Openstellingsbesluit GLB Demonstratiebedrijven provincie Gelderland 2024

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 10 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland (hierna: de Verordening);

 

Besluiten:

 

  • I.

    vast te stellen het Openstellingsbesluit GLB Demonstratiebedrijven provincie Gelderland 2024 als bedoeld in paragraaf 10 van hoofdstuk 2 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland, verder te noemen de Verordening;

  • II.

    het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.000.000 waarvan € 430.000 uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 570.000 uit de provinciale cofinancieringsmiddelen;

  • III.

    dat aanvragen kunnen worden ingediend van 15 juli 2024 09:00 uur tot en met 26 september 2024 17:00 uur;

  • IV.

    de volgende nadere regels vast te stellen:

Artikel 1 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor kennisoverdracht op een demonstratiebedrijf als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder b van de Verordening.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 2.10.1, tweede lid van de Verordening wordt subsidie als bedoeld in het voorgaande lid uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan natuurinclusieve kringlooplandbouw en aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

    • b.

      vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;

    • c.

      ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

    • d.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • e.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • f.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

    • g.

      aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • h.

      bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • i.

      inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Artikel 2 Aanvrager

Subsidie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt verstrekt aan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 2.10.3 van de Verordening zijn onverminderd van toepassing op dit openstellingsbesluit.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen de kosten als bedoeld in artikel 1.8 van de Verordening in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten worden berekend conform artikel 1.9a, 1.9b of 1.9c van de Verordening.

  • 3.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9a, is artikel 1.9a, eerste lid, onder b niet van toepassing.

  • 4.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9c, is artikel 1.9c, eerste lid, onder b niet van toepassing.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

Kosten zoals opgenomen in artikel 2.10.4 van de Verordening komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 Subsidiepercentage en -hoogte

  • 1.

    Het subsidiepercentage voor een activiteit als bedoeld in artikel 1, eerste lid, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie minimaal € 25.000 en maximaal € 300.000.

Artikel 7 Selectie en rangschikking

  • 1.

    Voor selectie en rangschikking van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden de volgende selectiecriteria gehanteerd:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

  • 2.

    De weging van de in lid 1 opgenomen selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Effectiviteit

    4

    0-5

    20

    b.

    Haalbaarheid/ kans op succes

    4

    0-5

    20

    c.

    Efficiëntie

    3

    0-5

    15

    Maximumaantal te behalen punten

    55

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 33 punten heeft behaald.

  • 4.

    Aanvragen voor subsidie worden voorgelegd aan een onafhankelijke en deskundige adviescommissie.

Artikel 8 Voorschot

Overeenkomstig artikel 2.10.7 van de Verordening wordt geen voorschot verstrekt.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1.

    De rapportageverplichting zoals opgenomen in artikel 2.10.8 is onverminderd van toepassing.

  • 2.

    Activiteiten waarvoor subsidie verstrekt is, dienen uiterlijk 30 juni 2028 uitgevoerd te zijn.

Artikel 10 Subsidie-arrangement

  • 1.

    In geval de subsidie minder bedraagt dan € 125.000 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 2 als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b, in artikel 1.18, tweede lid en in artikel 1.20 van de Verordening van toepassing.

  • 2.

    In geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Verordening van toepassing.

Artikel 11 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB Demonstratiebedrijven provincie Gelderland 2024.

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Marjoos van den Berg

Teammanager Agrifood

Toelichting Openstellingsbesluit GLB Demonstratiebedrijven provincie Gelderland 2024

LEESWIJZER

 

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Gelderland.

 

Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 10 uit hoofdstuk 2 van de Verordening – de maatregel Kennis en informatie – opengesteld. De artikelen uit deze paragraaf moeten in samenhang gelezen worden met voorliggend openstellingsbesluit en met de voorwaarden over de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 van de Verordening.

