Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland en artikel 1.2 van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland;

 

Overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is de doelstellingen uit het Grondstoffenakkoord 2017 ten aanzien van een volledig circulaire economie in 2050 te halen;

  • -

    het hiervoor noodzakelijk is het gebruik van primaire fossiele grondstoffen, mineralen en metalen te verminderen;

  • -

    circulaire activiteiten ruimte nodig hebben in Zuid-Holland;

  • -

    het daarom wenselijk is het proces om te komen tot circulaire hubs in Zuid-Holland te ondersteunen;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025

Artikel 1 begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1.1 van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder circulaire hubs: hubs of locaties als genoemd in artikel 6 en omschreven in bijlage 1.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor doorbraakprojecten circulaire hubs in Zuid-Holland.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie

  • 3.

    Het project, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan de uiteindelijke totstandkoming van circulaire hubs in Zuid-Holland.

Artikel 3 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking te komen, voldoet het project in aanvulling op artikel 2.3, eerste lid, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is een doorbraakproject;

    • b.

      het project is gericht op experimentele ontwikkeling;

    • c.

      het project betreft maximaal één circulaire hub;

    • d.

      het project is gericht op de uiteindelijke totstandkoming van een circulaire hub met fysieke infrastructuur;

    • e.

      de subsidie-aanvraag behaalt minimaal 20 punten op de beoordelingscriteria in artikel 7, eerste lid;

    • f.

      de uiteindelijk tot stand te komen circulaire hub wordt gebruikt door meer dan één partij;

    • g.

      het project draagt bij aan het oplossen van procesmatige, financiële, juridische of marktgerelateerde knelpunten.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid bevat de subsidie-aanvraag, als al een concrete geografische locatie voor de circulaire hub beoogd is, een verklaring waarbij blijkt dat de eigenaar van die locatie het project steunt.

Artikel 4 Aanvraagperiode

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.3, eerste lid, van de Asv, worden subsidie-aanvragen ingediend binnen de tenderperiode van 13 augustus tot en met 3 oktober 2025.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 5 Deelplafond

Gedeputeerde staten stellen het deelplafond voor de periode, genoemd in artikel 4, vast op €500.000.

Artikel 6 Subsidiehoogte

In aanvulling op artikel 2.4, eerste en tweede lid, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland, bedraagt de hoogte van de subsidie voor een circulaire hub ten hoogste:

  • a.

    € 70.000,00 voor een industriële verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • b.

    € 70.000,00 voor een industriële grondstofhubs;

  • c.

    €70.000,00 voor een grootschalige distributie- en retourhub;

  • d.

    €60.000,00 voor een biobased verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • e.

    €60.000,00 voor een Urban Mining Hub;

  • f.

    €60.000,00 voor een materialen- en grondstoffenhub:

  • g.

    €50.000,00 voor een stedelijke verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • h.

    €50.000,00 voor een circulaire stadshub.

Artikel 7 Verdelingswijze

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.5 van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland worden volledige subsidie-aanvragen gerangschikt en wordt het aantal punten berekend door de som te nemen van de punten behaald voor ieder afzonderlijk beoordelingscriterium, waarbij:

    • a.

      voor ieder van de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 2.5, derde lid, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland punten kunnen worden behaald van nul tot en met vijf; en

    • b.

      de beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 2.5, derde lid, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland, een wegingsfactor hebben van:

      • I.

        3 voor het criterium, genoemd onder a, mate van fundamenteel vernieuwend;

      • II.

        2 voor het criterium, genoemd onder c, haalbaarheid van het project;

      • III.

        1 voor het criterium, genoemd onder b, mate van impact.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door het hoogste aantal punten behaald voor het criterium, genoemd in artikel 2.5, derde lid, onder a, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland.

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door het hoogste aantal punten behaald voor het criterium, genoemd in artikel 2.5, derde lid, onder c, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland.

  • 4.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.4 van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland wordt subsidie geweigerd als meer dan 20% van de subsidiabele kosten wordt besteed aan kosten van apparatuur en uitrusting of kosten van gebouwen en gronden, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder b en c, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 10 Werkingsduur en overgangsrecht

Dit besluit vervalt op 31 december 2025, met dien verstande dat dit besluit van kracht blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025.

Den Haag, 8 juli 2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

Drs. M.J.A. van Bijnen, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Bijlage 1 bij de artikelen 1, 2 en 6 van het Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025

 

Deze bijlage hoort bij het Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025. Op grond van artikel 2 van het openstellingsbesluit kan subsidie worden verstrekt voor doorbraakprojecten circulaire hubs in Zuid-Holland. Op grond van artikel 1 worden circulaire hubs gedefinieerd als hubs of locatie als genoemd in artikel 6 en omschreven in deze bijlage. In artikel 6 worden 8 hubs of locaties genoemd:

  • -

    Industriële verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Industriële grondstofhubs;

  • -

    Grootschalige distributie- en retourhub;

  • -

    Biobased verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Urban Mining Hub;

  • -

    Materialen- en grondstoffenhub;

  • -

    Stedelijke verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Circulaire stadshub.

