelijkingsgebieden werkt de provincie samen met het Rijk, gemeenten en waterschappen aan grote (verstedelijkings)opgaven: woningbouw, economische ontwikkeling, voorzieningen, energie en vergroening vragen hier allemaal om ruimte. Dit doen regio en rijk - ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid - via een langjarige regionale samenwerking. De programma’s en projecten krijgen daardoor meer samenhang. Het gebied staat centraal bij de beleidskeuzes en uitvoering daarvan. Dat biedt tevens de mogelijkheid om individueel of gezamenlijk aanvullende programma('s) en/of projecten te formuleren en om de benodigde financiering te vinden, waarbij realisatie van het gewenste gezamenlijke perspectief centraal staat.
Het NOVEX-gebied Groningen - Masterplan Zeehavens omvat de gemeenten Midden-Groningen, Eemsdelta, Groningen en delen van het Hogeland. Hier is sprake van een stapeling van transities en opgaven, zoals de energie- en landbouwtransitie, de versterkingsopgave, terugloop ruimtelijke kwaliteit, grootschalige ontwikkelingen als gevolg van de ontwikkeling van de havens en stad Groningen. Komende jaren komen daar nog meer ontwikkelingen bij, zoals de agenda's van Nij Begun. Dat leidt tot een grote hoeveelheid (sectorale) trajecten, programma's, projecten en initiatieven, met veel kansen en uitdagingen. Daarom stellen we samen één toekomstperspectief op.
In het NOVEX-gebied Regio Groningen-Assen (RGA) staat de integrale verstedelijkingsopgave centraal. Het gaat daarbij om de realisatie van 36.000 woningen tot 2040, 28.000 extra arbeidsplaatsen tot 2040 en een daarop aansluitend mobiliteitssysteem.
Binnen het NOVEX-gebied Lelylijn brengen we de sociale, economische en maatschappelijke meerwaarde van de Lelylijn in beeld. Dit doen we met oog voor de grote en benodigde ruimtelijke keuzes en opgaven op het gebied van economie, bereikbaarheid, woningbouw, brede welvaart, natuur en duurzaamheid. In het ontwikkelperspectief is daarbij het bundelingsalternatief als werkhypothese gebruikt. Dit gaat uit van bundeling van de Lelylijn met de Rijkswegen A6/A7/A32.
De laatste stap in de beleidscyclus is de terugkoppeling. Werkt ons beleid? Welke effecten zijn er? Hiervoor hebben we een uitgebreid monitoringsprogramma ingericht. Dit is voor iedereen toegankelijk via www.destaatvangroningen.nl. Hier is te zien hoe de uitvoering of de situatie van allerlei beleidsthema's ervoor staat. Op deze manier kijken we of ons beleid werkt en of (ongewenste) veranderingen zichtbaar zijn.
Deze omgevingsvisie is het startpunt voor de verdere beleidsuitwerking in Programma's, de omgevingsverordening en onderliggende instrumenten. Op de meeste beleidsthema's zijn externe ontwikkelingen lastig te voorspellen, waardoor we ons beleid flexibel en adaptief proberen in te richten. Tegelijk willen we ook een betrouwbare overheid en partner zijn, daarom maken we in deze omgevingsvisie richtinggevende keuzes waar het kan. Deze keuzes werken we verder uit in onze Programma's. Wij streven ernaar om onze aangekondigde programma's in elk geval binnen vier jaar vast te stellen na inwerkingtreding van de omgevingsvisie.
Eén van de manieren om ons beleid flexibel in te richten, is om flexibiliteit aan te brengen in de omgevingsverordening. De Omgevingswet biedt de mogelijkheid om de ontheffing van instructieregels ruimer toe te passen dan het geval was onder de Wet ruimtelijke ordening. Wij kunnen de ontheffing toepassen als een belang van een gemeente of waterschap onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het provinciaal waarvoor een regel dient. Dat doen wij bij alleen bij incidentele gevallen en als ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving redelijkerwijs niet waren te voorzien.
