Openstellingsbesluit subsidie investeringen voor Landschapselementen Noord-Holland 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op de artikelen 1.2 en 2.3.1 Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027;

 

Besluiten:

  • I.

    Gedeputeerde staten stellen open Hoofdstuk 2, paragraaf 3, niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven voor de periode van 4 september 2024 om 9.00 uur, tot en met 29 november 2024 om 17:00 uur.

  • II.

    Gedeputeerde staten stellen voor de onder I. genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 5.357.021,-

    De middelen zijn voor 43% afkomstig uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en 57% provinciale middelen.

Gedeputeerde staten stellen de volgende nadere regels vast:

 

Openstellingsbesluit subsidie investeringen voor Landschapselementen Noord-Holland 2024

Artikel 1 Begripsbepaling

  • Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027;

  • Samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

  • Landbouwgrond: aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven.

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit plaatsvindt op landbouwgrond.

  • 3.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen; of

    • c.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan een samenwerkingsverband van landbouwers.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Indien één of meerdere deelnemers aan het samenwerkingsverband een biologische bedrijfsvoering voeren of omschakelen naar biologische landbouw, wordt de aanvraag vergezeld van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk waaruit dit blijkt.

  • 2.

    Indien één of meerdere deelnemers aan het samenwerkingsverband in omschakeling zijn naar biologische landbouw wordt de aanvraag vergezeld van het inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie ter onderbouwing dat de bedrijfsomschakeling is gestart.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen uitsluitend de kosten, bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e van de uitvoeringsregeling, in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, worden berekend conform 1.9b van de uitvoeringsregeling.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.10 komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de te verlenen subsidie bedraagt minimaal € 100.000,-.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.

Artikel 8 Selectie en rangschikking

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de uitvoeringsregeling, geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de mate van efficiëntie van de uitvoering van de activiteit;

    • c.

      de haalbaarheid van de activiteit; en

    • d.

      de mate van urgentie.

  • 2.

    Voor elk van de in het eerste lid genoemde criteria kan 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Indien één of meerdere deelnemers aan het samenwerkingsverband een biologische bedrijfsvoering voeren of omschakelen naar biologische landbouw, worden twee extra punten toegekend.

  • 5.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de uitvoeringsregeling wordt een aanvraag geweigerd indien die minder dan 30 punten heeft behaald.

  • 6.

    Aanvragen worden conform artikel 1.12, eerste lid, onderdeel b van de uitvoeringsregeling op volgorde van rangschikking op basis van selectiecriteria gehonoreerd.

  • 7.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde:

    1. mate van effectiviteit, 2. de mate efficiëntie van de uitvoering van de activiteit, 3. haalbaarheid van de activiteit, en 4. de mate van urgentie.

  • 8.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend vóór 1 april 2029.

  • 2.

    De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uiterlijk afgerond op 31 december 2028.

Artikel 10 Bevoorschotting, deelbetalingen en voortgangsverslag

  • 1.

    Na ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking ontvangt de aanvrager een voorschot van 50% van de verleende subsidie.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.18 van de uitvoeringsregeling kunnen er twee deelbetalingen per jaar worden aangevraagd.

  • 3.

    Een deelbetaling heeft betrekking op minimaal 25% van de verleende subsidie of bedraagt minimaal €50.000,-.

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit vervalt op 1 april 2029.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie investeringen voor Landschapselementen Noord-Holland 2024.

Haarlem, 25 juni 2024

Gedeputeerde staten van Noord-Holland

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

BIJLAGE

 

I. Algemeen

De uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 vormt de basis voor het verstrekken van NSP-subsidies door Noord-Holland. De regeling is ook de grondslag voor dit openstellingsbesluit. NSP staat voor Nationaal Strategisch Plan, dit is de Nederlandse invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

 

De regeling is van toepassing op het gehele landelijk gebied in Noord-Holland en gericht op inrichting en herinrichting van landbouwgronden. De basisdoelen zijn de opgaven voortvloeiend uit de Green Deal, de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn en het Klimaatakkoord. De opgaven bestaan uit het herstellen en verhogen van biodiversiteit, in 2027 te voldoen aan de KRW-doelen en de CO2-uitstoot met 55% terug te brengen.

