Provinciaal blad van Noord-Brabant
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2025, 14423 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2025, 14423 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 25 augustus 2025 tot wijziging van de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant in verband met een aanpassing van hoofdstuk 1 en de paragrafen 2, 4 en 6 (negende wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat het wenselijk is de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant te wijzigen in verband met enkele wijzigingen in hoofdstuk 1 en paragrafen 2 en 6, en het opnieuw vaststellen en openstellen van paragraaf 4;
Artikel I Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant
De regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.7, vijfde lid, aanhef, komt te luiden:
In afwijking van artikel 20 en 21 van de Asv kan in een interventie worden bepaald dat:
Artikel 2.2.14 wordt als volgt gewijzigd:
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
Indien de aanvraag tot vaststelling wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden ingediend binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten de termijn eenmalig met maximaal één jaar te verlengen.
In hoofdstuk 2 komt paragraaf 4 als volgt te luiden:
Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven
Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
agroforestry: landbouwsystemen en -praktijken die houtige meerjarige planten, te weten bomen en struiken, bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt, waardoor een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen;
ambitiekaart: kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan waarop de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur met daarbij de aanduiding van de kwaliteit per natuurbeheertype of landschapselement, te raadplegen via https://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan;
bosrevitalisering: beheer gericht op het herstel van bodem en hydrologie gericht op een toekomstbestendig bos;
bossen op arme zandgronden: bossen aangeduid als natuurbeheertypen N15.02, N17.02 of N01.04 op de ambitiekaart;
bossen op rijkere zandgronden: bossen aangeduid als natuurtypen N14.01, N14.02, N14.03 of N17.01, op de ambitiekaart;
bodemverbeteraars: toevoegingen aan de bodem om de buffercapaciteit van de bodem te verbeteren of de beschikbaarheid van nutriënten en mineralen te vergroten;
ecologische kwaliteitsdoelen: gewenste ecologische waterkwaliteit, waarmee een goede leefomgeving voor planten en dieren wordt gecreëerd in een KRW-waterlichaam;
extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;
file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;
hydrologische maatregel: maatregel gericht op het veranderen van de inrichting of het beheer van het watersysteem ten behoeve van het realiseren van een gezond bosecosysteem binnen het projectgebied;
intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;
KRW: kaderrichtlijn water, richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld;
KRW-waterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;
OAD netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen;
pH-waarde: zuurtegraad van de bodem, uitgedrukt in pH (NaCl);
standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen.
Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteit
Artikel 2.4.4 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie geweigerd indien het project is gericht op bosrevitalisering die agroforestry betreft.
Artikel 2.4.5 Aanvraagvereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.4.6 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.8 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, de alleen kosten bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking die betrekking hebben op:
kosten van haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 2, punt 87, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, tot een maximum van € 50.000 per project;
Artikel 2.4.7 Niet subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.4.8 Subsidiepercentage en subsidiehoogte
Artikel 2.4.10 Subsidieplafond
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid of tweede lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2028.
In aanvulling op artikel 1.21 overlegt de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant.
Artikel 2.4.14 Bevoorschotting
Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, zoals bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%.
Artikel 2.6.15, eerste lid, komt te luiden:
Bijlage 2, behorende bij de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant, vervalt.
In bijlage 8, behorende bij de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant, onderdeel ‘Van toepassing bij activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a (niet- productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit)’, komen selectiecriteria 1, 3 en 4 te luiden:
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De punten worden als volgt toegekend:
Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Een activiteit kan urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de kwaliteit van het water zeer onvoldoende is, of dat de wateroverlast zeer ernstig is. Een maatregel is in dat geval op zeer korte termijn nodig. Ook projecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn water (KRW) of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien.
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten (waaronder onderzoekskosten) en feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
1 punt als de efficiëntie gering is. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.
’s-Hertogenbosch, 25 augustus 2025
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. G.H.E. Derks MPA
Toelichting behorende bij de tweede wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant
In 2024 is paragraaf 4 voor het eerst opengesteld. Naar aanleiding van de ervaringen met deze openstelling is paragraaf 4 op enkele plekken gewijzigd. Bij het voorbereiden van deze wijziging bleek dat de toelichting op enkele artikelen kon worden verhelderd. Om deze gewenste wijziging van de toelichting door te kunnen voeren, is paragraaf 4 opnieuw vastgesteld.
Daarnaast bevat deze wijzigingsregeling een technische aanpassing van paragraaf 6.