In deze bijlage worden deze hubs of locaties omschreven. De omschrijving hieronder is overgenomen uit de “Ruimtelijke strategie circulair Zuid-Holland”1 , en “De locatie- en netwerkanalyse circulaire hubs”2 .

 

  • -

    Industriële verwerkings- en verwaardingslocatie (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Circulaire industriële verwerkings- en verwaardingslocaties zijn gebieden waar op grootschalige fabrieksterreinen halffabricaten en producten worden geproduceerd op een circulaire manier. Zo wordt op deze locaties bijvoorbeeld gewerkt aan diverse circulaire producten voor verschillende sectoren. Bijvoorbeeld de maritieme sector met scheepsbouw, de productie van windturbines of het maken van cross laminated timber (CLT), kruislaaghout uit regionaal geproduceerde biomassa of bouwmaterialen uit reststromen of secundaire grondstoffen (zoals recyclaten). Deze productieprocessen brengen hindercontouren met zich mee. Daarom liggen deze locaties op afstand van woningen. Multimodale bereikbaarheid (weg, spoor en water) van deze grootschalige werklocaties is van belang voor efficiënte aan- en afvoer van grondstoffen en producten.

  • -

    Industriële grondstoffenhub (te raadplegen in: locatie- en netwerkanalyse circulaire hubs)

    Een industriële grondstoffenhub is een grootschalige faciliteit die zich richt op het ontvangen en verwerken van grondstoffen en materialen in bulk, zoals asfalt, beton, zand, grind, steen, staal of kunststof. De verwerking van deze materialen vereist aanzienlijke productie- en verwerkingsruimte met specifieke productiefaciliteiten, evenals logistieke ruimte. Deze hubs zijn gericht op het recyclen en produceren van essentiële grondstoffen.

  • -

    Grootschalige distributie- en retourhub (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Grootschalige distributie- en retourHUBs of ‘Superhubs’ op de vervoerscorridors zijn essentieel voor de circulaire economie omdat hier op efficiënte wijze grote hoeveelheden grondstoffen, retourmaterialen of voedsel en groene grondstoffen kunnen worden verplaatst en opgeslagen. De Superhub bestaat uit een bundeling van boven- en ondergrondse, natte en droge infrastructuur, gericht op het emissieloos vervoeren van energie, gassen, vloeistoffen, goederen en materialen. Hier worden stromen digitaal gemonitord: de Superhub kan real time data leveren over de beschikbaarheid en schaarste van circulaire grondstoffen. De Superhub verbindt het internationale netwerk met het regionale systeem en biedt kansen voor de lokale circulaire economie.

  • -

    Biobased verwerkings- en verwaardingslocatie (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Een circulaire biobased verwerkingslocatie is een locatie waar organische reststromen worden verzameld, bewerkt en verwerkt tot bruikbare basismaterialen voor de maakindustrie, bouw, chemie, farmaceutische toepassing of als meststoffen voor de bodem. Meervoudige verwaarding staat centraal op deze plek. De locatie ligt in of in de nabijheid van plekken waar biobased materiaal vandaan komt en is goed bereikbaar om de beschikbare lokale reststromen efficiënt in te zamelen en te verwerken. Dat betekent dat er op de locatie ook ruimte is voor de opslag van biobased materiaal die mogelijk ook hindercontouren met betrekking tot geur met zich meebrengt. Een verwerkingslocatie voor groene reststromen ligt daarom op afstand van woningen.

  • -

    Urban Mining hub (te raadplegen in: locatie- en netwerkanalyse circulaire hubs)

    Een urban mining hub is een faciliteit voor het sorteren, opslaan, herverdelen en distribueren van materialen, componenten en producten, primair als tijdelijke opslag voor één-op-één hergebruik. Grootschalige verwerking vindt er niet plaats, waardoor vooral logistieke ruimte nodig is. Het hoofddoel is het behouden van de waarde van gebruikte materialen en het bevorderen van hergebruik. Een combinatie met een logistieke hub kan transportemissies verminderen en een meer vraaggestuurde hub bevorderen.

  • -

    Materialen- en grondstoffenhub (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Een circulaire materialen- en grondstoffenhub is een op- en overslaglocatie voor (droge of natte) materialen en is multimodaal ontsloten. Op deze locatie worden grote hoeveelheden materialen en grondstoffen verzameld en gesorteerd en in een digitale database opgeslagen. De database is openbaar waardoor iedereen inzicht heeft in de beschikbaarheid of schaarste van materialen en grondstoffen die in de regio aanwezig zijn. Goede multimodale bereikbaarheid voor efficiënte aanvoer en distributie is van groot belang voor het goed functioneren van een materialen- en grondstoffenhub.

