Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 1 juli 2025, nr. [2416836/2416837], tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027

Gelet op artikel 2 en 4 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 te wijzigen;

 

Besluiten vast te stellen:

ARTIKEL I  

De Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf;

    productieve investering: investering in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van brutokapitaal en het scheppen van werkgelegenheid;

  • 2.

    In de alfabetische volgorde vervalt de begripsbepaling ‘verordening 2018/1046’.

B

 

Aan artikel 1.9b, eerste lid, wordt toegevoegd ‘, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 55, eerste lid, van verordening 2021/1060’.

 

C

 

In artikel 1.10, onderdeel g, wordt ‘Verordening (EU) 2018/1046’ vervangen door ‘Verordening (EU) 2024/2509 van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PbEU L 2024/2509)’.

 

D

 

In artikel 1.11 wordt ‘de toepasselijke interventie’ vervangen door ‘de toepasselijke Europese verordeningen’.

 

E

 

In artikel 1.12, zesde lid, wordt na ‘op een gelijk puntenaantal eindigen’ ingevoegd ‘, en het plafond met toekenning van deze aanvragen zou worden overschreden’.

 

F

 

In artikel 1.15 wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5.

    De verplichting bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, is niet van toepassing indien de subsidieverlening mede is gebaseerd op het gebruik van de vereenvoudigde kostenoptie bedoeld in artikel 1.9b.

 

G

 

Aan artikel 2.2.7 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit bepalen dat de subsidie 70% van de subsidiabele kosten bedraagt, of 80% als de subsidie wordt verstrekt aan een jonge landbouwer, indien sprake is van investeringen in:

    • a.

      agroforestry, te weten landbouwsystemen en -praktijken die houtige meerjarige planten, te weten bomen en struiken, bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt, waardoor een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen; of

    • b.

      waterbeheervoorzieningen ter verlaging van risico’s van verontreiniging van oppervlaktewater door erfspoeling.

  • 4.

    Bij toepassing van het derde lid geven Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit aan op welke specifieke categorieën uit de investeringslijst de investeringen betrekking kunnen hebben.

H

 

Artikel 2.3.2 komt te luiden:

Artikel 2.3.2 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    een agrarisch collectief, te weten een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond;

  • b.

    een landbouwer;

  • c.

    een landbouworganisatie, te weten een organisatie in de agrarische sector die aantoonbaar zowel de economische als de sociale belangen van de ondernemers in de agrarische sector behartigt;

  • d.

    een organisatie voor landschapsbeheer, te weten een organisatie die aantoonbaar gericht is op het beheer van natuur of landschap; of

  • e.

    een samenwerkingsverband van landbouwers.

I

 

Aan artikel 2.3.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Als de aanvraag wordt ingediend door een agrarisch collectief, landbouworganisatie of organisatie voor landschapsbeheer wordt, in aanvulling op artikel 1.6, de aanvraag vergezeld van de statuten van de aanvrager.

J

 

In artikel 2.5.1 vervalt in de alfabetische volgorde de begripsbepaling ‘GVE’.

 

K

 

In artikel 2.5.4 vervalt onderdeel e, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.

 

L

 

Artikel 2.5.11 komt te luiden:

 

Artikel 2.5.11 Voortgangsverslag en deelbetaling

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18 bevat een voortgangsverslag of deelbetalingsverzoek het gerealiseerde en nog te verwachten aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de activiteiten van het samenwerkingsverband heeft geprofiteerd of zal profiteren om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.

 

M

 

Artikel 2.5.12 komt te luiden:

 

Artikel 2.5.12 Inhoudelijk verslag

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.20 en 1.21 bevat een inhoudelijk verslag het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de activiteiten van het samenwerkingsverband heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.

 

N

 

In artikel 2.6.4, eerste lid, wordt ‘als bedoeld in artikel 2.6.3’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 2.6.3, tweede lid’.

 

O

 

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma wordt aan artikel 2.6.5, tweede lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i.

    een toelichting op de begroting bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onder b, waaruit blijkt dat de subsidie voor de kosten, genoemd in artikel 2.6.9, tweede lid, onder g of i, maximaal 25% van de totale subsidie bedraagt.

P

 

In artikel 2.6.6, tweede lid, wordt ‘het reeds bestaand samenwerkingsverband’ vervangen door ‘een reeds bestaand samenwerkingsverband’.

 

Q

 

Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid vervalt ‘tot een maximum van € 40.000’.

  • 2.

    Het tweede lid, onderdelen b tot en met e, komt te luiden:

    • b.

      100% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b, die niet zijn gericht op het watersysteem;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b, die zijn gericht op het watersysteem;

    • d.

      100% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit;

    • e.

      70% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit;

  • 3.

