U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Eerste wijziging van het voorbereidingsbesluit van de provincie Noord-Brabant van 20 november 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op benodigde technische aanpassingen en het herstellen van enkele omissies;

Besluiten:

Artikel I

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage A'.

Artikel II

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage B'.

Artikel III

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage C'.

Artikel IV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage D'.

Artikel V

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage E'.

Artikel VI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage F'.

Artikel VII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage G'.

Artikel VIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage H'.

Artikel IX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage I'.

Artikel X

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage J'.

Artikel XI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage K'.

Artikel XII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage L'.

Artikel XIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage M'.

Artikel XIV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage N'.

Artikel XV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage O'.

Artikel XVI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage P'.

Artikel XVII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage Q'.

Artikel XVIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage R'.

Artikel XIX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage S'.

Artikel XX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage T'.

Artikel XXI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage U'.

Artikel XXII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage V'.

Artikel XXIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage W'.

Artikel XXIV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage X'.

Artikel XXV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage Y'.

Artikel XXVI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage Z'.

Artikel XXVII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AA'.

Artikel XXVIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AB'.

Artikel XXIX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AC'.

Artikel XXX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AD'.

Artikel XXXI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AE'.

Artikel XXXII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AF'.

Artikel XXXIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AG'.

Artikel XXXIV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AH'.

Artikel XXXV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AI'.

Artikel XXXVI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AJ'.

Artikel XXXVII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AK'.

Artikel XXXVIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AL'.

Artikel XXXIX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AM'.

Artikel XL

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AN'.

Artikel XLI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AO'.

Artikel XLII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AP'.

Artikel XLIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AQ'.

Artikel XLIV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AR'.

Artikel XLV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AS'.

Artikel XLVI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AT'.

Artikel XLVII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AU'.

Artikel XLVIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AV'.

Artikel XLIX

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AW'.

Artikel L

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AX'.

Artikel LI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven 'bijlage AY'.

Artikel LII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage AZ'.

Artikel LIII

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage BA'.

Artikel LIV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage BB'.

Artikel LV

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage BC'.

Artikel LVI

Het voorbereidingsbesluit van 20 november 2023 en daarmee de voorbeschermingsregels te wijzigen zoals is aangegeven in 'bijlage BD'.

Artikel LVII

Dit besluit treedt in werking op de dag van uitgifte van dit Provinciaal blad.



Ondertekening:

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,



mr. I.R. Adema (voorzitter)

drs. G.H.E. Derks MPA (secretaris)

Bijlage A Voorbeschermingsregels - gemeente Asten

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage B

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage C

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger  is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage D

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage E

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage F

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage G

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage H

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage I

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage J

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage K

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage L

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage M

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage N

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage O

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage P

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage Q

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage R

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage S

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage T

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage U

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage V

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage W

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage X

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage Y

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage Z

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AA

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AB

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AC

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AD

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AE

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger  is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AF

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AG

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AH

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AI

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AJ

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AK

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AL

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AM

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AN

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde kom een bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AO

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AP

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AQ

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AR

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AS

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AT

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AU

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AV

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AW

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger  is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AX

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AY

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage AZ

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage BA

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage BB

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage BC

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 32.1

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

Begrippenlijst

Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

instrument dat door Gedeputeerde Staten als beleid is vastgesteld en dat maatregelen benoemt voor individuele bedrijven die de transitie naar zorgvuldige veehouderij bevorderen;

bronaanpak

sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

dierenverblijf

gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gezonde leefomgeving

omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;

grootschalige logistiek

gebruik van gronden of bouwwerken op een perceel van 3 hectare of groter, waarop grootschalige bebouwing staat en dat in hoofdzaak in gebruik is voor logistieke- of distributieactiviteiten, met een door de aard en schaal van de activiteiten hoge verkeersaantrekkende werking en impact op de omgevingskwaliteit;

hokdierhouderij

veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;

mestbehandeling

activiteit waarbij mest met een relatief eenvoudige techniek wordt bewerkt, zoals aanrijking met stro, opslaan, rijpen, composteren, tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar;

activiteit waarbij mest wordt behandeld tot een capaciteit van 25.000 m3 mest per jaar, inclusief het vergisten van mest;

mestbewerking

milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten, als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

activiteit waarbij meer dan 25.000 m3 mest per jaar wordt behandeld, inclusief het vergisten van mest;

mestvergisting

omzetten van mest, al dan niet in combinatie met co-producten, in biogas en digestaat;

mobiele verontreinigingssituatie

situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;

regionale meerwaarde

mate van regionale binding en economische meerwaarde van een bedrijf in de regio, gelet op de herkomst van het bedrijf, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, kennisinfrastructuur, plaats in regionale waardeketens, ruimtelijk economisch profiel van de regio, gebruik van regionale infrastructuur en afzetmarkt;

risicobeoordeling grondwaterkwaliteit

beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;

veehouderij

milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren, als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het houden van paarden; 

voorkeurswaarde grondwater

concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.

Zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast.

Bijlage BD

A

Artikel 2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Verbod bouwactiviteit

  • 1

    Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 op een  mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.

  • 2

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een  risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:

    • a.

      gevaar voor het grondwater is uit te sluiten; 

    • b.

      als gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend; 

    • c.

      als gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of

    • d.

      als de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.

  • 3

    Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 3; 

    • b.

      de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant; 

    • c.

      de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit  heeft uitgevoerd; 

    • d.

      de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht; 

    • e.

      het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.

  • 4

    Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 5

    De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.

B

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

  • 1

    Binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij is het verboden om voor een veehouderij:

    • a.

      de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten; 

    • b.

      de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten; 

    • c.

      binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf  geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders voor een extensieve veehouderij gevestigd in de locatie Beperkingen veehouderij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verlenen als die  veehouderij voldoet aan artikel 5.65, derde lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

  • 4

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de veehouderij in de vigerende Omgevingsverordening Noord-Brabant buiten de locatie Stedelijk gebied en de locatie Beperkingen veehouderij ligt. 

C

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Zorgvuldige veehouderij

  • 1

    Binnen de locatie Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.

  • 2

    Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:

    • a.

      op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 

    • b.

      mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

  • 3

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij

    • b.

      de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige,  gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving; 

    • c.

      er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten,gebouwen in de bebouwde komeen bebouwingscontour geur niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -als blijkt  dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen  worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en 

    • d.

      dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.

  • 4

    Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij  als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

D

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Verbod ontwikkeling veehouderij

Voor veehouderijen gevestigd binnen Stedelijk gebied of in Beperkingen veehouderij geldt het zogenaamde 'slot op de muur' en bestaan er geen ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat er geen toename kan plaatsvinden van de oppervlakte van bestaande bouwwerken. De term bouwwerk omvat zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een uitloop van een dierenverblijf is een bouwwerk en wordt met deze voorbeschermingsregels gereguleerd. Uitbreiding van de oppervlakte van bouwwerken is ook niet toegestaan voor het ontwikkelen van nevenfuncties of voor het uitbreiden van een agrarische neventak bij een gemengd agrarisch bedrijf.

Achterliggende reden voor dit beleid is dat het beleid binnen voornoemde gebieden is gericht op sanering van de veehouderij-activiteit, vanuit redenen van gezondheid en het garanderen van een goed woon - en leefklimaat of vanwege natuurdoelstellingen. Het (blijven) bieden van ontwikkelingsruimte staat haaks op dat doel. Naast een toename van de oppervlakte voor bouwwerken is ook de toename van de oppervlakte dierenverblijf door omzetting van een bestaand gebouw niet mogelijk. Als een ondernemer een nevenfunctie naast de veehouderij wil opstarten, is dat alleen mogelijk binnen het aanwezige bouwvolume, bijvoorbeeld door bebouwing die eerst ten dienste stond van de veehouderij in te zetten voor de gewenste nevenfunctie. Op die manier is een geleidelijke overgang van veehouderij naar een andere functie mogelijk.

In het derde lid is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om een omgevingsvergunning te verlenen voor extensieve veehouderijen in Beperkingen veehouderij die voldoen aan een norm van 2,75 GVE/ha. In het algemeen zijn dit melkrundveehouderijen die vanwege het toepassen van beweiding passen in zones rondom natuurgebieden. Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Als de veehouderij is gevestigd in een zone rondom een woonkern, verwacht de provincie dat gemeenten een belangrijk gewicht toekennen aan de borging van een goed woon- en leefklimaat en de hierboven geschetste saneringsdoelstelling.

In het vierde lid is bepaald dat het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt voor een veehouderij die in de vigerende Omgevingsverordening niet is gelegen binnen de locaties Stedelijk gebied en Beperkingen veehouderij. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als met een kaartaanpassing van de Omgevingsverordening de begrenzing van de locaties Stedelijk gebied of Beperkingen veehouderij wordt aangepast

Naar boven