Provinciaal blad van Drenthe
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Reactietermijn |
|---|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 15086 | ander besluit van algemene strekking | 29-10-2025 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Reactietermijn |
|---|---|---|---|---|
| Drenthe | Provinciaal blad 2025, 15086 | ander besluit van algemene strekking | 29-10-2025 |
Natuurbeheerplan Drenthe, versie 2026
Het Natuurbeheerplan dient uitsluitend als subsidiekader voor natuur, bos en landschap.
Het Natuurbeheerplan mag niet worden gebruikt als basis voor advisering, toetsing van omgevingsplannen en als toetsingskader voor de basispremie.
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer provincie Drenthe 2016;
overwegende dat regelmatig het Natuurbeheerplan wordt geactualiseerd;
Dit besluit treedt in werking op 9 september 2025.
In het geval de publicatie in het Provinciaal Blad plaatsvindt na 9 september 2025, werkt het Natuurbeheerplan Drenthe terug tot en met 9 september 2025.
Bovengenoemde stukken kunnen vanaf 9 september 2025 digitaal ingezien worden via www.provincie.drenthe.nl/natuurbeheerplan.
Belanghebbenden kunnen van 19 september 2025 tot en met 29 oktober 2025 een beroepschrift indienen tegen dit besluit bij de Rechtbank Noord-Nederland. Voor meer informatie over het indienen van een beroepschrift verwijzen wij u naar www.provincie.drenthe.nl/bezwaarprocedure.
1. Wat is het Natuurbeheerplan?
Voor u ligt het Natuurbeheerplan Drenthe, versie 2026.
Dit plan beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. Het natuurbeheerplan (NBP) is verankerd in het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Dit stelsel bestaat uit: de ‘Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Provincie Drenthe 2016’ (SVNL 2016) voor het beheer van natuur en landschap en de ‘Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap’ (SKNL) voor investeringen in natuur en landschap (omvorming, inrichting en kwaliteitsontwikkeling).
De provincie stelt de kaders voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer door dit NBP vast te stellen. Het NBP geeft aan waar welke beheerwaardige natuur aanwezig is en welke beheerdoelen hiervoor gelden. Daarnaast financiert de provincie een aanzienlijk deel van de kosten voor de ontwikkeling en het beheer van natuur door middel van subsidies. Het NBP vormt de basis voor het aanvragen van deze subsidies.
Het plan is geen statisch document. De provincie kan de inhoud van de plantekst en de kaarten, indien nodig, jaarlijks aanpassen. Hoewel het NBP frequent (veelal jaarlijks) wordt aangepast, kan het plan voor meerdere jaren geldig blijven tot Gedeputeerde Staten (GS) of Provinciale Staten (PS) weer een nieuw NBP vaststellen.
1.2 Doel en status Natuurbeheerplan
Het NBP geeft uitvoering aan het Europese, rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid en is de basis voor het verstrekken van subsidies voor (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer. Het gaat daarbij om bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt, landbouwgebieden beheerd worden volgens agrarisch natuurbeheer en de Natura 2000-gebieden. Het NBP beschrijft per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen nagestreefd worden. Het plan bevat de begrenzing van de (agrarische) natuurgebieden, met name toegespitst op de internationale biodiversiteitsdoelen en de internationale natuurgerichte agromilieu, water en klimaat doelen. De Omgevingsvisie Drenthe 2022 bevat de visie op het ruimtelijk domein. In de Gastvrije natuur – Natuurvisie 2040 (hierna Natuurvisie 2040) is specifiek het natuurbeleid uitgewerkt. Het NBP geeft aan waar en voor welke vormen van natuurbeheer in Drenthe financiële bijdragen mogelijk zijn. Het NBP vormt ook de basis voor de implementatie van artikel 65 van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Het plan is verankerd in de SVNL en SKNL en daarmee kaderstellend voor de SNL-subsidies en te beschouwen als een subsidiegids voor het natuurbeheer in Drenthe. Jaarlijks stellen GS openstellingsbesluiten vast, waarmee wordt aangegeven hoeveel financiële middelen voor welke doelen dat jaar beschikbaar worden gesteld.
In het Natuurpact en de overeenkomst met de Manifestpartijen zijn afspraken gemaakt om naast internationale soortendoelen ook internationale Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen op te nemen. Als waterschappen voor waterbeheerdiensten (blauwe diensten) gebruik willen maken van EU-cofinanciering dan kan dit uitsluitend via gebiedsaanvragen van agrarische collectieven, het NBP en de SVNL 2016. De waterschappen geven daarvoor aan voor welke waterdoelen welke waterbeheerdiensten nodig zijn, inclusief randvoorwaarden en prioriteiten.
In het NSP is afgesproken om naast de internationale soortendoelen en KRW-doelen ook klimaatdoelen op te nemen. Het kader hiervoor wordt gevormd door het Klimaatakkoord, de Nationale Klimaatadaptatiestrategie en de Landelijke Bossenstrategie. Er wordt ingezet op klimaatadaptatie en mitigatie, zoals bijvoorbeeld verminderen effecten extreme weersomstandigheden door water-, bodem- en teeltmanagement en reductie uitstoot broeikasgassen.
Begrenzing van natuur en landschap
In de Omgevingsverordening Drenthe (voorheen: Provinciale Omgevingsverordening) is de begrenzing aangegeven van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) met daarin de Natura 2000-gebieden, de natuurgebieden en de ecologische verbindingen. De kwaliteit van de natuur binnen het NNN is mede afhankelijk van de kwaliteit van de natuur daarbuiten. In de Natuurvisie 2040 noemen we de natuur buiten het NNN het Natuurnetwerk Drenthe (NND).
Bepalen van huidige en gewenste beheerdoelen van natuurgebieden
De Natuurvisie 2040 Drenthe beschrijft op hoog abstractieniveau de doelen en ambities voor natuur. Het biedt de kaders voor de uitvoering die vorm krijgt in onder andere het NBP. In het NBP is dit meer uitgewerkt naar de huidige en de gewenste beheerdoelen voor de Natura 2000-gebieden, het NNN en het NND. Het NBP begrenst en beschrijft de gebieden waar subsidiëring van beheer en ontwikkeling van natuur, agrarische natuur, landschapselementen en water plaats kan vinden. De begrenzing is aangeduid op vier kaarten: de beheertypenkaart (bijlage 1), ambitiekaart (bijlage 2 , de waterkaart (bijlage 3) en klimaatkaart (bijlage 4). De beheertypenkaart geeft de huidige situatie aan, op grond waarvan financiële bijdragen kunnen worden aangevraagd. De ambitiekaart geeft de gewenste ontwikkeling van de natuur in Drenthe aan. Deze kaart is vooral van belang voor de keuzes in het te voeren beheer. De water- en klimaatkaarten geven de begrenzingen aan waarbinnen blauwe en klimaatdiensten kunnen worden ingezet.
Het NBP heeft geen planologische consequenties of consequenties voor omgevingsplannen (voorheen: bestemmingsplannen) en heeft dus geen invloed op eigendomsrechten of bestaande gebruiksmogelijkheden. Het NBP mag niet gebruikt worden als kader voor de basispremie.
Het NBP bevat geen bindende regels of verplichtingen voor burgers. Ook kunnen er geen rechten aan worden ontleend; opname van een terrein in het NBP leidt dus niet vanzelfsprekend tot een positief besluit over subsidiëring van het beheer. Het zorgt er alleen voor dat beheerders en gecertificeerde agrarische collectieven van de gronden die zijn begrensd als natuurgebied, agrarische natuur of landschapselement de mogelijkheid krijgen om subsidie aan te vragen voor het beheer van deze gronden. Ook kan er subsidie worden aangevraagd voor natuurgerichte agromilieu-, klimaat- en waterdoelen.
1.3 Wijzigingen Natuurbeheerplan Drenthe, versie 2026
Dit NBP 2026 is op een aantal punten geactualiseerd ten opzichte van het vorige NBP 2025.
De tekst uit het NBP is geactualiseerd op wijzigingen in beleid en uitvoering. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Paragraaf 4.6 Aanvullende vereisten voor de aanleg van beboste gronden onder de SKNL is toegevoegd. De paragraaf is verplicht voor provincies die met de SKNL de mogelijkheid bieden om nieuw bos aan te leggen. De eis komt van de Europese Commissie, waar het SNL is aangemeld. Op basis van de Richtsnoeren voor de land en bosbouwsector heeft de Europese Commissie goedkeuring verleend aan het SNL en hebben de provincies zich daarmee gecommitteerd aan de bijbehorende vereisten.
De beheertypenkaart en ambitiekaart van het NBP zijn op een aantal punten gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Hart van Drenthe is met het natuurbeheertype N01.04 Zand en Kalklandschap op zowel de beheertypenkaart als de ambitiekaart aangeduid. Hiermee komen de NBP kaarten in overeenstemming met het provinciaal natuurbeleid (Omgevingsvisie Drenthe, Natuurvisie ‘Gastvrije natuur 2040’ en Drentse Bomen en Bossenstrategie), waarin is aangegeven dat het Hart van Drenthe tot een natuurlijk boslandschap wordt omgevormd;
2.1 Europees kader natuur en landschap
Het NBP is gebaseerd op het vigerend beleid voor het landelijk gebied voor water, milieu en ruimtelijke ordening van de Europese Unie, het Rijk en de provincie. In dit hoofdstuk lichten wij de belangrijkste onderdelen van het vigerend beleid en de recente ontwikkelingen toe.