    In het tweede lid, onderdeel h, wordt ‘ontwikkelen en beproeven’ vervangen door ‘ontwikkelen of beproeven’.

  • 4.

    In het tweede lid, onderdeel i, wordt ‘artikel 2.6.2 onder h’ vervangen door ‘artikel 2.6.2 onder g’.

  • 5.

    Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 3.

      In afwijking van het tweede lid, onder h, bedraagt de subsidie 40% van de kosten voor investeringen in bedrijfsmiddelen indien deze deel uitmaken van het ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.6.2, onder f.

  • 6.

    Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 4.

      De subsidie voor de som van de kosten bedoeld in het tweede lid, onder g of i, bedraagt maximaal 25% van de totale subsidie.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Haarlem, 1 juli 2025

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A. Th. H. van Dijk, voorzitter

M. van Kuijk, provinciesecretaris

Toelichting  

Onderdeel A

 

Artikel 1.1

 

In de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 ontbrak een begripsbepaling voor de termen productieve investeringen en niet-productieve investeringen. Aangezien het wenselijk is een term te definiëren die op diverse plekken voorkomt, zijn deze begrippen aan het artikel toegevoegd. De begripsbepaling ‘niet-productieve investeringen’ is identiek aan die in artikel 2, punt 39, van Verordening 2022/24721. De begripsbepaling ‘productieve investeringen’ is ontleend aan randnummer 16 van de preambule van Verordening 2021/10562.

 

Onderdelen B en C

 

Artikelen 1.9b en 1.10

 

De aanpassing in artikel 1.9b zorgt ervoor dat deze bepaling hetzelfde is opgebouwd als artikel 1.3a van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021. De aanpassing in artikel 1.10 zorgt ervoor dat deze naar het actuele Financieel Reglement verwijst, en niet naar het vorige. Inhoudelijk wijzigt er niets in deze artikelen.

 

Onderdeel D

 

De aanpassing in artikel 1.11 zorgt ervoor dat de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 dezelfde opbouw kent als de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021.

 

Onderdeel E

 

Artikel 1.12

 

De aanpassing in het zesde lid zorgt ervoor dat een loting alleen plaatsvindt als door toekenning van de aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden. Volgens de eerdere tekst moest altijd worden geloot wanneer aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen. Dat is een overbodige administratieve last in het geval er genoeg budget is om de betreffende aanvragen toe te kennen.

 

Onderdeel F

 

Artikel 1.15

 

Op grond van artikel 1.15, vierde lid, onder c, is de subsidieontvanger, kort gezegd, verplicht een urenadministratie bij te houden. Deze verplichting past niet bij een project waarin de subsidiabele kosten worden berekend met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (artikel 1.9b). Daarom is in het zevende lid expliciet opgenomen dat de verplichting uit het vierde lid, onder c, in die situatie niet van toepassing is.

 

Onderdeel G

 

Artikel 2.2.7

 

Voor investeringen in agroforestry en in waterbeheervoorzieningen ter verlaging van risico’s van verontreiniging van oppervlaktewater door erfspoeling zijn in de eerste openstelling te weinig aanvragen gedaan.

 

Bij agroforestry gaat het om landbouwsystemen en -praktijken die houtige meerjarige planten, te weten bomen en struiken, bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt, waardoor een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen.

 

Het steunpercentage (40% van de subsidiabele kosten van de productieve investering) had bij deze investeringen te weinig effect op potentiële aanvragers. Daarom is het Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 (hierna: NSP) aangepast. Voor deze twee investeringen kunnen Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit bepalen dat het steunpercentage 70% bedraagt, dan wel 80% bij jonge landbouwers. Hierdoor wordt het voor landbouwers aantrekkelijker investeringen te doen in agroforestry of in waterbeheervoorzieningen ter verlaging van risico’s van verontreiniging van oppervlaktewater door erfspoeling.

Hierbij geldt dat Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit aangeven voor welke specifieke categorieën uit de investeringslijst dit verhoogde steunpercentage geldt.

 

Onderdelen H en I

 

Artikelen 2.3.2 en 2.3.3

 

Artikel 2.3.2

De eerste openstellingen voor paragraaf 3 hadden een beperkt resultaat. Om het effect van deze interventie te verhogen, is het NSP aangepast. Hierbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven vaak collectief worden gedaan.

 

Het aantal categorieën van aanvragers is hierdoor uitgebreid van twee naar vijf. Naast landbouwers en samenwerkingsverbanden van landbouwers kunnen de volgende categorieën aanvragers een aanvraag doen:

  • -

    agrarisch collectieven;

  • -

    landbouworganisaties; en

  • -

    organisaties voor landschapsbeheer.