Artikel I (Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)
Met deze wijziging van het vijfde lid is expliciet vastgelegd dat de mogelijkheid om een zwaarder arrangement toe te passen afwijkt van het systeem van de Algemene subsidieverordening. Deze mogelijkheid wordt in de inhoudelijke paragrafen toegepast indien dat noodzakelijk wordt geacht vanwege de verantwoordingseisen die samenhangen met de Europese cofinanciering van de subsidies.
Met deze wijziging is duidelijk gemaakt hoe Gedeputeerde Staten omgaan met een verzoek de vaststellingsaanvraag later in te dienen. Dit behelst feitelijk een verlenging van de projectperiode. Bij subsidies op grond van paragraaf 2 gaat het in de basis om eenvoudige projecten (het doen van een investering), waardoor afwijkingen van de termijn onwenselijk zijn. Niettemin kunnen er redenen zijn een dergelijke afwijking toe te staan. Het tweede lid bevat daarom de mogelijkheid eenmalig een verlengingsverzoek in te dienen.
De aanvrager zal daarbij moeten onderbouwen waarom deze verlenging noodzakelijk is. De verlenging kan hooguit een jaar duren, waarbij een einddatum geldt van 30 juni 2028. Deze einddatum is noodzakelijk om tijdig alle controles af te kunnen ronden voordat de lidstaat de met de subsidies samenhangende uitgaven declareert bij de Europese Commissie. Voor subsidietoekenningen na toekomstige openstellingsrondes kan dit inhouden dat de maximale verlenging korter is dan een jaar. Dit omdat deze wordt begrensd door de einddatum van 30 juni 2028.
Deze paragraaf is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met deze paragraaf wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen.
Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen
agroforestry: dit verwijst naar landbouwsystemen en -praktijken die meerjarige, houtige planten (bomen en struiken) bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt. Er vindt daarmee een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen.
Ook voedselbossen vallen onder het begrip agroforestry. Een voedselbos is een door mensen ontworpen productief ecosysteem naar het voorbeeld van een natuurlijk bos, met een hoge diversiteit aan meerjarige en/of houtige plantensoorten die deels voor de mens als voedsel dienen (vruchten, zaden, bladeren, stengels, wortels).
ambitiekaart: Dit is een kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan. Het Natuurbeheerplan is het provinciaal plandocument waarin de doelen zijn vastgelegd op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
pH-waarde: De pH-waarde van de bodem wordt uitgedrukt in pH (NaCl) op een logaritmische schaal en geeft aan of de grond zuur (pH < 7) of basisch (pH > 7) is.
Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteit
Voorbeelden van investeringen die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:
verwijderen van belemmerende dikke strooisellagen of monotone ondergroei. De investeringen kunnen ook (deels) op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een investering door een landschapsorganisatie of waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die (deels) op gronden van landbouwers zijn gelegen.
De investeringen kunnen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.
Bij de niet-productieve investeringen gericht op gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit, zoals bedoeld onder a, is subsidiëring uitgesloten voor bosrevitalisering die agroforestry betreft. Ook voedselbossen vallen onder het begrip agroforestry.
Aanvragers kunnen bijvoorbeeld zijn:
Artikel 2.4.5 Aanvraagvereisten
Een van de eisen is dat het project wordt uitgevoerd op het platteland. Het begrip platteland ligt vast in het NSP: Het plattelandsgebied is het gehele binnen de EU gelegen grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van aaneengesloten woonkernen met meer dan 30.000 inwoners.
Onderdeel e bevat het vereiste dat de aanvrager een bodemonderzoek overlegt waaruit blijkt wat de pH-waarde en de basenverzadiging van de bodem zijn. Ook blijkt uit dit onderzoek welke behandeling van het projectgebied met bodemverbeteraars noodzakelijk is, indien deze behandeling noodzakelijk is. Aangezien bij de eerste openstelling is gebleken dat bij alle projecten behandeling met bodemverbeteraars noodzakelijk is, dient het onderzoek waaruit dit blijkt (en waaruit blijkt waar en hoe de behandeling plaatsvindt) bij de aanvraag te zitten. Dit leidt tot een uitvoeringswijze die zowel voor de aanvrager als voor Gedeputeerde Staten efficiënter is. Discussies over of, en zo ja, waar, behandeling met bodemverbeteraars nodig is, kunnen zo immers achterwege blijven. Indien de aanvrager aan dit vereiste voldoet, is de aanvraag ontvankelijk en kan hij in aanmerking komen voor de subsidie voor uitvoeringswerkzaamheden (kosten voor bodemverbeteraars) bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder b.
Bij revitalisering van bossen op arme zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:
Daarnaast kan het project hydrologische maatregelen omvatten.
