Wijziging van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 6 mei 2025, kenmerk 19/5.8/2025000568;

 

 

BESLUITEN:

 

 

paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling in te voegen in de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe.

Artikel l  

In hoofdstuk 2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan;

    • b.

      het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als het project betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen;

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1, bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:

  • a.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2;

  • b.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1;

  • c.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1;

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 2.6.3 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, kan worden verstrekt aan de initiatiefnemer van een samenwerkingsverband in oprichting.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, kan worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

  • 1.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6.3 bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.

  • 2.

    Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband;

    • b.

      het minimale aantal bij het samenwerkingsverband betrokken partijen.

Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a:

    • a.

      een korte beschrijving van het beoogde gebied, de uitdagingen waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit;

    • b.

      een korte beschrijving van de organisatiestructuur van het beoogde samenwerkingsverband waaronder de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen;

    • c.

      een beschrijving welke mogelijke tegenstrijdige effecten die bij de uitvoering van het integrale gebiedsplan zouden kunnen optreden en welke beheermaatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen;

    • d.

      een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, een integraal gebiedsplan met:

    • a.

      een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;

    • b.

      een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;

    • c.

      aangetoond draagvlak uit het gebied;

    • d.

      een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;

    • e.

      een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;

    • f.

      een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;

    • g.

      een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;

    • h.

      een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door het reeds bestaande samenwerkingsverband, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor het reeds bestaande samenwerkingsverband.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie geweigerd voor activiteiten waarvoor steun is verstrekt op grond van titel 5.8 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021.

Artikel 2.6.7 Berekening subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 1.8, worden berekend op basis van artikel 1.9a.

 

Artikel 2.6.8 Niet-subsidiabele kosten

Kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, komen niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.6.9 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000.

  • 2.

    De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bedraagt:

    • a.

      40% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2, onder a;

    • b.

      100% van de kosten van investeringen, niet gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen, gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b;

    • d.

      70% van de kosten voor investeringen, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c;

    • e.

      100% van de kosten voor investeringen, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c;

    • f.

      80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6.2, onder d;

    • g.

      100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling als bedoeld in artikel 2.6.2, onder e;

    • h.

      100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.6.2, onder f;

    • i.

      100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6.2 onder g.

  • 3.

    De subsidie voor de kosten, genoemd in het tweede lid, onder f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale verstrekte subsidie.

Artikel 2.6.10 Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder a, in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied;

    • b.

      mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren;

    • c.

      de voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteiten;

  • 2.

    Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder b, in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;

    • b.

      diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

    • c.

      draagvlak voor het gebiedsplan;

    • d.

      effectiviteit van de activiteit;

    • e.

      efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

    • f.

      haalbaarheid van de activiteit;

    • g.

      mate van urgentie van de activiteit.

Artikel 2.6.11 Verplichting

In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van Verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

 

Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

Indien subsidie verstrekt is voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bevat een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 een opgave van de gerealiseerde resultaten.

Artikel ll Na paragraaf 5 van de toelichting paragraaf 6 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe in te voegen.

De toelichting op paragraaf 6 komt te luiden als volgt:

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Achtergrond

Deze interventie dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk voor de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitgangspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen.

 

Een samenwerkingsverband dat een breed gedragen integraal gebiedsplan kan uitvoeren en een integraal gebiedsplan zelf is in veel gebieden niet aanwezig. Daarom wordt ook steun verleend voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het opstellen van het integraal gebiedsplan.

 

Door gebruik te maken van een samenwerkingsverband met een mandaat om binnen de kaders van een goedgekeurd gebiedsplan voor meerdere jaren diverse acties te steunen, ontstaat meer inspraak, draagvlak en gebundelde energie voor de uitvoering vanuit het gebied zelf.

 

Elk project zal duidelijk moeten maken hoe het project bijdraagt aan de doelen klimaat, water of biodiversiteit, maar hoe ook het project bijdraagt aan de opgaven zoals nitraat en stikstof. Steun voor voorbereiding van integrale gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen voor het opstellen van een integraal gebiedsplan, met een gebiedsorganisatie en draagvlak in het gebied, leidt niet automatisch tot steun voor de uitvoering integrale gebiedsontwikkeling.

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan zijn met deze interventie acties mogelijk zoals niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven voor verwezenlijking van het integrale gebiedsplan.

 

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • -

    Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;

  • -

    De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;

  • -

    De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;

  • -

    Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als operational group in het EIP);

  • -

    Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).

Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.

 

Voorbereiding

Subsidie kan worden aangevraagd voor het oprichten van het nieuwe samenwerkingsverband, het (laten) opstellen van een gebiedsplan en de voorbereiding voor het realiseren van het plan. Dit betekent dat na afloop van de activiteit aangetoond moet worden dat er een samenwerkingsverband is opgericht én een plan is opgesteld. De aanvraag kan worden gedaan door een initiatiefnemer namens het beoogde samenwerkingsverband voor het gebied.

 

Uitvoering

Subsidie kan worden verleend aan voor de uitvoering van het gebiedsplan aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Specifieke GLB-doelstellingen

De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:

  • a.

