Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

 

BESLUITEN

 

De Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel als volgt te wijzigen.

 

In Artikel 1.1 Begripsbepalingen wordt tussen penvoerder en samenwerkingsverband onderstaande ingevoegd:

perceel landbouwgrond: aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven;

 

In Artikel 1.7 Subsidie-arrangementen wordt in de Toelichting onder eerste tot en met derde lid tussen ‘Dit betekent …. bepaalde activiteit of prestatie.’ en ‘Hiermee komen bij …. verantwoordingen te vervallen.’ de volgende zin ingevoegd: Dit vaste bedrag is het subsidiebedrag zoals dat in de verlening is opgenomen.

 

In Paragraaf 3 Niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven de tekst Gereserveerd te vervangen door onderstaande.

 

Algemeen

Deze paragraaf is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van landbouwgronden. De basisdoelen zijn de opgaven voortvloeiend uit de Green Deal, de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn en het Klimaatakkoord. De opgaven bestaan uit het herstellen en verhogen van biodiversiteit, in 2027 te voldoen aan de KRW-doelen en de CO2-uitstoot met 55% terug te brengen. Om dit te bereiken wordt binnen de Nederlandse landbouwsector ingezet op een omschakeling naar kringlooplandbouw om daarmee de maatschappelijke uitdagingen rond klimaat, milieu, biodiversiteit en stikstofreductie te realiseren. Met deze paragraaf wordt ingezet op het ontwikkelen, benutten en beschermen van de natuur en biodiversiteit. Hierbij worden de natuurdoelen zoveel mogelijk gekoppeld aan de uitvoering van andere doelen, zoals water en landbouw, maar ook klimaat. Daarnaast wordt ingezet op het mitigeren van de effecten van de emissies van nitraat, fosfaat, gewasbeschermingsmiddelen en stikstof door een efficiënter gebruik van (natuurlijke) grondstoffen, herstel van verschillende habitats en cultuurlandschap.

 

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • c.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of herstel van habitats of landschappen.

Toelichting

 

Niet-productieve investeringen zoals genoemd in lid 1 betreffen activiteiten die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben.

Met “ecosysteemdiensten” wordt bedoeld: de diensten die het ecosysteem levert aan de mens en de omgeving, zoals klimaatregulering, natuurlijke waterzuivering, natuurlijke bescherming tegen overstroming, bestuiving door wilde insecten, natuurgebonden recreatie, enz.

 

Voorbeelden van investeringen die voor steun in aanmerking kunnen komen zijn:

  • Herstel en aanleg singels, houtwallen, heggen, hagen, bosjes, solitaire bomen, pingo’s, dobben en drenkpoelen;

  • Minimaal aanleg aantal bomen per hectare (landschapselementen);

  • Waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon;

  • Herstel en aanleg akkerranden, struweelranden, vogelakkers;

  • Herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers;

  • Aanleg plas-drassen als leef-, foerageer- en broedgebied voor weidevogels, inclusief benodigde pompen om plas-drassen op peil te houden;

  • Predatie beperkende maatregelen voor weidevogels, zoals b.v. aanschaf rasters;

  • Kwaliteitsverbetering leefgebied weide- en/of akkervogels;

Deze investeringen dienen wel plaats te vinden op landbouwgronden. Voor deze investeringen op andere gronden dan landbouwgronden kan paragraaf 2.4 worden gebruikt.

 

De investeringen kunnen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.

 

Artikel 2.3.2 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan landbouwers of een samenwerkingsverband van landbouwers.

 

Artikel 2.3.3 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer met een biologische bedrijfsvoering wordt, in aanvulling op artikel 1.6, de aanvraag vergezeld van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk waaruit dit blijkt.

  • 2.

    Als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer die in omschakeling is naar biologische landbouw wordt, in aanvulling op artikel 1.6 en het eerste lid van dit artikel, de aanvraag vergezeld van het inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie ter onderbouwing dat de bedrijfsomschakeling is gestart.

Toelichting

 

eerste lid

Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.