    In de "Ruimtelijke strategie circulair Zuid-Holland” worden twee typen materialen- en grondstoffenhubs omschreven. Het eerste type is een materialen- en grondstoffenhub waar grote hoeveelheden bulkmaterialen en grondstoffen worden verzameld en gedistribueerd. Deze grootschalige hub worden gebruikt door grote bedrijven of ontwikkelaars die grote hoeveelheden tegelijk nodig hebben. Het tweede type, een kleinere versie van een materialen en grondstoffenhub, wordt gebruikt door particulieren, ZZP’ers of MKB-bedrijven die kleinere hoeveelheden materiaal of grondstoffen nodig hebben bij de realisatie van hun circulaire projecten.

  • -

    Stedelijke verwerkings- en verwaardingslocatie (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Een circulair stedelijke verwerkings- en verwaardingslocatie is een compacte locatie midden in een buurt of wijk, of bij een milieustraat met focus op repair-industrie in stedelijk of landelijk (verzorgings)gebied. Een plek waar bewoners en ondernemers uit de buurt kunnen samenkomen om materialen uit te wisselen, te werken, kennis uit te wisselen of elkaar te ontmoeten. Er is ruimte voor een paar kleine bedrijven, workshopruimtes met bijvoorbeeld een 3D-printer, een reparatiewerkplaats voor huishoudelijke apparaten. Ook is er ruimte voor het inzamelen van grondstoffen zoals papier, karton, plastic, batterijen en oude elektrische apparaten. Een belangrijke rol is weggelegd voor huidige gemeentewerven.

  • -

    Circulaire stadshub (te raadplegen in: Ruimtelijke Strategie Circulair Zuid-Holland)

    Dit is een stedelijke vorm van een distributie- en retourhub. Op de stadshub is ruimte om retourstromen uit de stad op te slaan, te scheiden, sorteren en wassen. Te denken valt aan bijvoorbeeld plastic en kartonnen verpakkingen. Naast het organiseren van retourstromen is op de stadshub ook ruimte voor distributie van pakketten dat ervoor zorgt dat vervoersbewegingen van en naar de stadshub zo effectief mogelijk worden benut. Een rit is zowel op de heen- als op de terugrit vol. Goede aansluiting op het spoor- en wegennet zijn van belang voor het goed functioneren van een distributie- en retourhub. Op de stadshub komen mensen en goederenstromen samen. Er liggen kansen om andere maatschappelijke functies, zoals een lokale supermarkt, te koppelen aan een distributie- en retour hub.

Toelichting bij het Openstellingsbesluit subsidie doorbraakprojecten circulaire hubs Zuid-Holland 2025

I. Algemeen

In Zuid-Holland werken we toe naar een volledig circulaire samenleving in 2050. Dit betekent een samenleving zonder afval, waarin bestaande grondstoffen en materialen worden hergebruikt voor nieuwe producten. Om deze ambitie waar te maken, stimuleert de provincie Zuid-Holland samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers, inwoners en overheden. Aangezien maar liefst 30% van het grondstoffenverbruik in Zuid-Holland ligt, stimuleren de provincie op allerlei manieren deze gezamenlijke zoektocht.

 

Het bereiken van een circulaire economie ten behoeve van een circulaire samenleving kan door inzet van verschillende circulariteitsstrategieën:

  • Narrow the loop, ofwel minder grondstoffen gebruiken door van producten af te zien, producten te delen of ze efficiënter te fabriceren;

  • Slow the loop, ofwel het verlengen van de levensduur van producten en onderdelen door hergebruik en reparatie;

  • Close the loop, ofwel hoogwaardige recycling en de inzet van secundair materiaal en het wegnemen van lekkages en ongewenste materialen, zodat er alleen niet-herbruikbaar afval wordt verbrand of gestort;

  • Substitute, ofwel substitutie van eindige grondstoffen door duurzaam geproduceerde hernieuwbare grondstoffen (zoals biogrondstoffen) of alternatieve primaire grondstoffen met minder milieudruk.

De economie is opgebouwd uit ketens tussen productie en consumptie. Logistieke systemen zijn bedoeld om grondstoffen en materialen via verschillende tussenstappen door deze ketens te vervoeren. Net als de lineaire economie heeft de circulaire economie een plek nodig die ruimte inneemt. Inzet op deze strategieën vergen circulaire hubs. In een circulaire economie is ketensamenwerking tussen verschillende partners essentieel. Circulaire hubs worden dan ook vaak door meerdere partijen gebruikt. De totstandkoming van een circulaire hub vergt dan ook een samenwerkingsproces waar gekeken wordt naar bijvoorbeeld een gedeelde businesscase en gedeelde kosten en baten. Daarnaast is vaak markt- of locatieonderzoek nodig of een verkenning naar de juridische (on)mogelijkheden.

 

Dit openstellingsbesluit maakt het mogelijk voor dat proces, en deze onderzoeken en verkenningen, subsidie te verlenen en is opgesteld als een invulling van de transitiethema’s bouw, kunststoffen, maakindustrie, biomassa &voedsel (artikel 2.1, eerde lid, onder a ten met d, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland) en circulair algemeen. De Subsidieregeling circulair Zuid-Holland (hierna: de regeling) subsidieert doorbraakprojecten, omdat zij een cruciale en belangrijke rol spelen in het op gang brengen van de transitie naar een circulaire economie en samenleving. Deze subsidieregeling is beleidsmatig gebaseerd op de provinciale beleidsnota ‘Innovaties in circulaire transities’.

