Herstelbesluit wijziging Beleidsregels salderen Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

In hun vergadering van 18 juni 2024 inzake zaaknummer 2019-013422

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.18, eerste lid, onder g, 2.46 en 5.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Omgevingswet en 3.59, aanhef en onder a en b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 10 december 2019 de Beleidsregels intern en extern salderen hebben vastgesteld en op 11 mei 2021 die beleidsregels gewijzigd hebben vastgesteld als Beleidsregels salderen in Gelderland;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 mei 2024 hebben besloten de Beleidsregels salderen Gelderland te wijzigen;

 

Overwegende dat ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk aanleiding hebben gegeven om de beleidsregels aan te passen om vergunningverlening voor Natura 2000-activiteiten mogelijk te houden;

 

Overwegende dat de voorheen geldende beleidsregels niet in overeenstemming waren met de Omgevingswet;

 

Overwegende dat Provinciale Staten 12 juni 2024 debat hebben gevoerd over het besluit van 7 mei 2024 en in dat debat de Motie “Meetbare Voorstellen “(24M66) is aangenomen en dat er nog andere wijzigingen naar aanleiding van dit debat nodig zijn;

 

Besluiten:

Artikel I  

Het besluit van 7 mei 2024 tot wijziging van de Beleidsregels salderen Gelderland in te trekken.

Artikel II  

De Beleidsregels salderen in Gelderland als volgt te wijzigen:

 

A

 

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder lettering van de g tot en met v in h tot en met w wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • g.

      natuurdoelanalyse: beschrijft de huidige toestand van de beschermde natuur in Natura 2000-gebieden om te beoordelen of de uitgevoerde en geplande maatregelen leiden tot het realiseren van de condities voor instandhoudingsdoelen voor habitattypen en soorten, weergegeven met het oordeel:

      • 1°.

        ja; als de doelen worden gehaald;

      • 2°.

        ja, mits; als geen verslechtering optreedt; of

      • 3°.

        nee, tenzij; als er verslechtering dreigt;.

  • 2.

    In onderdeel h (nieuw) komt de begripsomschrijving van het begrip ‘natuurvergunning’ te luiden: omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit als bedoeld in artikel 5.1 .1, eerste lid, aanhef en onder g, die stikstofdepositie veroorzaakt;.

  • 3.

    In onderdeel q (nieuw) komt de begripsomschrijving van het begrip ‘SSRS’ te luiden:

    • stikstofregistratiesysteem als bedoeld in hoofdstuk 17A van de Omgevingsregeling;.

  • 4.

    Onderdeel r (nieuw) komt te luiden:

    • r.

      toestemming:

      • 1°.

        Onherroepelijke en vigerende natuurvergunning;

      • 2°.

        Onherroepelijke en vigerende omgevingsvergunning of geldende melding voor een milieubelastende activiteit;

      • 3°.

        Activiteit waarvoor vóór 1 januari 2024 geen natuurvergunning nodig was, maar wel voldeed aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming; of

      • 4°.

        Activiteit die op de Europese referentiedatum was toegestaan en sindsdien onafgebroken aanwezig is geweest;

  • 5.

    Onderdeel w (nieuw) vervalt.

B

 

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt de zinsnede ‘zodat hervatting van de activiteit mogelijk was zonder dat daarvoor een natuurvergunning of omgevingsvergunning, onderdeel bouwen, voor de realisering van een project is vereist’ vervangen door: zodat hervatting van de activiteit mogelijk was zonder dat daarvoor een nieuwe of gewijzigde natuurvergunning of omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit was vereist.

  • 2.

    In het elfde lid wordt ‘van de de’ vervangen door ‘van de’ en wordt ‘het Besluit emissiearme huisvesting’ vervangen door: paragraaf 4.82 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 3.

    Het twaalfde lid komt te luiden:

    • 12.

      Bij het beoordelen van een aanvraag om een natuurvergunning voor een activiteit, waarop paragraaf 4.82 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, gaan Gedeputeerde Staten uit van ten hoogste de N-emissie die op grond van die paragraaf is toegestaan.

  • 4.