Bij agrarisch collectieven gaat het primair om de collectieven die de subsidies voor agrarisch natuurbeheer uit het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) uitvoeren. Dit laat onverlet dat ook partijen die niet bij het SNL betrokken zijn een collectief kunnen oprichten. Bij landbouworganisaties en organisaties voor landschapsbeheer gaat het om organisaties die respectievelijk de sociale belangen van ondernemers in de agrarische sector behartigen, en die gericht zijn op het beheer van natuur of landschap.

 

Artikel 2.3.3, derde lid

Om te kunnen toetsen of een aanvrager een agrarisch collectief, landbouworganisatie of organisatie voor landschapsbeheer is, stuurt de aanvrager de statuten mee met de aanvraag. Het gaat bij een landbouworganisatie of organisatie voor landschapsbeheer dan ook om rechtspersonen.

 

Onderdelen J, K, L en M

 

Artikelen 2.5.1, 2.5.4, 2.5.11 en 2.5.12

 

De term ‘GVE’ vervalt in artikel 2.5.1, net als de eis het verwachte aandeel GVE op te geven in de artikelen 2.5.4, 2.5.11 en 2.5.12. De reden hiervoor is dat het bij nader inzien niet noodzakelijk is hierover aan de Europese Commissie te kunnen rapporteren.

 

Onderdelen N en P

 

Artikelen 2.6.4 en 2.6.6

 

Artikel 2.6.4, eerste lid

In het eerste lid is verduidelijkt dat de eis aan het samenwerkingsverband (tenminste twee actoren, waarvan tenminste één landbouwer) geldt voor een samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

 

Artikel 2.6.6, tweede lid

De aanpassing van ‘het reeds bestaand samenwerkingsverband’ door ‘een reeds bestaand samenwerkingsverband’ betreft een cosmetische aanpassing die tevens verduidelijkt dat deze eis geldt voor elk denkbaar bestaand samenwerkingsverband.

 

Onderdelen O en Q

 

Artikelen 2.6.5 en 2.6.9

 

Artikel 2.6.9 is op diverse plekken gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat aan artikel 2.6.5, tweede lid, een onderdeel is toegevoegd.

De aanpassingen in het eerste en zesde onderdeel vloeien voort uit een aanpassing van het NSP. De aanpassingen in het tweede tot en met vijfde onderdeel dienen ter verduidelijking van de regelingstekst.

De aanpassingen staan hieronder achter het onderdeel uit de wijziging.

 

Aanpassingen vanwege aangepast NSP:

  • 1.

    De subsidie van maximaal € 40.000 voor de voorbereidende activiteiten bleek voor grotere gebiedsplannen te laag. Daarom is dit maximum geschrapt.

  • 6.

    De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerking en voor de voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidie. Het gaat hierbij om activiteiten als coördinatie, planvorming, monitoring en het intekenen van percelen en landschapselementen.

In de regeling hoorden de kosten voor kennisoverdracht en innovatie eerder tot dit maximum van 25%. Kennisoverdracht en innovatie bleken vaak een belangrijk onderdeel van de gebiedsplannen (bijvoorbeeld kennis over voer- en managementmaatregelen die bijdragen aan de doelen in het gebied). Daarom past het beter om deze kosten niet langer onder het maximum van 25% te laten vallen. Dit maximum geldt zowel bij de aanvraag om verlening als bij vaststelling. In artikel 2.6.5, tweede lid, onder i, is toegevoegd dat uit de toelichting op de begroting moet blijken dat de subsidie voor deze kosten maximaal 25% van de totale subsidie bedraagt. Als een aanvraag hieraan niet voldoet, wordt deze afgewezen. Dit op basis van de weigeringsgrond in artikel 1.5, onder h. Bij de vaststelling volgt een correctie als de begunstigde de kosten een aanvraag tot vaststelling doet die niet voldoet aan de kostenverdeling uit artikel 2.6.9, derde lid.

 

Verduidelijkingen:

  • 2.

    Tweede lid, onderdelen b tot en met e: Dit betreft cosmetische aanpassingen, zoals ‘investeringen voor’ in plaats van ‘investeringen van’.

  • 3.

    Tweede lid, onderdeel h: In de tekst stond ‘het ontwikkelen en beproeven van innovaties’, terwijl ‘het ontwikkelen of beproeven van innovaties’ eveneens onder de paragraaf past. Dit is aangepast.

  • 4.

    Dit betreft de aanpassing van een verschrijving: er is geen artikel 2.6.2, onderdeel h. Wel een onderdeel g.

  • 5.

    De kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.6.2, onder f, kunnen kosten voor investeringen in bedrijfsmiddelen omvatten. Deze investeringen zijn voor 40% subsidiabel. En dus niet, zoals de overige kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties, voor 100%. Dit is in het nieuwe derde lid expliciet vastgelegd.

Naar boven