 

Juridisch kader

De juridische grondslag van deze regeling is artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (hierna: de Asv) en artikel 1.2 van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland (hierna: de regeling). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in dit openstellingsbesluit is vastgelegd, maar in de Asv en de regeling. In de Asv wordt onder meer geregeld wat de beslistermijnen zijn voor gedeputeerde staten, wat de algemene verplichtingen zijn voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht, alsook wat de algemene weigeringsgronden zijn, en de algemene niet-subsidiabele kosten. In de regeling is voor activiteiten die bijdragen aan de circulaire transitie verder onder meer uitgewerkt wat er voor subsidieverstrekking voor die activiteiten geldt ten aanzien van subsidiabele kosten, specifieke weigeringsgronden, bevoorschotting en betaling, de doelgroep, subsidievereisten, subsidiehoogte en verdelingswijze en beoordelingscriteria. In dit openstellingsbesluit zijn voor onder andere de subsidievereisten, de subsidiehoogte, de verdelingswijze en beoordelingscriteria, nadere regels gesteld. Dit openstellingsbesluit moet dus worden gelezen in samenhang met de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland en de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland. Daarbij is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Voor wat betreft staatssteun geldt dat in de regeling gebruik wordt gemaakt van de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187)). Voor de subsidieverstrekking voor doorbraakprojecten (paragraaf 2 van de regeling) wordt in de regeling specifiek gebruik gemaakt van de artikelen 25 (Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten) en 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (Steun voor proces- en organisatie-innovatie). In dit openstellingsbesluit wordt toepassing gegeven aan de voorwaarden die ten aanzien van de toepassing van artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening in de regeling zijn opgenomen. Dit openstellingsbesluit voldoet daarmee ook aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De regeling is kennisgegeven bij de Europese commissie.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel 1

Op dit openstellingsbesluit zijn de begripsbepalingen van artikel 1.1 van de regeling van toepassing. In aanvulling hierop is specifiek voor dit openstellingsbesluit een begripsomschrijving opgenomen van circulaire hub. Circulaire hubs worden gedefinieerd als hubs of locaties als genoemd in artikel 6 en omschreven in bijlage 1. In artikel 6 worden 8 typen circulaire hubs genoemd:

  • -

    Industriële verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Industriële grondstofhubs (bouw);

  • -

    Grootschalige distributie- en retourhub;

  • -

    Biobased verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Urban Mining Hub (bouw);

  • -

    Materialen- en grondstoffenhub;

  • -

    Stedelijke verwerkings- en verwaardingslocatie;

  • -

    Circulaire stadshub.

Artikel 2

Op grond van artikel 2, eerste lid, van dit openstellingsbesluit kan subsidie worden verstrekt voor doorbraakprojecten circulaire hubs in Zuid-Holland. Een doorbraakproject is in artikel 1.1 van de regeling omschreven als een circulair ketenproject dat gericht is op radicale en baanbrekende innovatie en dat zorgt voor een systeemverandering. Een circulair ketenproject is in artikel 1.1 van de regeling omschreven als een samenhangend geheel van activiteiten om producten, processen, diensten of businessmodellen circulair te ontwerpen, produceren of organiseren.

 

Op grond van artikel 2.2 van de regeling kan een aanvraag voor subsidie voor doorbraakprojecten uitsluitend worden verstrekt aan de penvoerder van een samenwerkingsverband. Op grond van artikel 2.3 van de regeling geldt ten aanzien van dit samenwerkingsverband dat deze bestaat uit ten minste twee partners uit de keten en dat de penvoerder van het samenwerkingsverband rechtspersoonlijkheid heeft. Op grond van artikel 2.1, tweede lid, van de Asv geldt voor een samenwerkingsverband verder dat de samenwerking is vastgelegd in een door alle deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst die in ieder geval bevat:

  • a.

    de instemming van alle deelnemers over de aanwijzing van de penvoerder om de subsidieaanvraag in te dienen;

  • b.

    de bevoegdheid van de penvoerder om de betaling van het subsidiebedrag te ontvangen;

  • c.

    de instemming van alle deelnemers met de subsidiabele activiteit;

  • d.

    de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen betreffende de inkomsten en uitgaven van de deelnemers.

Artikel 3

In artikel 3, eerste lid, van het openstellingsbesluit staan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Ook in artikel 2.3, eerste lid, van de regeling staan vereisten. Aan al deze vereisten moet worden voldaan.

 

Een van de vereisten is dat het moet gaan om een doorbraakproject. Dit begrip is omschreven in artikel 1.1 van de regeling. Een ander vereiste is dat het project is gericht op experimentele ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1 van de regeling omschreven onder verwijzing naar artikel 2, onderdeel 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. In dat artikelonderdeel wordt experimentele ontwikkeling omschreven als: “het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten, daaronder begrepen digitale producten, processen of diensten, ongeacht domein, technologie, bedrijfstak of sector (met inbegrip van, doch niet beperkt tot digitale bedrijfstakken en technologieën, zoals supercomputers, kwantumtechnologie, blockchaintechnologie, artificiële intelligentie, cyberbeveiliging, big data en cloudtechnologie). Dit kan bijvoorbeeld ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, planning en documentering van nieuwe producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vaststaan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.”

