Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 25 augustus 2025 tot wijziging van de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant in verband met een aanpassing van hoofdstuk 1 en de paragrafen 2, 4 en 6 (negende wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant te wijzigen in verband met enkele wijzigingen in hoofdstuk 1 en paragrafen 2 en 6, en het opnieuw vaststellen en openstellen van paragraaf 4;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

De regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1.7, vijfde lid, aanhef, komt te luiden:

In afwijking van artikel 20 en 21 van de Asv kan in een interventie worden bepaald dat:

 

B.

 

Artikel 2.2.14 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Indien de aanvraag tot vaststelling wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden ingediend binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten de termijn eenmalig met maximaal één jaar te verlengen.

C.

 

In hoofdstuk 2 komt paragraaf 4 als volgt te luiden:

 

Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven

 

Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

agroforestry: landbouwsystemen en -praktijken die houtige meerjarige planten, te weten bomen en struiken, bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt, waardoor een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen;

ambitiekaart: kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan waarop de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur met daarbij de aanduiding van de kwaliteit per natuurbeheertype of landschapselement, te raadplegen via https://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan;

bosrevitalisering: beheer gericht op het herstel van bodem en hydrologie gericht op een toekomstbestendig bos;

bossen op arme zandgronden: bossen aangeduid als natuurbeheertypen N15.02, N17.02 of N01.04 op de ambitiekaart;

bossen op rijkere zandgronden: bossen aangeduid als natuurtypen N14.01, N14.02, N14.03 of N17.01, op de ambitiekaart;

bodemverbeteraars: toevoegingen aan de bodem om de buffercapaciteit van de bodem te verbeteren of de beschikbaarheid van nutriënten en mineralen te vergroten;

ecologische kwaliteitsdoelen: gewenste ecologische waterkwaliteit, waarmee een goede leefomgeving voor planten en dieren wordt gecreëerd in een KRW-waterlichaam;

extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

hydrologische maatregel: maatregel gericht op het veranderen van de inrichting of het beheer van het watersysteem ten behoeve van het realiseren van een gezond bosecosysteem binnen het projectgebied;

intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

KRW: kaderrichtlijn water, richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld;

KRW-waterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;

OAD netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen;

pH-waarde: zuurtegraad van de bodem, uitgedrukt in pH (NaCl);

standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen.

 

Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit;

    • b.

      niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor water.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • c.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      natuurlijke en rechtspersonen;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van natuurlijke en rechtspersonen.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, kan worden verstrekt aan waterschappen.

Artikel 2.4.4 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie geweigerd indien het project is gericht op bosrevitalisering die agroforestry betreft.

 

Artikel 2.4.5 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft een directe link met de landbouw, blijkend uit een van de volgende criteria:

      • i.

        het project wordt uitgevoerd op landbouwgrond;

      • ii.

        het project wordt uitgevoerd op gronden waar jaarlijks een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;

      • iii.

        het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit;

    • b.

      in afwijking van artikel 1.6, tweede en derde lid, bevat de aanvraag een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen:

      • i.

        op welke wijze het project voldoet aan de eisen uit deze paragraaf;

      • ii.

        een begroting van de kosten van de activiteit;

      • iii.

        een toelichting op de begroting;

      • iv.

        een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit;

      • v.

        de afbakening van het projectgebied en een toelichting daarop;

      • vi.

        een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 2.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd op het platteland;

    • c.

      het project is gericht op bosrevitalisering ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebied die door stikstofdepositie uit de landbouw zijn aangetast;

    • d.

      voor het te revitaliseren projectgebied is niet eerder subsidie verstrekt ten behoeve van bosrevitalisering;

    • e.

      de aanvraag bevat een rapport over het bodemonderzoek waaruit blijkt:

      • i.

        wat de pH-waarde en de basenverzadiging van de bodem zijn;

      • ii.

        indien behandeling met bodemverbeteraars toegepast moet gaan worden: op welke oppervlakte van het projectgebied, uitgedrukt in hectares, dit moet gaan gebeuren, en welke hoeveelheid en welke samenstelling van bodemverbeteraars daarbij moet worden gebruikt;

    • f.

      indien het project gericht is op revitalisering van bossen op arme zandgronden kan het project hydrologische maatregelen omvatten en worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

      • i.

