Provinciaal blad van Zuid-Holland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Zuid-Holland | Provinciaal blad 2025, 10595 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Zuid-Holland | Provinciaal blad 2025, 10595 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Deze publicatie geeft uitvoering aan een technische handeling. Het is niet de weergave van een besluit van een bestuursorgaan van de provincie Zuid-Holland.
De aanpassingen als gevolg van de technische verbeteringen staan in bijlage 1.
Dit technische verbeteringen worden doorgevoerd per 1 juli 2025. De technische verbeteringen worden geacht onderdeel te zijn van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zoals die per 1 januari 2025 is gepubliceerd in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.
A
Artikel 2.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De indicatieve geometrische begrenzing van regionale wateren, die voor het beheer zijn toegedeeld aan waterschappen en aangewezen in provinciale verordeningen op grond van artikel 2 van de Waterschapswet, is vastgelegd in bijlage II.
Regionale wateren zijn onderverdeeld in, op grond van artikel 2, eerste lid, van de Waterschapswet, bij provinciale verordening bepaalde gebieden van het:
Hoogheemraadschap van Delfland, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II;
Hoogheemraadschap van Rijnland, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II;
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II;
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II;
Waterschap Amstel
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
, Gooi en Vecht, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II;
Waterschap Hollandse Delta, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II; en
Waterschap Rivierenland, waarvan de indicatieve geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
B
Artikel 3.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, aanhef en onder a, te verrichten in een grondwaterbeschermingszone.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, aanhef en onder b, te verrichten in een grondwaterbeschermingszone, voor zover het gaat om het opslaan van vaste minerale anorganische meststoffen van meer dan:
100.000 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 1.2 of 1.3 van PGS 7;
50.000 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 2 van PGS 7;
50 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 3 of 4 van PGS 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, aanhef en onder e, te verrichten, voor zover het gaat om het in een duingebied in een waterwingebied opslaan van organische meststoffen die geproduceerd zijn uit materialen van plantaardige herkomst in een hoeveelheid van ten hoogste 10 m3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, aanhef en onder f, te verrichten, voor zover het gaat om:
het op of in de bodem brengen van compost of overige organische meststoffen geproduceerd uit materialen van plantaardige herkomst in een waterwingebied;
het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib dat afkomstig is van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater in een grondwaterbeschermingszone.
C
Artikel 3.199 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het met een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 11.130 van het Besluit activiteiten leefomgeving door gedeputeerde staten toestaan van herbeplanting op andere grond dan de grond, bedoeld in artikel 11.129, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan als:
deze grond onbeplant is;
op deze grond geen herplanting moet plaatsvinden ter uitvoering van een plicht tot herbeplanting als bedoeld in artikel 11.129 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
op deze grond geen uitvoering moet plaatsvinden van (natuur)compensatieverplichtingen;
geen wettelijk voorschrift of provinciale doelstelling aan herbeplanting in de weg staat; en
deze grond buiten de bebouwingscontour houtkap is gelegen.
Met een maatwerkvoorschrift wordt geen herbeplanting op andere grond binnen het natuurnetwerk Nederland toegestaan als de tenietgegane houtopstand buiten het natuurnetwerk Nederland is gelegen.
Als de tenietgegane houtopstand is gelegen buiten recreatiegebied, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II, wordt met een maatwerkvoorschrift alleen herbeplanting op andere grond toegestaan binnen recreatiegebied, als de oppervlakte van de herbeplanting ten minste twee keer zo groot is als de tenietgegane houtopstand.
Met een maatwerkvoorschrift wordt geen herbeplanting op andere grond toegestaan als de te vellen houtopstand onderdeel uitmaakt van een A-locatie bos, bosreservaat of groen erfgoed, bestaande uit landschappen met oude boskernen landschappen met oude boskernen, houtwallen en heggen, houtwallen en heggen cultuurhistorische bosjes of kleine landschapselementen, cultuurhistorische bosjes of kleine landschapselementen, eendenkooien eendenkooien en kansrijke gebieden groen erfgoed, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II, tenzij is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Aan een maatwerkvoorschrift waarbij herbeplanting op andere grond wordt toegestaan en de te vellen houtopstand onderdeel uitmaakt van een A-locatie bos, bosreservaat of groen erfgoed, bestaande uitlandschappen met oude boskernenuit landschappen met oude boskernen, houtwallen en heggen, houtwallen en heggen cultuurhistorische bosjes of kleine landschapselementen, cultuurhistorische bosjes of kleine landschapselementen, eendenkooien eendenkooien en kansrijke gebieden groen erfgoed, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II, verbinden gedeputeerde staten voorschriften die het vellen van de houtopstand verbieden tot het moment waarop het besluit voor de ontwikkeling ter plaatse van de te vellen houtopstand onherroepelijk is geworden.
D
Artikel 5.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Buiten de bebouwde kom, geldt voor locaties waaraan in het omgevingsplan de hierna genoemde functies zijn toegedeeld, een gemiddelde kans op overstroming van
1/100 per jaar voor locaties met de functie hoofdinfrastructuur of spoorwegen;
1/50 per jaar voor locaties met de functie glastuinbouw of hoogwaardige land- en tuinbouw;
1/25 per jaar voor locaties met de functie akkerbouw;
1/10 per jaar voor locaties met de functie grasland, gedurende de periode van 1 maart tot 1 oktober.
Voor bebouwing buiten de bebouwde kom geldt de omgevingswaarde van het omringend landgebruik, genoemd in het eerste lid, aanhef, onder b, c of d.
Binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Gooi en Vecht, geldt voor bebouwing buiten de bebouwde kom de omgevingswaarde van het omringend landgebruik, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a.
Voor de toepassing van het eerste lid, is wat betreft het landgebruik de functie van de locatie zoals vastgelegd in het omgevingsplan bepalend. Als een omgevingsplan onvoldoende duidelijkheid verschaft, dan kan het landgebruik ook worden bepaald met behulp van het Landelijk Grondgebruikersbestand Nederland van Wageningen University & Research.
E
Artikel 5.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Aan de omgevingswaarden wordt voldaan met ingang van 1 januari 2028.
In afwijking van het eerste lid geldt voor het beheersgebied van het Waterschap Amstel Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Gooi en Vecht, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het Waterschap Rivierenland de termijn waarop moet worden voldaan aan de omgevingswaarden, opgenomen in bijlage VI, onder B.2.
De omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 5.8 en 5.9, zijn inspanningsverplichtingen.
F
Artikel 7.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Deze afdeling is van toepassing op het stellen van regels in het omgevingsplan, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet.
In afwijking van het eerste lid zijn paragrafen 7.3.4 tot en met 7.3.8, 7.3.12 tot en met 7.3.16 en 7.3.20 tot en met 7.3.23 niet van toepassing voor zover de regels bouwwerken of uitbreidingen daarvan niet hoger dan 5 m en met een oppervlakte van niet meer dan 150 m2 mogelijk maken.
In afwijking van het eerste lid zijn paragrafen 7.3.4 tot en met 7.3.8 en 7.3.15 tot en met 7.3.23 niet van toepassing voor zover de regels:
Deze afdeling is niet van toepassing op:
dakterrassen, balkons, dakkappellen, dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen van een gebouw, tenzij er sprake is van een situatie die niet is uitgezonderd onder het tweede lid;
antenne-installaties niet hoger dan 40 m;
het realiseren van tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten bij een agrarisch bedrijf voor een seizoenspiek van 3 maanden.