 

Een ander vereiste is dat het project is gericht op de uiteindelijke totstandkoming van een circulaire hub met fysieke infrastructuur. Volledig digitale hubs, zoals online marktplaatsen, zijn hierdoor uitgesloten van subsidieverstrekking.

 

Nog een vereiste is dat het project maximaal één circulaire hub betreft. Er kan dus een aanvraag worden gedaan voor maximaal één hub of locatie als genoemd in artikel 6 en omschreven in de bijlage. Dit betekent dat als een circulaire hub kenmerken heeft van verschillende circulaire hubs, zoals omschreven in de bijlage, er dan door de aanvrager een keuze moet worden gemaakt voor de circulaire hub die het meest overeenstemt met één van de types zoals omschreven in de bijlage.

 

Verder geldt dat het project moet bijdragen aan het oplossen van procesmatige, financiële, juridische of marktgerelateerde knelpunten. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van een businesscase, het doen van een haalbaarheidsonderzoek op zowel economisch, juridisch als ruimtelijk gebied, het maken van een plan van aanpak en uitvoeringsplan, het verrichten van een marktverkenningsonderzoek, het verkennen en vormgeven van samenwerkingsverbanden, of het maken van een ruimtelijk en functioneel ontwerp van een circulaire hub, inclusief locatieonderzoek.

 

Artikel 6 Subsidiehoogte

In artikel 6 van het openstellingsbesluit staan de subsidiebedragen die ten hoogste per type circulaire kan worden verkregen. Dit in aanvulling op artikel 2.4, eerste en tweede lid, van de regeling. In die artikelleden van de regeling staan de maximumsubsidiepercentages voor doorbraakprojecten gericht op experimentele ontwikkeling, zoals aan de orde in dit openstellingsbesluit. Artikel 2.4, eerste lid, van de regeling voldoet aan de voorwaarden van artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de regeling bedraagt de subsidiehoogte als het project op experimentele ontwikkeling is gericht, zoals hier aan de orde, maximaal 25% van de subsidiabele kosten. Het subsidiepercentage van artikel 2.4, eerste lid, van de regeling kan worden verhoogd met:

  • a.

    10% indien de aanvrager een middelgrote onderneming is;

  • b.

    20% indien de aanvrager een kleine onderneming is;

  • c.

    15% indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • i.

      het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen:

      • 1°.

        ondernemingen waarvan er ten minste één een kleine of middelgrote onderneming is en geen van de ondernemingen meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening neemt; of

      • 2°.

        een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in subsidiabele komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;

    • ii.

      de projectresultaten worden ruim verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories of gratis of opensource-software.

De subsidiabele kosten voor doorbraakprojecten gericht op experimentele ontwikkeling staan in artikel 1.3 van de regeling. Die kosten zijn in lijn met de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze kosten zijn, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

  • a.

    personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezig houden;

  • b.

    kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

  • c.

    kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

  • d.

    kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluiten voor het project worden gebruikt;

  • e.

    bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

In artikel 2.5 van de Asv staan algemene kosten die in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking komen.

 

Voor wat betreft bevoorschotting en betaling geldt op grond van artikel 1.7 van de regeling dat

het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag bedraagt en dat het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen wordt uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

 

In artikel 1.5 van de regeling zijn in aanvulling op de algemene verplichtingen in de Asv, specifieke verplichtingen van de subsidie-ontvanger opgenomen. Deze verplichtingen zijn in ieder geval:

  • a.

    de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

  • b.

    er wordt medewerking verleend aan kennisdeling over het project via de provincie;

  • c.

    het project is binnen 3 jaar na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking gerealiseerd. Van deze termijn is verlening mogelijk.

Ten aanzien van verantwoording geldt dat, gelet op de toepasselijke Europese staatssteunregelgeving, en op grond van artikel 1.8 van de regeling, artikel 4.3, eerste en tweede lid, van de Asv van overeenkomstige toepassing is, met uitzondering van een door een onafhankelijke account afgegeven verklaring. Dit betekent dat de aanvraag voor subsidievaststelling in ieder geval vergezeld gaat van een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, en ook van een financieel verslag, of een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarin de gesubsidieerde activiteiten afzonderlijk zijn verantwoord.

 

Op grond van artikel 1.4 van de regeling wordt de subsidie in aanvulling op artikel 2.6 van de Asv voor zover hier van belang ten slotte geweigerd als:

  • a.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    voor zover er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00 voor doorbraakprojecten;

  • e.

    de totale projectkosten minder bedraagt dan: € 75.000,00 voor doorbraakprojecten.