 

Om dit te bereiken wordt binnen de Nederlandse landbouwsector ingezet op een omschakeling naar kringlooplandbouw om daarmee de maatschappelijke uitdagingen rond klimaat, milieu, biodiversiteit en stikstofreductie te realiseren. Met deze regeling wordt ingezet op het ontwikkelen, benutten en beschermen van de natuur en biodiversiteit. Hierbij worden de natuurdoelen zoveel mogelijk gekoppeld aan de uitvoering van andere doelen, zoals water en landbouw, maar ook klimaat. Daarnaast wordt ingezet op het mitigeren van de effecten van de emissies van nitraat, fosfaat, gewasbeschermingsmiddelen en stikstof door een efficiënter gebruik van (natuurlijke) grondstoffen, herstel van verschillende habitats en cultuurlandschap.

 

Beleidsdoel Openstelling: Groenblauwe Dooradering (GBDA)

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt aan investeringen die bijdragen aan onze ambitie dat in 2050 10% van het gehele landelijke gebied (buiten NNN en N2000-gebieden) uit groenblauwe dooradering bestaat, zoals opgenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG). De opgave is om in 2030 de helft van de huidige opgave, dus het gat tussen het huidige areaal en 10%, te realiseren. Hierbij gaat de aandacht in eerste instantie uit naar onze prioritaire gebieden (binnenduinrand en veenweidegebieden) en verbindende elementen in aansluiting op NNN.

Onder Groenblauwe dooradering (GBDA) verstaan we kleine landschapselementen, zoals houtige elementen waaronder bomenrijen, houtwallen, heggen, hagen, knotbomen en hoogstamboomgaarden. Of natte elementen zoals natuurvriendelijke oevers en poelen. Ecologisch beheerde sloten kunnen ook tot groenblauwe dooradering worden gerekend, evenals keverbanken of kruidenrijke akkerranden.

 

De GBDA is een eigenstandig doel, maar dient in de eerste plaats als ondersteunend middel voor meervoudige doelrealisatie van de verschillende hoofddoelen uit het PPLG. Het is een directe invulling van de landschappelijke dooraderingsopgave voor de VHR en ondersteunend aan de wateropgave (Kaderrichtlijn Water) en klimaatdoelen (zie ook paragraaf 2.2.4 van de startversie van het PPLG).

De GBDA draagt bij aan de volgende doelen:

  • 1.

    Versterken van biodiversiteit

  • 2.

    Verbeteren van de waterkwaliteit

  • 3.

    CO2-vastlegging

  • 4.

    Verhogen van de luchtkwaliteit en het watervasthoudend vermogen

  • 5.

    Verbeteren van de bodemkwaliteit (tegengaan bodemerosie, vasthouden organische stof en een gezond bodemleven.

  • 6.

    Verbeteren van de landschapskwaliteit: verhogen van de herkenbaarheid en de beleving van gebiedseigen elementen

  • 7.

    bestuiving en bodemverbetering

  • 8.

    natuurlijke plaagreductie voor duurzame voedselproductie

  • 9.

    Versterken van de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor recreatie en toerisme

  • 10.

    Verbeteren van het vestigingsklimaat (woon- en werkomgeving)

Met het oog op het open en natte karakter van Noord-Holland wordt gestreefd naar een GBDA bestaande uit 50% natte elementen en 50% droge elementen. Hiervan is al een deel aanwezig.

Bij de realisatie van de GBDA sluiten we aan bij de uitgangspunten uit het Aanvalsplan Landschap.

 

Juridisch kader

Het openstellingsbesluit vormt samen met de Uitvoeringsregeling Europese landbouwsubsidies Noord-Holland het kader waaraan aanvragen om subsidie moeten voldoen.