G
Artikel 7.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De locaties risicogebied externe veiligheid Botlek-Vondelingenplaat, risicogebied externe veiligheid Europoort en Landtong, risicogebied externe veiligheid Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2, risicogebied externe veiligheid Zeehavens Dordrecht, risicogebied externe veiligheid Eemhaven en Distripark Albrandswaard en risicogebied externe veiligheid Waalhaven, waarvan de geometrische begrenzing in bijlage II is vastgelegd, worden als risicogebieden externe veiligheid opgenomen in het omgevingsplan.
De locaties risicogebied externe veiligheid Botlek-Vondelingenplaat, risicogebied externe veiligheid Europoort en Landtong, risicogebied externe veiligheid Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2, risicogebied externe veiligheid Zeehavens Dordrecht, risicogebied externe veiligheid Eemhaven en Distripark Albrandswaard en risicogebied externe veiligheid Waalhaven, waarvan de geometrische begrenzing in bijlage II is vastgelegd, worden als risicogebieden externe veiligheid opgenomen in het omgevingsplan.
H
Artikel 7.18 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Indien een omgevingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling binnen een aandachtsgebied wordt in aanvulling op artikel 5.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, een kwantitatieve beoordeling van het groepsrisico uitgevoerd indien:
de ontwikkeling leidt tot een toename in populatie van meer dan 500 personen in het gebied tussen de PR 10-8 contour en de 1% letaliteitsgrens van een milieubelastende activiteit;
de ontwikkeling zich bevindt binnen de PR 10-8 contour van een milieubelastende activiteit en leidt tot een toename van de personendichtheid van meer dan 10% of een toename van meer dan 100 personen;
de ontwikkeling plaats vindt binnen het brand- of explosieaandachtsgebied van een weg, spoorweg of binnenwater die behoren tot het basisnet, waar de bestaande populatiedichtheid hoger is dan 70 personen per hectare, en de ontwikkeling leidt tot een toename van de populatie van meer dan 100 personen;
de ontwikkeling plaats vindt binnen het brand- of explosieaandachtsgebied van een weg, spoorweg of binnenwater die behoren tot het basisnet en leidt tot een toename van de personendichtheid van meer dan 10%, waarbij de toename minimaal 100 personen betreft.
Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling binnen een aandachtsgebied leidt tot een verhoogd groepsrisico, worden de volgende aspecten betrokken bij de motivering van het groepsrisico:
mogelijkheden om de ruimtelijke ontwikkeling plaats te laten vinden buiten het aandachtsgebied;
alternatieven met een lager groepsrisico;
waardering van al bestaande bescherming, waaronder:
mogelijkheden om aan de risicobron maatregelen te treffen;
mogelijkheden tot aanvullende bescherming, waaronder:
1°. binnen het aandachtsgebied afstand houden tot de risicobron;
2°. beperking van personendichtheden in de omgeving van de risicobron;
3°. treffen van omgevingsmaatregelen tussen de risicobron en bebouwde omgeving;
4°. aanvullende bouwmaatregelen;
5°. vlucht- en schuilmogelijkheden binnen het aandachtsgebied;
6°. aanvullende risicocommunicatie;
door de veiligheidsregio geadviseerde maatregelen op de onderdelen c, d en e evenals op het gebied van hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid;
de aanwijzing van een brandaandachtsgebied en explosieaandachtsgebied als brandvoorschriftengebied respectievelijk explosievoorschriftengebied als bedoeld in artikel 5.14 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Bij het opstellen of wijzigen van het omgevingsplan wordt gemotiveerd op welke wijze de onderdelen, bedoeld in het tweede lid, zijn betrokken in de verantwoording van het groepsrisico.
I
Artikel 7.30 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Onder verontreiniging van grondwater wordt verstaan een overschrijding van:
de voorkeurswaarde in bijlage III, onder Aa.1, voor zover de verontreiniging in staat is grondwaterafhankelijke natuur binnen het NatuurNetwerk Nederland natuurnetwerk Nederland, bedoeld in artikel 2.11, of een grondwaterbeschermingsgebied als bedoeld in artikel 2.2 te beïnvloeden; of
de signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering in bijlage III, onder Aa.1 voor overige gebieden of locaties.
J
Artikel 7.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan voor het gebied binnen de LiB-5 contour Schiphol laat nieuwe woningen alleen toe binnen het bestaand stads- en dorpsgebied.
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan in onderstaande gevallen voorzien in nieuwe woningen buiten bestaand stads- en dorpsgebied als het betreft:
woningbouw binnen het gebied binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003 binnen de LiB-5 contour Schiphol;
de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in aanwezige lintbebouwing;
de toevoeging van greenportwoningen en compensatiewoningen;
de toevoeging van ten hoogste enkele woningen volgens het principe ruimte voor ruimte, waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van overtollige bebouwing en kassen;
het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen; of
bedrijfswoningen, voor zover noodzakelijk voor de bedrijfsvoering.
Voor zover een omgevingsplan nieuwe woningen toelaat in het gebied binnen de LiB-5 contour Schiphol, wordt in de motivering rekenschap gegeven van het feit dat op deze locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die ertoe hebben geleid om op de deze locatie nieuwe woningen toe te laten.
K
Artikel 7.41aa wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan dat een nieuwe ontwikkeling met een of meer gebouwen met een totale vloeroppervlak van 1.000 m2 of meer mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden en kansen voor toekomstbestendig bouwen, die mede afhankelijk zijn van de functie van het gebouw en de daarmee samenhangende gebiedsontwikkeling.
De volgende aspecten van toekomstbestendig bouwen worden in onderlinge samenhang betrokken:
de risico’s van klimaatverandering;
de energiehuishouding van de gebouwen, met name het gebruik en de opwekking van energie;
de toepassing van circulaire of biobased grondstoffen of producten;
de mogelijkheden om de emissies van NOx NOx en CO2 te beperken in de bouw- en gebruiksfase;
het reduceren van drinkwatergebruik door waterbesparende maatregelen te treffen;
het versterken van de biodiversiteit; en
het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving.
L
Artikel 7.43f wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur- en recreatiegebieden of van grote buitenstedelijke bouwlocaties als bedoeld in artikel 7.46, is in gebieden met beschermingscategorie 1 als bedoeld in artikel 7.42, eerste lid, aanpassing en transformatie mogelijk.
Bij de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur, natuur- en recreatiegebieden of grote buitenstedelijke bouwlocaties als bedoeld in artikel 7.46, is in gebieden met beschermingscategorie 2 als bedoeld in artikel 7.42, tweede lid, transformatie mogelijk.
M
Het opschrift van artikel 7.43g wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
N
Artikel 7.43i wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan voor een recreatiegebied als bedoeld in artikel 7.42, vijfde lid, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen , waarbij zo nodig aanvullende maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 7.43e, voor zover:
de oppervlakte openbaar toegankelijk recreatiegebied en de potentiële recreatieve waarden per saldo ten minste gelijk blijven, indien nodig door aanvullende maatregelen te treffen;
de ontwikkeling bijdraagt aan de recreatieve behoefte van diverse doelgroepen, de kwaliteit van het recreatiegebied en de recreatieve waarde van het gebied;
de ontwikkeling past bij de uitstraling en het recreatieve gebruik van het gebied;
de ontwikkeling aansluit bij en zo mogelijk bijdraagt aan de samenhang tussen binnenstedelijke en buitenstedelijke groen- en waterstructuren;
de ontwikkeling zo mogelijk gekoppeld wordt aan recreatieve routes en cultuurhistorisch erfgoed.