Artikel 7 Verdelingswijze

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan de drie criteria, genoemd in artikel 2.5, derde lid, van de regeling. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden. Aan elk criterium is een wegingsfactor toegekend. De totaal behaalde puntenscore op basis van de beoordelingscriteria wordt berekend door per criterium het aantal behaalde punten te vermenigvuldigen met de wegingsfactor. Vervolgens worden alle scores op de criteria bij elkaar opgeteld.

 

Toelichting beoordelingscriteria (artikel 7, eerste lid, onder a)

 

In de regeling staan in artikel 2.5, derde lid, de volgende beoordelingscriteria:

 

  • Fundamenteel vernieuwend;

  • Impact;

  • Haalbaarheid.

Voor een uitgebreidere toelichting op die criteria wordt verwezen naar de regeling. Die toelichting is de basis voor de scores per criterium.

 

CRITERIUM 1: mate van fundamenteel vernieuwend

 

Nieuwe manier van denken

Bij de nieuwe manieren van denken wordt in de regeling verwezen naar de R-ladder:

 

 

Algemene toelichting op de R-ladder:

 

  • de producten overbodig worden door van de functie af te zien, of die met een ander fundamenteel vernieuwend product te zien (refuse);

  • productgebruik wordt geïntensiveerd, bijvoorbeeld door het delen of het maken van multifunctionele producten (rethink);

  • producten efficiënter gefabriceerd worden door minder grondstoffen en materialen in het product of tijdens het gebruik ervan (reduce);

  • het project richt zicht op hergebruik van afgedankt, nog goede producten die dezelfde functie kunnen vervullen voor andere gebruikers (re-use);

  • het project richt zich op repair, refurbish, remanufacture en/of repurpose door:

    • reparatie en onderhoud van kapotte producten voor gebruik in de oude functie(s) (repair);

    • het opknappen of moderniseren van oude producten (refurbish);

    • onderdelen van afgedankte producten te gebruiken in nieuwe producten met dezelfde functie (remanufacture);

    • afgedankte producten of onderdelen daarvan te gebruiken in nieuwe producten met een andere functie (repurpose);

  • het project richt zich op recyclen, door materialen te verwerken tot dezelfde (hoogwaardige) of mindere (laagwaardige) kwaliteit.

Voor natuurlijke reststromen richten we ons op de ladder van Moerman

 

 

  • Preventie: voedselverspilling voorkomen is het meest gewenst. Dit kan op verschillende manieren:

    • 1.

      Productie: niet méér voedsel produceren dan de markt vraagt.

    • 2.

      Distributie: zorgen dat voedsel niet bederft tijdens transport of na aflevering.

    • 3.

      Houdbaarheid: voedsel langer vers houden door betere verpakkingstechnieken en bewaring.

    • 4.

      Voedselverlies beperken: tijdens oogst, transport en opslag.

  • Menselijke consumptie: Vaak is voedsel nog prima geschikt voor mensen, maar kan het wegens wet- en regelgeving niet meer verkocht worden. Dan is donatie mogelijk: aan voedselbanken of organisaties die mensen in nood helpen.

    Soms kunnen voedselresten (her)bewerkt worden, zodat mensen het veilig kunnen eten. Denk aan verwerking in soepen en sauzen.

  • Diervoeding: Als voedingsmiddelen om wat voor reden dan ook niet meer geschikt zijn voor mensen, is het vaak nog wél geschikt als bijvoorbeeld veevoer of andere toepassingen in diervoer.

  • Industriële toepassingen: voedselresten die niet meer geschikt zijn voor menselijke consumptie, bevatten vaak nog waardevolle componenten. Die kunnen worden verwerkt tot of in nieuwe producten voor verschillende industrieën. Bijvoorbeeld:

    • plantaardige eiwitten (uit reststromen van de vleesverwerking);

    • olie (uit reststromen van de fruit- en groenteverwerking);

    • vezels voor textiel of papier (uit reststromen van de graanverwerking)

    • smeermiddel (uit reststromen van de vleesverwerking);

    • bouwmateriaal (uit reststromen van de landbouw);

    • grondstof voor chemische producten (uit reststromen van de voedingsmiddelenindustrie).

  • Vergisting: Is voedsel eenmaal organisch afval dat niet hergebruikt kan worden? Dan kan het nog op 2 manieren vergist worden:

    • tot biogas, zodat het als energiebron kan dienen;

    • tot digestaat, zodat het als meststof kan dienen.

  • Compostering: Ook door compostering kunnen voedselresten verwerkt worden tot meststoffen.

  • Verbranding: verbranding is het minst gewenst. Dan gaan immers energie en waardevolle grondstoffen verloren. Dus dit is alléén een optie als er echt geen andere mogelijkheden meer.

Nieuwe manier van organiseren

In samenhang wordt gekeken naar de volgende aspecten:

 

Welke partners zijn betrokken:

 

  • de partijen die belangrijk zijn om het project tot een goed einde te brengen zijn betrokken, wanneer het project een locatie op het oog heeft is een gemeente ook betrokken;

  • naast direct betrokken partijen ondersteunen zo nodig ook andere relevante partijen het project;

  • bij ontbrekende partijen: er is een (plausibele) onderbouwing voor het ontbreken van de partij(en) en/of een plan om hen alsnog te betrekken.