        5% per hectare voor intensieve omvorming;

      • ii.

        45% per hectare voor standaard omvorming;

      • iii.

        40% per hectare voor extensieve omvorming;

      • iv.

        10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

      • v.

        een behandeling van 90% van het projectgebied met bodemverbeteraars, tenzij uit het bij de aanvraag aangeleverde bodemonderzoek blijkt dat hiervan moet worden afgeweken;

    • g.

      indien het project gericht is op revitalisering van bossen op rijkere zandgronden kan het project hydrologische maatregelen en behandeling van het projectgebied met bodemverbeteraars omvatten en worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

      • i.

        50% per hectare voor standaard omvorming;

      • ii.

        40% per hectare voor extensieve omvorming;

      • iii.

        10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

    • i.

      de projectperiode eindigt uiterlijk op 30 juni 2028;

    • j.

      indien het project gericht is op herstel van leefgebied, bevat de aanvraag een monitoringsplan.

  • 3.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector;

    • c.

      de projectperiode eindigt uiterlijk op 30 juni 2028;

    • d.

      het project is gericht op een of meer van de volgende doelen:

      • i.

        het nemen van beekherstelmaatregelen in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW;

      • ii.

        het nemen van kreekherstelmaatregelen in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW;

      • iii.

        het opheffen van knelpunten voor vismigratie in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW.

Artikel 2.4.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.8 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, de alleen kosten bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking die betrekking hebben op:

    • a.

      kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten, waarbij voor grondverwerving de volgende vereisten gelden:

      • i.

        de grond is gelegen buiten het Natuurnetwerk Brabant;

      • ii.

        de grondverwerving is noodzakelijk om uitvoeringsmaatregelen onder deze paragraaf te kunnen treffen;

      • iii.

        de grond wordt verworven tegen een marktconforme prijs.

    • c.

      kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e.

      kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • f.

      kosten van haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 2, punt 87, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, tot een maximum van € 50.000 per project;

    • g.

      loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, van bij de uitvoering van het project betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt.

  • 2.

    Kosten die betrekking hebben op uitvoeringswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, zijn subsidiabel:

    • a.

      tot een maximum van € 2.560 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op arme zandgronden betreft, exclusief de kosten voor bodemverbeteraars;

    • b.

      indien het kosten voor bodemverbeteraars en het toepassen daarvan betreft, tot een maximum van € 2.900 per hectare waarop de behandeling met bodemverbeteraars plaatsvindt;

    • c.

      tot een maximum van € 1.800 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op rijkere zandgronden betreft.

  • 3.

    Kosten als bedoeld in het eerste lid, onder g, worden berekend op basis van artikel 1.9a, eerste lid, onder a.

  • 4.

    In afwijking van artikel 1.8 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking.

  • 5.

    Kosten als bedoeld in het vierde lid die kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, betreffen, worden berekend op basis van artikel 1.9b.

Artikel 2.4.7 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

 

  • a.

    investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren;

  • b.

    kosten als bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder b, indien uit het bodemonderzoek bedoeld in artikel 2.4.5, tweede lid, onder e, blijkt dat de pH-waarde boven de 4,5 ligt en de basenverzadiging 30% of meer is.

Artikel 2.4.8 Subsidiepercentage en subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.

  • 3.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan:

    • a.

      € 125.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a; of

    • b.

      € 700.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b.

Artikel 2.4.9 Aanvraagtijdvak

  • 1.

    Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, worden ingediend van 10 september 2025, 9:00 uur, tot en met 11 november 2025, 17:00 uur.

  • 2.

    Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, worden ingediend van 1 december 2025, 9:00 uur, tot en met 29 januari 2026 17:00 uur.

Artikel 2.4.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, voor de periode, genoemd in artikel 2.4.9, eerste lid, vast op € 3.167.000.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, voor de periode, genoemd in artikel 2.4.9, tweede lid, vast op:

    • a.

      € 2.918.616 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta;

    • b.

      € 729.654 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Rivierenland.