De aanvullende maatregelen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, voldoen aan de volgende voorwaarden:
de maatregelen worden bij voorkeur gerealiseerd aansluitend of nabij het recreatiegebied;
als het redelijkerwijs niet mogelijk is om de oppervlakte openbaar toegankelijk recreatiegebied per saldo gelijk te houden, vergroten de aanvullende maatregelen de opvangcapaciteit in het gebied en de recreatieve waarden, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met e.
O
Artikel 7.45i wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan dat voorziet in de tijdelijke of permanente huisvesting van arbeidsmigranten houdt rekening met ten minste de normenset voor huisvesting van arbeidsmigranten van het register van de Stichting Normering Flexwonen of een eventuele opvolger daarvan.
Een omgevingsplan dat nieuwe bedrijfsmatige activiteiten toelaat die naar verwachting zullen leiden tot een aanzienlijke toename van de werkgelegenheid, brengt de extra huisvestingsbehoefte van werknemers in beeld en op welke wijze hierin zal worden voorzien.
P
Artikel 7.47a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan dat een nieuwe ontwikkeling met 12 woningen of meer mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen, zijnde huurwoningen met een aanvangsprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, die minimaal 25 jaar in stand worden gehouden en via een woonruimteverdeelsysteem worden verhuurd.
Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan:
Het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, gaat in de motivering in op:
welke wijze de nieuwe ontwikkeling voorziet in voldoende sociale huurwoningen;
hoe die ontwikkeling bijdraagt aan het doorgroeien naar minimaal 30% sociale huur in de woningvoorraad per gemeente; en
het aandeel sociale huurwoningen in de woningvoorraad van de gemeente en het effect van de nieuwe ontwikkeling op dit aandeel.
Als het aandeel sociale huurwoningen in een nieuwe ontwikkeling met 12 woningen of meer in een afgestemde regionale woningbouwprogrammering is opgenomen, dan kan de motivering, bedoeld in het derde lid, bestaan uit een verwijzing naar die programmering.
Q
Artikel 7.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In afwijking van artikel 7.48 kan een omgevingsplan voorzien in de volgende detailhandel:
detailhandel in goederen die qua aard of omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in de centra:
1°. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
3°. meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, evenals detailhandel in de volumineuze woongoederen: keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi’s, voor zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinenbedrijventerreinen met locaties voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) met locaties voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) waarvan de locatie geometrisch is begrensd in bijlage II;
4°. tuincentra;
5°. bouwmarkten;
kleinschalige detailhandel:
1°. in de vorm van een gemakswinkel;
2°. bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, en andere voorzieningen met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;
ondergeschikte detailhandel:
1°. in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf;
2°. bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk bedrijf of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdactiviteit;
3°. bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt;
afhaalpunten voor niet-dagelijkse artikelen op goed bereikbare locaties;
kern gebonden supermarkten net buiten het winkelconcentratiegebied in kleine kernen, als is aangetoond dat hiervoor onvoldoende ruimte is in een bestaande winkelconcentratie en de leefbaarheid onder druk staat.
Het omgevingsplan kan toevoeging of uitbreiding van detailhandel, bedoeld in het eerste lid, onder a en f, alleen mogelijk maken als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Ook met het oog hierop is advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland, voor zover het gaat om de detailhandel, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 3, 4 of 5, of bedoeld in het eerste lid, onder f, en voor zover die nieuwe detailhandel een omvang heeft van meer dan 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte.
Een omgevingsplan dat voorziet in detailhandel als bedoeld in het eerste lid, onder a, stelt de volgende voorwaarden aan de nevenassortimenten:
ten hoogste 20% van het netto-verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 500 m2 wordt voor de verkoop van het nevenassortiment gebruikt; en
het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment.
R
Artikel 7.51b wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bedrijventerreinen zijn de locaties, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Watergebonden bedrijventerreinen zijn de locaties, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Clusters voor
Clusters voor grote ruimtevragers
grote ruimtevragers zijn de locaties, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
S
Artikel 7.51c wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Deze paragraaf is van toepassing op:
een locatie van een bedrijventerrein of een watergebonden bedrijventerrein als bedoeld in artikel 7.51b, eerste lid eerste en tweede lid, voor zover is voldaan aan de begripsbepaling voor bedrijventerrein of watergebonden bedrijventerrein;
een locatie voor een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, waaronder een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 7.46.
T
Artikel 7.52 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe met de grootst mogelijke gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf, vastgelegd in een hoogst mogelijke geluidruimte zone en geurruimte zone of vergelijkbare milieuzonering, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk omgevingsplan of ontwikkelingen als bedoeld in artikel 7.47.
Voor zover het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein waar ruimte kan worden geboden aan bedrijven die passen binnen geluidruimte zone 2 of geurruimte zone 2 of milieucategorie 3 en hoger, wordt het toelaten van bedrijven uitgesloten die passen in geluidruimte zone 1 en geurruimte zone 1 of milieucategorie 1 en 2.
In afwijking van het tweede lid kunnen bedrijven die passen in geluidruimte zone 1 en geurruimte zone 1 of milieucategorie 1 en 2, worden toegelaten als dat nodig is voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein watergebonden bedrijventerrein laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein kan functiemenging mogelijk maken, door in beperkte mate te voorzien in bedrijfswoningen, tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten en andere functies die ondersteunend zijn aan het profiel van het bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid en de aanwezige bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein kan gedeeltelijke functiewijziging mogelijk maken door andere activiteiten dan bedrijven toe te laten, voor zover:
het gaat om een bedrijventerrein waar volgens het geldende omgevingsplan alleen bedrijven worden toegelaten die passen in geluidruimtezone 1 en geurruimtezone 1 of milieucategorie 1 en 2;
de beschikbare ruimte voor bedrijven per saldo gelijk blijft door meervoudig ruimtegebruik; en
de activiteiten bij voorkeur bijdragen aan de opgaven energietransitie, circulaire economie of klimaatadaptatie.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, er geen reële andere mogelijkheid is en compensatie van de toegedeelde functies van het bedrijventerrein is verzekerd.
U
Artikel 7.52a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan laat grote ruimtevragers alleen toe op clusters voor grote ruimtevragers als bedoeld in artikel 7.51b, derde lid.
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan een grote ruimtevragersruimtevrager toelaten op een locatie buiten een cluster voor grote ruimtevragers, als die locatie met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties geschikter is. Bij de locatiekeuze wordt in ieder geval rekening gehouden met ruimtelijke kwaliteit en efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, energie, water en ruimte.
Een omgevingsplan dat grote ruimtevragers toelaat houdt rekening met ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheidseffecten, duurzaamheid en de economische en maatschappelijke toegevoegde waarde van de ontwikkeling.
V
Artikel 7.56 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan voor het boom- boom- en sierteeltgebied en sierteeltgebied en boom- en sierteeltgebied PCT-terrein boom- en sierteeltgebied PCT-terrein, bedoeld in artikel 7.55, eerste en tweede lid, laat alleen bedrijven toe die zich bezighouden met boom- en sierteelt en de daarbij behorende voorzieningen.
Een omgevingsplan voor het boom- en sierteeltgebied, bedoeld in artikel 7.55, eerste lid, kan voorzien in kassen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven tot een derde deel van de bedrijfsoppervlakte.
Een omgevingsplan voor het boom- en sierteeltgebied PCT-terrein kan voorzien in kassen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven, tot 70% van de beteelbare oppervlakte per bedrijf.