    Aan het dertiende lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

    Indien de N-depositie plaatsvindt op habitattypen die in de natuurdoelanalyse van het betreffende gebied een nee, tenzij-oordeel hebben gekregen, wordt slechts maximaal 35% van de N-depositie bij de verlening van de natuurvergunning betrokken.

C

 

In artikel 7 wordt ‘artikel 2.7, eerste lid, van de Wet’ vervangen door: artikel 16.53c van de Omgevingswet.

 

D

 

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt ‘artikel 2.8, eerste lid van de Regeling natuurbescherming’ vervangen door: artikel 17a.13 van de Omgevingsregeling.

  • 2.

    In het tweede lid wordt ‘artikel 2.4 van de Regeling natuurbescherming’ vervangen door: artikel 17a.4 van de Omgevingsregeling.

E

 

Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 14a Overgangsrecht

  • 1.

    Als voor 1 juli 2024 een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, blijven de beleidsregels die golden op het moment van de terinzagelegging van toepassing tot het besluit onherroepelijk is.

  • 2.

    Als voor 1 juli 2024 voor een ambtshalve te nemen besluit toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht of het besluit is bekendgemaakt, blijven de beleidsregels die golden op dat moment van toepassing tot het besluit onherroepelijk is.

  • 3.

    Als voor 1 juli 2024 een overtreding plaatsvond of is aangevangen of het gevaar klaarblijkelijk dreigde voor een overtreding van het bepaalde bij of krachtens de Wet natuurbescherming, en voor die overtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd of een schriftelijk voornemen daartoe is verzonden aan een belanghebbende, zijn de beleidsregels die golden op het moment van de constatering van toepassing tot het tijdstip waarop:

    • a.

      de beschikking onherroepelijk is geworden en ten uitvoer is gelegd,

    • b.

      de beschikking is ingetrokken, of

    • c.

      als de beschikking de oplegging van een last onder dwangsom betreft:

      • 1°.

        de dwangsom is ingevorderd, of

      • 2°.

        de bij de beschikking opgelegde last onder dwangsom is opgeheven.

F

 

De toelichting wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De artikelsgewijze toelichting bij Artikel 1 Begripsbepalingen wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      ‘Sub h (N-emissie)’ wordt vervangen door: Sub i (N-emissie);

    • b.

      ‘Sub j (referentiesituatie)’ wordt vervangen door: Sub k (referentiesituatie);

    • c.

      ‘Sub k (relevant hexagoon)’ wordt vervangen door: Sub l (relevant hexagoon);

    • d.

      ‘Sub o (stikstofbank)’ wordt vervangen door: Sub p (stikstofbank);

    • e.

      ‘Sub q (toestemming)’ wordt vervangen door: Sub r (toestemming);

    • f.

      De toelichting bij Sub r komt te luiden:

      Sub r (toestemming)

      Onder activiteiten die voldeden aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming vallen onder andere tracébesluiten en kavelbesluiten in de zin van de Wet windenergie op zee. Hiervoor geldt een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de Omgevingswet, maar is wel een passende beoordeling gemaakt.

  • 2.

    De artikelsgewijze toelichting bij artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

     

    • a.

      De toelichting bij het elfde lid komt te luiden:

      Lid 11:

      In de beleidsregel is een koppeling gelegd met de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) om te voorkomen dat emissieruimte van een illegale situatie (het houden van dieren in een huisvestingssysteem dat niet is toegestaan volgens voornoemde artikelen uit het Bal) wordt ingezet bij salderen. De aanvraag omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is al getoetst aan het voormalige Besluit emissiearme huisvesting (hierna: Beh), thans artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal, maar de natuurvergunning niet. Hierdoor was het mogelijk om in de natuurvergunning traditionele huisvestingssystemen vergund te krijgen, terwijl die in de omgevingsvergunning voor milieu niet vergund konden worden of in geval van een melding Activiteitenbesluit het huisvestingssysteem niet toegepast konden worden. Het Beh stond dit niet toe en artikel 4.818 tot en met 4.820 van het Bal staat dit evenmin toe. Om deze ongewenste situatie ongedaan te maken is een koppeling met artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal gemaakt voor het bepalen van de emissie in de referentiesituatie. Deze achteraf toetsing aan artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal hoeft dus alleen uitgevoerd te worden wanneer je de referentiesituatie ontleent aan een natuurvergunning.