Samenwerking tussen de partners:

 

  • de partijen hebben een andere financiële samenwerking opgezet dan in een lineaire samenwerking;

  • de partijen hebben een andere verantwoordelijkheid tot elkaar dan in een lineaire samenwerking;

  • de partijen hebben op een andere manier de samenwerking tussen de ketenpartners vastgelegd.

Nieuwe manier van doen

Nieuw denken en organiseren moet ook leiden tot nieuw doen (nieuwe praktijken). Verandert het routines en handelingen? Lokt het ander gedrag van publieke en private partijen uit? Voor het doorbreken van routines of het aanpassen van gedrag weegt mee welke voordelen dit alternatieve gedrag met zich meebrengt.

 

In samenhang wordt gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • -

    het project breekt dagelijkse routines en handelingen en/of het lokt ander gedrag uit bij de producenten, vervoerder, (eind)gebruiker;

  • -

    dit gedrag wordt aannemelijk geprikkeld, door middel van een ‘benefit’ in de zin van:

    • een economische opbrengst (c.q. minder kosten).

    • transactiekosten (‘kosten’ niet in letterlijke financiële zin, maar breder: moeite doen of tijd besteden valt hier ook onder).

    • niet-materiele opbrengsten/voordelen (bijv. ideologisch, status, zelfontplooiing, natuurwaarden);

  • -

    het is aannemelijk dat deze benefits sterk genoeg zijn zodat de eindgebruiker het gedrag daarop aanpast;

  • -

    het nieuwe gedrag is niet eenmalig maar heeft de potentie om de standaard gang van zaken te worden.

Scores fundamenteel vernieuwend

Op basis van bovenstaande aspecten (nieuwe manieren van denken, doen en organiseren) en in samenhang met elkaar wordt de mate van fundamenteel vernieuwend zeer slecht, slecht, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd:

 

0 punten bij kwalificatie zeer slecht

1 punt bij kwalificatie slecht

2 punten bij kwalificatie matig

3 punten bij kwalificatie voldoende

4 punten bij kwalificatie goed

5 punten bij kwalificatie zeer goed

 

CRITERIUM 2: mate van impact

 

Materiële impact

Bij materiële impact betreft het de directe resultaten, zoals de vermindering van CO₂-uitstoot of de afname van materiaal- en grondstoffengebruik in de totale keten c.q. over de totale levensduur. Het nader onderzoeken kan in dat geval onderdeel worden van het project, na indiening, indien aannemelijk is gemaakt dat de potentie tot reductie op materieel gebied bestaat.

 

In samenhang wordt gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • het project heeft direct materieel resultaat in de vorm van verminderd (primair, biotisch of abiotisch) materiaal- of grondstoffenverbruik;

  • het project heeft direct materieel resultaat in de vorm van CO2-reductie t.o.v. processen zonder een circulaire hub;

  • de materiële claim is (plausibel) onderbouwd door onderzoek(en) of is aannemelijk gemaakt.

Iconische impact

Bij iconische impact wordt gekeken naar een verandering in gangbare ideeën, de dominante maatschappelijke discussie en onderliggende dominante modellen of theorieën.

 

In samenhang wordt gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • het project heeft de potentie om een breed publiek te bereiken;

  • het project fungeert als icoon voor de (achterliggende) visie en zet aan tot nieuw denken;

  • het project brengt een discussie op gang op maatschappelijk gebied of op gebied van beleid.

Maatschappelijke impact

Groepen worden beïnvloed door de transitie, wat vragen oproept over inclusiviteit, rechtvaardigheid, betaalbaarheid en meer. De mate waarin groepen kunnen participeren en waarin de noden van specifieke groepen worden meegenomen bepaalt de maatschappelijke impact.

 

In samenhang wordt gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • de maatschappelijke impact (zowel positief als negatief) is omschreven meegenomen in het project;

  • met de maatschappelijke impact (zowel positief als negatief) wordt rekening gehouden in het project (verkleinen negatief en vergroten positief);

  • de aanvrager heeft in kaart gebracht of, en welke, groep(en) worden benadeeld door de beoogde transitie.

Scores mate van impact

Op basis van bovenstaande aspecten van impact en in samenhang met elkaar wordt de mate van impact zeer slecht, slecht, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd:

 

0 punten bij kwalificatie zeer slecht

1 punt bij kwalificatie slecht

2 punten bij kwalificatie matig

3 punten bij kwalificatie voldoende

4 punten bij kwalificatie goed

5 punten bij kwalificatie zeer goed

 

CRITERIUM 3: mate van haalbaarheid

Bij de score op haalbaarheid wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • -

    De kwaliteit van het plan van aanpak:

    • de kwaliteit van de uitwerking van het plan;

    • de mate van volledigheid van het plan;

    • de inschatting van de uitvoering van het plan;

    • het plan wekt vertrouwen voor de uitvoering.

    • het plan, de beoogde impact en de mate fundamentele vernieuwendheid staan in verhouding tot het aangevraagde subsidiebedrag.