Een omgevingsplan voor het boom- en sierteeltgebied PCT-terrein kan naast de vestiging van boom- en sierteeltbedrijven in beperkte mate voorzien in de vestiging van bedrijven en andere functies die een directe binding hebben met de boom- en sierteelt en noodzakelijk zijn voor het functioneren van de boom- en sierteelt.
Het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken als sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is.
In afwijking van het eerste lid kan het omgevingsplan beperkte uitbreiding van bestaande bebouwing of functies of wijziging daarvan naar een andere functie toelaten, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het boom- en sierteeltgebied.
In het omgevingsplan kan de begrenzing van het boom- en sierteeltgebied, bedoeld in het eerste lid, in beperkte mate worden aangepast, rekening houdend met de lokale omstandigheden, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het boom- en sierteeltgebied.
Het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten toelaten voor een periode van maximaal 15 jaar na ingebruikname van de huisvestingslocatie als:
In aanvulling op het zevende en achtste lid, houdt het omgevingsplan voor de huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten rekening met de volgende voorwaarden:
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toelaten die niet behoren tot de boom- en sierteelt voor zover het een locatie betreft met boom- en sierteeltgebied - maatwerk als bedoeld in artikel 7.55, derde lid.
W
Artikel 7.64 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Werelderfgoed Hollandse Waterlinies is de locatie bekend als de vroegere verdedigingslinies van Holland en bestaat onder andere uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die van Muiden naar Woudrichem loopt en eindigt bij Werkendam en die is gelegen op het grondgebied van de provincies Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant als bedoeld in artikel 7.3, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en waarvan de geometrische begrenzing van het Zuid-Hollandse deel is vastgelegd in bijlage II.
Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes, onderverdeeld in Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes Kernzone 1 Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 1, Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes Kernzone 2 Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 2 en Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes Bufferzone Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes bufferzone, is de locatie bekend als een serie van archeologische monumenten van de vroegere Romeinse rijksgrens, die van Katwijk aan Zee tot in Remagen over de grens met Duitsland loopt over het grondgebied van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland en de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts als bedoeld in artikel 7.3, vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en waarvan de geometrische begrenzing van het Zuid-Hollandse deel is vastgelegd in bijlage II.
X
Artikel 7.67a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een motivering van een omgevingsplan voor een locatie binnen Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 1, Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 2, Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes bufferzone en Werelderfgoed Hollandse waterlinies bevat:
Een motivering van een omgevingsplan voor een locatie binnen Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 1, Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes kernzone 2, Werelderfgoed Neder-Germaanse Limes bufferzone en Werelderfgoed Hollandse Waterlinies bevat:
Y
Artikel 7.76a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Dit artikel is van toepassing op een nieuw zonneveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2 buiten bestaand stads- en dorpsgebied.
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op een nieuw zonneveld, laat het omgevingsplan dit alleen toe op de volgende locaties:
locaties met een functie verkeersinfrastructuur of een locatie ten dienste daarvan;
slibdepots, waterbassins, spaarbekkens, bergingsgebieden en voormalige stortplaatsen;
glastuinbouwgebied mits er sprake is van meervoudig ruimtegebruik en aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied;
een locatie waar een stedelijke functie is toegedeeld, maar waar die functie nog niet is gerealiseerd;
een windpark.
In afwijking van het tweede lid kan een omgevingsplan in zoekgebieden voor zon uit Regionale Energie Strategieën die door provinciale staten zijn vastgesteld zonnevelden toelaten mits het zoekgebied verder is uitgewerkt en regionaal is afgestemd.
Het omgevingsplan dat voorziet in het toelaten van een nieuw zonneveld als bedoeld in het tweede en derde lid, bevat, in aanvulling op paragraaf 7.3.7, een motivering over:
Een omgevingsplan dat voorziet in het toelaten van een nieuw zonneveld als bedoeld in het tweede en derde lid, verzekert:
de realisatie en de instandhouding van inrichtingsmaatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, landschappelijke inpassing en het behouden en versterken van de biodiversiteit;
dat het zonneveld en de bijbehorende andere bouwwerken na afloop van de opwekking van energie worden gesloopt.
Z
Artikel 7.77 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsplan voor een gebied binnen de vrijwaringszone provinciale vaarwegen, bedoeld in artikel 2.7, houdt rekening met het voorkomen van belemmeringen voor:
de vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten; en
het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provincial vaarwegprovinciale vaarweg.
Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het eerste lid wordt advies gevraagd aan de vaarwegbeheerder.
De breedte van de vrijwaringszone vrijwaringszone provinciale vaarweg provinciale vaarweg gemeten vanuit de oever, bedraagt:
AA
Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
grens van het gebied rondom een milieubelastende activiteit met externe veiligheidsrisico's, waarbinnen in geval van de grootste beschouwde calamiteit 1% van de aanwezige personen die aan het gevaar worden blootgesteld, naar verwachting komt te overlijden;
aandachtsgebied waarbinnen het berekende groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt, of waarbinnen een kwalitatieve inschatting van het groepsrisico aannemelijk maakt dat de oriëntatiewaarde wordt overschreden;
brandaandachtsgebied, explosieaandachtsgebied of gifwolkaandachtsgebied;
waarden als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
onafhankelijk adviesorgaan waarvan het reglement door gedeputeerde staten is vastgesteld bij besluit van 26 mei 2015 en dat de gemeentelijke onderbouwing van een nieuwe detailhandelsontwikkeling op kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling, zoals woon- en leefklimaat, objectief valideert;
ruimte ten behoeve van de levering en retournering van vooraf elders bestelde artikelen, niet zijnde levensmiddelen of middelen voor de persoonlijke verzorging, zonder het tonen van artikelen in een showroom, etalage of op een andere manier;
bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;
aaneengesloten terrein waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, biomassavergistingsinstallaties, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd;
bedrijf dat alleen of overwegend is gericht op het telen van akkerbouwgewassen in de open grond;
het kleinschalig en bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk;
meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
badseizoen als bedoeld in artikel 3.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
gebied van een gemeente zoals bedoeld bij of krachtens artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
één of meerdere gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet- commerciële dienstverlening en industrie;
