Subsidieregeling innovatiecampussen Zuid-Holland

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

 

Gelet op artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Overwegende dat het wenselijk is campussen in Zuid-Holland als brandpunten voor innovatie en ondernemerschap binnen het regionale innovatie ecosysteem te versterken;

 

Overwegende dat de te subsidiëren activiteiten in overeenstemming zijn met hoofdstuk I, artikel 26 of artikel 27 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling innovatiecampussen Zuid-Holland

 

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • -

    campus: ruimtelijk begrensd gebied met hoogwaardige vestigingsmogelijkheden en onderzoeksfaciliteiten waarin onderzoekers van kennisinstellingen en bedrijven intensief samenwerken op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en innovatie met als magneet een manifeste kennisdrager;

  • -

    immateriële activa: fysiek of financieel niet-tastbare activa, zoals octrooien, licenties, knowhow of andere intellectuele-eigendomsrechten;

  • -

    innovatie: het voor de voorzienbare toekomst ontwikkelen van producten, diensten of procedés die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden;

  • -

    innovatiecluster: structuren of georganiseerde groeperingen van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve start-ups, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, onderzoeksinfrastructuur, en test- en experimenteerinfrastructuur) die zijn opgezet om innovatieve activiteiten en nieuwe vormen van samenwerking te stimuleren , zoals door digitale middelen, door het delen en/of bevorderen van faciliteiten en het uitwisselen van kennis en deskundigheid, en door daadwerkelijk bij te dragen aan kennisoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster;

  • -

    materiële activa: activa bestaande uit gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting;

  • -

    onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten, waarbij het gaat om wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten;

  • -

    personeelskosten: de kosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het betrokken project of de betrokken activiteiten bezighouden.

Artikel 1.2 Openstellingsbesluiten

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen nadere regels in de vorm van openstellingsbesluiten vast voor projecten waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verleend.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen in de openstellingsbesluiten, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval nadere regels opnemen met betrekking tot:

    • a.

      aanvraagperiode;

    • b.

      subsidieplafond en deelplafonds.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.3, eerste lid, van de Asv, kan een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling worden ingediend binnen de periode genoemd in het openstellingsbesluit, bedoeld in het tweede lid, onder a.

Artikel 1.3 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, en artikel 3.1, eerste lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 1.000.000, -.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.

  • 3.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 100.000, - wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 1.4 Verdelingswijze

Als de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, verdelen gedeputeerde staten de subsidie naar evenredigheid over de subsidieaanvragers die in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 1.5 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot bedraagt maximaal 90% van het verleende bedrag. Met uitzondering, en onder bepaalde voorwaarden, kan er in overleg 100% beschikt kan worden als dit ten goede komt aan de uitvoering van het project.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 1.6 Verantwoording

Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving is artikel 4.3, eerste en tweede lid, van de Asv van overeenkomstige toepassing op subsidies tot € 125.000, - met uitzondering van een door een onafhankelijke accountant afgegeven verklaring.

§ 2 Onderzoeksinfrastructuur

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur op een campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen bij aan de versterking en de doorontwikkeling van campussen in Zuid-Holland.

Artikel 2.2. Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.1 kan uitsluitend worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 2.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 2.6 van de Asv wordt de subsidie geweigerd als:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 100.000, - of meer dan € 1.000.000, - bedraagt;

  • b.

    gedeputeerde staten voor dezelfde activiteiten eerder al subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld;

  • c.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw en het upgraden van de onderzoeksinfrastructuur vindt plaats op het grondgebied van de campus;

  • b.

    de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen blijkend uit een schriftelijke verklaring van de campusdirecteur waaruit blijkt dat hij/zij op de hoogte is van de activiteit en aangeeft dat deze aansluit bij de visie of het programma van de campus;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

  • a.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.

  • b.

    Bij de berekening van de subsidiehoogte en de subsidiabele kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

  • c.

    De subsidiabele kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.

Artikel 2.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 3.1 tot en met 3.5 en 6.2 van de Asv heeft de subsidieontvanger in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    met de uitvoering van de activiteit wordt gestart binnen 1 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b.

    de activiteit wordt binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;

  • d.

    toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;

  • e.

    de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs.

Artikel 2.7 Staatssteun

Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

§ 3 Bouw, upgrade en exploitatie van innovatieclusters op campussen

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      voor de bouw en het upgraden van innovatieclusters op een campus;

    • b.

      de exploitatie van innovatieclusters op een campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen bij aan de versterking en de doorontwikkeling van campussen in Zuid-Holland.

