Openstellingsbesluit niet productieve investeringen niet landbouwbedrijven voor het watersysteem provincie Gelderland 2024

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 4 van Hoofdstuk 2 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland;

 

Besluiten:

  • I.

    vast te stellen het GLB-openstellingsbesluit Niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven voor het watersysteem provincie Gelderland 2024;

  • II.

    het subsidieplafond vast te stellen op € 2.549.674,00, bestaande uit:

    • a.

      € 1.274.837,00 voor het beheergebied van het Waterschap Rijn en IJssel, geheel afkomstig uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

    • b.

      € 1.274.837,00 voor het beheergebied van het Waterschap Rivierenland, geheel afkomstig uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

  • III.

    dat aanvragen kunnen worden ingediend van 17 juni 2024 09.00 uur tot en met 29 augustus 2024 17.00 uur;

  • IV.

    de volgende nadere regels vast te stellen;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder

  • a.

    Niet productieve investeringen niet landbouwbedrijven: herstel- en inrichtingsmaatregelen op grond die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik is;

  • b.

    Waterkwantiteit: hiervan is sprake wanneer kwantiteit van water in overeenstemming wordt gebracht met de vraag naar voldoende chemisch schoon en ecologisch gezond water voor alle gebruikers en wanneer wateroverlast wordt voorkomen;

  • c.

    Werkprogramma: Werkprogramma “Wel goed water vasthouden”, het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Oost Nederland 2022-2027, herziene versie vastgesteld op 1 oktober 2021 door Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost;

  • d.

    Waterbeheerprogramma: het Waterbeheerprogramma 2022-2027 “Versterken. Verbinden. Vergroenen.” van Waterschap Rivierenland of het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel;

  • e.

    Kaderrichtlijn Water (KRW): Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1), met als doel de kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren;

  • f.

    Urgente gebieden: prioritaire gebieden voor de realisatie van investeringen op het gebied van klimaat en voor de realisatie van doelen van de Kaderrichtlijn Water die zijn weergegeven op de kaarten in bijlage 1;

  • g.

    Verordening: Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.4.1 van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven in urgente gebieden ten behoeve van het watersysteem.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 2.4.1, tweede lid wordt subsidie uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • c.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.

  • 3.

    Subsidiabele activiteiten worden aangegeven op een kaart waarop het projectgebied gemarkeerd is en duidelijk wordt gemaakt dat het projectgebied binnen een van de urgente gebieden valt zoals opgenomen op de kaarten in bijlage 1.

  • 4.

    De investeringen waarvoor subsidie wordt verstrekt zijn opgenomen in het Werkprogramma of in een van de Waterbeheerprogramma’s.

Artikel 3 Aanvrager

In aanvulling op artikel 2.4.2 van de Verordening wordt subsidie verstrekt aan:

  • a.

    waterschappen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van een waterschap met een of meer van de volgende partijen: waterschappen, gemeenten, landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuurorganisaties of landschapsorganisaties.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Overeenkomstig en in aanvulling op artikel 2.4.3 van de Verordening komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e van de Verordening voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten worden berekend conform artikel 1.9b van de Verordening.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 2.4.4 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.4.5 van de Verordening bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.

  • 3.

    De subsidie bedraagt tenminste € 250.000.

Artikel 7 Selectie en rangschikking

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.4.6 van de Verordening worden aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid;

    • c.

      mate van urgentie;

    • d.

      mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    De weging van de in lid 1 opgenomen selectiecriteria vindt als volgt plaats:

  •  

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    A

    Effectiviteit

    3

    0-5

    15

    B

    Haalbaarheid

    2

    0-5

    10

    C

    Urgentie

    1

    0-5

    5

    D

    Efficiëntie

    2

    0-5

    10

    Maximaal aantal te behalen punten

    40

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag afgewezen indien de aanvraag minder dan 24 punten heeft behaald.

  • 4.

    Overeenkomstig artikel 1.13 van de Verordening worden aanvragen voor subsidie voorgelegd aan een adviescommissie.