De lidstaten van de EU hebben gezamenlijk specifieke wetten en beleidsdoelen vastgesteld voor het instandhouden van bepaalde planten- en diersoorten en natuurlijke habitats van internationale betekenis via de Vogel- en Habitatrichtlijn (VR/HR) en Natura 2000, voor de instandhouding van gezonde watersystemen (Kaderrichtlijn water) en voor een schoon milieu (Nitraatrichtlijn). De Europese Commissie (EC) ziet erop toe dat de lidstaten deze afspraken nakomen.
Naast de bovenstaande beleidskaders is zowel de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016 (SVNL2016) als de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap 2016 (SKNL2016) getoetst op staatssteun. Op basis van de Richtsnoeren voor de land en bosbouwsector heeft de Europese Commissie goedkeuring verleend aan de beide modelverordeningen en hebben de provincies zich daarmee gecommitteerd aan de bijbehorende vereisten.
Voor het platteland zijn door de EC-beleidsdoelen en regels vastgesteld met betrekking tot de verduurzaming en vergroening van de landbouw. Dit wordt concreet geëffectueerd in de vorm van het GLB - NSP 2023-2027.
Het motto van het NSP is “het GLB gaat toekomstbestendig boeren beter belonen”. Alle 9 doelen moeten in samenhang aan de orde komen, afhankelijk van de behoeften van de lidstaat. Daarin is de lidstaat niet helemaal vrij, het GLB kent een aantal Europese vereisten. Daarnaast zijn ook de nationale vereisten meegenomen in het NSP. Het GLB-NSP staat in het teken van de noodzaak om een toekomstbestendige landbouw te realiseren, aan de hand van 9 Europese specifieke doelstellingen en een overkoepelende opgave tot innoveren, netwerken en digitaliseren. Het GLB-NSP wordt ook ingezet voor de Green Deal, met in het bijzonder de strategieën Farm2Fork (Boer tot Bord) en Biodiversiteit’.
Met het GLB-NSP zetten Rijk, provincies en waterschappen samen de beleidslijnen uit voor beide subsidiefondsen van het GLB, zowel het Plattelandsfonds (pijler 2), als het Garantiefonds (pijler 1). Het Garantiefonds wordt deels ingezet via het nieuwe instrument ecoregelingen en door budget over te hevelen naar het plattelandsfonds, waardoor meer ruimte ontstaat voor investeringen, innovatie, samenwerken en kennisoverdracht voor toekomstgerichte bedrijven en verbreding en optimalisatie van het ANLb.
Duidelijk is inmiddels dat ecoregelingen en conditionaliteiten uit pijler 1 van het GLB-NSP en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer uit pijler 2 van het GLB-NSP naast elkaar kunnen worden ingezet en elkaar kunnen versterken. Ook is het mogelijk om ze beiden in te zetten mits zogenaamde double funding voorkomen wordt (dit betekent dat voor hetzelfde perceel niet twee keer subsidie mag worden verleend). De ecoregelingen en conditionaliteiten hebben een meer nationale generieke invulling (met regionale gebiedsgerichte accenten). Het herstel en instandhouding van habitats en landschappen vergt een integrale aanpak die past bij het gebied. Het ANLb richt zich op gebiedsgerichte activiteiten die boeren samen ondernemen om doelsoorten en doelen uit de opgave Water en Klimaat te ondersteunen.
De bijdrage die de Nederlandse lidstaat levert aan het agro milieu en klimaat is vastgelegd in het GLB-NSP fiche (art. 65), waarin de ambitie van Nederland is aangeduid. Het agrarisch natuurbeleid, het ecologisch waterbeheer en klimaatdoelen worden gekoppeld aan het ANLb en worden deels gefinancierd met Europees geld. Daarmee moet de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer inclusief natuurgerelateerde water- en klimaatdoelen voldoen aan het GLB-NSP fiche. In het fiche (fiche voor goedkeuring van het ANLb in Brussel) zijn drie leefgebieden (open grasland, open akkerland, dooradering) en de categorieën water en klimaat opgenomen.
Op 18 augustus 2024 is de Europese natuurherstelverordening in werking getreden. Deze verordening verplicht lidstaten om doeltreffende maatregelen te treffen om de natuur te herstellen, continu te verbeteren en niet te laten verslechteren. Het bevat oplopende kwantitiatieve doelstellingen voor terrestrische, kust- en zoetwaterecosystemen en mariene ecosystemen die nu niet in goede conditie verkeren, voor 2030, 2040 en 2050. Ook zijn er aanvullende doelstellingen, bijvoorbeeld voor landbouwecosystemen. Daarnaast gelden er verplichtingen m.b.t. het opstellen van een nationaal natuurherstelplan, monitoring en verslaglegging.
Alle artikelen van de verordening zijn direct van toepassing. Op dit moment wordt uitgewerkt welke aanpassingen van het Rijks- en provinciaal beleid noodzakelijk zijn. Dit heeft daarom nog niet tot aanpassing in dit natuurbeheerplan geleid.
2.2 Rijksbeleid natuur en landschap
Het Rijk stelt in het kader van de internationale verplichtingen op hoofdlijnen de ambities voor de agro, milieu- en klimaatdiensten vast en geeft de kaders aan waarbinnen die ambities gerealiseerd kunnen worden.
Het Rijksbeleid heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld langs twee lijnen: de eerste lijn betreft het versterken en verbeteren van het bestaande natuurbeleid. Dit richt zich op natuurgebieden en de directe omgeving daarvan. Denk hierbij aan de uitvoering van het Natuurpact (2013) door de provincies. Daarnaast heeft het Rijk verantwoordelijkheid voor het beheren en verbeteren van natuur in de grote wateren, duurzame bescherming van de Noordzee en het verder ontwikkelen van de Nationale Parken. Met het Programma Natuur is in het kader van de stikstofaanpak extra geld beschikbaar gesteld voor natuurherstel en -ontwikkeling met een focus op stikstofgevoelige natuurgebieden. De tweede lijn gaat over het verbreden van het natuurbeleid naar andere sectoren en domeinen. Hierin past de transitie naar een natuurinclusieve samenleving, waaronder de transitie in de landbouw richting kringlooplandbouw. Hierin werkt het Ministerie van LVVN via o.a. de Agenda Natuurinclusief, het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en Basiskwaliteit Natuur samen met provincies en maatschappelijke partijen aan de transitie naar een natuurinclusieve samenleving.
De uitvoering van het stimuleringsbeleid voor natuur en platteland is met ingang van 2014 gedecentraliseerd naar de provincies en vastgelegd in een decentralisatieakkoord 2014-2027 en een Natuurpact van overheden en maatschappelijke organisaties. Dit is op 18 september 2013 door staatssecretaris Dijksma aangeboden aan de Tweede kamer. In dit Natuurpact zijn de ambities vastgelegd met betrekking tot ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland voor de periode tot en met 2027. Het Rijk draagt bij aan de realisatie van deze ambities door jaarlijks extra te investeren in natuur. De onderdelen van deze ambities zijn:
Ontwikkeling robuust NNN inclusief Natura 2000-gebieden. Het NNN moet een robuuste ruggengraat van de natuur in Nederland zijn. Dat gaat gebeuren door het NNN te vergroten, te verbeteren en belangrijke natuurlijke verbindingen te realiseren tussen natuurgebieden onderling en tussen natuurgebieden en hun omgeving.
Soortenbescherming; Bescherming van afzonderlijke plant- en diersoorten is nodig vanwege Europese verplichtingen en afspraken waaraan Nederland zich in internationaal verband heeft gecommitteerd (VR/HR). Soortenbescherming vindt plaats binnen en buiten het NNN door het nemen van juridische en/of fysieke maatregelen, die vestiging of uitbreiding van een soortenpopulatie stimuleren.
Agrarisch natuurbeheer; het ANLb kan buiten en binnen het NNN worden toegepast. De uitvoering van het agrarisch natuurbeheer moet eenvoudiger en met minder kosten, en zal een duidelijke meerwaarde voor natuur, landschap en agrarisch ondernemerschap moeten opleveren. Het ANLb moet vooral worden ingezet voor het beschermen en verbeteren van internationale soorten.
Natuur en water; Er zijn diverse mogelijkheden om de ontwikkeling van de natuur, de vergroting van het NNN en de aanpak van de Natura 2000-gebieden optimaal te laten samengaan met het verbeteren van de condities van de kwantiteit en de kwaliteit van het water. Er wordt daarbij maximale synergie gezocht met maatregelen om te voldoen aan de KRW en de Nitraatrichtlijn.
Aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur
Het ministerie van LVVN heeft het Nationaal Programma Landelijk Gebied stopgezet en in de kamerbrief van 29 november 2024 aangekondigd deze te vervangen door de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur. Deze aanpak beoogt een bijdrage te leveren aan het behalen van wettelijke doelstellingen voor natuur-, water en klimaat. Concreet betreft het de Europese doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), de Natuurherstelverordening (NHV), de Kaderrichtlijn water (KRW) en de (Europese) Klimaatverplichtingen voor de landbouw. Ook zal er in het kader van de inbreukprocedure voor de grutto, specifieke aandacht worden besteed aan uitbreiding van het ANLb bij weidevogelkerngebieden (met name ten behoeve van de grutto). Deze aanpak wordt momenteel uitgewerkt door het Rijk, in samenwerking met de provincies.
Daarnaast is er naar aanleiding van twee rechterlijke uitspraken een ministeriële commissie Economie en Natuurherstel opgericht, die moet komen met een programma van maatregelen gericht op een gegarandeerde vermindering van stikstofuitstoot en natuurherstel.