  • -

    De kwaliteit en samenstelling van het samenwerkingsverband en het team. Het gaat hier om de samenstelling, de competenties van de individuen of partijen en de ervaring met veranderprojecten:

    • het team heeft een diverse samenstelling van verschillende kwaliteiten en achtergronden, waarbij er gekeken wordt of er rekening is gehouden met initiatieven van onderop zoals sociale ondernemers;

    • alle benodigde kwaliteiten en achtergronden zijn aanwezig in het team;

    • indien kwaliteiten of achtergronden ontbreken wordt (plausibel) onderbouwd hoe dit wordt opgevangen gedurende het project;

    • het team wekt vertrouwen over de uitvoer van het project door eerder bewezen kwaliteiten, ofwel in de voorbereiding op dit project ofwel in eerdere projecten.

  • -

    De oriëntatie op de uitvoerbaarheid van de innovatie in de praktijk:

    • de context waarin het project zich bevindt is omschreven;

    • het project bevindt zich in een omgeving waar de haalbaarheid wordt gestimuleerd, doordat er steun, betrokkenheid, enthousiasme en eigenaarschap vanuit diverse netwerken voor het initiatief is;

    • het project sluit aan bij urgenties en noden van betrokkenen, of speelt slim in op de kansen en crises in de omgeving;

    • niet alleen de uitvoerbaarheid van het doorbraakproject maar er wordt ook inzicht gegeven in de toekomstige uitvoerbaarheid van in de gewone praktijk en mogelijke obstakels daarvoor.

Scores mate van haalbaarheid

Op basis van bovenstaande aspecten en in samenhang met elkaar wordt de mate van haalbaarheid zeer slecht, slecht, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd:

 

0 punten bij kwalificatie zeer slecht

1 punt bij kwalificatie slecht

2 punten bij kwalificatie matig

3 punten bij kwalificatie voldoende

4 punten bij kwalificatie goed

5 punten bij kwalificatie zeer goed.

 

Een circulaire hub die met een beoogde locatie valt onder de ‘gouden’ of ‘zilveren’ locatie uit “De locatie- en netwerkanalyse circulaire hubs” (zie voetnoot 2) scoort zeer goed.

 

Toelichting wegingsfactoren (artikel 7, eerste lid, onder b)

Het doel van de regeling en deze openstelling is om doorbraakprojecten te stimuleren en te ondersteunen. De puntenscore per criterium wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor. De volgende wegingsfactoren zijn van toepassing:

 

  • I.

    3 voor het criterium, genoemd onder a, mate van fundamenteel vernieuwend;

  • II.

    1 voor het criterium, genoemd onder b, mate van impact;

  • III.

    2 voor het criterium, genoemd onder c, haalbaarheid van het project

De rangschikking wordt gemaakt op de scores op deze criteria in combinatie met de wegingsfactor. Fundamenteel vernieuwend heeft als wegingsfactor 3, omdat dit criterium voor de innovatie en een systeemverandering het meest belangrijke aspect is. Het gaat hierbij om de nieuwe manieren van denken, doen en organiseren die daartoe moeten leiden. Hoe fundamenteler gewerkt wordt aan de vernieuwing en daarmee aan de transitie van een circulaire economie hoe beter het is. Door hier hoog op te scoren wordt gewerkt aan die systeemverandering en aan het zijn van een doorbraakproject, omdat fundamentele vernieuwing kan zorgen voor goede voorbeelden die de rest doen volgen.

 

Impact heeft als wegingsfactor 1, omdat de verschillende vormen van impact belangrijk zijn om een bijdrage te leveren aan de systeemverandering en het zijn van een doorbraakproject. Omdat uiteindelijk een circulaire hub moet zorgen voor minder impact op het milieu.

 

Haalbaarheid heeft als wegingsfactor 2, omdat dit aspect op orde moet zijn voor een goede uitvoering in de praktijk. De randvoorwaarden moeten in beeld zijn en indien nodig de beheersmaatregelen, omdat het doel van deze subsidieregeling is om de uiteindelijke totstandkoming van circulaire hubs te stimuleren.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Artikel 8 van dit openstellingsbesluit bevat nog een weigeringsgrond in aanvulling op artikel 1.4 van de regeling. De weigeringsgronden in artikel 1.4 van de regeling staan hiervoor al genoemd in de toelichting op artikel 6 van dit openstellingsbesluit. In artikel 8 van dit openstellingsbesluit wordt hieraan toegevoegd dat subsidie ook wordt geweigerd als meer dan 20% van de subsidiabele kosten wordt besteed aan kosten van apparatuur en uitrusting of kosten van gebouwen en gronden, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder b en c, van de Subsidieregeling circulair Zuid-Holland. Artikel 1.3,eerste lid, onder b en c, betreft de subsidiabele kosten voor projecten gericht op experimentele ontwikkeling, zoals hier aan de orde. De kosten, genoemd in artikel 1.3, eerste lid, onder b, zijn: kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. kosten in artikel 1.3, eerste lid, onder c, zijn: de kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project.

Naar boven