 

I. Algemeen

 

Kennisoverdracht in de vorm van een demonstratieproject voor een rendabele natuurinclusieve kringlooplandbouw

 

Gelderland streeft naar een maatschappelijk gewaardeerde én duurzame landbouw. Een duidelijk (ontwikkel)perspectief voor individuele agrariërs is een belangrijke sleutel om de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat (doelen uit het NPLG) en doelen voor de landbouw (provinciaal landbouwbeleid is beschreven in de kadernota “Toekomst voor de Gelderse boer 2021-2030") te kunnen halen.

 

Onder ‘Natuurinclusieve kringlooplandbouw’ verstaan wij: Natuurinclusief: een economisch rendabel landbouwsysteem, dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf. Hierbij wordt in Gelderland onderscheid gemaakt in vier niveaus:

 

Wettelijk

Basis natuurinclusief

Bewust natuurinclusief

Best natuurinclusief

Er wordt voldaan aan wettelijke verplichtingen, verder wordt in de bedrijfsvoering geen rekening gehouden met biodiversiteit.

Door op een deel van het bedrijf maatregelen te treffen

voor specifieke soorten wordt biodiversiteit bevorderd, bijvoorbeeld door struweel of akkerranden aan te leggen, maar ook door nestkastjes op te hangen

of door erfbeplanting.

Dit is een stap richting

grondgebondenheid:

op het bedrijf wordt gestuurd op verbetering van de functionele biodiversiteit door verbetering van bodem-, gewas- en diercycli, naast het ruimte geven voor

natuurlijk gedrag van dieren, beheer van landschapselementen

als ondersteuning voor de functionele agrobiodiversiteit

en maatregelen ten aanzien van specifieke soorten.

Het bedrijf is vergaand

grondgebonden, waarbij kringlopen geoptimaliseerd zijn

en natuur en landschap onderdeel

zijn van de bedrijfsvoering.

Er zijn bijvoorbeeld

kruidenrijk grasland,

robuuste koeienrassen en plasdraszones. Deelname in een

gebiedscollectief met ambitieuze

gebiedsbeheerplannen voor groenblauwe dooradering en

soortenbeheer versterken de

resultaten.

 

Kringlooplandbouw is een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van mineralen gesloten is. Dit houdt in dat alle mineralen die door de landbouw uit een gebied verdwijnen ook weer teruggebracht worden in het gebied. Er wordt op een zo efficiënt mogelijke manier gebruikgemaakt van de beschikbare hulpbronnen en de boer probeert de uitstroom en instroom van deze hulpbronnen gelijk te houden.

 

De Biodiversiteitsmonitor Gelderland maakt natuurinclusieve kringlooplandbouw concreet en voor de agrarische ondernemers hanteerbaar, middels de set Kritische Prestatie indicatoren (KPI’s). Hiermee worden de bedrijfsprestaties ten aanzien van milieu, klimaat, natuur & landschap, dierwelzijn en omgeving inzichtelijk gemaakt.

 

Kennisoverdracht is bedoeld om bewustwording te creëren en moet uiteindelijk leiden tot duurzame gedragsveranderingen. Boeren leren graag van andere boeren: zien doet geloven zegt men wel eens. Daarom wordt in deze regeling ingezet op voorbeeldbedrijven, die stappen zetten naar natuurinclusieve kringlooplandbouw. Deze bedrijven zijn niet per se de koplopers, maar behoren tot de grote middengroep en zijn representatief voor de Gelderse landbouw. Hier kunnen boeren leren van boeren op basis van bestaande kennis. Op de voorbeeldbedrijven, ook wel demonstratiebedrijven, kunnen ook proeven of demonstratievelden worden aangelegd, zodat iedereen kan zien waarom een maatregel werkt of niet. Voorbeeldbedrijven werken bijvoorbeeld samen met een bedrijfs- of teeltadviseur en liefst ook met een kennis- en/of onderwijsinstelling.

 

Demonstratieprojecten

 

In het projectplan beschrijft de aanvrager hoe het demonstratieproject op het demonstratiebedrijf aangepakt en uitgevoerd wordt. Een project moet uiterlijk 30 juni 2028 zijn afgerond. In het projectplan moet worden ingegaan op doel, beoogd resultaat en impact van het project, welke kennis en ervaring zal worden gedeeld, welke doelgroepen worden bereikt, hoeveel agrariërs of – ingeval van (ook) studenten – toekomstige agrariërs dit zullen zijn, en welke kennisoverdrachtactiviteiten worden uitgevoerd.