Artikel 3.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar van een innovatiecluster.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of exploitant van een innovatiecluster.

Artikel 3.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 2.6 van de Asv wordt de subsidie geweigerd als:

  • a.

    indien het innovatiecluster al door een andere exploitant of eigenaar wordt geopereerd;

  • b.

    indien al subsidie is verstrekt voor de activiteiten, tenzij het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt, is verstreken;

  • c.

    voor zover voor de exploitatie van het innovatiecluster, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, subsidie wordt verstrekt over een periode van meer dan 10 jaar;

  • d.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 100.000, - of meer dan € 1.000.000, - bedraagt;

  • e.

    gedeputeerde staten voor dezelfde activiteit eerder al subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld;

  • f.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de panden, faciliteiten en activiteiten worden gerealiseerd op het grondgebied van de campus;

  • b.

    de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster staat open voormeerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen blijkend uit een schriftelijke verklaring van de campusdirecteur waaruit blijkt dat hij/zij op de hoogte is van de activiteit en aangeeft dat deze aansluit bij de visie of het programma van de campus;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

Artikel 3.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      investeringskosten voor de bouw of het upgraden van een innovatiecluster in de vorm van:

      • I.

        kosten van de investeringen in immateriële activa;

      • II.

        kosten van de investeringen in materiële activa.

    • b.

      kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster, in de vorm van:

      • I.

        personeelskosten;

      • II.

        administratiekosten;

      • III.

        algemene kosten.

  • 2.

    De kosten, genoemd in het eerste lid, onder b, hebben betrekking op:

    • a.

      het aansturen van het innovatiecluster ter bevordering van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen of toeleiden van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten;

    • b.

      de marketing van het innovatiecluster om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen;

    • c.

      het beheer van de faciliteiten van het innovatiecluster, de organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties ter ondersteuning van kennisdeling, netwerking en transnationale samenwerking.

  • 3.

    Bij de berekening van de subsidiehoogte en de subsidiabele kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

Artikel 3.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 3.1 tot en met 3.5 en 6.2 Asv worden heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    met de uitvoering van de activiteit wordt gestart binnen 1 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b.

    de activiteit wordt binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden baten en lasten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, deze op verzoek over aan gedeputeerde staten;

  • d.

    de toegang tot de betrokken panden, faciliteiten en activiteiten staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend, hoewel ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten hebben gefinancierd, preferente toegang kunnen krijgen op gunstigere voorwaarden, waarbij om overcompensatie te vermijden, deze toegang evenredig is aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en deze voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld;

  • e.

    de vergoedingen die voor het gebruik van de betrokken faciliteiten en voor deelname aan de betrokken activiteiten worden berekend, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelen de kosten ervan plus een redelijke marge.

Artikel 3.7 Staatssteun

Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking

De Subsidieregeling Campussen Zuid-Holland wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Overgangsrecht

De Subsidieregeling Campussen Zuid-Holland, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.4. Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2031, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 4.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Innovatiecampussen Zuid-Holland.

Den Haag, 8 juli 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Innovatiecampussen Zuid-Holland

I. Algemeen

 

Met de Subsidieregeling Innovatiecampussen Zuid-Holland wil de provincie Zuid-Holland bijdragen aan de versterking en doorontwikkeling van de Zuid-Hollandse top innovatiecampussen, door goede initiatieven op basis van een duidelijk kader van de benodigde steun te voorzien. Doel van de in te zetten middelen is het versterken van campussen aan de hand van concrete investeringen en maatregelen die bijdragen aan de doorgroei en doorontwikkeling van de campussen.

 

Subsidiabele activiteiten in de subsidieregeling zijn (1) het realiseren van onderzoeksinfrastructuur, (2) de bouw en het upgraden van campusfaciliteiten en (3) de exploitatie van de campus.

 

Om de beschikbare middelen zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten hanteren wij een duidelijk definitie van een campus, naast de andere vereisten. Hiermee stellen we gegarandeerd middelen beschikbaar voor de top vijf innovatiecampussen binnen de provincie Zuid-Holland (Buck International Consultants, 2024). We houden ook oog voor mogelijk opkomende campussen die binnen onze vereisten passen.