Artikel 8 Subsidie-arrangement

De regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Verordening zijn van toepassing.

Artikel 9 Bevoorschotting en deelbetaling

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 1.17 van de Verordening wordt ambtshalve een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt.

  • 2.

    Een verzoek tot deelbetaling kan maximaal een keer per jaar worden ingediend.

Artikel 10 Verplichtingen

  • 1.

    Uitvoering van activiteiten vindt plaats op gronden als op deze gronden geen landbouwactiviteit meer uitgevoerd wordt.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de Verordening dienen activiteiten waarvoor subsidie verstrekt is, uiterlijk 30 juni 2028 uitgevoerd te zijn.

Artikel 11 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: GLB-openstellingsbesluit Niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven voor het watersysteem provincie Gelderland 2024.

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Marjoos van den Berg

Teammanager Agrifood

Bijlage 1: Kaarten van urgente gebieden

 

Urgent gebied beheergebied waterschap Rijn en IJssel

 

1. Deelkaart Winterswijk

 

 

2. Deelgebied Wildeborch

 

 

Urgent gebied beheergebied waterschap Rivierenland

 

 

Toelichting bij Openstellingsbesluit GLB Niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven voor het watersysteem provincie Gelderland 2024

LEESWIJZER

 

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Gelderland.

 

Met dit openstellingsbesluit zijn de algemene en slotbepalingen uit de Verordening van toepassing op een aanvraag. In het bijzonder zijn de voorwaarden uit paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening – de maatregel Niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven – van toepassing. De artikelen 2.4.1 tot en met 2.4.6 van paragraaf 4 uit hoofdstuk 2 van de Verordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit.

 

I. ALGEMEEN

 

1. Inleiding

 

In december 2022 werd in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 (GLB) de Nederlandse uitwerking van dit GLB, het Nationaal Strategisch Plan (NSP), goedgekeurd. Op basis van het NSP kan lidstaat Nederland subsidieregelingen openstellen voor een toekomstbestendige agrarische sector en een vitaal landelijk gebied. Vanuit het NSP kunnen provincies ook subsidieregelingen openstellen. In het kader van voorliggend openstellingsbesluit wordt invulling gegeven aan de maatregel Niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven. Het gaat hierbij om herstel- en inrichtingsmaatregelen in het landelijk gebied op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn.

 

2. Openstelling Niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven voor het watersysteem provincie Gelderland 2024

 

De openstelling niet productieve investeringen op niet landbouwbedrijven voor het watersysteem is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van watersystemen in het landelijk gebied. Op basis van het Klimaatakkoord en de Kaderrichtlijn Water (KRW) ligt er een opgave om watersystemen te verbeteren. Met deze regeling wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen. De investeringen die in het kader van deze openstelling gesubsidieerd worden, vinden plaats op grond die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik is. Voor deze openstelling wordt ook het provinciale klimaatdoel centraal gesteld; voorkomen van wateroverlast en watertekort door het optimaliseren en herstellen van watersystemen.

 

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt aan waterschappen of samenwerkingsverbanden waarbij waterschappen zijn betrokken, voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen. Bedoeld zijn investeringen die een bijdrage leveren aan de doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water (KRW), herstel van de natuurlijke toestand van watersystemen, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding (voorkomen of beperken van watertekorten of wateroverlast) of bodemdaling en sluiten daarmee aan bij het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s van de waterschappen.

 

Beginnen met een project

De ervaring leert dat veel subsidieaanvragers wachten met de start van het project tot de beschikking is afgegeven. Kosten kunnen echter al subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Wel wordt er pas zekerheid gegeven over de subsidiabiliteit van de kosten in de verleningsbeschikking. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen. Let hierbij op de voorwaarden in artikel 1.10 onder c van de Verordening.