 

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De definitie van landbouwgrond is afkomstig uit de Uitvoeringsregeling GLB 2023. Conform deze regeling dienen bij de opgave van percelen voor rechtstreekse betalingen GLB alle landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan ingetekend te worden in mijn percelen.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Voorbeelden van investeringen die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn investeringen t.b.v. herstel en aanleg van:

  • houtwallen en –singels, elzensingels, (knot)bomen en –bomerijen, heggen, struweelhagen en -randen, tuunwallen, half- en hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, grienden, bosjes, eendenkooien;

  • natuurvriendelijke oevers, rietzomen en kleine rietpercelen, poelen, wielen, (cultuurhistorische) sloten;

  • botanische hooilandranden en –weideranden, kruidenrijke akkerranden, bloemenblokken en keverbanken, bloemdijken, insectenrijke graslandranden;

  • (historische) dijken met beplanting.

Deze investeringen dienen wel plaats te vinden op landbouwgronden. Landschapselementen zijn mogelijk op het erf indien deze direct aansluitend op landbouwgrond wordt gerealiseerd. Deze regeling voorziet in de inrichtingskosten van landschapselementen. Voor de voorwaarden/vereisten t.a.v. bovengenoemde elementen houden wij de factsheets ‘Groenblauwe dooradering nader gedefinieerd’ van Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel aan. (https://www.samenvoorbiodiversiteit.nl/pdf/svbd-handreiking-definities-landschapselementen.pdf)

 

Artikel 4 Aanvraagvereisten

Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • loonkosten inclusief overheadkosten;

  • de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten;

  • andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

Vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten

Om de administratieve lastendruk te verlagen wordt er gewerkt met de vereenvoudigde kostenoptie voor het berekenen van de arbeidskosten.

  • a.

    De loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8 van de uitvoeringsregeling, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23.

  • b.

    De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.

Artikel 6 Niet subsidiabele investeringen

Investeringen in het watersysteem waar alleen de landbouwer van profiteert zijn niet subsidiabel.

Het effect van de investering moet dus groter zijn dan alleen voor het landbouwbedrijf. Een investering zoals een stuw of een dam waardoor water allen wordt vastgehouden voor het bedrijf komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn productieve investeringen.

 

Artikel 7 Subsidiehoogte

Doordat de investeringen op landbouwgrond moeten worden uitgevoerd, heeft bij investeringen in het watersysteem de landbouwer profijt van een betere beschikbaarheid van water. Hierom wordt de investering niet voor 100% gesubsidieerd, maar voor 70% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 8 Selectie en rangschikking

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 1.13 van de uitvoeringsregeling. Voor het rangschikken van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.3.8 van de uitvoeringsregeling, namelijk:

  • a. mate van effectiviteit;

  • b. de haalbaarheid van de activiteit;

  • c. de mate van urgentie;

  • d. de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

Ieder criterium heeft een wegingsfactor. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

mate van effectiviteit

4

0-5

20

de mate van efficiëntie van de uitvoering van de activiteit

3

0-5

15

de haalbaarheid van de activiteit

2

0-5

10

de mate van urgentie

1

0-5

5

Maximumaantal te behalen punten

50

 

Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

 

1. De mate van effectiviteit

De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het bereiken van die doelstelling(en). Er wordt beoordeeld of de activiteiten passen binnen de kaders van het Aanvalsplan Landschap en de uitwerking/factsheets hiervan. Nadrukkelijk wordt hierbij ook gekeken naar het doel van deze openstelling: bijdragen aan de realisatie van de 10% GBDA in het landelijk gebied om zo ook bij te dragen aan de verschillende hoofddoelen van het PPLG.

Hierbij gaat de aandacht in eerste instantie uit naar onze prioritaire gebieden (binnenduinrand en veenweidegebieden) en verbindende elementen in aansluiting op NNN. Projecten in deze gebieden scoren beter op effectiviteit.

 

De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van het aantal doelen waaraan met het project wordt bijgedragen. Een project dat bijdraagt aan zowel de VHR-, KRW- en klimaatdoelen zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan de klimaatdoelen. Een project dat enkel bijdraagt aan de VHR-, KRW- en klimaatdoelen zal hoger scoren dan een project dat bijdraagt aan één van de andere benoemde doelen. Daarnaast wordt de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend:

 

0 punten = effect van project op de doelen is zeer gering. Het project draagt niet of nauwelijks bij aan de bovengenoemde provinciale doelstellingen.