In de loop van 2025 wordt meer bekend over de inhoud van deze beleidslijnen.
De provincies zijn, op grond van het decentralisatieakkoord natuur, volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid. De doelen en middelen worden door de provincies vastgelegd in onder andere dit NBP.
In dit provinciale NBP, dat de kaders en ambities bevat waarbinnen een subsidieaanvraag kan worden ingediend, is aangegeven in welke gebieden bepaalde natuur-, agro-, milieu- en klimaatdiensten ingezet kunnen worden.
Het provinciale beleid geeft invulling aan het Europese en Rijksbeleid en voegt daar provinciale doelen aan toe. Provincies houden bij de uitvoering van het natuurbeleid rekening met beleidsdoelen van andere overheden en activiteiten in het landelijk gebied, zoals het waterbeleid, recreatiebeleid en milieubeleid, zodat synergie kan worden bereikt. Het provinciale beleid is op hoofdlijnen weergegeven in de Omgevingsvisie Drenthe 2022. In de Omgevingsverordening Drenthe staan de regels die hierbij gelden.
Uit de evaluatie van het Programma Natuurlijk Platteland (2021) komt naar voren dat de provincie extra inzet moet leveren om de afgesproken ambitie uit het Natuurpact in 2027 te realiseren. In beekdalen wordt de natuurontwikkeling in combinatie met de doelen van de KRW gerealiseerd. Binnen deze opgave ligt de prioriteit op systeemherstel en het afronden van grote gebieden.
De provincie heeft de wettelijke taak om planten en dieren te beschermen, natuur te beheren en nieuwe natuur aan te leggen. Vanuit het Natuurpact en het Programma Natuur en vanuit onze eigen ambities zetten we in op het herstellen en het verbeteren van de kwaliteit van de natuur in heel Drenthe. De Natuurvisie 2040 beschrijft op een hoog abstractieniveau de doelen en ambities voor het natuurbeleid in de provincie Drenthe voor de komende jaren. Het natuurbeleid om natuurgebieden te ontwikkelen tot een robuust netwerk heeft een positief effect op de ontwikkeling van natuurwaarden.
Voor heel Drenthe is in beeld gebracht welke typen natuur en landschap bij kunnen dragen aan het hele natuurnetwerk. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen:
Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN):
Binnen het Natuurnetwerk Drenthe (NND):
De natuur- en landschapsdoelen voor deze typen gebieden staan op de kaart Doelen natuur en landschap 2040. Met deze kaart verwoorden we de doelen voor de langere termijn. De kaart betreft een richtinggevende kaart en is daarmee niet verplichtend.
Het NND is heeft betrekking op het landschap en de natuur buiten de natuurgebieden in het landelijke gebied. In het NND werken we aan een beter functionerend ecologisch systeem waarbij algemene soorten algemeen zijn, blijven of worden. Dit wordt de ‘Basiskwaliteit natuur’ genoemd. Dit is de basiskwaliteit van het landschap die nodig is om algemene soorten te laten (blijven) floreren. Bij het streven naar een basiskwaliteit natuur spelen aspecten van milieucondities inrichting, en beheer een rol. Het grootste effect voor natuurwaarden in het buitengebied kan vanuit de provinciale rol gerealiseerd worden door bijvoorbeeld de verduurzaming van de landbouw, en het realiseren van een groenblauwe dooradering in het landelijk gebied. De GBDA bestaat onder andere uit ecologisch beheer van bermen, oevers, sloten, akkerranden en andere landschapselementen passend bij het landschapstype waar ze voor komen.
De Natuurvisie 2040 biedt daarnaast de kaders voor de uitvoering die vorm krijgt in het Programma Natuurlijk Platteland en het Uitvoeringsplan flora en fauna.
Om te weten of ons beleid tot de gewenste resultaten leidt, meten we de effecten ervan door monitoring. Resultaten van deze monitoring worden vervolgens geanalyseerd en geduid.
Programma Natuurlijk Platteland
Om invulling te geven aan de doelen uit het Natuurpact heeft Drenthe in 2016 het Programma Natuurlijk Platteland opgezet. Binnen acht deelgebieden vindt, samen met onze gebiedspartners en uitvoeringsorganisatie Prolander, de concrete uitvoering plaats. In een gebiedsgerichte aanpak kijken we daarbij hoe de opgaven van natuur, landbouw, klimaat en water elkaar kunnen versterken.
Met de komst van het Programma Natuur en het daaruit voortkomende Uitvoeringsprogramma Natuur Drenthe 2021-2023 zetten we de volgende stap om niet alleen NNN te realiseren, maar vooral om de kwaliteit van de Drentse natuur op orde te krijgen. Het Uitvoeringsprogramma is samen met gebiedspartners opgesteld. De uitvoering zal via de lopende gebiedsprocessen binnen het PNP plaatsvinden.
Uitvoeringsplan flora en fauna
Het uitvoerende onderdeel van het provinciale soortenbeleid is uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora en fauna. De focus hierin ligt op soorten waarbij we de positieve beleving ervan willen bevorderen en eventuele negatieve effecten voorkomen en verminderen. Om in te kunnen spelen op veranderingen moet het Uitvoeringsplan flexibel zijn. Ook de rol- en takenverdeling bij soortenbescherming is uitgewerkt in dit Uitvoeringsplan.
De Drentse Bomen- en Bossenstrategie
Eind 2020 is de Landelijke Bossenstrategie verschenen (Bos voor de Toekomst, uitwerking en doelen landelijke bossenstrategie en beleidsagenda 2030). De Drentse Bomen- en Bossenstrategie is een uitwerking hiervan. Er ligt een grote opgave voor het vitaal houden van onze bossen. De Bossenstrategie is een belangrijke stimulans om de biodiversiteit te versterken, bij te dragen aan de oplossing van de stikstofproblematiek en aan hydrologisch herstel van natuurgebieden.
Daarnaast is er een opgave om nieuw bos te realiseren.
Met de Landbouwkoers Drenthe richten wij ons op 2040 en de kracht van de landbouwsector. Een krachtige en toekomstgerichte landbouwsector:
Belangrijke kernkwaliteiten van Noord-Nederland zijn de beschikbare ruimte, de vruchtbare bodems, schone lucht, schoon water en de verbondenheid met de samenleving en het rijke cultuurlandschap. Er zijn vitale bedrijven en ketens en er is een vitaal platteland en natuur. Het resultaat is voedselvoorziening uit een rijk landschap, met behoud van identiteit, waarin we streven naar een basiskwaliteit natuur. Van oudsher voelen agrarisch ondernemers zich verbonden met hun omgeving, met het landschap. Tel daarbij op dat het doel vaak is om het bedrijf aan een volgende generatie over te dragen. Daar hoort vanzelfsprekend een vorm van rentmeesterschap als beheerder van het landschap bij. We denken in mogelijkheden om natuuropgaven en landbouw in samenhang te ontwikkelen. Daarbij kunnen we de denkkracht van onze inwoners en ondernemers goed gebruiken. Drenthe zet hierbij in op het sluiten van (nutriënten)kringlopen in de vorm van kringlooplandbouw. Dit realiseren we door:
Door in te zetten op kringlooplandbouw, start de strategie automatisch bij de bodem. Welke bodems zijn het meest geschikt voor welke teelten, en welke voedingsstoffen zijn nodig om de meest geschikte planten tot hun recht te laten komen? Hoe kunnen verschillende sectoren elkaar versterken met onder andere gewasrotatie, meststoffen, nieuwe teelten en eiwitbronnen? En waar wordt in de markt voor betaald? Innovatie is en blijft daarbij de sleutel om de opgaves naar de toekomst toe te kunnen oplossen. Dat was in het verleden zo, en zal in de toekomst zo blijven. De focus op innovatie is daarom een pijler onder het Drentse en ook landelijke beleid.
De waterdoelen zijn opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027 waar ook het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe onderdeel van uit maakt. Beiden omvatten regionale invulling van Europese en nationale programma’s zoals de KRW, het Nationaal Bestuursakkoord Water en Waterbeheer 21e eeuw. Voor het waterbeheer is met name het streven naar een goede waterkwaliteit, gebaseerd op de normen van de KRW, van belang. Specifiek voor de Drentsche Aa geldt dat de kwaliteit van het water zo goed moet zijn dat dit geschikt is voor de bereiding van drinkwater. Voor het halen van de KRW-doelen zijn maatregelen nodig, zoals het herinrichten van watersystemen en het verminderen van emissies.
In de Omgevingsvisie Drenthe 2022 is opgenomen dat wij streven naar robuuste beeksystemen in 2030. Robuuste beeksystemen zijn beken met een grotere dynamiek door een meer natuurlijk peilbeheer (hoog in de winter en laag in de zomer) en die voor vissen te passeren zijn. Bij veel neerslag is er kans op water op het maaiveld. De waterkwaliteit is zodanig dat de planten en dieren die hier van nature voorkomen, er goed kunnen leven. In de beekdalen met overwegend natuurfunctie bepalen natuurlijke processen en de cultuurhistorie het landschap. De overige beekdalen zijn herkenbaar als onderdeel van het Drentse landschap. Enkele beekdalen zijn hoofdzakelijk ingericht voor de landbouw. In veel beekdalen komen de functies natuur en landbouw naast elkaar voor. We verwachten de komende jaren geen grootschalige functieveranderingen meer in de beekdalen, afgezien van de realisatie van de NNN. De huidige functies blijven bestaan. Daarom moeten we zoeken naar mogelijkheden om deze functies goed met de robuuste beekdalen te combineren.