Onze vorige omgevingsvisie dateert uit 2016. Wij hebben sindsdien meestal jaarlijks onze omgevingsverordening beleidsarm geactualiseerd, maar geen beleidsrijke actualisatie uitgevoerd van de omgevingsvisie. Wij zijn voornemens om ruimte te bieden voor meer beleidsrijke wijzigingen bij de actualisatie van ons beleid. Het kan dan gaan om een aanpassing op basis van een nieuw vastgesteld programma, of een urgente maatschappelijke behoefte. In elk geval zijn we voornemens om eenmaal per coalitieperiode een beleidsrijke actualisatie te doorlopen. Daarmee maken we de omgevingsvisie een meer levend en dynamisch document, om het hoofd te kunnen bieden aan de complexe opgaven en uitdagingen van deze tijd.
De uitvoering van het beleid in verschillende kaders van de provincie, het Rijk en gemeenten is nog met onzekerheid omgeven. Effecten kunnen vaak nog zowel positief als negatief uitpakken, afhankelijk van de nadere uitwerking van het beleid in het vervolg. Ook zijn er leemten in kennis; nog niet alles om effecten in te kunnen schatten kunnen we nu al overzien. Daarom is monitoring en evaluatie cruciaal. Dit vormt bovendien een randvoorwaarde voor flexibele en dynamische aanpak die de omgevingsvisie voorstelt.
Om snel te kunnen reageren op maatschappelijke ontwikkelingen is een periodieke monitoring van ons omgevingsbeleid van groot belang. De effectbeschrijving in de plan-MER is gericht op het in beeld brengen van kansen en risico’s die in potentie kunnen leiden tot effecten. De analyse van kansen en risico’s is uitgevoerd door middel van expert judgement. Hierbij is gebruikt gemaakt van diverse onderzoeksrapporten, beleidsdocumenten en bestaande MER’en. Onzekerheden bij het identificeren van kansen en risico’s komen voort uit onzekerheden over autonome ontwikkelingen en onzekerheden over de nadere uitwerking en doorwerking van het beleid. Bij vervolgbesluiten is daarom nader milieuonderzoek nodig om gaandeweg een concreter beeld te vormen van de effecten voor de fysieke leefomgeving.
Wij hebben in het kader van de plan-MER voor deze omgevingsvisie de beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving breed onderzocht op alle aspecten van brede welvaart. Daarmee hebben wij een brede set aan indicatoren ontwikkeld, om ontwikkelingen in de leefomgeving te monitoren. Wij koppelen onze beleidsdoelen uit de omgevingsvisie aan deze indicatoren. Daarnaast monitoren we de voortgang van de richtinggevende keuzes en de gebiedsgerichte aanpak. De monitor van de omgevingsvisie geldt ook als de monitor van het doel- en effectbereik van de maatschappelijke doelstellingen van de Omgevingswet. Wij gebruiken de Staat van Groningen als centrale plek om de monitoring van omgevingsbeleid weer te geven. Wij publiceren jaarlijks onze omgevingsmonitor op de Staat van Groningen en hier verschijnen ook periodiek monitors van de verschillende beleidsthema's. Om de voortgang met de gewenste aansluiting tussen de provinciale omgevingsvisie en visies van medeoverheden en de gebiedsgerichte aanpak te kunnen volgen, wordt de opzet van de monitor met de medeoverheden verder uitgewerkt.
Wij streven ernaar om in elk geval eens per vier jaar de omgevingsvisie te evalueren. Daarbij is het uitgangspunt om op basis van deze evaluatie het document beleidsrijk te actualiseren, zonder het complete document te herzien en het hele proces hiervoor te doorlopen. Bij deze evaluatie maken we gebruik van de Omgevingsmonitor, maar ook van de input van in elk geval de gemeenten en waterschappen. Naast deze omgevingsvisie evalueren we ook onze omgevingsverordening en Programma's periodiek.
Voor de verdere planvorming kan monitoring en evaluatie verschillende doelen dienen, namelijk:
Het betrekken van kansen en risico’s bij nog te nemen vervolgbesluiten;
Het waarborgen dat de verdere planvorming aansluit bij de gestelde doelen;
Het vergelijken van de daadwerkelijk optredende milieugevolgen met de in de plan-MER voorspelde gevolgen (monitoring gevolgen brede welvaart);
Het invullen van (voor de besluitvorming essentiële) leemten in kennis.