    Klimaat (SO4): Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie);

  • b.

    Natuurlijke hulpbronnen (SO5): Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof);

  • c.

    Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan kan bestaan uit verschillende onderdelen:

  • a.

    Productieve investeringen in landbouwbedrijven voor klimaat, bodem, water, lucht en biodiversiteit (investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2);

  • b.

    Inrichtingsmaatregelen op landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1);

  • c.

    Inrichtingsmaatregelen buiten landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1);

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisdeling, bewustwording en draagvlakontwikkeling;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

De hierboven onderdelen zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.

 

Tot de voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling (ook wel kavelruil genoemd) behoren geen investeringen die naar aanleiding van de ruilverkaveling worden gedaan, zoals voor de toegang tot de kavels of kavelpaden. Het gaat bij de voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling om de activiteiten die verricht moeten worden om tot een plan te komen tot en met de kosten voor het passeren van de notariële aktes om de ruilverkaveling te verwerken in de openbare registers.

 

Artikel 2.6.3 Aanvrager

De subsidie voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan kan aangevraagd worden door de initiatiefnemer van het integraal gebiedsplan.

 

Initiatiefnemers kunnen zijn:

  • -

    landbouwers,

  • -

    grondeigenaren,

  • -

    grondgebruikers,

  • -

    landbouworganisaties,

  • -

    natuur- en landschapsorganisaties,

  • -

    provincies,

  • -

    waterschappen,

  • -

    gemeenten, en

  • -

    overige natuurlijke- of rechtspersonen

De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren.

 

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

Aan een samenwerkingsverband moet minimaal één landbouwer deelnemen.

 

In een openstellingsbesluit kunnen nadere voorwaarden aan het samenwerkingsverband worden verbonden. De nadere voorwaarden kunnen betrekking hebben op het aantal deelnemende partijen, maar ook op het type deelnemende partij. In een openstellingsbesluit kan bijvoorbeeld worden bepaald dat naast een landbouwer ook een terrein beherende organisatie moet deelnemen.

 

Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten

Governance

De governance borgt dat het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. De governance bevat onder andere elementen zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten. De governance bevat ook de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners. Het samenwerkingsverband is zo samengesteld dat de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.

 

Samenwerkingsovereenkomst

In de samenwerkingsovereenkomst wordt onder andere de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd. Verder wordt in de samenwerkingsovereenkomst beschreven welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (leadpartner). De leadpartner treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker en de bevoegde controleautoriteiten. De leadpartner is tevens verantwoordelijk voor de inrichting van de projectadministratie en het rapporteren over de voortgang van het project conform de voorwaarden zoals gesteld door subsidieverstrekker.

 

Een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied

Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten;

 

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

Subsidie voor de voorbereidingsfase (het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden en het laten opstellen van het gebiedsplan) wordt alleen verleend voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Wordt de aanvraag ingediend door een al bestaande samenwerking(sverband) dan wordt de subsidie geweigerd.

 

Voor het uitvoeren van het gebiedsplan kan subsidie worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden (die voor het uitvoeren van het gebiedsplan zijn opgericht). Ook kan subsidie worden verleend aan reeds bestaand samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Subsidie wordt eveneens niet verleend voor activiteiten waarvoor de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur steun heeft verleend op grond van titel 5.8 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021.

 

Artikel 2.6.8 Niet-subsidiabele kosten

De kosten van investeringen in grootschalige infrastructuur komen niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in grootschalige infrastructuur betreffen investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren.

 

Artikel 2.6.9 Hoogte subsidie

De totaal bedrag financiering voor de voorbereidende activiteiten betreft een bedrag van maximaal € 40.000,-- dat wordt toegekend aan initiatiefnemers die voldoen aan de subsidiecriteria. De subsidie is bedoeld voor alle kosten ten behoeve van het opstellen (of updaten) van het gebiedsplan, het mobiliseren van de partijen uit het gebied en het samenstellen (of actualiseren) van een samenwerkingsverband die de uitvoering van het plan in de 2e fase op zich kan nemen. Het gaat dan vooral om kosten voor het organiseren van bijeenkomsten, studies, adviseurs, communicatie, personeelskosten. Uitgesloten zijn kosten voor uitvoering van het plan.

 

De prestatie is een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project.

 

Derde lid

De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor samenwerking (coördinatie, planvorming, monitoring en intekenen van percelen en landschapselementen) en voor kennisoverdracht niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidiabele kosten. Dit wordt bij vaststelling van de subsidie berekend.

 

Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

Bij de gerealiseerde resultaten gaat het om de volgende resultaatindicatoren waarover gerapporteerd moet worden:

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op klimaatadaptatie of klimaatmitigatie;

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op de zorg voor natuurlijke hulpbronnen;

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat en investering heeft gedaan gericht op biodiversiteit;

  • -

    het aantal uitgevoerde niet-productieve investeringen buiten landbouwbedrijven.

Artikel lll Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

Provinciale Staten voornoemd,

drs. J. Klijnsma, voorzitter

mr. drs. S. Buissink, griffier

Assen, 9 juli 2025

Kenmerk L&L/2025000996

Naar boven