Op 15 december 2021 is door Provinciale Staten de Strategie Bodem & Ondergrond vastgesteld. Met deze strategie is het beleid voor bodem en ondergrond geactualiseerd. Deze strategie geeft invulling aan duurzaam bodemgebruik en -beheer waarbij in de uitwerking maatschappelijke opgaven/thema's centraal zijn gesteld. De thema's in de strategie zijn: energievoorziening, landbouw, verontreinigingen in de leefomgeving, aardkundig erfgoed, natuur, grondwater, infrastructuur, delf- en grondstoffen en klimaatverandering. De Strategie Bodem & Ondergrond benoemt per thema, de visie, de strategische doelen en de beleidskeuzes. Binnen dit kader zal de provincie samen met partners daaraan operationele doelen, instrumenten en inspanningen verbinden.
Als waterschappen voor waterbeheerdiensten gebruik willen maken van EU-cofinanciering dan kan dit uitsluitend via gebiedsaanvragen van agrarische collectieven, het Natuurbeheerplan Drenthe, versie 2025 en de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Provincie Drenthe 2016. De waterschappen geven daarvoor aan voor welke waterdoelen welke waterbeheerdiensten nodig zijn, inclusief randvoorwaarden en prioriteiten.
Voor (uitvoerings)projecten voor een betere waterkwaliteit (KRW) en klimaatadaptatie van waterschappen en grondgebruikers zijn aparte openstellingsbesluiten van Gedeputeerde Staten van toepassing. Daarnaast hebben provincie en waterschappen afspraken gemaakt over de financiering van projecten uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
Naast Europese, nationale en provinciale natuurbeleidskaders, spelen ook andere beleidskaders een rol. In de gemeentelijke omgevingsplannen wordt de functie van de in die plannen begrepen gronden vastgelegd. In dit geval varieert dat van agrarisch gebied tot natuurgebied. Voor elk deelgebied in het kader van het natuurbeheerplan kan het betreffende bestemmingsplan worden geraadpleegd.
De waterschappen geven in de waterbeheerplannen aan welke doelen zij nastreven op het gebied van schoon, veilig en voldoende water. Waterschappen zijn verantwoordelijk voor het realiseren van een goede waterkwaliteit en het voldoen aan de normen van de KRW. In de waterbeheerplannen van de waterschappen staat per KRW-oppervlaktewaterlichaam aangegeven welke doelen bereikt moeten worden en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Ook geven waterschappen aan op welke wijze zij het beheer van het watersysteem uitvoeren.
3. Subsidiestelsel Natuur en Landschap
Het beschermen van dieren en planten is belangrijk voor de mens. Deze bescherming vindt plaats om ecologische, economische en ethische redenen. De diversiteit van dieren en planten verhoogt de spankracht van de natuur (ecologie). Daarnaast is de biodiversiteit een belangrijke productiefactor (economie). Ten slotte worden dieren en planten vanwege hun intrinsieke waarde beschermd (ethiek). De provincie hecht veel belang aan het behoud en de ontwikkeling van de provinciale natuur. Daarom verleent zij daarvoor subsidie via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).
De provincie bepaalt in het NBP in welke gebieden natuurbeheerders, natuurcollectieven en agrarische collectieven subsidie kunnen krijgen voor (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer, blauwe diensten en klimaatdiensten. In het NBP liggen de verschillende natuur- en landschapsbeheertypen van de Index Natuur en Landschap voor percelen en/of terreinen vast. Subsidie is alleen mogelijk voor het beheertype dat in het NBP is aangegeven en begrensd.
Subsidie voor beheer en kwaliteitsimpulsen
In het SNL wordt een onderscheid gemaakt tussen financiering van het beheer van de bestaande natuur en landschap en eenmalige investeringen ter verbetering van de natuurkwaliteit (kwaliteitsimpulsen). De subsidie voor het beheer van natuur, agrarische natuur en landschapselementen is geregeld in de SVNL 2016. De subsidie voor de kwaliteitsimpulsen is geregeld in de SKNL. Voor meer informatie over de subsidieverordeningen en subsidiemogelijkheden zie www.provincie.drenthe.nl/natuurbeheerplan of https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/subsidiestelsel-natuur-en-landschap/verordeningen/
De basis voor het NBP vormt de Index Natuur en Landschap. Deze Index is een landelijk uniforme en sterk gestandaardiseerde “natuurtaal” waarin de Nederlandse natuur- en landschapsbeheertypen worden vastgelegd. De Index is van belang voor de aanduiding van de natuur- en landschapsdoelen door de overheid en voor de monitoring en bevordert ook een goede afstemming tussen beheerders onderling en tussen beheerders en overheden.
De Index Natuur en Landschap bestaat uit de onderdelen natuur, agrarische natuur en landschapselementen. In de Index worden twee niveaus onderscheiden: de natuurtypen voor de sturing op landelijk niveau en de beheertypen voor de operationele aansturing van het beheer op regionaal en lokaal niveau. Voor de begrenzing in het NBP en de subsidieverlening wordt het niveau van de beheertypen gebruikt. Voor het agrarisch natuurbeheer kan ook het niveau van natuurtypen worden gebruikt.
De natuurtypen zijn bedoeld als sturings- en verantwoordingsinstrument op landelijk niveau. Daarbij valt te denken aan afspraken en rapportages tussen Rijk en provincies. De beheertypen zijn geschikt voor de aansturing van het beheer op interprovinciaal, provinciaal en lokaal niveau. Zij vormen de basis voor afspraken over doelen en middelen tussen provincie en beheerder.
In de Index Natuur en Landschap worden de natuurbeheertypen, landschapsbeheertypen en agrarische natuurtypen beschreven.
De beschrijving van de agrarische natuurtypen is gebaseerd op het advies dat is opgesteld door Alterra met beschrijvingen van de vier agrarische natuurtypen/leefgebieden en de daaronder vallende agrarische beheertypen met kwalitatieve en kwantitatieve criteria. Deze criteria zijn zo verwoord dat ecologische effectiviteit bevorderd wordt. Zie https://www.bij12.nl/wp-content/uploads/2024/02/16926_Alterra_Rapport-2585_Totaal_LR.pdf voor het advies van Alterra .
Voor meer informatie over de Index Natuur en Landschap zie onderdeel thema ‘Index Natuur en Landschap’ op https://www.bij12.nl/onderwerp/natuursubsidies/index-natuur-en-landschap/
3.2 Natuurbeheerplan: beheertypenkaart en ambitiekaart
Het NBP kent een beheertypenkaart (bijlage 1) en een ambitiekaart (bijlage 2). Zij vormen met de beschrijving van de doelen de kern van het plan.
De beheertypenkaart geeft alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer met de benamingen volgens de landelijk uniforme systematiek van de Index Natuur en Landschap. Met de beheertypenkaart stimuleert de provincie de instandhouding van de op die kaart aangegeven en begrensde beheertypen. Deze kaart vormt ook de basis voor het verlenen van beheersubsidies op grond van de SVNL 2016.
Voor een deel van de natuurgebieden en agrarische gebieden met natuurwaarden bestaat een ambitie om het huidige gebruik of beheer te veranderen. Het verschil tussen de beheertypenkaart en de ambitiekaart laat zien waar een verbetering van de natuurkwaliteit mogelijk en wenselijk is. De ambitiekaart vormt de basis voor de (subsidiering van) kwaliteitsimpulsen op grond van de SKNL. De SKNL is niet van toepassing op inrichting op agrarische gronden ten behoeve van het agrarisch natuurbeheer.
Het verstrekken van subsidies voor beheer en voor kwaliteitsimpulsen draagt bij aan de realisatie van het in hoofdstuk 2 beschreven beleid en de in hoofdstuk 4 beschreven provinciale natuur en landschapsdoelen.
Zowel de beheertypenkaart als de ambitiekaart zijn afgestemd op de beheerplannen die in het kader van Natura 2000 worden opgesteld. Het kaartmateriaal is onderdeel van dit NBP.
3.2.1 Beheertypenkaart – Beheersubsidie op grond van de SVNL 2016
Voor natuurbeheer staat op de beheertypenkaart aangegeven welke gebieden in principe voor subsidie in aanmerking zouden kunnen komen (zie bijlage 1). Op de beheertypenkaart wordt alle bestaande natuur weergegeven. Per natuurterrein en of perceel is één beheertype toegekend en een beheerder komt alleen voor financiering van het aangewezen beheertype in aanmerking. Indien er nog geen bestaand beheertype aanwezig is, wordt het op de ambitiekaart als beheertype N00.01 Nog om te vormen naar natuur aangegeven. Dit betekent dat hier ontwikkeling tot een gewenst beheertype uit de ambitiekaart nodig is. Deze gronden komen niet direct, maar pas na inrichting c.q. functieverandering voor beheersubsidie in aanmerking. Voor het bepalen van het dan gewenste beheertype moet vaak nog aanvullend onderzoek gedaan worden.
Op bestaande natuur kan ook subsidie voor landschapsbeheer worden verstrekt. Op de beheertypenkaart is aangegeven voor welke landschapselementen subsidies landschapsbeheer kunnen worden verstrekt. Individuele landschapselementen die in natuurbeheergebied liggen en door de provincie als zodanig worden erkend, zijn op de beheertypenkaart aangegeven.