Artikel 2.4.11 Rangschikking

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria zoals uitgewerkt in bijlage 8:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van urgentie;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    Indien de aanvraag een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, betreft, hebben de selectiecriteria bedoeld in het eerste lid een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Indien de aanvraag een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, betreft, hebben de selectiecriteria bedoeld in het eerste lid de volgende wegingsfactor:

    • a.

      mate van effectiviteit: 4;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit: 1;

    • c.

      de mate van urgentie: 3;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit: 1.

Artikel 2.4.12 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, verplicht het project uiterlijk 30 juni 2028 af te ronden.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, verplicht het project uiterlijk 30 juni 2028 af te ronden.

  • 3.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid of tweede lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2028.

Artikel 2.4.13 Verantwoording

In aanvulling op artikel 1.21 overlegt de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant.

 

Artikel 2.4.14 Bevoorschotting

Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, zoals bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%.

 

D.

 

Artikel 2.6.15, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, worden op basis van artikel 1.7, vijfde lid, vastgesteld op basis van artikel 1.20.

E.

 

Bijlage 2, behorende bij de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant, vervalt.

 

F.

 

In bijlage 8, behorende bij de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant, onderdeel ‘Van toepassing bij activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a (niet- productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit)’, komen selectiecriteria 1, 3 en 4 te luiden:

 

1. De mate van effectiviteit

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De punten worden als volgt toegekend:

 

  • 0 punten als de effectiviteit zeer gering is. In geval van rijkere zandgronden worden geen bodemverbeteraars of hydrologische maatregelen toegepast.

  • 1 punt als de effectiviteit gering is. In geval van arme zandgronden worden geen hydrologische maatregelen uitgevoerd.

  • 2 punten de effectiviteit matig is. In het project worden bodemverbeteraars toegepast op rijkere zandgronden.

  • 3 punten als de effectiviteit voldoende is. In het project worden hydrologische maatregelen toegepast op rijkere zandgronden.

  • 4 punten als de effectiviteit goed is. In het project worden hydrologische maatregelen en bodemverbeteraars toegepast op rijkere zandgronden.

  • 5 punten als de effectiviteit zeer goed is. In het project worden hydrologische maatregelen en bodemverbeteraars toegepast op arme zandgronden.

3. Urgentie

Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Een activiteit kan urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de kwaliteit van het water zeer onvoldoende is, of dat de wateroverlast zeer ernstig is. Een maatregel is in dat geval op zeer korte termijn nodig. Ook projecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn water (KRW) of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien.

 

  • 0 punten als de urgentie zeer gering is. Het project is niet gericht op revitalisering van bossen op arme of rijkere zandgronden.

  • 1 punt als de urgentie gering is. Het project is gericht op revitalisering van bossen op arme of rijkere zandgronden met een pH-waarde van de bodem van meer dan 4,0.

  • 2 punten als de urgentie matig is. Het project is volledig gericht op revitalisering van bossen op rijkere zandgronden met een pH-waarde van de bodem van tussen de 3,2 en 4,0.

  • 3 punten als de urgentie voldoende is. Het project is gericht op revitalisering van bossen op arme en rijkere zandgronden met een pH-waarde van de bodem van tussen de 3,2 en 4,0.

  • 4 punten als de urgentie goed is. Het project is volledig gericht op revitalisering van bossen op arme zandgronden met een pH-waarde van de bodem van tussen de 3,2 en 4,0.

  • 5 punten als de urgentie zeer goed is. Het project is gericht op revitalisering van bossen op arme of rijkere zandgronden met een pH-waarde van de bodem van minder dan 3,2.

4. De mate van efficiëntie

Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten (waaronder onderzoekskosten) en feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

 

  • 0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

  • 1 punt als de efficiëntie gering is. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

  • 2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde projectkosten zijn hoog in relatie tot de output.

  • 3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project.

  • 4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd.

  • 5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 25 augustus 2025

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. G.H.E. Derks MPA

Toelichting behorende bij de tweede wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

I. Algemeen

 

In 2024 is paragraaf 4 voor het eerst opengesteld. Naar aanleiding van de ervaringen met deze openstelling is paragraaf 4 op enkele plekken gewijzigd. Bij het voorbereiden van deze wijziging bleek dat de toelichting op enkele artikelen kon worden verhelderd. Om deze gewenste wijziging van de toelichting door te kunnen voeren, is paragraaf 4 opnieuw vastgesteld.