groepsrisico zoals berekend door het rekenpakket Safeti-NL, RBM II of CAROLA, volgens het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid, genoemd in artikel 8.7 van de Omgevingsregeling;
stedelijk gebied als bedoeld in bijlage 1I, onder A van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
uitvoeringsorganisatie voor de samenwerkende provincies;
stof die de bodem kan verontreinigen en stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen;
bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, zo nodig met het gebruik van ondersteunend glas;
detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit bouwmaterialen, evenals materialen die voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn;
het saneren van de bodem overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregels, bedoeld in paragraaf 7.3.5.2, in verband met de aanwezigheid van een mobiele verontreiniging in de vaste bodem, die zich zowel in de onverzadigde als de verzadigde zone kan bevinden, met als oogmerk een inbreng van de verontreinigende stof vanuit de bodem naar het grondwater te voorkomen of beperken;
de eigenschappen beschreven in 3.6.1.1 van deel 3, bijlage I, EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
woning op grond van de Ruimte-voor-Ruimteregeling genoemd op blz. 55 van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 die met de volgende identificatienummers is gepubliceerd:
- NL.IMRO.0537.svISG2016-va01 (gemeente Katwijk);
- NL.IMRO.0534.visieISG2016-VA01 (gemeente Hillegom);
- NL.IMRO.1525.ISG2016-0003 (gemeente Teylingen);
- NL.IMRO.0553.ISG2016-VA01 (gemeente Lisse);
- NL.IMRO.0575.SVISG2016-VA01 (gemeente Noordwijk);
- NL.IMRO.0576.ISG2016-0003 (gemeente Noordwijkerhout);
detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto’s, boten en caravans;
bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
bedrijfsmatig verlenen van commerciële- en niet-commerciële diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen;
drijvend voorwerp als bedoeld in artikel 1.01, onder D, onderdeel 1°, van het Binnenvaartpolitiereglement;
drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;
geheel aan handelingen dat gericht is op het beïnvloeden van de omvang van die populatie en de demografie op dusdanige wijze wordt beïnvloed dat er ook op de lange termijn sprake blijft van een levensvatbare populatie die niet in het voortbestaan wordt bedreigd;
gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
bedrijf of een onderdeel daarvan waar geiten worden gehouden;
winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen;
bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, in zowel de volle grond als onder glas en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft;
volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen onder invloed van licht, geheel of hoofdzakelijk overdekt; waarbij onder kweken wordt verstaan veredeling, selectie, opkweek en verzorging, en waarbij onder licht wordt verstaan licht afkomstig uit natuurlijke of kunstmatige bron;
woning (ook genoemd Offensiefwoning en landgoedachtige woning), waarvan in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 is aangegeven dat die in het buitengebied, buiten het bestaand stads- en dorpsgebied, kan komen. Het betreft greenportwoningen zoals genoemd op blz. 55 van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 die met de volgende identificatienummers is gepubliceerd:
- NL.IMRO.0537.svISG2016-va01 (gemeente Katwijk);
- NL.IMRO.0534.visieISG2016-VA01 (gemeente Hillegom);
- NL.IMRO.1525.ISG2016-0003 (gemeente Teylingen);
- NL.IMRO.0553.ISG2016-VA01 (gemeente Lisse);
- NL.IMRO.0575.SVISG2016-VA01 (gemeente Noordwijk);
- NL.IMRO.0576.ISG2016-0003 (gemeente Noordwijkerhout);
de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit met externe veiligheidsrisico's;
grondwatergevoelig gebouw als bedoeld in artikel 7.27;
grondwatergevoelige locatie als bedoeld in artikel 7.28;
grondwaterregister als bedoeld in artikel 13.4b eerste lid, onder c van de Omgevingswet;
bedrijfsfuncties die zijn gehuisvest in een samenhangend gebouwencomplex op een bouwwerkperceel van 3 ha of meer;
weg of spoorweg van nationaal belang, met bijbehorende voorzieningen, en overige spoorwegen;
bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
bomen, heesters, struik-, veld- en tuingewassen en andere houtgewassen, de wortels inbegrepen;
bedrijf waar slacht-, leg-, of pelsdieren in gebouwen worden gehouden of gefokt, met uitzondering van bedrijven waar aan vrijwel alle dieren ten minste een aanmerkelijk deel van het jaar de mogelijkheid wordt geboden van vrije weidegang of vrije uitloop;
gebouw of deel daarvan dat gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig verrichten van administratieve werkzaamheden op financieel, ontwerptechnisch, juridisch, of ander daarmee gelijk te stellen gebied;
bouwwerk van bijna alleen maar glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1 m of meer voor de bedrijfsmatige teelt van gewassen;
kortdurend en in ieder geval niet langer dan vijftien minuten, innemen van een ligplaats voor het in of uit laten stappen van passagiers, het laden of lossen van pleziervaartgerelateerde goederen of het te water laten van een pleziervaartuig;
detailhandelsvestiging waarbij gebruikte huisraad, kleding, fietsen en overige kringloopgoederen om niet worden ingezameld en worden gerepareerd en verkocht;
bruggen, viaducten, tunnels, duikers, sluizen en soortgelijke technische werken in spoorbouw, wegenbouw of waterbouw;
in landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde actuele kwaliteitscriteria vergunningverlening, toezicht en handhaving inzake de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
kwaliteitsklasse wonen als bedoeld in artikel 4.2.1, onder b, van de Regeling bodemkwaliteit;
indeling in een categorie voor de kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
onder ‘landbouw’ en ‘vollegrondsgroenteteelt’ beschreven teelten, met uitzondering van weide-, hooi- of graszaadpercelen waarvan het grasgewas minimaal zes maanden oud is en granen en graszaad in de periode waarin het gewas afrijpt;
akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande;
ruimtelijk functionele eenheid bestaande uit bos, overige natuur en woonbebouwing, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden;
hond die door zijn daarvoor voldoende lichaamsbouw in staat is in open veld een gezonde, volwassen haas te achtervolgen, in te halen en te grijpen;
plaats in of boven het water om door een vaartuig ter verblijf van meer dan vijftien minuten te worden ingenomen;
hoogteligging van de gronden ter plaatse van en direct grenzend aan een voorgenomen ontgronding;
het door gedeputeerde staten vastgesteld hoogwaterpeil dat op basis van de overschrijdingsfrequentie van de waterstand en de omgevingswaarde veiligheid regionale waterkering van het type waterkering als maatgevend wordt beschouwd. Voor regionale boezemkeringen wordt dit bepaald door het maatgevend boezempeil, de scheefstand van de boezem door opwaaiing en de werking van boezemgemalen. Voor regionale waterkeringen langs vrij afstromende wateren wordt de maatgevende hoogwaterstand berekend door hydrologische analyse met eventueel gebruik van afvoernormen, modellen of metingen;
milieucategorie zoals omschreven in de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2009);
zonering met gebruiksruimte voor geluid en geur zoals omschreven in de Handreiking milieuzonering nieuwe stijl van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;
nadeelcompensatie als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;
voorzieningen ter bescherming van het milieu als bedoeld in artikel 8.49, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer;
oppervlakte van het gedeelte van een winkel dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald;
bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang niet als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in onderdeel A van de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, bestaande uit een aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of een aangebrachte oeverconstructie met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering;
het uitvoeren van alle werken of werkzaamheden die nodig zijn voor de instandhouding van de provinciale weg op zodanige wijze dat deze voldoet aan de eisen die daaraan, gelet op zijn functie voor het openbaar verkeer, redelijkerwijs te stellen zijn;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van een wettelijk voorschrift, een besluit, een vergunning, ontheffing of concessie, eigendomsrecht, overeenkomst of op een andere manier verantwoordelijk is voor het onderhoud van oevers of werken op, aan, over of boven een vaarweg;
wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening;
scheepvaartverkeer als bedoeld in artikel 1.1 van de Scheepvaartverkeerswet, of verkeer over de weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;
volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen in de open lucht, eventueel met gebruik van rolkassen; waarbij onder kweken wordt verstaan: veredeling, selectie, opkweek en verzorging;
een referentiewaarde waaraan het berekende groepsrisico wordt getoetst en waarmee het kwalitatief benaderde groepsrisico wordt vergeleken;
besluit als bedoeld in artikel 2.41 van de Omgevingswet;
ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering;
vaarweg in beheer bij de provincie;
weg in beheer bij de provincie;
provincie Zuid-Holland;
vaarweg in beheer bij een waterschap of gemeente;
een bij deze verordening aangewezen en indicatief geometrisch begrensde waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvoor omgevingswaarden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, niet zijnde een primaire waterkering of een andere dan primaire waterkering die in beheer is bij het Rijk als bedoeld in de artikelen 2.0b en 2.0h van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
de voortplantingstoxiciteit, bedoeld in 3.7.1.1 van deel 3, bijlage I, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
risicobeoordeling als bedoeld in paragraaf 3.4.2 om bij verontreiniging van het grondwater de risico’s voor het grondwater en het gebruik dat afhangt van het grondwater te bepalen;
locatie als bedoeld in artikel 5.16 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan;
schip als bedoeld in artikel 1.01, onder A, onderdeel 1º, van het Binnenvaartpolitiereglement;
verontreiniging van het grondwater, bedoeld in artikel 3.131, onder c, die volgt uit het verrichten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2;
verontreiniging van het grondwater, bedoeld in artikel 3.131, onder b of c, die volgt uit het verrichten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2;
snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 170, van het Binnenvaartpolitiereglement;
spoorweg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet;
stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 5.129g van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
bedrijf dat nagenoeg geheel is gericht op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
gebieden ter voorkoming of beperking van geluidbelasting als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid, onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
chemische elementen, verbindingen daarvan of mengsels van die elementen of verbindingen;
publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie die het beheer van natuur- of recreatiegebieden als doelstelling heeft;
toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig of motorrijtuig daaronder niet begrepen;
onverwachte vondst van verontreiniging van het grondwater met onaanvaardbare risico’s op verspreiding naar het omliggende grondwater;
detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, en de daarbij benodigde hulpmaterialen;
deel van de provinciale vaarweg dat alleen bestemd is voor varend verkeer;
voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water in de zin van artikel 1.01, onder D, onder 5°, van het Binnenvaartpolitiereglement;
overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;
openbaar lichaam dat is belast met het vaarwegbeheer op grond van de Omgevingswet of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer is opgedragen;
stof, anders dan gas of vloeistof;
parallel aan de vaarstrook en aan weerszijden daarvan richting oever gelegen deel van de provinciale vaarweg dat als buffer dient tussen varende en liggende schepen;
deel van een provinciale vaarweg met een relatief hoog risico op ongevallen;
bescherming van personen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde locatie gelijkwaardig aan de bescherming van personen buiten die locatie;
teelt in open grond van groentegewassen;
agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen;
voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 7.29, eerste en tweede lid;
stortplaats als bedoeld in artikel 8.52 van de Wet milieubeheer;
waterscooter als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 180, van het Binnenvaartpolitiereglement;
openbare weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 1 van de Wegenwet, met alle bij de weg of het afwikkeling van het verkeer behorende of zich in of nabij de weg bevindende of rechtstreeks verbonden voorzieningen of werken;
de publiekrechtelijke zeggenschap over en de verantwoordelijkheid voor de weg met inbegrip van de plicht tot onderhoud en de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen en het al dan niet toestaan van handelingen van derden of gedogen van situaties die van invloed zijn op de toestand of het gebruik van de weg;
fatsoenlijk en respectvol omgaan met het landschap, de in het wild levende dieren en de mensen met wie de jager in contact komt, overeenkomstig de door de Jagersvereniging opgestelde gedragscode;
verblijfsobjecten met minimaal een woonfunctie en eventueel één of meer andere gebruiksfuncties volgens de BAG die op de peildatum een BAG status ‘in gebruik’ (niet ingemeten), ‘in gebruik’, ‘buiten gebruik’ of ‘verbouwing’ hebben;
het vrije zicht dat twee elkaar tegemoetkomende schepen, varend in de as van de vaarweg, moeten hebben op een onderlinge afstand van vijf maal de lengte van het maatgevende schip, afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg, met een maximum van 600 m;
samenstel van voorzieningen waarmee elektriciteit of warmte met behulp van zon wordt geproduceerd;
BB
Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Gevaarlijke stof | Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering (μg/l)3) | |
MACRO PARAMETERS | ||
cyanide (vrij) | 5 | 1500 |
cyanide (complex) | 10 | 1500 |
thiocyanaat | - | 1500 |
cyaniden totaal (CN (tot)) | 10 | |
ZWARE METALEN4) | ||
antimoon (Sb) | 0,15 | 20 |
arseen (As) | 13,2 (zoet), 18,7 (zout/brak) | 60 |
barium (Ba) | 200 | 625 |
cadmium (Cd) | 0,35 | 6 |
kobalt (Co) | 20 | 100 |
chroom (Cr) | 2 | 30 |
koper (Cu) | 15 | 75 |
kwik (Hg) | 0,05 | 0,3 |
nikkel (Ni) | 20 | 75 |
lood (Pb) | 7,4 | 75 |
molybdeen (Mo) | 3,6 | 300 |
zink (Zn) | 65 | 800 |
BESTRIJDINGSMIDDELEN5) | ||
som van de bestrijdingsmiddelen | 0,5 | |
Organochloorbestrijdingsmiddelen | ||
endosulfan | 0,1 | 5 |
HCH-verbindingen (som)6) | 1 | |
DDT (incl. DDD en DDE) | 0,1 | 0,01 |
drins (som)7) | 0,1 | |
heptachloor | 0,1 | 0,3 |
Heptachloorepoxide (som)6) | 0,1 | 3 |
Chloordaan (som)7) | 0,1 | 0,2 |
Organotinbestrijdingsmiddelen | ||
organotinverbindingen (som)6) | 0,1 | 0,7 |
triazines/triazinonen/aniliden | ||
atrazine | 0,1 | 150 |
chloorfenoxyherbiciden | ||
2-methyl-4-chloorfenoxy-azijnzuur (MCPA) | 0,1 | 50 |
chloorfenolen | ||
Trichloorfenolen6) | 0,1 | 10 |
Tetrachloorfenol6) | 0,1 | 10 |