/join/id/regdata/pv20/2025/pdf_98dc03ff-2ee3-4bc1-88d9-c00f13829905/nld@2025‑09‑30;1027
/join/id/regdata/pv20/2025/pdf_6c6900a8-a647-4281-ab7b-8beb8f3a4171/nld@2025‑09‑30;1027
/join/id/regdata/pv20/2025/gio117006e2-ded6-4ca9-978b-ee581c375350/nld@2025‑09‑30;12-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio2e17a5f6-eeba-463a-a501-16d629de7c1d/nld@2025‑09‑30;38-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio4d55e877-7070-4c29-9e0a-92288508da1e/nld@2025‑09‑30;40-0
/join/id/regdata/pv20/2025/giofcc4af94-b885-41a6-9083-73975e396b69/nld@2025‑09‑30;11-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio310344b2-44dd-4579-81b7-9ce9a0685a67/nld@2025‑09‑30;9-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio95e92836-1e04-4d72-849b-59ee18afa5bb/nld@2025‑09‑30;6-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio7b10b60c-9f7a-4a7c-b357-c5d14b9d2603/nld@2025‑09‑30;4-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioa790c7d2-c60b-40ab-82ba-e2e030a3f87f/nld@2025‑09‑30;10-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio16c48113-4daa-4319-95a6-27185654a540/nld@2025‑09‑30;8-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio68e27c01-70d0-455e-847c-7fa8e86fb98e/nld@2025‑09‑30;7-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio3b9d0aee-42f8-4ce5-adf7-af1bc28a8c69/nld@2025‑09‑30;3-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio42382c93-2b38-43f1-abf1-9d45f867e416/nld@2025‑09‑30;16-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio92159bd6-15e1-491c-bdd4-6e1f7b7dc663/nld@2025‑09‑30;23-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioe9985619-e93f-4d07-94c2-ca895ca2c805/nld@2025‑09‑30;27-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio8eb1e618-d6fb-4e0c-a941-5b9c0505f22c/nld@2025‑09‑30;34-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio7d3455d2-6bc3-4601-8bad-3d48fe913a1e/nld@2025‑09‑30;22-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio74c50130-6cb9-4a4c-9930-26c13d8ca6db/nld@2025‑09‑30;31-0
/join/id/regdata/pv20/2025/giof38e5005-267a-4f77-83ce-107d426b4ec4/nld@2025‑09‑30;25-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio52ce4f82-395f-4860-9b0c-122b036ed24b/nld@2025‑09‑30;19-0
/join/id/regdata/pv20/2025/giode17dc2c-cb51-491d-83e0-ed6c0f7db220/nld@2025‑09‑30;36-0
/join/id/regdata/pv20/2025/giob69deb32-05cf-4108-b19a-50eab8265cf7/nld@2025‑09‑30;26-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioc94b5b41-c5b6-44fe-b872-a3c7202073bd/nld@2025‑09‑30;35-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio6b622d6e-9453-4e87-8ad6-4fa9d9c276e7/nld@2025‑09‑30;15-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio31a24a40-d40b-4d6a-827b-e3a8d81a1d21/nld@2025‑09‑30;30-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioa7963148-d13c-4623-a35f-e4b2a7c7fb3d/nld@2025‑09‑30;17-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio63dd2e77-0be8-4254-abef-529561a6eac0/nld@2025‑09‑30;28-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioc3b11adc-30cd-494e-986e-adf44be29785/nld@2025‑09‑30;24-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gioed8d7d63-2629-4bdd-a42f-9dc7dc6279a8/nld@2025‑09‑30;21-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio103262ba-f211-48a9-b0b2-df4858ffc197/nld@2025‑09‑30;20-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio4d7f867a-4408-4c84-b52b-d090ca1bb74e/nld@2025‑09‑30;29-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio3b9365b7-a9aa-4776-9e5f-7ea21cc55d3c/nld@2025‑09‑30;33-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio84da7fa9-77bd-41f4-b0f8-a600bfe2718f/nld@2025‑09‑30;18-0
/join/id/regdata/pv20/2025/gio1845f176-7afc-4b03-b485-673386d05925/nld@2025‑09‑30;14-0
Datum
|
Onderwerp
|
Genodigden
|
Eind 2020 - begin 2021 | Oriënterende ambtelijke gesprekken met alle gemeenten en waterschappen | Gemeenten en waterschappen |
Doorlopend 2021-2024 | Ruimte voor openen topic op Stemvanprovinciegroningen.nl | Iedereen (inwoners) |
