Provinciaal blad van Drenthe
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 15553 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 15553 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Wijziging Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities Drenthe en Fryslân 2025-2026
A. In artikel 9, onder g, wordt de tekst
“er geen afgeronde haalbaarheidsstudie aanwezig is, die de aanleiding/grondslag is voor de aanvraag;” vervangen door “een eventuele haalbaarheidsstudie, die aanleiding/grondslag is voor de aanvraag, niet is afgerond;”
B. In artikel 11, lid 1, onder c, wordt de tekst
“de loonkosten van de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel en bijdrage eigen uren van de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden.
De loonkosten of de bijdrage in eigen uren wordt meegenomen tegen:
“de loonkosten en/of bijdrage eigen uren van de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich bezighouden met het uitvoeren van het haalbaarheidsproject.
A. In de toelichting op artikel 11, sub c en d, wordt de tekst:
“Artikel 11, sub c en d Loonkosten
Het betreft een vast tarief, waarin inflatiecorrectie reeds is verdisconteerd. Dit tarief kan worden gehanteerd door medewerkers die in loondienst zijn bij de projectpartner en als sprake is van eigen arbeid van personen die niet worden verloond. Bijvoorbeeld bij:
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Dit maandbedrag kan worden gehanteerd voor medewerkers die voor een vast deel van hun arbeidstijd aan het project werken. Dit vaste maandbedrag kan naar rato van de ingezette uren per medewerker variëren.
Bij het opstellen van de begroting vooraf, worden de totale loonkosten per medewerker berekend door het vaste maandbedrag van € 7.800,-- te vermenigvuldigen met het verwachte aantal maanden dat de medewerker inzet voor het project zal leveren. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het standaardpercentage van de werkweek dat de medewerker naar verwachting aan het project zal werken.
Als medewerkers een vast percentage van hun tijd werkzaam zijn voor de uitvoering van een project, kan een werkgeversdocument volstaan als onderbouwing van de ureninzet. De werkgever stelt voor de medewerkers een document op met vermelding van de namen van de medewerkers en het vaste percentage van de tijd per maand dat zij werkzaam zijn voor het project. Het document wordt bij voorkeur voorafgaand aan de start van de projectactiviteiten opgesteld. Indien de arbeidstijd van de medewerker aan het project gedurende de projectperiode wijzigt, dient er een nieuw werkgeversdocument aangeleverd te worden. Een format voor het werkgeversdocument wordt beschikbaar gesteld op de website van het SNN.
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Berekening aantal subsidiabele uren:
De berekening van het totaal aan subsidiabele loonkosten per kalenderjaar gaat uit van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast.
Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen van de maximale subsidiabele loonuren van een aangepast aantal contracturen:
Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het project komen niet in aanmerking voor subsidie
In geval van eigen arbeid is er geen sprake van een dienstverband en daarmee geen sprake van loonkosten. De inbreng van eigen arbeid wordt gezien als een bijdrage in natura. De overige projectkosten die subsidiabel zijn op grond van de regeling betreffen zogenaamde “out of pocketkosten”. Dit zijn kosten die gemaakt en betaald worden door de aanvrager.
De betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura. Met ander woorden: de subsidie kan niet meer bedragen dan het bedrag dat aan “out of pocketkosten” wordt gemaakt.
In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 20.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 20.000,-- bedraagt.
In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 10.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 10.000,-- bedraagt.”
"Artikel 11 lid 1 sub c en d Loonkosten
De aanvrager mag (soms) kiezen tegen welk tarief zij de loonkosten van het project willen berekenen. Hiervoor zijn twee tarieven bepaald, met elk haar eigen administratieve last.
Het betreft een vast tarief, waarin inflatiecorrectie reeds is verdisconteerd. Dit tarief kan worden gehanteerd door medewerkers die in loondienst zijn bij de projectpartner en als sprake is van eigen arbeid van personen die niet worden verloond. Bijvoorbeeld bij:
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Dit maandbedrag kan worden gehanteerd voor medewerkers die voor een vast deel van hun arbeidstijd aan het project werken. Dit vaste maandbedrag kan naar rato van de ingezette uren per medewerker variëren.
Bij het opstellen van de begroting vooraf, worden de totale loonkosten per medewerker berekend door het vaste maandbedrag van € 8.600,-- te vermenigvuldigen met het verwachte aantal maanden dat de medewerker inzet voor het project zal leveren. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het standaardpercentage van de werkweek dat de medewerker naar verwachting aan het project zal werken.
Als medewerkers een vast percentage van hun tijd werkzaam zijn voor de uitvoering van een project, kan een werkgeversdocument volstaan als onderbouwing van de ureninzet. De werkgever stelt voor de medewerkers een document op met vermelding van de namen van de medewerkers en het vaste percentage van de tijd per maand dat zij werkzaam zijn voor het project. Het document wordt bij voorkeur voorafgaand aan de start van de projectactiviteiten opgesteld. Indien de arbeidstijd van de medewerker aan het project gedurende de projectperiode wijzigt, dient er een nieuw werkgeversdocument aangeleverd te worden. Een format voor het werkgeversdocument wordt beschikbaar gesteld op de website van het SNN.
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Berekening aantal subsidiabele uren:
De berekening van het totaal aan subsidiabele loonkosten per kalenderjaar gaat uit van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast.
Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen van de maximale subsidiabele loonuren van een aangepast aantal contracturen:
Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het project komen niet in aanmerking voor subsidie.”
B. In de toelichting op artikel 11 sub d en e wordt de aanhef:
“Artikel 11, sub d en e Verbonden- en partnerondernemingen” vervangen door “Artikel 11, lid 1, sub d en e Verbonden- en partnerondernemingen”
C. In de toelichting op artikel 11 sub f wordt de aanhef:
“Artikel 11, sub f Huurkosten” vervangen door “Artikel 11, lid 1, sub f Huurkosten”
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-15553.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.