Pentachloorfenol6) | 0,1 | 3 |
diversen | ||
carbaryl | 0,1 | 60 |
carbofuran | 0,1 | 100 |
Overige bestrijdingsmiddelen | 0,1 | |
OLIE | ||
minerale olie7) | 200 | 600 |
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK's) | ||
naftaleen | 0,1 | 70 |
anthraceen | 0,02 | 5 |
fenanthreen | 0,02 | 5 |
cryseen | 0,02 | 0,2 |
fluorantheen | ∑ 0,1 | 1 |
benzo(a)anthraceen | ∑ 0,1 | 0,5 |
benzo(k)fluorantheen | ∑ 0,1 | 0,05 |
benzo(a)pyreen | ∑ 0,1 | 0,05 |
benzo(ghi)peryleen | ∑ 0,1 | 0,05 |
indeno(l23cd)pyreen | ∑ 0,1 | 0,05 |
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN | ||
gechloreerde koolwaterstoffen | ||
monochlooretheen (vinylchoride) | 0,01 | 5 |
dichloormethaan | 0,01 | 1000 |
1,1-dichloorethaan | 7 | 900 |
1,2-dichloorethaan | 7 | 400 |
1,1-dichlooretheen | 0,01 | 10 |
1,2-dichlooretheen (som)6) | 0,01 | 20 |
dichloorpropanen (som)6) | 0,8 | 80 |
Trichloormethaan (chloroform) | 6 | 400 |
1,1,1-trichloorethaan | 0,01 | 300 |
1,1,2-trichloorethaan | 0,01 | 130 |
trichlooretheen (Tri) | 0,5 | 500 |
tetrachloormethaan (Tetra) | 0,01 | 10 |
tetrachlooretheen (Per) | 0,5 | 40 |
chloorbenzenen | ||
Monochloorbenzeen | 7 | 180 |
Dichloorbenzenen (som)6) | 3 | 50 |
Trichloorbenzenen (som)6) | 0,01 | 10 |
Tetrachloorbenzenen (som)6) | 0,01 | 2,5 |
Pentachloorbenzenen | 0,003 | 1 |
Hexachloorbenzeen | 0,00009 | 0,5 |
chloorfenolen | ||
monochloorfenolen (som)6) | 0,3 | 100 |
dichloorfenolen | 0,5 | 30 |
Overige chloorfenolen | 0,1 | |
Polychloorbifenylen (PCB’s) | ||
PCB’s (som 7) | 0,01 | 0,01 |
Overige gechloreerde koolwaterstoffen | ||
monochlooranilinen (som) | - | 30 |
chloornaftaleen (som) | - | 6 |
Overige organische halogeenverbindingen | ||
tribroommethaan (bromoform) | - | 630 |
trihalomethanen (THM's)8) | 2 | |
adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) | 30 9) | |
MONOCYCLISCHE AROMATISCHE VERBINDINGEN | ||
benzeen | 0,2 | 30 |
ethylbenzeen | 4 | 150 |
tolueen | 7 | 1000 |
xylenen (som)7) | 0,2 | 70 |
styreen (vinylbenzeen) | 6 | 300 |
fenol | 0,2 | 2000 |
cresolen (som)7) | 0,2 | 200 |
pyridine | 0,5 | 30 |
atechol(o-dihydroxybenzeen) | 0,2 | |
resorcinol(m-dihydroxybenzeen) | 0,2 | |
hydrochinon(p-dihydroxybenzeen) | 0,2 | |
OVERIGE ORGANISCHE VERBINDINGEN | ||
N-nitrosodimethylamine (NDMA)10) | 12 ng/l | |
Cyclohexanon | 0,5 | 15000 |
Ftalaten (som) | 0,5 | 5 |
Tetrahydrofuran | 0,5 | 300 |
Tetrahydrothiofeen | 0,5 | 5000 |
OVERIGE ANTROPOGENE STOFFEN | ||
PFOS11) | 9,9 ng/l (Cdw, max), 1,0x106 ng/l (HC |
|
PFOA11) | 20 ng/l (Cdw, max), 7,0x106 ng/l (HC |
|
GenX11) | 330 ng/l (Cdw, max), 1,6x107 ng/l (HC |
|
| ||
CC
Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
DD
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De kaderrichtlijn water kent in artikel 11, onder j een aantal situaties waar onder voorwaarden alsnog een rechtstreeksrechtstreekse lozing naar het grondwater is toegestaan, mits de lozing niet verhindert dat de voor dat grondwaterlichaam vastgestelde milieudoelstellingen worden bereikt. Daarom is er een mogelijkheid geboden dat college van burgemeester en wethouders als bevoegd gezag voor het lozen op of in de bodem de mogelijkheid hebben om een lozing door middel van een maatwerkvoorschrift onder de in artikel 11, onder j van de kaderrichtlijn water opgenomen voorwaarden toe te staan.
EE
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De paragraaf over bedrijven is van toepassing naast artikel 7.45 over stedelijke ontwikkelingen.
Gebruiksruimte voor geluid en geur benutten
De toelichting is gebaseerd op de toepassing in omgevingsplannen van de VNG-uitgave milieuzonering nieuwe stijl (mei 2019), met zones met oplopende gebruiksruimte voor geluid en geur, zónder Staat van bedrijfsactiviteiten. Echter in bestemmingsplannen, die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet het omgevingsplan van rechtswege zijn, is veelvuldig de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) met milieucategorieën en een Staat van bedrijfsactiviteiten gehanteerd. Voor de duidelijkheid is de voorheen gehanteerde indeling in milieucategorieën in deze toelichting ook nog, tussen haakjes, toegevoegd. Aangezien er voor de totstandkoming van omgevingsplannen een overgangstermijn is, is de zinsnede ‘of vergelijkbare milieuzonering’ opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat alleen om de aanpassing van de nieuwe terminologie een omgevingsplan aangepast zou moeten worden.
Bedrijven die een grotere gebruiksruimte nodig hebben (voorheen: in de hogere milieucategorieën), vormen een belangrijke schakel in de economische structuur van de provincie Zuid-Holland. Doorgaans wordt daarmee de hoogst mogelijke milieuzonering bedoeld (voorheen: vanaf milieucategorie 4). In de compensatieregeling in artikel 7.52 dient een gemeente echter vanaf een milieuzonering met een daarin vastgelegde gebruiksruimte voor geluid en geur van een geluidruimte zone 3 en een geurruimte zone 2 (voorheen: milieucategorie 3.1) te compenseren. Omvangrijke terreinen voor bedrijven met milieuzoneringen (voorheen: hoge milieuhindercategorie (HMC-bedrijven)) zijn te vinden in de zeehavengebieden in de Rotterdamse regio en de Drechtsteden. Bedrijven die vanwege de benodigde gebruiksruimte voor geluid of geur zich alleen kunnen vestigen binnen de hoogste milieuzones voor geluid of geur, dan wel een geluidgezoneerd industrieterrein, worden eveneens tot de HMC-bedrijven als bedoeld in deze verordening gerekend. De zogenoemde HMC-bedrijven kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening.
De ruimte voor bedrijven binnen een milieuzonering (voorheen: de hogere milieucategorieën) staat onder druk door bebouwingscontouren geur en (nieuwe) geluidgevoelige gebouwen als gevolg van woningbouw. Gezien het belang van bedrijven met een grotere gebruiksruimte is de (milieu)gebruiksruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor omgevingsplannen is het mogelijk maken van de grootst mogelijke gebruiksruimte (milieuzone voor geluid en geur) op het bedrijventerrein. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien daartoe aanleiding bestaat in verband met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een vigerend omgevingsplan of zijn opgenomen als grote buitenstedelijke bouwlocatie in bijlage IX, onder B. Door slimme zonering en variatie op een bedrijventerreinen dient gezocht te worden naar zowel maximale ruimte voor bedrijvigheid als voor andere (aan het bedrijventerrein grenzende) functies, zoals wonen, zodat de beschikbare ruimte optimaal benut wordt.
In beleidsmatig opzicht heeft deze regeling ook gevolgen voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van het bedrijventerrein. Bij het toelaten van nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de gebruiksruimte (milieuzone voor geur en geluid) op het bedrijventerrein. Een woningbouwontwikkeling in de omgeving van het bedrijventerrein kan dus niet tot gevolg hebben dat de gebruiksruimte op het bedrijventerrein moet worden beperkt.
Minimale milieucategorie
Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen met grote gebruiksruimte (hoge milieucategorie) wordt naast een maximale ook een minimale milieuzonering toegepast voor de vestigen bedrijven. Met het toepassen van een minimale milieuzonering wordt zorgvuldig ruimtegebruik immers gestimuleerd. De minimale milieuzondering betreft minimaal geluidruimte zone 2 en een geurruimte zone 2 (voorheen milieucategorie 3). Dit betekent dat bedrijven tot geluidruimte zone 1 en een geurruimte zone 1 (met milieucategorie 1 of 2) op deze terreinen zich niet kunnen vestigen. Gemotiveerde afwijking hierop is mogelijk als dat nodig is voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarbij kan met name worden gedacht worden aan de volgende situaties:
de toepassing van de beste beschikbare technieken;
noodzakelijke zonering van het bedrijventerrein; of
het toelaten van ketenbedrijven.