Voor het Agrarisch natuurbeheer (ANLb), als onderdeel van het GLB, zijn landelijk de data van het Agrarisch Areaal Nederland (AAN-laag) geïntegreerd in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). De (buiten)grenzen van natuurterreinen (natuur- en landschapsbeheertypen) zijn echter ingetekend op basis van de Top10NL kaart. Uit onderzoek is gebleken dat deze begrenzing nog niet ingetekend kan worden in het BGT.
Gebruik van verschillende onderleggers bij de intekening leidt echter voor het ANLb tot overlap. Dit heeft veel foutmeldingen en extra uitvoeringslasten tot gevolg. Veelal betreft dit de kleine beheereenheden en landschapselementen die verspreid in het agrarisch gebied liggen.
Om dit uitvoeringsprobleem op te lossen is de keuze gemaakt om buiten het NNN de landschapstypen en kleine beheereenheden niet langer op te nemen op de beheertypen- en ambitiekaart in bijlage 1 en 2, met uitzondering van de natuur- en landschapstypen waar beheer wordt gecontinueerd. Om het complete beeld inclusief de landschapstypen en de natuur buiten NNN voor de toekomst in beeld te houden is de beheertypenkaart van het NBP 2023 ter informatie als bijlage in het NBP toegevoegd (bijlage 5).
3.2.2 Ambitiekaart – Functieverandering op grond van de SKNL
Landbouwgronden die op de ambitiekaart het beheertype N00.01 hebben, kunnen definitief worden omgezet in natuur, waarbij de waardevermindering van de grond wordt vergoed. Ook particulieren of natuurcollectieven komen voor deze vergoeding in de vorm van subsidie functieverandering in aanmerking. De particulieren zijn en blijven in dat geval eigenaar van de gronden. Voor deze functieverandering bestaat sinds 2005 een fiscale vrijstelling. Particulier natuurbeheer is een belangrijk middel voor de realisatie van het NNN.
3.2.3 Ambitiekaart – Investeringen/ kwaliteitsverbetering op grond van de SKNL
Op de ambitiekaart (bijlage 2) is aangegeven in welke gebieden gebruik kan worden gemaakt van een investeringssubsidie voor een kwaliteitsimpuls. Op de beheertypenkaart kan nu bijvoorbeeld bos zijn aangegeven, terwijl het de bedoeling is om hier heide te ontwikkelen. De investeringssubsidie kan worden gebruikt voor de verandering van bos naar heide. Na het toekennen van de subsidie en het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen zal de beheertypenkaart en daarmee het NBP moeten worden aangepast, zodat er voor heide beheersubsidie kan worden verkregen op basis van de SVNL 2016.
De investeringssubsidie kan gericht zijn op:
De SKNL is niet van toepassing op het nemen van inrichtingsmaatregelen op landbouwgrond om de kwaliteit van een aanwezig agrarisch beheertype te verhogen. Investeringen ten behoeve van het ANLb zijn nader uitgewerkt in het GLB-NSP. Voor de specifieke voorwaarden met betrekking tot de verlening van een investeringssubsidie wordt verwezen naar http://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap.
3.2.4 Beheertypenkaart – ANLb, water en klimaat
Voor het ANLb onderscheiden de provincies de volgende drie leefgebieden: open grasland, open akkerland en dooradering. Deze drie leefgebieden zijn de drie agrarische natuurtypen van de Index Natuur en Landschap. Daarnaast wordt gewerkt met de categorie water en een categorie klimaat.
In het NBP worden deze drie agrarische natuurtypen en de categorieën water en klimaat als zoekgebieden op de beheertypenkaart aangeduid. Alleen binnen de begrenzing van de zoekgebieden is subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer mogelijk. Voor de drie agrarische natuurtypen worden voor de mix aan beheertypen subsidiecriteria meegegeven. Deze criteria beschrijven de instapeisen voor een ecologisch effectieve subsidieaanvraag.
Bij de begrenzing van de zoekgebieden in het NBP en de keuze op welke soorten wordt ingezet, houdt de provincie rekening met de naastgelegen provincies. Dit om een goed afgestemd soortenbeleid over de provincies te garanderen. Er wordt naar gestreefd om het ANLb in te zetten in de meest kansrijke gebieden voor stabiele populaties. Hierbij is de versterking en/of verbinding van het NNN een belangrijk uitgangspunt. Tevens is het gericht op kansrijkheid voor soorten die (deels) afhankelijk zijn van het agrarische cultuurlandschap.
Op de beheertypenkaart worden de doelstellingen voor specifieke soorten of soortengroepen binnen de agrarische beheertypen niet aangeduid. Welke specifieke doelstellingen de provincie heeft m.b.t. soorten of soortengroepen wordt beschreven in hoofdstuk 4.
Voor het zoekgebied water is in hoofdstuk 4 aangegeven op welke blauwe diensten ingezet kan worden en welke criteria daarvoor gelden. Dit geldt ook voor het zoekgebied klimaat. Voor agrarisch natuurbeheer staat op de beheertypenkaart aangegeven welke leefgebieden, categorieën voor subsidie in aanmerking komen (zie bijlage 1).
Er wordt gewerkt aan het provinciaal monitoringplan in samenwerking met de beheerders. De provincie heeft in 2015 het provinciaal meerjarenprogramma monitoring vastgesteld met als belangrijk onderdeel daarin de rapportagecyclus. Op basis van dit meerjarenprogramma wordt jaarlijks de monitoring voor zowel natuur in de natuurgebieden als natuur in de agrarische gebieden uitgevoerd.
Monitoring is een essentieel onderdeel van de beheercyclus. De uitvoering van het natuurbeleid en beheer dient onderzocht te worden om te weten of de afgesproken doelen ook gehaald en zo nodig bijgesteld moeten worden. Behalve informatie over de gerealiseerde hectares en het daarvoor benodigde geld (kwantiteit), is ook informatie nodig over de resultaten in termen van bijv. aantallen dieren en planten (kwaliteit).
Voor de monitoring van het natuurbeheer en het agrarisch natuurbeheer is een uniforme landelijke systematiek ontworpen.
Voor de monitoring van het natuurbeheer is door de gezamenlijke provincies in overleg met de natuurbeheerders een methodiek vastgesteld, die is beschreven in de “Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS”, die te vinden is op de website van BIJ12 (https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/productencatalogus/methodieken/werkwijze-monitoring/). Hierin wordt per beheertype beschreven welke monitoring noodzakelijk is en hoe deze moet worden uitgevoerd. Op de website van BIJ12 zijn ook bijlagen en achtergronddocumenten te downloaden.
Gecertificeerde natuurbeheerders hebben het recht om de monitoring zelf uit te (laten) voeren en krijgen daarvoor via de lumpsum overeenkomst of opdracht een monitoringssubsidie gebaseerd op de monitoringstarieven zoals vastgesteld in het openstellingsbesluit. Voor de overige natuurbeheerders voert de provincie de monitoring uit.
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Voor de monitoring van het agrarisch natuurbeheer is in 2016 een systematiek ontwikkeld. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen beheermonitoring (het verzamelen van natuurgegevens die nodig zijn om het beheer (beter) uit te voeren) en beleidsmonitoring (het verzamelen van gegevens om de realisatie van de beleidsdoelen op provinciaal, landelijk en Europees niveau te evalueren).
De verantwoordelijkheid voor de beheermonitoring bij het agrarisch natuurbeheer ligt bij de agrarische collectieven, de provincies zijn verantwoordelijk voor de beleidsmonitoring.
De blauwe diensten worden ingezet op een bijdrage aan de waterkwaliteit van de KRW-watergangen en het verhogen van het waterbergend vermogen en grondwaterkwaliteit. Hiervoor is een bestaand monitoringsprogramma van waterschappen en provincies (kwaliteit en kwantiteit) via welke lijn de toestand en ontwikkeling van de betreffende parameters worden gemonitord.
Dit betekent dat voor blauwe diensten niet een apart monitoringsprogramma ontwikkeld hoeft te worden.
Klimaatmaatregelen worden ingezet om een bijdrage te leveren aan CO2 vastlegging en het reduceren van broeikasgassen. Daarnaast wordt er ingezet op klimaatadaptatie door middelen van vernatten, het opvangen van waterpieken en droogte en omgaan met verzilting. Er is voor klimaatmaatregelen (ANLb) momenteel geen specifiek beleidsmonitoringsprogramma ontwikkeld.
In december 2015 hebben Provinciale Staten een nieuwe voorziening voor 10 gescheperde schaapskuddes in Drenthe vastgesteld, met als resultaat een duurzame oplossing voor de instandhouding van deze gezichtsbepalende gescheperde schaapskuddes in Drenthe.
Dit betekent dat de provincie Drenthe de toeslag voor gescheperde schaapskuddes in de SVNL 2016 niet hanteert.
4. Natuur-, landschaps, water- en klimaatdoelen
Dit NBP geeft invulling aan het in hoofstuk 2 beschreven natuur, landschaps-, water- en klimaatbeleid van de Europese Unie, het Rijk, de provincie en waterschappen. In dit hoofdstuk worden de beleidsdoelen en criteria beschreven ten aanzien van onze natuur, landschaps- en waterdoelen. Hieraan zullen de subsidieaanvragen van natuurbeheerders en de gebiedsaanvragen van de agrarische collectieven worden getoetst.