 

Relevante regelgeving

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (Asv). Dit betekent dat naast de subsidievoorschriften in deze subsidieregeling ook de subsidievoorschriften uit de Asv van toepassing zijn op de subsidies die op grond van deze subsidieregeling worden verstrekt. In de Asv staat onder meer wat de beslistermijnen zijn voor gedeputeerde staten, en bevat ook algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger zoals de meldingsplicht en de algemene weigeringsgronden. Ook in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies die zijn verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Staatssteun

Deze subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Subsidie die krachtens paragraaf 2 wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Subsidie die krachtens paragraaf 3 wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. In deze paragrafen zijn in overeenstemming met artikel 26 en 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, voorwaarden opgenomen.

 

Subsidievoorschriften in subsidieregeling en openstellingsbesluiten

Artikel 1.2 van deze subsidieregeling regelt dat gedeputeerde staten nadere regels vaststellen in de vorm van openstellingsbesluiten voor de projecten waarvoor op grond van de paragrafen 2 en 3 van deze regeling subsidie kan worden verleend. Voor wat betreft deze nadere regels kan in ieder geval worden gedacht aan het plafond, deelplafonds en de aanvraagperiode per paragraaf.

 

Verdeling naar evenredigheid

Voor beide paragrafen geldt dat indien voor de vastgestelde aanvraagperiode het deelplafond wordt overschreden, de subsidie evenredig wordt verdeeld over de aanvragen (artikel 1.4). Op deze wijze krijgen alle aanvragen die voldoen aan de voorwaarden een gelijk deel van het beschikbare budget (proportioneel aan hun oorspronkelijke aanvraag). Dit voorkomt dat wie toevallig eerder indient, wordt bevoordeeld.

 

Beslistermijn

De beslistermijn om te beslissen op een subsidieaanvraag bedraagt conform het Uniform Subsidiekader (USK) dertien weken

 

II. Artikelsgewijs

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving, voornamelijk de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De genoemde begripsbepalingen spreken over het algemeen voor zich. Met betrekking tot de volgende begrippen volgt hieronder nog een nadere toelichting:

  • -

    immateriële activa: deze omschrijving komt uit artikel 2, onderdeel 30 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • -

    innovatiecluster: deze omschrijving komt uit artikel 2, onderdeel 92, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • -

    materiele activa: deze omschrijving komt uit artikel 2, onderdeel 29, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

Artikel 1.5

De hoogte en wijze van bevoorschotting wordt niet geregeld in de Asv. Bij de invulling van deze bepaling is aansluiting gezocht bij de bestaande algemene subsidiepraktijk binnen de provincie.

 

Artikel 2.1

In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken.

 

Artikel 2.2

Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden. De aard van de rechtspersoon is niet verplicht voorgeschreven. Natuurlijke personen komen niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.3

Het minimum subsidiebedrag van € 100.000,00 in onderdeel a, is opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Het maximumbedrag van € 1.000.000 is opgenomen om aanvragen te weigeren waarmee meer wordt aangevraagd dan mogelijk is binnen deze paragraaf. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 2.7 van deze regeling. Met de in onderdeel b genoemde weigeringsgrond wordt voorkomen dat de provincie een project dubbel subsidieert of anderszins financiert. Met de in onderdeel c genoemde weigeringsgrond kan worden voorkomen dat een rechtspersoon in financiële moeilijkheden subsidie ontvangt. Op grond van de Algemene groepsvrijstellingverordening is dit niet toegestaan. Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).

 

Artikel 2.4

In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. De belangrijkste vereiste is dat de onderzoeksinfrastructuur wordt gerealiseerd op het grondgebied van de campus omdat deze paragraaf gericht is op het versterken van deze campussen. Het tweede vereiste (lid b) vloeit voort uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De open toegang tot de faciliteiten is als vereiste opgenomen om open innovatie op de campus te stimuleren.

 

Artikel 2.5

De subsidiabele kosten volgen uit artikel 26, vijfde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Het tweede lid is gebaseerd op overweging 23 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en het derde lid op artikel 7, eerste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 2.6

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden. Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft. De overige verplichtingen volgen uit het tweede, derde en vierde lid van artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 2.7

De hoogte van de maximale steunintensiteit van 50% volgt uit artikel 26, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 100.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 2.4, onderdeel a, van deze regeling.

 

Artikel 3.1

Zie toelichting op artikel 2.1.

 

Artikel 3.2

Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden. De doelgroep volgt uit artikel 27, tweede lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 3.3

Zie toelichting op artikel 2.3.

 

Artikel 3.4

Zie toelichting op artikel 2.4.

 

Artikel 3.5

Zie toelichting op artikel 2.5.

 

Artikel 3.6

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden. Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft. De overige verplichtingen volgen uit het derde en vierde lid van artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 3.7

Zie toelichting artikel 2.7

Naar boven