Daarnaast bevat deze wijzigingsregeling een technische aanpassing van paragraaf 6.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I (Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)

 

Onder A (artikel 1.7)

Met deze wijziging van het vijfde lid is expliciet vastgelegd dat de mogelijkheid om een zwaarder arrangement toe te passen afwijkt van het systeem van de Algemene subsidieverordening. Deze mogelijkheid wordt in de inhoudelijke paragrafen toegepast indien dat noodzakelijk wordt geacht vanwege de verantwoordingseisen die samenhangen met de Europese cofinanciering van de subsidies.

 

Onder B (artikel 2.2.14)

Met deze wijziging is duidelijk gemaakt hoe Gedeputeerde Staten omgaan met een verzoek de vaststellingsaanvraag later in te dienen. Dit behelst feitelijk een verlenging van de projectperiode. Bij subsidies op grond van paragraaf 2 gaat het in de basis om eenvoudige projecten (het doen van een investering), waardoor afwijkingen van de termijn onwenselijk zijn. Niettemin kunnen er redenen zijn een dergelijke afwijking toe te staan. Het tweede lid bevat daarom de mogelijkheid eenmalig een verlengingsverzoek in te dienen.

De aanvrager zal daarbij moeten onderbouwen waarom deze verlenging noodzakelijk is. De verlenging kan hooguit een jaar duren, waarbij een einddatum geldt van 30 juni 2028. Deze einddatum is noodzakelijk om tijdig alle controles af te kunnen ronden voordat de lidstaat de met de subsidies samenhangende uitgaven declareert bij de Europese Commissie. Voor subsidietoekenningen na toekomstige openstellingsrondes kan dit inhouden dat de maximale verlenging korter is dan een jaar. Dit omdat deze wordt begrensd door de einddatum van 30 juni 2028.

 

Onder C (paragraaf 4)

 

Algemeen

Deze paragraaf is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met deze paragraaf wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen.

 

Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen

agroforestry: dit verwijst naar landbouwsystemen en -praktijken die meerjarige, houtige planten (bomen en struiken) bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt. Er vindt daarmee een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen.

Ook voedselbossen vallen onder het begrip agroforestry. Een voedselbos is een door mensen ontworpen productief ecosysteem naar het voorbeeld van een natuurlijk bos, met een hoge diversiteit aan meerjarige en/of houtige plantensoorten die deels voor de mens als voedsel dienen (vruchten, zaden, bladeren, stengels, wortels).

 

ambitiekaart: Dit is een kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan. Het Natuurbeheerplan is het provinciaal plandocument waarin de doelen zijn vastgelegd op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer.

 

pH-waarde: De pH-waarde van de bodem wordt uitgedrukt in pH (NaCl) op een logaritmische schaal en geeft aan of de grond zuur (pH < 7) of basisch (pH > 7) is.

 

Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteit

 

eerste lid

Voorbeelden van investeringen die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:

 

  • investeringen ten behoeve van het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden, die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit;

  • investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon;

  • herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers;

  • verondiepen of afdammen van waterlopen;

verwijderen van belemmerende dikke strooisellagen of monotone ondergroei. De investeringen kunnen ook (deels) op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een investering door een landschapsorganisatie of waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die (deels) op gronden van landbouwers zijn gelegen.

 

De investeringen kunnen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.

 

Bij de niet-productieve investeringen gericht op gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit, zoals bedoeld onder a, is subsidiëring uitgesloten voor bosrevitalisering die agroforestry betreft. Ook voedselbossen vallen onder het begrip agroforestry.

 

Artikel 2.4.3 Aanvrager

Aanvragers kunnen bijvoorbeeld zijn:

 

  • grondeigenaren;

  • pachters;

  • natuur- en landschapsorganisaties;

  • provincies, waterschappen en gemeenten;

  • overige (natuurlijke en rechtspersonen) die bijdragen aan de doelen van de aanvraag;

  • samenwerkingsverbanden van bovengenoemde partijen en landbouwers.

Artikel 2.4.5 Aanvraagvereisten

 

tweede lid, onder b

Een van de eisen is dat het project wordt uitgevoerd op het platteland. Het begrip platteland ligt vast in het NSP: Het plattelandsgebied is het gehele binnen de EU gelegen grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van aaneengesloten woonkernen met meer dan 30.000 inwoners.