 

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van de selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

 

Staatssteun

Gezien de aard van de maatregelen zal voor de projecten onder deze openstelling geen sprake zijn van staatssteun, omdat geen economische activiteiten gesubsidieerd worden, danwel geen voordeel ontstaat voor een onderneming die op de markt opereert. Mocht in een uitzonderingsgeval wel sprake zijn van staatssteun, kan gebruik worden gemaakt van de de-minimisverordening, afhankelijk van de soort aanvrager is dan maximaal € 300.000 steun voor niet landbouwers of € 20.000 voor landbouwers in 3 jaar mogelijk.

 

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden nadere begripsomschrijvingen gegeven van begrippen die in de voorwaarden van deze regeling worden toegepast. Waar het Werkprogramma wordt genoemd, wordt gedoeld op het Werkprogramma ZON oktober 2021 (zoetwatervoorzieningoostnederland.nl). Ten aanzien van het Waterbeheerprogramma wordt gedoeld op die van Rivierenland: Waterbeheerprogramma 2022-2027 (waterschaprivierenland.nl) en Waterschap Rijn en IJssel: Waterbeheerprogramma 2022-2027 (exb-2021-76396.pdf via officiele-overheidspublicaties.nl). Meer informatie over de Kaderrichtlijn Water is te vinden via Richtlijn - 2000/60-EN-EUR-Lex (europa.eu).

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Dit openstellingsbesluit richt zich primair op de uitvoering van projecten op het gebied van maatregelen voor het watersysteem. Concreet gaat het om de activiteiten die zijn opgenomen in het Werkprogramma, dan wel in een van de Waterbeheerprogramma’s. Subsidiabele activiteiten worden beoordeeld op basis van de selectiecriteria in dit openstellingsbesluit. Zie hieronder de toelichting bij artikel 7. Het is van belang dat aanvragers de aansluiting van het project op de selectiecriteria goed en uitgebreid onderbouwen.

 

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten zijn:

  • investeringen ten behoeve van het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden, die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit; investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon;

  • herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers;

  • aanleg en herstel beplanting of omgrachting van terreinen van (oorspronkelijke) kastelen,

  • Bevorderen van de vismigratie, bovoorbeeld door de aanleg van vispassages.

Investeringen kunnen ook (deels) op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een investering door een waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die (deels) op gronden van landbouwers zijn gelegen. Op gronden van landbouwers mogen, wanneer de uitvoering van activiteiten start, geen landbouwactiviteiten meer plaats vinden.

 

Artikel 3 Aanvrager

Als een waterschap met andere partijen een samenwerkingsverband voor het project aangaat, dan dient die samenwerking te worden onderbouwd met een samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst moet zijn ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband. Nadere voorwaarden voor samenwerkingsverbanden zijn te vinden in artikel 1.3 van de Verordening. Een waterschap kan ook individueel een aanvraag indienen.

 

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten (kosten voor de inzet van eigen personeel), kosten eigen arbeid (kosten voor de inzet van niet verloonde arbeid) en overige kosten (kosten bij derde partijen, ook wel kosten derden genoemd) ten behoeve van het kunnen uitvoeren van investeringen in het watersysteem.

 

De subsidiabele kosten worden berekend overeenkomstig artikel 1.9b van de regeling. Dit houdt in dat de loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.

 

Subsidie kan worden aangevraagd voor investeringen gericht op het watersysteem, dan geldt 100% subsidie behalve voor investeringen ter borging van waterkwantiteit, dan geldt 70% subsidie. Het is van belang de begroting zodanig op te splitsen zodat duidelijk wordt welke investeringen gerelateerd zijn aan het watersysteem en daarbinnen eventueel welke investeringen gerelateerd zijn aan het borgen van waterkwantiteit.

 

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

In dit artikel wordt omschreven welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen.

 

Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in het watersysteem die wel onder dit openstellingsbesluit voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied langer over voldoende water beschikt. Dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt en dat ook andere functies zoals natuur langer over water kunnen beschikken. Voorgaande dient duidelijk te zijn onderbouwd in het projectplan behorend bij de aanvraag tot subsidie.