 

Artikel 2.3.4 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.8 komen alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder e, voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.3.5 Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.10 komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Alleen investeringen in landschapselementen die worden gerealiseerd aangrenzend aan subsidiabele landbouwgrond komen voor subsidie in aanmerking.

Toelichting

Een watersysteem is een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken. Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn investeringen als bedoeld in paragraaf 2. Investeringen in het watersysteem die wel onder deze paragraaf voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water van goede kwaliteit beschikt om het jaar mee rond te komen.

Alleen investeringen in landschapselementen die worden gerealiseerd aangrenzend aan subsidiabele landbouwgrond komen voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.3.6 Hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt bij verlening minimaal € 25.000,-.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen in het watersysteem.

Toelichting

 

derde lid

Doordat de investeringen op landbouwgrond moeten worden uitgevoerd, heeft bij investeringen in het watersysteem de landbouwer profijt van een betere beschikbaarheid van water. Hierom wordt de investering niet voor 100% gesubsidieerd, maar voor 70% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 2.3.7 Voorschot/deelbetalingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken conform artikel 1.17 een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Op aanvraag verstrekken Gedeputeerde Staten conform artikel 1.18 deelbetalingen.

Artikel 2.3.8 Verantwoording bij vaststelling

In overeenstemming met artikel 1.20 lid 2 en artikel 1.21 lid 2, wordt binnen 13 weken na de einddatum van het project, verantwoording afgelegd volgens de regels inzake een subsidie als bedoeld in artikel 1.7 lid 1, onder b en c.

 

Artikel 2.3.9 Rangschikking

  • 1.

    Ingediende aanvragen worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 beoordeeld op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van urgentie;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.12 lid 3 sub b wordt per selectiecriterium een score van 0 tot 5 punten toegekend, waarna voor het berekenen van de totaalscore de volgende weging wordt toegepast:

    • a.

      Mate van effectiviteit: 4

    • b.

      De haalbaarheid van de activiteit: 2

    • c.

      De mate van urgentie: 3

    • d.

      De mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit: 2

  • 3.

    Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt per aanvraag toegekend, tenzij biologische landbouw conflicteert met de te bereiken doelen van artikel 2.3.1.

  • 4.

    Alleen door middel van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk kan een landbouwer aantonen dat hij over een biologische bedrijfsvoering beschikt.

  • 5.

    Een landbouwer die in omschakeling is naar biologische landbouw kan dit aantonen door een inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie te overleggen waaruit blijkt dat hij is gestart met de bedrijfsomschakeling.

  • 6.

    Aanvragen met een totale score van 33 punten komen voor subsidie in aanmerking. Vervolgens worden de bepalingen in artikel 1.12 lid 6 en 7 toegepast.

Toelichting

 

tweede lid

Per selectiecriterium wordt de score bepaald op basis van onderstaande.

 

  • De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van het aantal doelen waaraan met het project wordt bijgedragen. Bij de beoordeling wordt tevens de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.

     

    Een project dat zowel bijdraagt aan landschap als aan biodiversiteit, wordt eerder geselecteerd dan een project dat alleen één landschapselement bevat. Een project waarin niet-inheemse soorten (exoten) worden geplant, doet afbreuk aan de effectiviteit.

     

    De beoordeling wanneer een project een zeer geringe, geringe, matige, voldoende, goede of zeer goede bijdrage levert zal in de toelichting bij de openstelling verder geconcretiseerd worden. Als de openstelling er bijvoorbeeld op is gericht optimale hydrologische omstandigheden te creëren, zou de mate waarin hydrologisch herstel zal worden bereikt als meetmethode gehanteerd kunnen worden.

     

    Bij het criterium ‘mate van effectiviteit’ worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

    0 punten

    het effect van het project op de doelen is zeer gering, of het project heeft een negatief effect op de beschreven doelen. Bijvoorbeeld het project beoogd investering in niet-inheemse soorten, of er wordt slechts één boom geplant.

    1 punt

    het effect van het project op de doelen is gering. Bijvoorbeeld er is wel aandacht voor landschapselementen, maar noodzakelijke aanpassingen voor bodem zijn niet meegenomen in het project.

