Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 18 juni 2024, nr. 2254664/2265201, tot wijziging van de Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 6 september 2016 houdende regels omtrent natuur (Beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland) (PB 2016, 103)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

gelet op artikel 5.1 tweede lid onder g Omgevingswet, Afdeling 11.2 Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 4.6 Omgevingsbesluit;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om omgevingsvergunningen flora- en fauna-activiteit te verlenen op grond van de Omgevingswet.

 

overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten te voorzien in de mogelijkheid om gebiedsgerichte omgevingsvergunningen flora en fauna-activiteit te verlenen op basis van een pre-soortenmanagementplan (pre-SMP);

 

overwegende dat de pre-SMP-methodiek een tijdelijke oplossing vormt voor de voortgang van de energietransitie binnen de kaders van de Omgevingswet;

 

overwegende dat in de huidige Beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland geen regels zijn opgenomen voor het verlenen van omgevingsvergunningen flora en fauna-activiteit op basis van de pre-SMP-methodiek;

 

Besluiten:

ARTIKEL I

De Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 6 september 2016 houdende regels omtrent natuur (Beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland) wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

  • q.

    Pre-SMP-methodiek: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP).

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 5a

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit op basis van de pre-SMP-methodiek aan gemeenten verlenen voor uitsluitend de verduurzaming van particuliere grondgebonden woningen met energielabel C tot en met G.

  • 2.

    Gedeputeerde staten verlenen een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit als bedoeld in het eerste lid uitsluitend indien:

    • a.

      De gemeente in een pre-Soortenmanagementplan beschrijft hoe het verlies aan kraamverblijfplaatsen door de gemeente wordt gecompenseerd, zoals beschreven in bijlage 3; en,

    • b.

      De verduurzaming zoals bedoeld in het eerste lid wordt uitgevoerd volgens de pre-SMP methodiek “natuurvriendelijk isoleren” voor verduurzamingswerkzaamheden, zoals beschreven in bijlage 3; en,

    • c.

      Is verzekerd dat gedurende de looptijd van de omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, een aanvraag voor een opvolgende gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit op basis van een soortenmanagementplan wordt voorbereid.

C

Aan de bijlagen wordt bijlage 3 toegevoegd:

 

Bijlage 3

 

Gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit op basis van een pre-Soortenmanagementplan (pre-SMP) als bedoeld in artikel 5a

 

Doel: Populaties gebouwbewonende soorten beschermen bij particuliere verduurzamingswerkzaamheden door het verlenen van gebiedsgerichte omgevingsvergunningen flora en fauna-activiteit op basis van een pre-SMP opgesteld en uitgevoerd volgens de pre-SMP methodiek voor verduurzamingswerkzaamheden daar waar deze gehouden zijn aan de Omgevingswet.

 

Doelgroep: Gebiedsgerichte omgevingsvergunningen flora en fauna-activiteit op grond van een pre-SMP kunnen enkel aangevraagd worden door gemeenten in Noord-Holland.

 

Gedeputeerde staten verlenen onder de volgende voorwaarden en beperkingen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit:

 

Voorwaarde 1: Natuurvriendelijk isoleren en meldingsplicht

Huiseigenaren en isolatiebedrijven isoleren conform de handreiking “de methodiek van het Natuurvriendelijk isoleren1”. Per woning worden daarmee betaalbare voorzieningen aangebracht (optioneel door de isolatiebedrijven) en wordt voorkómen dat er dieren gedood worden (tijdig natuurvrij maken). De particulier of het isolatiebedrijf namens de particulier meldt de isolatie bij de gemeente via een meldingssysteem om te kunnen werken onder de omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit. De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord ziet toe op een correcte naleving van de handreiking “de methodiek van het Natuurvriendelijk isoleren”.

 

Voorwaarde 2: Gemeentelijke compensatie

De gemeente beschrijft in een compensatieplan hoe het verlies aan kraamverblijfplaatsen door de gemeente wordt gecompenseerd. Het effect van de verduurzaming en de gemeentelijke compensatietaakstelling worden in opdracht van de provincie aan de hand van de pre-SMP methodiek modelmatig (Snijder model) berekend.

 

Voorwaarde 3: SMP-verplichting

Binnen twee jaar moet het pre-SMP omgezet worden in een volwaardig (kwalitatief goed) SMP op basis van een volledig gebiedsgericht veldonderzoek. Op dit SMP moet een nieuwe gebiedsgerichte omgevingsvergunning worden afgegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit op grond van een pre-SMP dient te worden aangetoond dat de opdracht voor het onderzoek naar het SMP is verleend zodat een omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit op grond van een SMP binnen twee jaar de omgevingsvergunning op grond van een pre-SMP kan vervangen. Vindt er onvoldoende voortgang plaats met de ontwikkeling van een SMP dan wordt de omgevingsvergunning op grond van een pre-SMP ingetrokken.