      Indien een toestemming als bedoeld in artikel 1 onder r sub 2 (milieutoestemming) de referentiesituatie is, dan wordt beoordeeld of voor de feitelijke situatie een geldende milieutoestemming aanwezig is die voldoet aan artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal. Zo ja, dan is de toets aan het Bal op dit punt van de aanvraag niet nodig. Zo nee, dan geldt dat de laatst verleende milieutoestemming teruggerekend wordt naar de toen geldende normen van de (nu vigerende) artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal.

       

    • b.

      De toelichting bij het twaalfde lid komt te luiden:

      Lid 12:

      In dit lid is geregeld dat, indien de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal van toepassing zijn op de realisering van het aangevraagde project, gedeputeerde staten beoordelen of de aangevraagde situatie voldoet aan die normen van het Bal. Dit doen gedeputeerde staten om te voorkomen dat zij vergunningen afgeven voor projecten die niet gerealiseerd kunnen worden vanwege de genoemde eisen van het Bal. Gedeputeerde staten kunnen voor deze beoordeling advies inwinnen bij het bevoegd gezag voor verlening van de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit van de locatie.

      Deze situatie is alleen aan de orde als een enkelvoudige omgevingsvergunning voor de Natura 2000-activiteit op grond van artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet wordt aangevraagd. Indien sprake is van een situatie dat een meervoudige omgevingsvergunningaanvraag wordt ingediend en Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.25, van het Omgevingsbesluit bevoegd zijn advies en instemming te geven, dan toetsen gedeputeerde staten de aangevraagde situatie niet aan artikelen 4.818, 4.819 en 4.820 van het Bal, omdat die toets plaatsvindt door het college van burgemeester en wethouders.

       

    • c.

      De toelichting bij het dertiende lid komt te luiden:

      Lid 13:

      Om een stijging van de depositie te voorkomen, wordt de niet-gerealiseerde capaciteit uitgesloten van extern salderen en wordt daarnaast 30% afgeroomd om benutting van latente ruimte (gemiddeld 30% in vergunningen) te voorkomen. De resterende 70% van de depositie van de saldogevende activiteit mag worden ingezet voor salderen.

      Uit de natuurdoelanalyses van de Natura 2000-gebieden blijkt dat als gevolg van stikstofdepositie voor veel habitattypen verslechtering dreigt (‘nee, tenzij’ oordeel).

      Voor de verlening van een vergunning voor activiteiten met stikstofdepositie op deze gebieden wordt bij de toepassing van extern salderen nog maar maximaal 35% van de depositieruimte uit de saldogevende vergunning gebruikt. De overige 35% komt ten goede aan de natuur en wordt niet meer ingezet om zo bij te dragen aan de noodzakelijke daling.

  • 3.

    De toelichting bij artikel 6a, vierde en vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In de tweede alinea wordt ‘omgevingsvergunning, onderdeel milieu of natuur of melding Activiteitenbesluit’ vervangen door: omgevingsvergunning voor een milieubelastende of een melding voor een milieubelastende activiteit op grond van het Bal.;

    • b.

      In de derde alinea wordt ‘melding Activiteitenbesluit’ (telkens) vervangen door: melding op grond van het Bal.

  • 4.

    In de toelichting bij artikel 7 wordt ‘bestemmingsplannen’ vervangen door: omgevingsplannen.

     

  • 5.

    In de toelichting bij artikel 8 wordt ‘Wnb-vergunningen’ vervangen door: natuurvergunningen en vervalt de slotzin.

     

  • 6.

    In de toelichting bij artikel 9, lid 3, wordt ‘Regeling natuurbescherming’ vervangen door: Omgevingsregeling.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Henri Lenferink

Commissaris van de Koning

Frederik van Ardenne

Secretaris

Toelichting behorende bij de wijziging van de Beleidsregels salderen in Gelderland

Dit wijzigingsbesluit voorziet in de behoefte van de praktijk om door te kunnen gaan met vergunningverlening middels extern salderen.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om deze beleidsregels te actualiseren aan de nieuwe terminologie van de op 1 januari 2024 in werking getreden Omgevingswet.

Naar boven