 

Verder komen voorbereidingskosten in zijn geheel niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 6 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten wanneer de in het project opgenomen maatregelen betrekking hebben op het watersysteem. Wanneer investeringen betrekking hebben op waterkwantiteit, dan geldt hiervoor 70% subsidie. De kosten van de investeringen waarvoor 100% subsidie wordt aangevraagd en de kosten van de investeringen waarvoor 70% wordt aangevraagd moeten in de begroting en in de toelichting in het projectplan duidelijk van elkaar gescheiden worden. Tevens is er voor gekozen om de middelen in te zetten voor de wat grotere, meer kostbare en daarmee moeilijker te realiseren projecten. Vandaar dat een drempelbedrag is opgenomen van € 250.000 subsidie per aanvraag.

 

Artikel 7 Selectie en rangschikking

In dit openstellingsbesluit is gekozen voor toepassing van selectiecriteria met weging. Het toepassen van de selectiecriteria is opgedragen aan een onafhankelijke adviescommissie.

 

Het gaat om de volgende criteria en wegingsfactoren:

 

De concrete invulling voor deze openstelling is als volgt:

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximaal te behalen punten

a.

Mate van effectiviteit

 

3

0 - 5

15

b.

Kans op succes en de haalbaarheid

2

0 - 5

10

c.

Mate van urgentie

 

1

0 - 5

5

d.

Mate van efficiëntie

 

2

0 - 5

10

 

 

 

Totaal

40

 

Hieronder worden de selectiecriteria toegelicht.

 

a. Mate van effectiviteit van het project

 

Dit criterium weegt het integrale karakter van het project, de mate waarin het project bijdraagt aan de relevante beleidsdoelen, te weten de mate waarin het project beoogt bij te dragen aan het provinciale klimaatdoel, de doelen in het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s en aan de doelen van de KRW. Om maximaal te scoren op effectiviteit is een aanvraag voorzien van een overtuigende onderbouwing op basis van de volgende vijf deelaspecten:

  • 1.

    het project draagt bij aan de klimaatbestendigheid van het watersysteem door het verkleinen van (de kans op) wateroverlast en watertekorten;

  • 2.

    het project draagt bij aan de doelen van of behelst maatregelen die zijn opgenomen in het betreffende werkprogramma of waterbeheerprogramma;

  • 3.

    het project draagt bij aan realisatie van de doelen van de KRW;

  • 4.

    het project draagt bij aan de economische vitaliteit van het projectgebied en zijn omgeving door de beschikbaarheid van voldoende schoon water voor de agrarische sector en eventuele andere watergebruikers te vergroten;

  • 5.

    het project bevat activiteiten die onmiddellijk na de uitvoering al een gunstig effect hebben op de klimaatbestendigheid van het watersysteem door het verkleinen van (de kans op) wateroverlast of watertekorten.

De puntentoekenning is als volgt:

  • I.

    0 punten: geen van de aspecten is van toepassing op het project;

  • II.

    1 punt: één van de aspecten is van toepassing op het project;

  • III.

    2 punten: twee van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • IV.

    3 punten: drie van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • V.

    4 punten: vier van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • VI.

    5 punten: alle vijf genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

b. De kans op succes en de haalbaarheid van het project

 

Dit criterium weegt de concreetheid en (snelle) uitvoerbaarheid van het projectplan. Hoe beter het project is voorbereid, zowel inhoudelijk als qua timing, des te positiever het oordeel. Om maximaal te scoren op haalbaarheid is een aanvraag voorzien van een overtuigende onderbouwing op basis van de volgende vijf deelaspecten:

  • 1.

    in het projectplan zijn voldoende eisen gesteld aan de kwaliteit van de nog aan te wijzen projectleider, dan wel is aangegeven dat de aangewezen projectleider met betrekking tot de subsidiabele activiteiten over voldoende kwaliteit beschikt. Kwaliteit houdt in voldoende aantoonbare expertise in de vorm van genoten opleiding en (meer dan vijf jaar) relevante ervaring in relatie tot de inhoud van het project;