 

tweede lid, onder e

Onderdeel e bevat het vereiste dat de aanvrager een bodemonderzoek overlegt waaruit blijkt wat de pH-waarde en de basenverzadiging van de bodem zijn. Ook blijkt uit dit onderzoek welke behandeling van het projectgebied met bodemverbeteraars noodzakelijk is, indien deze behandeling noodzakelijk is. Aangezien bij de eerste openstelling is gebleken dat bij alle projecten behandeling met bodemverbeteraars noodzakelijk is, dient het onderzoek waaruit dit blijkt (en waaruit blijkt waar en hoe de behandeling plaatsvindt) bij de aanvraag te zitten. Dit leidt tot een uitvoeringswijze die zowel voor de aanvrager als voor Gedeputeerde Staten efficiënter is. Discussies over of, en zo ja, waar, behandeling met bodemverbeteraars nodig is, kunnen zo immers achterwege blijven. Indien de aanvrager aan dit vereiste voldoet, is de aanvraag ontvankelijk en kan hij in aanmerking komen voor de subsidie voor uitvoeringswerkzaamheden (kosten voor bodemverbeteraars) bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, onder b.

 

tweede lid, onder f en g

Omvormingsmethoden

Bij revitalisering van bossen op arme zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

 

  • een intensieve omvorming om binnen enkele decennia al zichtbaar resultaat te krijgen in bodemontwikkeling;

  • een standaard omvorming die goedkoper is, maar een langere ontwikkelingstijd heeft;

  • een extensieve omvorming die vooral gericht is op het bevorderen van menging en bosstructuur;

  • de aanleg van een OAD netwerk;

  • behandeling met bodemverbeteraars, tenzij uit het bij de aanvraag aangeleverde bodemonderzoek blijkt dat hiervan moet worden afgeweken.

Daarnaast kan het project hydrologische maatregelen omvatten.

 

Bij revitalisering van bossen op rijkere zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

 

  • een standaard omvorming die goedkoper is, maar een langere ontwikkelingstijd heeft;

  • een extensieve omvorming die vooral gericht is op het bevorderen van menging en structuur;

  • de aanleg van een OAD netwerk.

Daarnaast kan het project hydrologische maatregelen en behandeling met bodemverbeteraars omvatten.

 

Bij deze omvormingsmethoden gaat het om het volgende.

 

Intensieve omvorming

Intensieve omvorming is meestal realisatie van rijkstrooiselsoorten gedomineerd bos binnen 10 à 20 jaar. Dit vraagt hoge plantdichtheden, een intensieve jeugdverzorging en ook een goede wildbescherming. Vaak wordt intensieve omvorming alleen daar toegepast waar ook een snelle omvorming te verwachten is (goede vochtvoorziening en/of basenverzadiging > 25% of in combinatie met bodemverbeteraars basenverzadiging > 12%). Deze omvorming bestaat met name uit:

 

  • verjonging onder scherm (toekomstige woudreuzen/dik dood hout);

  • terreinvoorbereiding klepelen of voren ploegen;

  • aanplant 2500 à 3000 stuks bosplantsoen per ha + natuurlijke verjonging;

  • wildraster van ursusgaas;

  • jeugdverzorging (vrijzetten aanplant om groei te verbeteren).

Standaard omvorming

Standaard omvorming is meestal realisatie binnen 40 jaar van bos met 10-25% bedekking met rijkstrooiselsoorten en natuurlijke verjonging van rijkstrooiselsoorten. Doel is tevens bodemverbetering door betere menging en structuurvariatie binnen het bos. De omvorming bestaat met name uit:

 

  • verjonging na groepenkap/dunning (behoud bosklimaat);

  • aanplant groot bosplantsoen (veren) 150 stuks per hectare of bosplantsoen 500 à 750 stuks per hectare;

  • individuele wildbescherming;

  • jeugdverzorging (vrijzetten aanplant om groei te verbeteren).