 

Demonstratiebedrijven worden uitgenodigd om deel te nemen in een netwerk van demonstratiebedrijven bijvoorbeeld op het gebied van korte ketens, stalinnovatie, natuurinclusieve landbouw of via een regionaal georiënteerd samenwerkingsverband . Doel van dit netwerk is om kennis en ervaringen met elkaar te delen en om verbindingen tussen boeren, bedrijven, onderwijsinstellingen en onderzoeksinstellingen te versterken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om uitwisseling van goede en bewezen methoden om de doelgroepen te bereiken en van communicatie- of demonstratievormen die in de praktijk het beste werken. In het projectplan beschrijven de demonstratiebedrijven op welke manier zij bijdragen aan het netwerk van demonstratiebedrijven en hoeveel tijd en budget hiervoor wordt gereserveerd.

 

Platform Natuurinclusieve landbouw Gelderland

De provincie Gelderland nodigt aanvragers van harte uit om contact te leggen met het Platform Natuurinclusieve landbouw Gelderland (natuurinclusievelandbouwgelderland.nl). Een mooie kans om uit te wisselen met andere (bestaande) demonstratiebedrijven. Via dit platform kan geleerd worden van andere demonstratiebedrijven. Leer van andere bedrijven over hoe deze omgaan met natuurinclusieve landbouw. Bijvoorbeeld op het gebied van agrofrestry en biologische landbouw vindt al veel kennisdeling plaats. Zoek contact en vind inspiratie via het Platform natuurinclusieve landbouw Gelderland.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

De activiteit moet aansluiten bij de doelen zoals genoemd in artikel 2. Deze doelen sluiten aan bij de doelen die zijn opgenomen in het provinciaal landbouwbeleid zoals dat is beschreven in de kadernota “Toekomst voor de Gelderse boer 2021-2030”. Hier wordt beschreven dat de Gelderse landbouw zich kenmerkt door ondernemerschap en innovatiekracht. In de regeling voor demonstratiebedrijven krijgen voorbeeldbedrijven de kans hun kennis en ervaringen te delen met andere landbouwers.

 

Demonstratiebedrijven zijn niet per definitie koploperbedrijven maar kunnen ook gemiddelde gangbare bedrijven zijn, die willen laten zien hoe ze stappen zetten naar natuurinclusieve kringlooplandbouw, inclusief nieuwe teelten (bijvoorbeeld vezelteelt en agroforestry) en nieuwe technieken (bijvoorbeeld emissiearme stalsystemen). De regeling ondersteunt agrariërs die hun kennis en ervaring willen delen en hun bedrijf openstellen om hun collega-agrariërs te informeren en te inspireren.

 

Subsidiabele kosten

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen hebben betrekking op kennisoverdracht die plaats vindt op een landbouwbedrijf in de vorm van demonstratie-activiteiten. Daarbij stelt een landbouwbedrijf het bedrijf beschikbaar voor demonstratie gericht aan collega-landbouwers.

 

Artikel 2 Aanvrager

De aanvrager kan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers zijn. Een landbouwer dient een aanvraag in voor een demonstratieproject waarin deze zelf demonstratiebedrijf is en ook zelf als aanbieder van de kennisoverdracht fungeert. De aanvrager kan ook een samenwerking van landbouwbedrijven zijn, die gezamenlijk demonstratieactiviteiten op hun landbouwberdrijven organiseren.

 

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten schrijven voor dat een aanvrager moet beschikken over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders. Ook wordt voorgeschreven dat het bereik (verwachte aantal deelnemers) van het demonstratieproject onderbouwd moet worden. Hierop wordt getoetst via het selectiecriterium over haalbaarheid behorend bij deze regeling, zie de toelichting onder artikel 7.