Op deze manier wordt namelijk gegarandeerd dat toepassing van een minimale milieuzonering niet leidt tot negatieve impact op de economische keten (ketenbedrijven), provinciale doelstellingen (verduurzaming) en onlogische zonering op een terrein. Bij ketenbedrijven dient de functionele binding tussen moederbedrijf en leverancier of afnemer gemotiveerd te worden. De term 'beste beschikbare technieken' heeft betrekking op het milieuspoor (beoordeling omgevingsvergunning – milieubelastende activiteit). Het gaat dus om het toelaten van bedrijven die na toepassing van de beste beschikbare technieken in een lagere zonering terechtkomen.
Watergebonden bedrijventerreinen
Watergebonden bedrijven zijn van groot belang voor de economie en leveren een bijdrage aan duurzame mobiliteit. De ruimte voor watergebonden bedrijventerreinen staat echter onder druk, vooral door transformatie naar aantrekkelijk gelegen woningbouwlocaties. Planologische bescherming van de watergebonden bedrijventerreinen is daarom nodig. Bij voorkeur worden in deze omgevingsplannen alleen watergebonden bedrijven toegelaten. De term ‘in hoofdzaak’ biedt beperkte ruimte voor het toelaten van andere bedrijven. Bijvoorbeeld uitbreiding van bestaande niet-watergebonden bedrijven.
Bescherming bestaande bedrijventerreinen
Het provinciaal beleid is gericht op het beschermen van bestaande bedrijventerreinen. Functiemenging en functiewijziging zijn daarom alleen onder voorwaarden mogelijk. Functiemenging houdt in dat andere functies dan bedrijven worden toegelaten, maar de hoofdfunctie van het gebied in overwegende mate bedrijventerrein blijft. Functiewijziging houdt in dat de hoofdfunctie van een deel van het gebied wordt getransformeerd naar een andere functie dan bedrijventerrein.
Functiemenging is op grond van deze verordening mogelijk, door in beperkte mate te voorzien in bedrijfswoningen, tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten en andere functies die ondersteunend zijn aan het profiel van het bedrijventerrein. Het toelaten van deze functies mag niet tot gevolg hebben dat de maximaal toelaatbare milieucategorie of milieuzone wordt verlaagd. Ook mogen de aanwezige bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Voorkomen moet worden dat functiemenging ten koste gaat van courante bedrijfskavels of bedrijfspanden.
Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten is mogelijk voor een periode van maximaal 10 jaar, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden geboden. De mogelijkheden van huisvesting van arbeidsmigranten op bedrijventerreinen met een hoge milieucategorie of milieuzone, zijn daarom in de praktijk beperkt tot delen van het bedrijventerrein waar in de huidige situatie alleen bedrijven in een lagere milieucategorie of milieuzone zijn gevestigd. Op bedrijventerrein met milieucategorie 5 en hoger is huisvesting van arbeidsmigranten niet passend.
Functiewijziging is op grond van deze verordening alleen mogelijk als het gaat om een bedrijventerrein waar volgens het geldende omgevingsplan alleen bedrijven worden toegelaten die passen in geluidruimtezone 1 en geurruimtezone 1 of milieucategorie 1 en 2. Op een deel van het terrein kunnen andere functie worden toegelaten, mits de beschikbare ruimte voor bedrijven per saldo gelijk blijft door meervoudig ruimtegebruik en de activiteiten bij voorkeur bijdragen aan de opgaven energietransitie, circulaire economie of klimaatadaptatie.
Afwijkingsmogelijkheid zwaarwegend algemeen belang
In het zevende lid is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt om bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling toe te laten op een bedrijventerrein, indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is en compensatie van de toegedeelde functies van bedrijventerrein is verzekerd. Onder zwaarwegend algemeen belang wordt in dit geval in ieder geval verstaan functies die betrekking hebben op openbare veiligheid, gezondheid, energietransitie, infrastructuur en milieu, alsmede (tijdelijke) huisvesting van asielzoekers. Als het gaat om huisvesting moet wel duidelijk zijn dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden geboden.
Voor het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid moeten zwaarwegende belangen aan de orde zijn. Dit zal om zeer bijzondere gevallen gaan, waarbij de gemeente alle belangen moet afwegen. Ook moet daarbij onderbouwd worden dat er geen andere geschikte plek is voor de betreffende ontwikkeling.
De vereiste compensatie heeft betrekking op het compenseren van de toegedeelde functies in het omgevingsplan (ook wel genoemd: planologische compensatie). De ruimte die het geldende omgevingsplan biedt (zowel qua oppervlakte als qua functietoedeling) moet gelijkwaardig worden gecompenseerd. Het feitelijk gebruik wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat wanneer een bedrijf met geluidruimte zone 3 is gevestigd op een kavel waar op grond van het omgevingsplan geluidruimte zone 4 mogelijk is, het bij functiewijziging (transformatie) noodzakelijk is dat geluidruimte zone 4 wordt gecompenseerd.
De compensatie moet zijn verzekerd bij de vaststelling van de wijziging van het omgevingsplan dat functiewijziging mogelijk maakt, bij voorkeur door het gelijktijdig vaststellen van een wijziging van het omgevingsplan waarin de compensatieruimte wordt gefaciliteerd.
Maatwerk
Mocht een transformatieplan niet in de programmering van de regionale bedrijventerreinenstrategieën zijn opgenomen en toch een goede bijdrage leveren aan het halen van de doelstellingen, dan zijn er mogelijkheden om maatwerk te bieden. Bijvoorbeeld voor een plan waarbij de ruimte slim wordt benut en het areaal voor bedrijven per saldo niet verminderd. Als het gaat om een relatief beperkte afwijking van de regels van de omgevingsverordening dan is zo’n plan nog mogelijk te maken door een beroep te doen op de balansregeling uit artikel 7.86 van de omgevingsverordening. Bij een grotere afwijking kan eventueel een verzoek om ontheffing worden gedaan.
FF
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In dit artikel is aangegeven dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland (NNN) staan beschreven in bijlage IX, onder D.
De wezenlijke kenmerken en waarden, inclusief het gewenste beheer daarvan, worden ook en uitgebreider in een door gedeputeerde staten vastgesteld natuurbeheerplan omschreven. De wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN zijn daarin gekoppeld aan de natuurdoelen voor een gebied. Deze zijn te vinden in het 'Natuurbeheerplan Zuid-Holland'enHolland' en zijn ook beschreven in de ‘index natuur en landschap’ (https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/). De wezenlijke kenmerken en waarden zijn tevens opgenomen in de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden.
Tijdens de publicatie van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening naar het Digitaal Stelsel Omgevingswet per 1 januari 2025 zijn enkele wijzigingen die met de Wijziging Zuid-Hollandse Omgevingsverordening module Wonen, Werken en Werelderfgoed waren vastgesteld per ongeluk niet meegenomen. Deze teksten worden met deze technische verbetering weer toegevoegd. Het betreft teksten van artikel 7.43g, artikel 7.43i, eerste lid en artikel 7.76a.
Verder was er een deel van de tekst weggevallen aan het eind van artikel 7.41aa, tweede lid, aanhef en onder d.
Daarnaast zijn spelfoutjes, interpunctie, foutief en inconsequent hoofdlettergebruik en enkele waarden en eenheden in tabel Aa.1.1 verbeterd.
Er zijn er enkele annotaties verbeterd zodat de doorzoekbaarheid en bruikbaarheid van het digitale omgevingsdocument wordt verbeterd. Ook zijn waar mogelijk locatienamen in de tekst als hyperlink gekoppeld zodat in het DSO makkelijker doorgeklikt kan worden naar de geometrische begrenzingen.
De technische verbeteringen worden geacht onderdeel te zijn van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zoals die per 1 januari 2025 is gepubliceerd in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-10595.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.