Heel 2021 | BOT-gesprekken alle gemeenten en waterschappen -> eerste ambtelijk en daarna bestuurlijk | Alle gemeenten en waterschappen |
Begin 2021 | Drie rondes peilingen Stemvanprovinciegroningen.nl - gekoppeld aan artikelen in DVHN | Iedereen (inwoners) |
Juli 2021 | Sessies in het kader van onderzoek Trends en Ontwikkelingen | Stakeholders, gemeenten, waterschappen, intern. |
Eind 2021 | Twee rondes peilingen Stemvanprovinciegroningen.nl | Iedereen (inwoners) |
Eind 2021 | Praten met de Staten Jongeren - inclusief peilingen op Stemvanprovinciegroningen.nl | Jongeren (online + fysiek) |
12 oktober 2021 | Werksessie Centraal Groningen | Gemeenten, waterschappen, stakeholders in het gebied |
13 oktober 2021 | Werksessie Noord Groningen | Gemeenten, waterschappen, stakeholders in het gebied |
26 oktober 2021 | Werksessie West Groningen | Gemeenten, waterschappen, stakeholders in het gebied |
27 oktober 2021 | Werksessie Midden Groningen | Gemeenten, waterschappen, stakeholders in het gebied |
7 oktober 2021 | Werksessie Zuidoost Groningen | Gemeenten, waterschappen, stakeholders in het gebied |
2 november 2021 | Webinar Trends en Ontwikkelingen | Gemeenten, waterschappen, in het gebied |
Begin 2022 | Drie rondes peilingen Stemvanprovinciegroningen.nl -> gekoppeld aan Gids voor Gesprek | Iedereen (inwoners) |
Begin 2022 | Jongerenparticipatie onderzoek, uitgevoerd door Studentlabs -> binder met kaarten en Rapportage van resultaten (online + fysiek) | Jongeren in de provincie Groningen |
9 mei 2022 | Presentatie Gids voor Gesprek in interactieve online sessie | Intern, stakeholders, ketenpartners |
16 mei 2022 | Themasessie Wonen, Werken en Bereikbaarheid | Gemeenten, waterschappen, stakeholders |
23 mei 2022 | Themasessie 95% CO2 Neutraal | Gemeenten, waterschappen, stakeholders |
30 mei 2022 | Themasessie Toekomstbestendig Landelijk Gebied | Gemeenten, waterschappen, stakeholders |
7 juni 2022 | Bestuurlijke conferentie Koersdocument | Bestuurders van gemeenten en waterschappen |
14 juni 2022 | Sessie met directie van externe stakeholders | Geselecteerde stakeholders (directieniveau) |
2 februari 2023 | Werksessie omgevingsvisie | Intern, stakeholders, gemeenten en waterschappen |
11 mei 2023 | Excursie Roegwold en Stadskanaal | Intern ambtelijk + NMF, Stadskanaal, Staatsbosbeheer, Hunze en Aa's |
25 mei 2023 | Lezing Zef Hemel | Intern ambtelijk, Statenleden |
18 september 2023 | PBL Lezing | Geselecteerde stakeholders, gemeenten en waterschappen, intern ambtelijk. |
3 oktober 2023 | Sessie Wonen in het Buitengebied | Gemeenten, waterschappen en intern |
7 december 2023 | Bestuurlijk diner | Gemeenten en waterschappen |
7 februari 2024 | Omgevingsmarkt i.s.m. diverse interne trajecten | Gemeenten, waterschappen, stakeholders, interne collega's. |
13 maart 2024 | Ambtelijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
28 maart 2024 | Bestuurlijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
5 juni 2024 | Ambtelijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
15 juni 2024 | Bestuurlijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
10 juli 2024 | Ambtelijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
18 juli 2024 | Bestuurlijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
9 oktober 2024 | Ambtelijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
15 januari 2025 | Ambtelijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
Maart 2025 | Bestuurlijk overleg Ruimte | Gemeenten, waterschappen en waterbedrijf |
Intern: tientallen (werk)sessies met o.a. directie, Stateninfodagen, domeinleiding, teamleiders, gebiedsprogramma managers, thematische programmamanagers, lunchlezingen, projectteam, expertteam.
Extern losse gesprekken: o.a. diverse gemeenten, Defensie, provincie Fryslân, provincie Drenthe, provincie Overijssel, Groninger Dorpen, LTO Noord, Cumela, NMF, VGG, Waddenberaad, AVEBE.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-15882.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.