4.2 Beleidsdoelen en criteria natuurbeheer
De (begrenzingen op de) ambitiekaart is/zijn tot stand gekomen binnen het beschikbare budget voor het NNN. De ambities voor het (agrarisch) natuurbeheer zijn vastgelegd op de ambitiekaart en de te realiseren beheerdoelen op de beheertypenkaart. In paragraaf 3.2 staat een toelichting op de interpretatie en werkwijze van de beheertypenkaart en de ambitiekaart.
4.3 Beleidsdoelen en criteria agrarisch natuurbeheer
In deze paragraaf wordt beschreven welke beleidsdoelen de provincie heeft, de begrensde gebieden, hoe tot de begrenzing is gekomen en waar het gebied idealiter aan moet voldoen.
Voor het ANLb streeft de provincie naar het behoud van een aantal soorten die van internationaal belang zijn. Op de website van BIJ12 is per agrarische beheertype een aantal soorten genoemd. Duiding van de soorten is eveneens te vinden via het rapport. https://www.bij12.nl/wp-content/uploads/2024/02/Rap_2013-65_kansrijke_gebieden_voor_agrarisch_natuurbeheer.pdf Naast de bekende soorten streeft de provincie ook naar het behoud van soorten die tot nu toe weinig aandacht hebben gehad.
De agrarische natuurtypen c.q. leefgebieden zijn gebieden die bijdragen aan de instandhouding en/of verbetering van een aantal soorten of soortengroepen uit de Vogel- en Habitat Richtlijn (VR/HR), aangevuld met provinciale soorten en/of bijdragen aan de versterking van het NNN, NND, de kwaliteit van het landschap en de synergie met de doelen van de KRW. Het gaat om soorten die afhankelijk zijn van of in grote mate baat hebben bij agrarisch natuurbeheer.
Selectie en begrenzing van de gebieden
Om de gewenste ecologische effectiviteit te bereiken zijn bij het begrenzen van de leefgebieden keuzes gemaakt. De provincie heeft een aantal criteria gehanteerd om te komen tot de begrenzing. Het gaat hier onder andere om criteria t.a.v. de aanwezigheid doelsoorten en dichtheden van doelsoorten, voldoende openheid, omvang en connectiviteit, beleidskaders en financiën. Collectieven kunnen dan alleen voor deze begrensde gebieden een gebiedsaanvraag doen. De criteria worden nader toegelicht.
Voor het begrenzen van de leefgebieden op de beheertypen kaart is gekeken naar de potentiële bijdrage van agrarisch natuurbeheer aan de versterking van NNN en NND. Daarbij is de bestaande NNN, zoals vastgelegd op kaart D3 van de Omgevingsverordening Drenthe leidend. Zo zijn bijvoorbeeld gebieden die weinig bijdragen aan het NNN niet op de kaart opgenomen. Onderdeel van het NNN zijn de ecologische verbindingen, die moeten zorgen voor de uitwisseling van soorten en samenhang tussen de gebieden. Deze verbindingen, die vaak bestaan uit lijnvormige landschapselementen zoals singels en houtwallen, zijn geselecteerd als leefgebied dooradering. Maatregelen in het kader van agrarisch natuurbeheer in deze gebieden komen dus vaak ook ten goede van de landschapselementen. Sommige van deze ecologische verbindingszones liggen in gebieden van open akkers. Een klein deel van de ecologische verbindingszone is als een dooradering aan te merken. Daarnaast is gekeken naar andere relevante beleidskaders, zoals de Omgevingsvisie Drenthe 2022 en Natuurvisie 2040. Ook is gekeken naar mogelijke synergie met andere doelen, zoals de KRW doelen of andere waterdoelen van waterschappen in en rond de beekdalen, natuurdoelen van terrein beherende organisaties (TBO’s) en landschapsdoelen.
Voorkomen van soorten en omvang gebied
Het agrarisch natuurbeheer wordt ingezet voor de instandhouding van (inter)nationaal beschermde soorten waar Drenthe een verantwoordelijkheid in heeft en aangevuld met soorten die kenmerkend zijn voor natuur en landschap in Drenthe. In bijlage 5 is per leefgebied aangegeven om welke soorten het gaat. Voor deze soorten zijn verspreidingsgegevens van de afgelopen jaren verzameld en geanalyseerd. Ook is gekeken naar de resultaten van agrarisch natuurbeheer projecten van de afgelopen jaren.
Provincies hebben afgesproken uniforme instapcriteria te hanteren bij de selectie van de begrenzing van de gebieden in het gebiedsproces. Het hanteren van deze criteria in het gebiedsproces leidt tot de begrenzing op beheertypenkaart. In uitzonderlijke gevallen kan gemotiveerd van deze criteria d worden afgeweken. In de onderstaande tabel zijn de uniforme instapcriteria weergegeven die controleerbaar en verifieerbaar zijn.
Bron: De instapeisen zijn gebaseerd op het advies dat Alterra heeft uitgebracht over criteria voor leefgebieden en beheertypen ( Alterra , “Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer”; criteria voor leefgebieden en beheertypen, 2014).
De instapcriteria zijn gedetailleerder beschreven in het rapport van Alterra 1 en zijn relevant bij het komen tot de begrenzing. De begrensde gebieden in Drenthe voldoen allen aan de landelijke instapcriteria, zoals beschreven in de tabel. Er is veelal een ruimer zoekgebied begrensd waarbinnen het collectief de ruimte heeft om verder in te dikken. De aanvullende criteria komen hierna in paragraaf 4.3 aan de orde onder de beschrijving van de begrensde gebieden.
Sinds 2016 heeft een verschuiving plaatsgevonden van middelen op basis van de doelen, waarbij er meer is ingezet voor akkerfauna en dooradering, ten koste van botanisch vlakdekkend beheer en weidevogels. In de nieuwe ANLb-periode vanaf 2023 zijn extra budgetten beschikbaar gekomen voor leefgebieden en verbreding met water- en klimaatdoelen. De analyse van de beleidsdoelen en instapcriteria heeft ertoe geleid dat per 2023 de weidevogelgebieden (open grasland) en akkervogelgebieden (open akkerland), worden gecontinueerd.
De leefgebieden droge dooradering en natte dooradering zijn samengevoegd tot het leefgebied dooradering. Drenthe levert op nationale schaal een belangrijke bijdrage aan soorten van dit leefgebied. Om de komende jaren nog meer het accent te kunnen leggen op de soorten van de dooradering worden de overige gebieden in Drenthe begrensd als leefgebied dooradering.
Binnen het leefgebied open akkerland kan dooradering voorkomen. Het is dus mogelijk dat er een overlap is tussen bepaalde leefgebieden. Deze worden in dat geval ook zo op de kaart begrensd.
Ecologische toets gebiedsaanvraag
Om de gewenste effectiviteit te bereiken formuleert de provincie criteria die gesteld worden aan de habitat van de soorten. Het gaat hier om criteria die gesteld worden aan de beheerde oppervlakte. Deze criteria zijn van belang bij het uitwerken van de gebiedsaanvraag door de collectieven.
Er moet onderscheid gemaakt worden in een beschrijving van de doelen en criteria in deze paragraaf en in paragraaf 4.5. De in deze paragraaf 4.3 geschetste criteria geeft aan welke kwaliteit de provincie nastreeft in de gebieden en zijn richtinggevend bij de uitwerking van de gebiedsaanvragen door de collectieven. De in paragraaf 4.5 geschetste criteria worden door RVO gebruikt om de gebiedsaanvraag te toetsen.
De provincie Drenthe heeft ervoor gekozen ruime zoekgebieden te begrenzen. Het is vervolgens aan de collectieven om hierop in te spelen door voorstellen te doen voor specifieke gebieden. Bij de beoordeling van die plannen hanteert de provincie Drenthe de hierna beschreven per leefgebied en beheertype beschreven criteria. Een deel van deze criteria overlapt met de begrenzingscriteria. Dit geldt voor de landelijke criteria in de tabel in paragraaf 4.5 voor de aanwezigheid van doelsoorten en voor de minimale omvang van het gebied. Deze zijn bepalend geweest bij de begrenzing van de zoekgebieden.
Beschrijving van de begrensde gebieden
Hieronder wordt een overzicht van de begrensde leefgebieden. In deze beschrijving worden de doelen goed aangeduid en zijn voor de collectieven de basis voor de uitwerking van de gebiedsaanvragen. Onderstaand worden per leefgebied:
Bij het formuleren van deze criteria is het rapport van Alterra (2014) en de soortenfiches2 als informatiebronnen gebruikt. Alterra heeft een beschrijving gemaakt van de vier leefgebieden en de daaronder vallende beheertypen met kwalitatieve en kwantitatieve criteria als instapeisen en voor beoordeling van de gebiedsaanvraag. De instapeisen zijn ecologische criteria en zijn zo verwoord dat ecologische effectiviteit bevorderd wordt. Dit advies is te vinden op https://www.bij12.nl/wp-content/uploads/2024/02/16926_Alterra_Rapport-2585_Totaal_LR.pdf. Dit advies is een brondocument en daarmee hulpmiddel bij de onderstaande beschrijving van het gebied.
Binnen het leefgebied open grasland worden 3 beheertypen onderscheiden. Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van de verschillende eisen die bepaalde groepen ‘open grasland’ soorten stellen aan hun leefomgeving. De provincie kiest gezien de doelsoorten en het voor deze soorten voorkomende leefgebied voor het inzetten van het beheertype Weidevogelgrasland in open landschap (kritische soorten). Dit betreft maatregelen gedurende het broedseizoen (plas dras/hoogwaterpeil vanaf 15 feb tot en met juli (sommige soorten aug)). Het is van belang te zorgen voor een optimaal biotoop door voldoende broed- en opgroeimogelijkheden, foerageergebied en nat biotoop.