Extensieve omvorming

Extensieve omvorming is meestal gericht op het bevorderen van menging en bosstructuur en het bevorderen van het aandeel boom- en struiksoorten met mild strooisel, die geen hoge eisen aan de groeiplaats stellen. Eventueel kunnen ook enkele zaadbomen van rijkstrooiselsoorten worden ingebracht. De omvorming bestaat met name uit:

 

  • aanwijzen habitatbomen, mengbomen en structuurgaten;

  • variabele dunning en groepenkap;

  • eventueel extensieve aanplant groot plantsoen rijkstrooiselsoorten.

Aanleggen OAD netwerk

De omvorming bestaat met name uit:

 

  • aanwijzen en vastleggen locaties met oude en dikke bomen/al dan niet in combinatie met te vernatten laagten;

  • vellen/ringen deel bomen, hout laten liggen;

  • eventueel extensieve aanplant groot bosplantsoen rijkstrooiselsoorten.

Behandeling met bodemverbeteraars

Voor een goed gebufferd bosecosysteem op zandgronden is een pH-waarde (NaCl) van de bodem nodig van 4,5 of hoger, en een minimale basenverzadiging van 30%. Veel bossen in Brabant halen dit niet. Het herstellen van de buffercapaciteit en het vergroten van de beschikbaarheid van nutriënten en mineralen is dan nodig. Op de arme zandgronden is het toedienen van bodemverbeteraars op 90% van het projectgebied vereist. Als het bij de aanvraag aangeleverde bodemonderzoek hiervoor aanleiding geeft, kan hiervan afgeweken worden. Op rijkere zandgronden kan het project behandeling met bodemverbeteraars omvatten.

 

Hydrologische maatregelen

Bij hydrologische maatregelen kan gedacht worden aan natuurversterkende maatregelen die een link hebben met de landbouw, zoals de aanleg van regenwaterbuffers en stuwen, waterconserverende drainagesystemen, natte bufferzones, het omleggen van beken en het verhogen van waterpeilen.

 

Artikel 2.4.6 Subsidiabele kosten

 

eerste lid, onder a en f

Onder kosten voor verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om habitats in natuurgebieden te herstellen, ecosystemen beter weerbaar te maken tegen toekomstige stikstofdepositie en kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het toedienen van mineralen om uitloging en verzuring te compenseren, het aanplanten van bepaalde loofbomen, of het nemen van maatregelen ter verbetering van de hydrologie.

 

Een voorbeeld van een haalbaarheidsonderzoek is een LESA (LandschapsEcologische SysteemAnalyse). Een dergelijke analyse is bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een natuurgebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch, hydrologisch en ecologisch opzicht.

 

tweede lid

In onderdeel b ligt vast dat de subsidie voor bodemverbeteraars bij uitvoeringswerkzaamheden een bedrag betreft voor elke hectare waarop de behandeling met bodemverbeteraars daadwerkelijk plaatsvindt.

 

Artikel 2.4.7 Niet subsidiabele kosten

 

onderdeel a

Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn investeringen als bedoeld in paragraaf 2. Investeringen in het watersysteem die wel onder deze paragraaf voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water beschikt om daarmee jaarrond van goede waterkwaliteit blijft.

 

onderdeel b

Als de pH-waarde van de bodem boven de 4,5 ligt en de basenverzadiging 30% of meer is, dan is het toedienen van bodemverbeteraars niet nodig. Daarom is in dit onderdeel opgenomen dat in dat geval de kosten niet subsidiabel zijn.

 

Artikel 2.4.8 Subsidiepercentage

 

tweede lid

Voorbeelden van investeringen gericht op de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd, de aanleg van drainage systemen anders dan onderwaterdrainage om bodemdaling tegen te gaan en de aanleg van drainagepoelen.

 

Artikel 2.4.11 Rangschikking

Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in het eerste lid staan. Per criterium kunnen 0 tot en met 5 punten behaald worden.

 

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 12 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen (1.12, vierde lid). Behaald een aanvraag minder dan 12 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.

 

De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de urgentie en de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

 

Onder D (artikel 2.6.15)

In artikel 2.6.15 is verduidelijkt dat de toepassing van artikel 1.20 alleen bedoeld is voor subsidies als bedoeld in 2.6.1 lid 1 onder a (subsidies voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan).

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. G.H.E. Derks MPA

Naar boven