1 punt = effect van project op de doelen is gering. Het project draagt bij aan één van de provinciale doelstellingen maar in geringe mate. Bijvoorbeeld de aanleg van diverse kleine poelen op sterk door de provincie verspreid liggende locaties. Er is sprake van een bijdrage aan de biodiversiteit maar door niet geconcentreerde ligging is dit minder effectief.

2 punten = het effect van het project is matig. Het project draagt bij aan één van de provinciale doelstellingen maar wel in belangrijke mate. Er worden bijvoorbeeld diverse kleine poelen geconcentreerd op één locatie in de provincie aangelegd. Er is wel een bijdrage aan de biodiversiteit en door de geconcentreerde ligging is het project ter plekke effectief maar het bereik van het project is beperkt tot een locatie.

3 punten = het project heeft een voldoende bijdrage. Het project draagt bij aan meerdere provinciale doelstellingen. Bijvoorbeeld aanleg van houtige elementen op verspreid liggende locaties in de provincie. Er is sprake van een bijdrage aan zowel biodiversiteit als klimaat maar door de sterk verspreide ligging is de effectiviteit niet optimaal.

4 punten = het project levert een goede bijdrage. Het project draagt bij aan meerdere provinciale doelstellingen. Bijvoorbeeld de aanleg van houtige elementen op meerdere locaties geconcentreerd binnen een gebied en dat in meerdere regio’s van de provincie. Een bijdrage aan zowel biodiversiteit als klimaat en door de geconcentreerde ligging en uitvoering in meerdere regio’s is de bijdrage van de maatregel optimaal.

5 punten = de bijdrage van een project is groter dan redelijkerwijs verwacht mag worden. Het project draagt in grote mate bij aan meerdere provinciale doelstellingen. Bijvoorbeeld de aanleg van houtige elementen wordt geconcentreerd in een gebied en gecombineerd met de aanleg van meerdere poelen in de buurt van dezelfde locaties. Dit wordt in meerdere gebieden in de provincie uitgevoerd. Er is dan een bijdrage aan zowel biodiversiteit als klimaat die zeer effectief is door de geconcentreerde ligging en de combinatie van verschillende maatregelen op een locatie en er worden meerdere delen van de provincie bereikt.

 

2. Efficiëntie van uitvoering van de activiteit

In het kader van deze maatregel kan op verschillende manieren op efficiëntie worden geselecteerd.

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

 

0 punten= indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;

1 punt = indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;

2 punten = indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;

3 punten = indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;

4 punten = indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;

5 punten = indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

 

3. Kans op succes / haalbaarheid

Of een project haalbaar is, wordt bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden.

Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • De in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

  • Hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid);

  • In hoeverre is de aanvrager in staat andere actoren die in het landelijk gebied actief zijn te betrekken bij of mee samen te werken in het project;

  • Zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken, is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken;

  • Kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • De mate waarin risico’s zijn geïdentificeerd en hoe deze worden beheerst.

Daarnaast wordt de kans op succes hoger ingeschat wanneer er ook verkend is op welke wijze het beheer van de door de investering aangelegde of herstelde elementen gewaarborgd wordt.

 

Score:

0 punten = Bij geen score op bovengenoemde aspecten.

1 punt = Bij onvoldoende score op bovengenoemde aspecten.

2 punten = Bij redelijke score op bovengenoemde aspecten.

3 punten = Bij een goede score op vier van de bovengenoemde aspecten.

4 punten = Bij een goede score op alle bovengenoemde aspecten.

5 punten = Bij een zeer goede score op alle bovengenoemde aspecten.

 

4. Urgentie

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. De nationale en provinciale doelstelling voor de GBDA zijn beschreven onder het beleidsdoel van deze openstelling en opgenomen in het PPLG.

Bij het criterium ‘urgentie’ worden de scores op de volgende manier uitgewerkt:

0 punten = zeer gering. Indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden.

1 punt = gering. Indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden

2 punten = matig. Indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden

3 punten = voldoende. Indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen op relatief korte termijn aangepakt moet worden

4 punten = hoog. Indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen snel aangepakt moet worden.

5 punten = zeer hoog. Indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk opgave, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

Naar boven