Criteria voor gebiedsaanvraag beheertype Weidevogelgrasland in open landschap
Voldoende openheid, omvang en connectiviteit
Instapeis: minimaal 100 hectare samenhangende beheerde oppervlakte waarop leefgebied open grasland aanwezig is. Het gebied is zoveel mogelijk aaneengesloten en heeft een zo kort mogelijke buitengrens. Beheerde percelen liggen in samenhang met elkaar en er zijn geen geïsoleerde percelen met uitgesteld maaibeheer en/of kruidenrijk grasland.
Oppervlakte en ruimtelijke samenhang kuikenland inclusief rustperiode bewerking (Catalogus Groen Blauwe diensten): optimaliseren broed- en opgroeimogelijkheden en foerageergebied)
Instapeis: Minimaal 20 hectare per 100 ha beheerd gebied bestaat uit kuikenland. Er is minimaal 1,4 hectare kuikenland per grutto-broedpaar aanwezig, daarvan is minimaal 0,7 hectare kuikenland kruidenrijk grasland aanwezig bereikbaar in ruimte en tijd (gedurende het hele broedseizoen en bereikbaar, hiervoor kan beheer op maat worden gebruikt)
Per weidevogelmozaïek wordt op basis van de instapeisen een onderbouwing gegeven van de bereikte spreiding in tijd en ruimte. Binnen het mozaïek dient te worden omschreven op welke wijze een gevarieerd en inzichtelijk beheer wordt gerealiseerd op basis van de criteria.
In het leefgebied open akkerland worden twee beheertypen onderscheiden. Voor Drenthe zijn gezien doelsoorten en het voor deze soorten voorkomende leefgebied relevant
Voor alle beheertypen geldt dat wordt gericht op een optimaal biotoop door het zorgen voor voldoende: broed- en opgroeimogelijkheden; foerageergebied; verschraling.
Criteria voor gebiedsaanvraag beheertype Open akkerland voor broedende akkervogels
Samenstelling, configuratie en beheer akkerranden;
Akkerranden zijn minstens 9 meter breed. Zaadmengsel afhankelijk van grondsoort maar gedomineerd door granen, grassen en kruiden. Er wordt rekening gehouden met landschapsstructuren (met name voor de situering van de winterveldjes). De richtlijn is 80% zomermaatregelen en 20% winterveldjes. Variatie van breedte en spreiding is wenselijk. Maaibeheer afhankelijk van doelsoort. In principe niet maaien voor 1 augustus. Gefaseerd maaibeheer. Akkerranden worden niet bemest.
Per akkervogelmozaïek wordt op basis van de instapeisen een onderbouwing gegeven van de bereikte spreiding in tijd en ruimte. Binnen het mozaïek dient te worden omschreven op welke wijze een gevarieerd en inzichtelijk beheer wordt gerealiseerd op basis van de criteria. Dit kan leiden tot maatwerk per gebied en/of gebiedsonderdeel.
Criteria voor gebiedsaanvraag voor beheertype Open akkerland voor overwinterende akkervogels
Gewasdiversiteit en gebruikswijze; creëren van foerageergebied en het optimaliseren van broed- en opgroeimogelijkheden en verschraling: zie criteria beheertype 1. Met als toevoeging: Wintervoedselveldjes moeten altijd gelegen zijn aan opgaande vegetatie (struweel, heg, houtwal, bosje), zie “droge dooradering”. Wintervoedselveldjes worden niet bewerkt voor 1 april.
Wintermaatregelen moet altijd deel uitmaken van de onderbouwing van het akkervogel mozaïek van beheertype 1 (zie criteria beheertype 1 onder Algemeen).
Bij leefgebied dooradering wordt bij droge landschapselementen gedacht aan beheertypen ruigten, struwelen en bomenrijen en singels. Bij natte landschapselementen gaat het om de beheertypen lijnvormige wateren en poelen. De gebonden doelsoorten van de natte landschapselementen zijn voor Drenthe vaak ook afhankelijk van de aanwezigheid van droge landschapselementen. Onderdeel van de dooradering kunnen ook de botanische bouwlanden (essen) zijn.
Er worden vier beheertypen onderscheiden, waarvoor specifieke criteria gelden. Alle beheertypen zijn voor Drenthe van belang.
Criteria voor gebiedsaanvraag voor de vier beheertypen
Er wordt op basis van de instapeisen een onderbouwing gegeven van de bereikte spreiding in tijd en ruimte. Binnen het mozaïek dient te worden omschreven op welke wijze een gevarieerd en inzichtelijk beheer wordt gerealiseerd op basis van de criteria. In de soortenfiches worden de specifieke habitateisen m.b.t. instaprichtlijn en streefdoel voor de doelsoorten beschreven. In het algemeen geldt dat verstoring door maai- en baggeractiviteiten beperkt zou moeten worden, bijvoorbeeld via gefaseerd maaien/baggeren (gefaseerd in ruimte en tijd, dus vast laten leggen in een beheerplan welke sloten wel niet en wanneer). Dit kan leiden tot maatwerk per gebied en/of gebiedsonderdeel.
4.4 Beleidsdoelen en criteria water en klimaat
Met de blauwe diensten wordt met name een bijdrage geleverd aan de verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en grondwaterkwaliteit.
In het huidige NBP zijn de waterschapsgebieden begrensd, waar blauwe diensten kunnen worden ingezet. De waterschapsgebieden zijn weergegeven op de kaart categorie water in de bijlage 3 van dit NBP. Het betreft vier deelgebieden Hunze en Aa’s, Vechtstromen, Drents Overijsselse Delta en Noorderzijlvest.
Voor deze deelgebieden geldt dat er een beheervergoeding mogelijk is voor waterberging, bufferzones en akkerranden langs oppervlaktewater voor verbetering van de waterkwaliteit. Daarnaast kan er worden ingezet op bodemverbetering in stroomgebieden van waterlopen, met als doel het verbeteren van de bodemstructuur en daarmee de sponswerking van de bodem. Deze verbeterde sponswerking heeft een positief effect op de ecologische kwaliteit.
Maatregelen ter verbetering van de grondwaterkwaliteit worden ingezet in grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden waar waterkwaliteitsdoelen (normen) worden overschreden.
Het zoekgebied voor de inzet van blauwe diensten is ruim begrensd. Dit betekent dat het agrarische collectief in afstemming met waterschappen en provincie in de gebiedsaanvraag moet komen tot indikking van de gebieden. Hieronder zijn criteria aangegeven op basis waarvan het collectief haar gebiedsaanvraag verder uitwerkt.
Voldoende omvang en connectiviteit
De effectiviteit van de middelen is groter indien gekozen wordt voor meer focus en bundeling van blauwe diensten.
Bij het zoeken naar mogelijkheden voor de inzet van blauwe diensten, geldt verder:
De categorie Klimaat is gericht op klimaatbeheermaatregelen die CO2-vastleggen, de uitstoot van broeikasgassen verminderen en water vasthouden en afvoeren als doelstelling hebben. Deze doelstelling is opgesplitst in klimaatmitigatie en klimaatadaptatie.
Klimaatdiensten hebben een relatie met blauwe diensten. In het huidige plan zijn de waterschapsgebieden begrensd, waar klimaatdiensten kunnen worden ingezet. Deze zijn weergegeven op de kaart categorie klimaat in de bijlage 4 van dit NBP.
De volgende maatregelen vallen onder klimaatmitigatie:
De volgende maatregelen vallen onder klimaatadaptatie:
Het zoekgebied voor de inzet van klimaatdiensten is ruim begrensd. Dit betekent dat het agrarische collectief in afstemming met waterschappen en provincie in de gebiedsaanvraag moet komen tot indikking van de gebieden. Hieronder zijn criteria aangegeven op basis waarvan het collectief haar gebiedsaanvraag verder uitwerkt.
Voldoende omvang en connectiviteit
De effectiviteit van de middelen is groter indien gekozen wordt voor meer focus en bundeling van klimaatdiensten. Dit kan door:
Bij het zoeken naar mogelijkheden voor de inzet van klimaatdiensten, geldt verder:
4.5 Beoordelingscriteria gebiedsaanvragen
De in deze paragraaf geschetste criteria worden door RVO gebruikt om de gebiedsaanvraag te toetsen. In een gebiedsaanvraag kunnen meerdere deelgebieden worden opgenomen.
De gebiedsaanvragen zullen worden getoetst op:
De onderstaande koppeltabel laat de verbinding zien tussen de beheertypen uit het NBP en de beheerfuncties. Voor de gebiedsaanvraag kan een keuze worden gemaakt uit de per leefgebied aangegeven beheerfuncties. Daardoor is er de garantie dat de criteria vanuit EU-conformiteit controleerbaar en verifieerbaar zijn.
4.6 Aanvullende vereisten voor de aanleg van beboste gronden onder de SKNL
Bij de aanleg van nieuw bos binnen het kader van de SKNL gelden de volgende voorschriften, gebaseerd op punt 504 van de Staatssteunrichtsnoeren voor de Land- en Bosbouwsector:
Alternatieven bij moeilijke omstandigheden
Wanneer vanwege ongunstige bodem-, klimatologische of milieuomstandigheden (inclusief aantasting van het milieu) geen bosbedekking volgens de nationale wetgeving kan worden gerealiseerd, mag alternatieve houtige vegetatie worden aangeplant, zoals struiken of heesters die geschikt zijn voor de lokale omstandigheden.
