U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Rectificatie artikelsgewijze toelichting artikel 4.64 (aanvullende vrijstellingen ontgrondingsactiviteit) en 5.46 (nadere uitwerking kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies) in Omgevingsverordening Gelderland

DIT IS GEEN BESLUIT

Artikel I

Op 15 april 2025 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland besloten een verduidelijkende zin toe te voegen aan artikel 4.64 (aanvullende vrijstellingen ontgrondingsactiviteit), zonder de inhoud van het artikel te wijzigen. Ook is een wijziging van de artikelsgewijze toelichting in artikel 5.46 (nadere uitwerking kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies) vastgesteld. Per abuis zijn deze wijzigingen niet gepubliceerd in de Omgevingsverordening Gelderland.

De openbare samenvatting van het GS-besluit van 15 april 2025 is hier te vinden:  https://www.gelderland.nl/besluiten/2025‑04‑15. De publicatie behorende bij dit besluit is hier te vinden: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-6571.html.

Artikel II

De op 15 april 2025 vastgestelde wijzigingen worden alsnog opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland conform 'bijlage A'.

Bijlage A Omgevingsverordening Gelderland

A

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.64 (aanvullende vrijstellingen ontgrondingsactiviteit)

Lid 1: Het eerste lid bevat een algemene vrijstelling voor ontgrondingsactiviteiten die vanwege hun geringe omvang niet hoeven te voldoen aan de vergunningplicht. Als er 1.000 m3 of meer wordt ontgraven, geldt wel een meldingsplicht op grond van artikel 4.65 (melding ontgrondingsactiviteit).

Lid 2: De volume- en oppervlakte-eis uit het eerste lid geldt niet voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van de in het tweede lid genoemde terreinen. De eis dat niet dieper dan drie meter mag worden ontgraven, blijft wel staan. Dit lid is in afwijking van de vrijstelling in artikel 16.7, onder g en onder 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

Deze aanvullende vrijstelling geldt niet voor een waterput, reservoir, bassin, vijver, poel of een daarmee vergelijkbare voorziening, ook niet als onderdeel van de in het tweede lid genoemde terreinen; de specifiek daarvoor geldende vrijstellingen blijven in stand.

Lid 3: Het derde lid voegt het aanleggen, veranderen of verwijderen van een noodzakelijke voorlandverbetering voor een dijk door of namens de waterbeheerder toe aan de vrijstellingen genoemd in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Artikel 16.7, onder g en onder 1o van het Bal bevat een vrijstelling voor ontgrondingsactiviteiten door of namens de waterbeheerder, als deze nodig zijn voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een waterstaatswerk en deze maatregel getroffen wordt op basis van een omgevingsplan, projectbesluit of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit. De vrijstelling geldt alleen voor voorlandverbeteringen bij dijken met een waterkerende functie.

Lid 4: De vrijstelling in het vierde lid is bedoeld voor die gevallen waar dieper dan drie meter onder het maaiveld wordt ontgraven, tot vier en een halve meter diep, om een afdichtende kleilaag aan te brengen met een dikte van maximaal anderhalve meter. Het uiteindelijke opleveringspeil moet op maximaal drie meter onder het oorspronkelijke maaiveld liggen. Vanuit technische overweging kan het nodig zijn om een extra kleilaag aan te brengen, bijvoorbeeld in geval van kwelvorming. Deze vrijstelling zorgt ervoor dat daarvoor dan niet een vergunning nodig is.

B

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.46 (nadere uitwerking kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies)

Ter uitvoering van artikel 7.4, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) worden in bijlage Kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies bij deze omgevingsverordening de kernkwaliteiten uitgewerkt.

Het Bkl (en ook de voorloper Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) bevat een instructieregel die provincies verplicht om de kernkwaliteiten in hun omgevingsverordening nader uit te werken. Deze nadere uitwerking in concrete en toetsbare kwaliteiten (oftewel «attributen» volgens UNESCO) vindt plaats op basis van de lokale omstandigheden. De uitwerking dient zo concreet te zijn, dat er een helder toetsingskader ligt voor omgevingsplannen, omgevingsvergunningen voor een afwijkactiviteit en projectbesluiten die mogelijke gevolgen hebben voor het behoud van de erfgoederen.

In Bijlage XVII Bkl worden de kernkwaliteiten van de Hollandse Waterlinies opgesomd:

  • a.

    het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militaire verdedigingssysteem, bestaande uit:

    • 1.

      inundatiegebieden;

    • 2.

      een zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;

    • 3.

      voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;

    • 4.

      waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers, en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;

    • 5.

      overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;

    • 6.

      de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten; en

    • 7.

      de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;

  • b.

    de grote openheid; en

  • c.

    het groene en overwegend rustige karakter.

In genoemde bijlage van het Bkl worden de essentiële kenmerken van het aanwezige landschap en cultureel erfgoed op hoofdlijnen beschreven. Een concrete uitwerking – op detailniveau – vindt plaats in handboeken voor behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten van de Hollandse Waterlinies. Deze handboeken zijn in opdracht van het Pact van Loevestein, een bestuurlijke samenwerking van de gemeenten, provincies, waterschap en Staatsbosbeheer in het zuidelijke deel van de Hollandse Waterlinies (ten zuiden van de Lek) opgesteld. Zie bijlage Kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies voor meer uitleg en toelichting.

In genoemde bijlage van het Bkl worden de essentiële kenmerken van het aanwezige landschap en cultureel erfgoed op hoofdlijnen beschreven. Een concrete uitwerking – op detailniveau – vindt plaats via gebiedsanalyses werelderfgoed. Er zijn 5 gebiedsanalyses relevant voor het Gelderse grondgebied. Het gaat om de gebiedsanalyses voor de Culemborgerwaard, Tielerwaard, Bommelerwaard, Inundatiekanaal Tiel en Fort Pannerden.

Naar boven