 

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten, kosten van eigen arbeid, bijdragen in natura, afschrijvingskosten en overige kosten derden, zie ook artikel 1.8 uit de Verordening. In de begroting van deze kosten kan gewerkt worden op basis van verschillende begrotingsmethodieken:

  • 1.

    Op basis van werkelijke kosten, zie artikel 1.9a van de Verordening

  • 2.

    Op basis van de overige kosten waarvan 23% aan arbeidskosten kan worden begroot zonder dat voor deze arbeidskosten verantwoording afgelegd hoeft te worden. Alleen de overige kosten moeten verantwoord worden met facturen en betaalbewijzen, zie artikel 1.9b van de Verordening. Voor deze optie kan gekozen worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van overwegend overige kosten.

  • 3.

    Op basis van de arbeidskosten waarvan 40% aan overige kosten kan worden begroot zonder dat voor deze overige kosten verantwoording afgelegd hoeft te worden. Alleen de arbeidskosten moeten verantwoord worden aan de hand van uurregistraties en uurtariefberekeningen, zie artikel 1.9c van de Verordening. Voor deze optie kan gekozen worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van overwegend arbeidskosten.

Het feit dat deze begrotingsmethodieken zijn opgenomen in de voorwaarden van dit openstellingsbesluit, houdt in dat hierin een keuze gemaakt kan worden. Optie 2 en 3 bieden vereenvoudiging in de verantwoordingslast.

 

Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting van uw project kan worden opgesteld.

 

  • 1.

    In geval van het begroten van de werkelijke kosten conform artikel 1.9a van de Verordening, in dit geval moeten alle kosten worden verantwoord:

Begroting

Financiering

€ 25.000 arbeidskosten

€ 75.000 overige kosten

Totaal:

€ 100.000

totale kosten

100% subsidie over € 100.000.

Totaal:

€ 100.000

  • 2.

    In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Verordening, in dit geval hoeven alleen de overige kosten

Begroting

Financiering

€ 17.250 arbeidskosten

 

Percentage, 23%, van de overige kosten; € 75.000

€ 75.000 overige kosten

Totaal:

€ 92.250

totale kosten

100% subsidie over

€ 92.250

Totaal:

€ 92.250

  • 3.

    In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten, conform artikel 1.9c van de Verordening, in dit geval hoeven alleen de arbeidskosten te worden verantwoord op basis van uurtariefberekeningen en urenregistraties:

Begroting

Financiering

€ 25.000 arbeidskosten

€ 10.000 overige kosten

 

Percentage, 40%, van de arbeidskosten; € 25.000

Totaal:

€ 35.000

totale kosten

100% subsidie over € 35.000

Totaal:

€ 35.000

 

Artikel 6 Subsidiepercentage en -hoogte

De kosten voor de uitvoering van een demonstratie-activiteit op een landbouwbedrijf waarbij een landbouwer zijn of haar eigen bedrijf openstelt, komen voor 100% subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7 Selectie en rangschikking

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn drie selectiecriteria benoemd in artikel 2.10.6 van de Verordening. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

  • a.

    Effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

De mate van de effectiviteit van de activiteit gaat om de bijdrage die het demonstratiebedrijf levert aan het onderwerp natuurinclusieve kringlooplandbouw en daarbij hoe binnen dit onderwerp bijgedragen wordt aan de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit:

  • 1.

    ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

  • 2.

    vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;

  • 3.

    ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

  • 4.

    bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

  • 5.

    bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

  • 6.

    bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

  • 7.

    aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

  • 8.

    bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden;

  • 9.

    inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Voorbeelden van thema’s die aansluiten bij deze doelen zijn: verminderen stikstofemissie, vermindering gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, minder uitstoot van broeikasgassen, vastleggen van koolstof, minder uit- en afspoeling van nitraat, vergroten biodiversiteit, meer duurzaam bodembeheer, meer hergebruik van veevoer en verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid. Nadrukkelijk wordt hierbij gekeken naar het centrale doel van deze openstelling: kennisverspreiding over natuurinclusieve kringlooplandbouw.