De doelen uit het NBP zullen via uitvoerend beheer door natuurbeheerders (natuurorganisaties, natuurcollectieven, particuliere natuurbeheerders, agrarische collectieven) worden gerealiseerd. Bij het beheren en uitvoeren van beheeractiviteiten zijn er verschillende subsidiemogelijkheden.
5.1 Subsidies voor natuur en landschap
In het SNL is subsidie mogelijk voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer, water, en klimaatdoelen. Natuurbeheerders, natuurcollectieven en agrarische collectieven kunnen subsidie aanvragen voor een beheertype met een looptijd van zes jaar. Dit wordt ook wel een subsidieperiode genoemd.
5.2 Natuur- en landschapsbeheer
Beheersubsidie is een vergoeding voor het beheer van een beheertype. Een beheertype beschrijft aan welke terreinkenmerken het terrein moet voldoen. Beheertypen mogen elkaar niet overlappen. Op een oppervlakte kan één beheertype worden aangevraagd.
Bij de subsidie voor natuurbeheer moet de beheerder zijn terrein openstellen. Het natuurterrein is opengesteld als het minimaal 358 dagen per jaar gratis fysiek bereikbaar en toegankelijk is.
Sinds 2018 kunnen beheerders beneden de 150 hectare alleen nog via een collectief subsidie krijgen voor natuur- en landschapsbeheer. Een collectief is een (coöperatieve) vereniging/ een samenwerkingsverband in een (zelfgekozen) samenstelling die bestaat uit particuliere natuurbeheerders en andere beheerders met eigendomsrecht. Het collectief is eindbegunstigde van de subsidie.
Beheerders met een beheeroppervlakte boven de ondergrens kunnen deelnemen aan een collectief maar kunnen ook nog individueel subsidie aanvragen.
Voor het verkrijgen van subsidie is dus voor beheerders waarvan de subsidie afloopt een collectieve subsidieaanvraag vereist. Dit is een in nauwe afstemming met gebiedspartners tot stand gekomen, gebundelde aanvraag van een collectief voor het uitvoeren van natuur- en landschapsbeheer in een bepaald gebied. Het aanvragen van subsidie voor natuur- en landschapsbeheer door een individuele particulieren natuurbeheerder onder de gestelde ondergrens is dus niet (meer) mogelijk. Collectieven moeten zich na oprichting melden bij de provincie.
Daarnaast moeten vanaf 2017 beheerders gecertificeerd zijn om in aanmerking te komen voor subsidie. Dit kan door individueel een certificaat aan te vragen of door een aanvraag te doen via een gecertificeerd collectief.
Voor wat betreft de lopende individuele contracten is in de regeling opgenomen dat deze contracten doorlopen.
5.3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer en blauwe diensten
Alleen agrarische collectieven kunnen subsidie krijgen voor ANLb en waterbeheer. Een agrarisch collectief is een gecertificeerde (coöperatieve) vereniging/ een samenwerkingsverband in een (zelfgekozen) begrensd gebied die bestaat uit agrariërs en andere beheerders met gebruiksrecht van landbouwgrond in een gebied. Het collectief is eindbegunstigde van de subsidie.
Voor het verkrijgen van subsidie is een samenhangende gebiedsaanvraag vereist. Dit is een in nauwe afstemming met gebiedspartners tot stand gekomen, samenhangend ecologisch effectief en economisch efficiënt plan van een agrarisch collectief voor het uitvoeren van het ANLb en waterbeheer in een bepaald gebied. Het aanvragen van subsidie voor het ANLb door een individuele agrariër is dus niet mogelijk. Per gebied wordt er maar één aanvraag gehonoreerd. Agrarische collectieven moeten zich na oprichting melden bij de provincie met het verzoek om mee te mogen doen aan het gebiedsproces.
Het doel is zoveel mogelijk te stimuleren vrijwillig het individuele contract te beëindigen (en vaststellen en daarna overnemen van de individuele contracten in het collectief contract, waarbij er twee varianten zijn:
De eisen die gesteld worden aan de gebiedsaanvraag staan in de SVNL.
5.4 Kwaliteitsimpuls: investeringen en functieverandering
De subsidie kwaliteitsimpuls is voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken voor natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen. Voor een kwaliteitsimpuls natuur en landschap zijn twee subsidiemogelijkheden: investeringssubsidie en subsidie functieverandering. Een combinatie hiervan is ook mogelijk.
Dit is subsidie voor maatregelen die het gebied geschikt maken voor natuurbeheer of voor een kwaliteitsverbetering van de natuur. Bij de kwaliteitsverbetering wordt de natuurkwaliteit van een bestaand beheertype verhoogd of wordt een bestaand beheertype omgezet naar een ander type.
Dit is subsidie voor de waardedaling van de grond door het veranderen van landbouwgrond in bos of andere natuur. Het gebied waar het om gaat moet met het beheertype N00.01 Nog om te vormen naar natuur zijn opgenomen op de ambitiekaart van het NBP.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. J. Klijnsma, voorzitter
W.F. Brenkman MSc, secretaris
Assen, 9 september 2025
Kenmerk 4.15/2025001158
In onderstaande tabellen staan per leefgebied de doelsoorten, waar Nederland een (inter)nationale verantwoordelijkheid voor heeft en waarvan is afgesproken dat Drenthe daar een bijdrage aan gaat leveren. Daarnaast kiest Drenthe ervoor om deze lijst aan te vullen met een aantal specifieke Drentse doelsoorten, kenmerkend voor natuur en landschap in Drenthe. Een deel van deze soorten is eveneens internationaal beschermd. De “status” is met een kleur weergegeven.
Hierbij worden twee typen onderscheiden: soorten van open akkers en soorten die ’s winters komen foerageren.
Bij droge landschapselementen wordt gedacht aan (droge) ruigten, struwelen, bomenrijen en singels en poelen. Hoewel de poelen ook als natte landschapselementen kunnen worden aangemerkt, zijn de voor Drenthe relevante aan poelen gebonden doelsoorten vaak ook afhankelijk van de aanwezigheid van droge landschapselementen. Om deze reden worden de droge en natte landschapselementen samen beschouwd.
Doelsoorten van de natte landschapselementen zijn te vinden in poelen en of lijnvormige elementen. Soorten gebonden aan poelen zijn ook vermeld bij droge landschapselementen of open grasland.
Meer informatie over het (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer vindt u op: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/subsidiestelsel-natuur-en-landschap/
Dit portaal is de verzamelplaats van alle (beleids)informatie over Natuur en Landschap in Nederland.
Bijlage 8 Begrippenlijst en afkortingen
Abiotisch: behorende tot de niet-levende natuur.
Agrarische natuur: agrarische gebieden die begrensd zijn en die zodanig beheerd worden dat er natuurwaarden behouden en of ontwikkeld worden
Agrarisch beheertype: bestaat uit een lijst van handelingen of randvoorwaarden voor grondgebruik, die is ontworpen met het oog op het realiseren van natuurwaarden
Beheerpakket: een in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer vastgelegde omschrijving van te behalen natuurdoelen, terreinkenmerken en beheereisen. De aanvrager zorgt voor de instandhouding van het pakket voor een periode van zes jaar en ontvangt hiervoor een vastgestelde vergoeding.
Beschikking: een schriftelijke bevestiging waarmee wordt medegedeeld dat de subsidieaanvraag is goedgekeurd. In de beschikking is onder meer vastgelegd welk beheertype de grondeigenaar of gebruiker zal toepassen en welke vergoeding hiervoor wordt ontvangen.
Biotoop: specifiek leefgebied van een soort.
Commissie Landelijk Gebied (CLG): een commissie die onder meer als taak heeft GS te adviseren over gebiedsplannen. In dit adviescollege zijn onder andere vertegenwoordigd: de landbouw, de natuurbescherming (inclusief de Milieufederatie Drenthe), de Drentse gemeenten en de Drentse waterschappen.
Dynamisch beheer: betreft beheersmaatregelen in het seizoen worden overeengekomen.
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB): beleid vanuit Europa over de landbouw.
Landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw (daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen) en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande met uitzondering van bosbouw wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de beschikking ter zake het uit productie nemen van bouwland of de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.
Nationaal Strategisch Plan: is de Nederlandse invulling van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Natuurbeheerplan: in het natuurbeheerplan is aangegeven op welke percelen/terreinen agrarische natuur- en natuursubsidie kan worden aangevraagd.
Natuurtype: een omschrijving is een omschrijving van een bepaald type natuur en is opgebouwd uit een gemiddeld pakket van maatregelen waarvoor een standaard kostprijs is berekend
Nieuwe Natuur: gebied met functie natuur of gebied waar gestreefd wordt naar functieverandering van landbouwgrond in natuur. Via beschikkingen wordt gestreefd naar behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
Natuurnetwerk Nederland (NNN): is een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit. Het netwerk bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit verbindingszones die deze natuurgebieden met elkaar verbinden.
Predatiebeheer: afspraken om de predatie van eieren en kuikens van weidevogels te beperken.
Stapstenen: biotopen die geschikt zijn als woon- of rustgebied voor een soort in een omgeving die verder niet geschikt is. De stapstenen liggen voor die soort op een bereikbare afstand van elkaar, zodat de afstand tussen grotere geschikte woongebieden overbrugbaar is. Stapstenen zijn losse elementen zoals poelen, schraallandjes en bosjes.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-15086.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.