    2 punten

    het effect van het project is matig. Er is wel een bijdrage aan verbetering van de biodiversiteit, maar deze dekt slechts een deel van het voor het gebied beoogde doel.

    3 punten

    het project heeft een voldoende bijdrage. Bijvoorbeeld een project is gericht op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Een project betreft een investering waardoor de uitstoot aanzienlijk verminderd.

    4 punten

    het project levert een goede bijdrage. Bijvoorbeeld een openstelling is gericht op biodiversiteit. Een project betreft de inrichting van verschillende habitats voor verschillende soorten (planten, insecten en dieren).

    5 punten

    de bijdrage van een project is groter dan redelijkerwijs verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project heeft betrekking op het voorkomen van uitstoot van broeikasgassen door het tegengaan van bodemdaling. Daarnaast draagt het project bij aan biodiversiteit door de aanleg van landschapselementen en habitats en worden er geen chemische middelen meer gebruikt.

  •  

  • b.

    De haalbaarheid van de activiteit

    Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden.

    Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

    • de in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider,

    • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid – bijvoorbeeld grond reeds is verworven en natschade is geregeld / snel in uitvoering kan worden genomen),

    • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken / is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken,

    • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • Bij het criterium ‘haalbaarheid van de activiteit’ worden de scores conform voorgaande vast volgt bezien:

     

    0 punten

    als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

    1 punt

    als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd.

    2 punten

    als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden.

    3 punten

    als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.

    4 punten

    als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.

    5 punten

    als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.

 

  • c.

    De mate van urgentie

    Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Voor Overijssel is de ambitiekaart van de ‘wezenlijke kenmerken en waarden’. Ambitiekaart | UItleg en Doel (geoapps.nl) opgesteld. Daarin zijn potenties voor natuurwaarden opgenomen. Bij de beoordeling van de mate van urgentie wordt de aansluiting met deze ambitiekaart meegewogen.

    Voor acties met betrekking tot weidevogels wordt beoordeeld in hoeverre de maatregelen die worden uitgevoerd bijdragen aan de versterking van de in het Natuurbeheerplan Overijssel begrensde gebieden: open grasland, weidevogelbeheer, open akker of NNN 13.01 vochtig weidevogelgraslanden.

     

    Bij het criterium ‘mate van urgentie’ worden de scores op de volgende manier uitgewerkt:

    0 punten

    zeer gering. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, maar wordt uitgevoerd in een gebied met een zeer lage opgave.

    1 punt

    gering. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, maar wordt uitgevoerd in een gebied met een lage opgave.

    2 punten

    matig. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave binnen afzienbare termijn moet worden aangepakt.

    3 punten

    voldoende. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave binnen relatief korte termijn moet worden aangepakt.

    4 punten

    hoog. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar een noodzakelijk opgave ligt.

    5 punten

    zeer hoog. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave onmiddellijk opgepakt moet worden.

     

  • d.

    De mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit

    Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?) en wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

     

    Bij het criterium ‘mate van efficiëntie’ worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

    0 punten

    zeer gering. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, maar wordt uitgevoerd in een gebied met een zeer lage opgave.

    1 punt

    gering. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, maar wordt uitgevoerd in een gebied met een lage opgave.

    2 punten

    matig. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave binnen afzienbare termijn moet worden aangepakt.

    3 punten

    voldoende. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave binnen relatief korte termijn moet worden aangepakt.

    4 punten

    hoog. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar een noodzakelijk opgave ligt.

    5 punten

    zeer hoog. Indien het project aansluit bij provinciaal beleid, en wordt uitgevoerd in een gebied waar de opgave onmiddellijk opgepakt moet worden.

     

derde lid

In geval de aanvraag door een samenwerkingsverband wordt ingediend, waarin één of meerdere biologische landbouwers of landbouwers in omschakeling deelnemen, wordt aan die aanvraag maximaal 1 extra punt toegekend.

Het extra punt wordt toegekend nadat de behaalde punten zijn vermenigvuldigd met de wegingsfactor.

 

vierde lid

Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.

 

Artikel 2.3.10 Realisatietermijn

Het project dient binnen twee jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 31 december 2028 te zijn gerealiseerd, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

 

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd.

Naar boven