 

Beperking 1: Type woningen

De pre-SMP methodiek betreft uitsluitend individuele grondgebonden woningen in particulier eigendom. Dus geen “gestapelde” woningen in de vorm van appartementencomplex of flatgebouwen. Dit omdat hoogbouw vaak ruimte biedt aan massawinterverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen, die niet goed te compenseren zijn op basis van een pre-SMP. Gesplitste woningen, zijnde woningen welke gebouwd zijn als grondgebonden eengezinswoning maar zijn opgesplitst in meerdere appartementen, kunnen wel worden meegenomen in een pre-SMP. Voor corporatiewoningen geldt dat werkzaamheden per straat of blok plaatsvinden waardoor het risico op aantasting van volledige netwerken van populaties te groot is.

 

Beperking 2: Duur omgevingsvergunning pré-SMP

De gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit geldt voor de duur van maximaal twee jaar (24 maanden).

 

Beperking 3: Aantal deelnemende woningen

De pre-SMP periode wordt verdeeld in twee fasen met een maximale doorlooptijd van 24 maanden. Fase 1 (max 12 maanden2) betreft de periode van “blinde aantasting” (dat wil zeggen wel op aantallen maar niet op locatie van de werkzaamheden). In fase 2 wordt het ecologische veldonderzoek en de ontwikkeling van het SMP doorgezet.

In fase 1 mag maximaal 10% per CBS-buurt worden verduurzaamd om negatieve effecten op gebouwbewonende soorten te voorkomen. In fase 2, als de essentiële verblijfplaatsen wel in beeld zijn door gemeentebreed veldonderzoek, mag aanvullend tot maximaal 30% per CBS-buurt worden geïsoleerd. In totaal, na maximaal 24 maanden, is daardoor altijd nog minimaal 70% van de te verduurzamen woningen in particulier bezit onaangetast en wordt een te zware last op de populaties voorkomen. Voor beide fases geldt dat de woningen, waarvan bekend is dat er kraamverblijfplaatsen zitten, massawinterverblijfplaatsen en/of kritische soorten zitten, niet mogen worden geïsoleerd. Deze woningen mogen alleen geïsoleerd worden als er bewezen effectieve vervangende compensatie gerealiseerd is. In de daaropvolgende jaren mogen de andere woningen onder een gebiedsomgevingsvergunning op basis van een SMP worden verduurzaamd.

In fase 1 mag op de te isoleren woningen tevens zonnepanelen worden geplaatst op hellende daken. In fase 2 mag ook op niet te isoleren woningen zonnepanelen worden geplaatst op hellende daken. Op platte daken (niet zijnde grinddaken) mogen in zowel fase 1 als 2 zonnepanelen worden geplaatst.

 

Beperking 4: Type werkzaamheden

  • Spouwmuurisolatie

  • Binnendakisolatie

  • Buitendakisolatie

  • Isoleren van borstweringen

  • Het aanbrengen van isolatiewanden aan de binnen- en buitenzijde van de muur

  • Het plaatsen van zonnepanelen nota bene: in beide fasen zijn grinddaken voor het plaatsen van zonnepanelen uitgesloten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het provinciaal blad, waarin het wordt geplaatst.

Haarlem, 18 juni 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.T.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Toelichting

De wijziging van de beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland van 6 september 2016 maakt het mogelijk voor gemeenten om een zogenaamde pre-SMP vergunningsaanvraag in te dienen. Hiermee maken de gemeenten het voor een deel van hun inwoners mogelijk om diens grondgebonden woningen te laten isoleren waarbij de Omgevingswet (flora en fauna-activiteiten) niet overtreden wordt. Deze tijdelijke vergunningsaanvraag betreft de periode tot aan de vergunningsaanvraag gebaseerd op een definitief Soortenmanagementplan en houdt daarmee rekening met de benodigde natuuronderzoeksperiode. Wat een gemeente kan doen en de onderbouwing voor de wijziging van de beleidsregel is opgenomen in het beleidskader Natuurvriendelijk verduurzamen onder het pre-SMP.

 

In verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het noodzakelijk dat de verwijzingen naar wetsartikelen en de gebruikte terminologie wordt aangepast in deze beleidsregel. Dat is bij deze wijziging nog niet aan de orde. Totdat de beleidsregel wordt aangepast aan de Omgevingswet, blijft deze onverkort gelden, zij het dat de grondslag nu wel uit de Omgevingswet voortvloeit.

Naar boven