Bij revitalisering van bossen op rijkere zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:
Daarnaast kan het project hydrologische maatregelen en behandeling met bodemverbeteraars omvatten.
Bij deze omvormingsmethoden gaat het om het volgende.
Intensieve omvorming is meestal realisatie van rijkstrooiselsoorten gedomineerd bos binnen 10 à 20 jaar. Dit vraagt hoge plantdichtheden, een intensieve jeugdverzorging en ook een goede wildbescherming. Vaak wordt intensieve omvorming alleen daar toegepast waar ook een snelle omvorming te verwachten is (goede vochtvoorziening en/of basenverzadiging > 25% of in combinatie met bodemverbeteraars basenverzadiging > 12%). Deze omvorming bestaat met name uit:
Standaard omvorming is meestal realisatie binnen 40 jaar van bos met 10-25% bedekking met rijkstrooiselsoorten en natuurlijke verjonging van rijkstrooiselsoorten. Doel is tevens bodemverbetering door betere menging en structuurvariatie binnen het bos. De omvorming bestaat met name uit:
Extensieve omvorming is meestal gericht op het bevorderen van menging en bosstructuur en het bevorderen van het aandeel boom- en struiksoorten met mild strooisel, die geen hoge eisen aan de groeiplaats stellen. Eventueel kunnen ook enkele zaadbomen van rijkstrooiselsoorten worden ingebracht. De omvorming bestaat met name uit:
De omvorming bestaat met name uit:
Behandeling met bodemverbeteraars
Voor een goed gebufferd bosecosysteem op zandgronden is een pH-waarde (NaCl) van de bodem nodig van 4,5 of hoger, en een minimale basenverzadiging van 30%. Veel bossen in Brabant halen dit niet. Het herstellen van de buffercapaciteit en het vergroten van de beschikbaarheid van nutriënten en mineralen is dan nodig. Op de arme zandgronden is het toedienen van bodemverbeteraars op 90% van het projectgebied vereist. Als het bij de aanvraag aangeleverde bodemonderzoek hiervoor aanleiding geeft, kan hiervan afgeweken worden. Op rijkere zandgronden kan het project behandeling met bodemverbeteraars omvatten.
Bij hydrologische maatregelen kan gedacht worden aan natuurversterkende maatregelen die een link hebben met de landbouw, zoals de aanleg van regenwaterbuffers en stuwen, waterconserverende drainagesystemen, natte bufferzones, het omleggen van beken en het verhogen van waterpeilen.
Artikel 2.4.6 Subsidiabele kosten
Onder kosten voor verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om habitats in natuurgebieden te herstellen, ecosystemen beter weerbaar te maken tegen toekomstige stikstofdepositie en kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het toedienen van mineralen om uitloging en verzuring te compenseren, het aanplanten van bepaalde loofbomen, of het nemen van maatregelen ter verbetering van de hydrologie.
Een voorbeeld van een haalbaarheidsonderzoek is een LESA (LandschapsEcologische SysteemAnalyse). Een dergelijke analyse is bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een natuurgebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch, hydrologisch en ecologisch opzicht.
In onderdeel b ligt vast dat de subsidie voor bodemverbeteraars bij uitvoeringswerkzaamheden een bedrag betreft voor elke hectare waarop de behandeling met bodemverbeteraars daadwerkelijk plaatsvindt.
Artikel 2.4.7 Niet subsidiabele kosten
Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn investeringen als bedoeld in paragraaf 2. Investeringen in het watersysteem die wel onder deze paragraaf voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water beschikt om daarmee jaarrond van goede waterkwaliteit blijft.
Als de pH-waarde van de bodem boven de 4,5 ligt en de basenverzadiging 30% of meer is, dan is het toedienen van bodemverbeteraars niet nodig. Daarom is in dit onderdeel opgenomen dat in dat geval de kosten niet subsidiabel zijn.
Artikel 2.4.8 Subsidiepercentage
Voorbeelden van investeringen gericht op de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd, de aanleg van drainage systemen anders dan onderwaterdrainage om bodemdaling tegen te gaan en de aanleg van drainagepoelen.
Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in het eerste lid staan. Per criterium kunnen 0 tot en met 5 punten behaald worden.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 12 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen (1.12, vierde lid). Behaald een aanvraag minder dan 12 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.
De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de urgentie en de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.
In artikel 2.6.15 is verduidelijkt dat de toepassing van artikel 1.20 alleen bedoeld is voor subsidies als bedoeld in 2.6.1 lid 1 onder a (subsidies voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-14423.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.