 

Bij de beoordeling van de te bereiken doelstelling(en), wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat bij het criterium "effectiviteit” ook naar het gevraagde subsidiebedrag wordt gekeken, betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (‘impact delen door subsidiebedrag') moet worden uitgelegd. De impact, dus het resultaat van de actie, blijft het leidende element.

 

De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van de samenhang van de volgende aspecten:

  • i.

    De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van het openstellingsbesluit.

  • ii.

    Het bereik van de activiteit: Bij bereik gaat het om de omvang van de beoogde doelgroep die potentieel kan mee doen en welke acties ondernomen worden om deze groep te laten mee doen. Dit kan via mond-op-mond, e-mail, sociale media, vakbladen etc. Hierbij wordt gekeken naar het aantal bijeenkomsten, aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer, aantal deelnemers, breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties, aantal contacturen per deelnemer. Tevens wordt rekening gehouden met het type verdienmodel omdat niet alle verdienmodellen voor grote groepen toepasbaar zijn.

  • iii.

    De wijze waarop en de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd; onder borging verstaan we dat trainingen en demonstraties die zich bewezen hebben niet vluchtig zijn, maar beklijven bij deelnemers. Dit kan door evaluatie en gesprekken met deelnemers.

  • b.

    Haalbaarheid/ kans op succes (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • i.

    De kwaliteit van het projectplan: de kwaliteit van een projectplan wordt bepaald door een heldere beschrijving van het probleem en motivatie van de aanpak van activiteiten. Daarnaast bevat een projectplan ook de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico's. Hierbij wordt gekeken naar hoe realistisch het plan is en of relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken zijn.

  • ii.

    ii. De kwaliteit van het demonstratiebedrijf: onder de kwaliteit van de aanbieder wordt hier verstaan het kennisniveau, waarbij wordt gelet in hoeverre de aanbieder aantoonbaar gekwalificeerd is voor het werk. Daarnaast wordt gekeken naar de mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk– kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen. Uiteindelijk moet het demonstratiebedrijf overtuigen van dat deze over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders beschikt.

  • iii.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven toepassen.

  • c.

    Efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

Met de efficiëntie wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het voorbeeldbedrijf. Efficiëntie wordt beoordeeld aan de hand van het volgende aspect:

  • i.

    De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties); hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project. Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid;

Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • -

    0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • -

    1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • -

    2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • -

    3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • -

    4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • -

    5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027. Op basis van de in artikel 2.10.6 van de Verordening bedoelde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

 

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid/ kans op succes

4

0-5

20

c.

Efficiëntie

3

0-5

15

Maximumaantal te behalen punten

55

 

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 55. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. In totaal zijn maximaal 55 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 55 punten = minimaal 33 punten). Indien een aanvraag minder dan 33 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 3 haalbaarheid/ kans op succes en 3. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening.

 

Artikel 9 Verplichtingen

Tussentijds bij het rapporteren over de voortgang van uw project of bij het indienen van een deelbetalingsverzoek geldt de verplichting om aan te geven hoeveel deelnemers u tot dan toe bereikt heeft met de demonstratie-activiteit op het landbouwbedrijf. Bij het inhoudelijk verslag behorend bij uw vaststellingsverzoek na afloop van uw project, geeft u het totaal aantal deelnemers aan dat u bereikt heeft met de demonstratie-activiteit.

 

Artikel 10 Subsidie-arrangement

De hoogte van de aangevraagde en toe te kennen subsidie bepaalt de wijze van verantwoording. Bij subsidies tot € 125.000 zal tijdens de beoordeling van de aanvraag een prestatie worden vastgelegd die in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen. De uitvoering van het project moet dan leiden tot het leveren van deze prestatie. Als aangetoond kan worden dat de prestatie geleverd is na afloop van het project, dan wordt op basis daarvan de subsidie definitief vastgesteld en uitgekeerd.

 

Voor subsidies van € 125.000 of meer geldt dat altijd een financiële verantwoording moet worden afgelegd over alle gemaakte en betaalde kosten.

Naar boven