  • 2.

    het projectplan is realistisch, dat wil zeggen de voorgenomen maatregelen zijn (technisch) uitvoerbaar en er mag vanuit gegaan worden dat uitvoering leidt tot realisatie van de gestelde doelen;

  • 3.

    bij het project wordt samengewerkt met een of meer gebruikers van het betreffende watersysteem;

  • 4.

    het projectplan kent een realistische planning, opzet en begroting, waardoor er een reëel perspectief is op uitvoering van het project binnen de opgegeven projectduur, volgens de beschreven opzet en tevens binnen de begroting;

  • 5.

    op het moment van indienen van de aanvraag zijn eventueel benodigde gronden verworven, vergunningen verkregen en is er draagvlak (dat wil zeggen geen voorzienbare weerstand, die kan leiden tot uitstel) in de omgeving voor uitvoering van het projectplan.

De puntentoekenning is als volgt:

  • I.

    0 punten: geen van de aspecten is van toepassing op het project;

  • II.

    1 punt: één van de aspecten is van toepassing op het project;

  • III.

    2 punten: twee van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • IV.

    3 punten: drie van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • V.

    4 punten: vier van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • VI.

    5 punten: alle vijf genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

c. Mate van urgentie van het project

 

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

 

De mate van urgentie van het project wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering op korte termijn nodig is om de KRW-doelen tijdig te kunnen realiseren. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in Gelderland.

 

Voorts kan sprake zijn van een knelpunt in de waterhuishouding, waardoor pieken en dalen in de watertoevoer niet goed worden opgevangen en die kunnen leiden tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn. Om deze schade zoveel mogelijk te beperken kan het nodig zijn om de activiteit zo spoedig mogelijk uit te voeren. Let wel, dat daarbij niet te vroeg mag worden gestart met de uitvoering van de activiteit (zie artikel 1.8 onder e van de Verordening en de toelichting daarop, hierboven in het algemene deel).

 

Bovendien kan het nodig zijn de activiteit op korte termijn uit te voeren als er (veel) partijen in het veld betrokken zijn. Uitstel kan in dat geval negatief uitwerken op de bereidheid van die partijen om mee te werken (“de energie gaat dan uit het proces”).

 

Om maximaal te scoren op urgentie is een aanvraag voorzien van een overtuigende onderbouwing op basis van de volgende vijf deelaspecten met de daarbij behorende puntentoekenning:

  • I.

    0 punten als er sprake is van een opgave die op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden;

  • II.

    1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s, noodzakelijk is, maar die op grond van die documenten pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden;

  • III.

    2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s, die op grond van die documenten binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden;

  • IV.

    3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s, die op grond van die documenten op relatief korte termijn aangepakt moet worden;

  • V.

    4 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s en tevens vanwege een knelpunt in de waterhuishouding dat leidt tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn. De opgave moet daarom snel aangepakt worden;

  • VI.

    5 punten indien er sprake is van een noodzakelijk opgave op grond van het Werkprogramma of een van de Waterbeheerprogramma’s en waarbij sprake is van een knelpunt in de waterhuishouding dat leidt tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn. Bovendien bestaat een reële kans dat uitstel van de maatregelen ten koste kan gaan van de bereidheid van betrokken partijen om mee te werken. De opgave moet daarom onmiddellijk aangepakt worden.

d. Mate van efficiëntie van het project

 

Om maximaal te scoren op efficiëntie is een aanvraag voorzien van een overtuigende onderbouwing waarbij gelet wordt op de mate waarin de opgevoerde kosten passend zijn (dat wil zeggen waarin de resultaten met de juiste middelen worden gehaald) en op de mate waarin binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. De toekenning van de punten is als volgt:

  • I.

    0 punten: indien de mate van efficiëntie zeer gering is.

  • II.

    1 punt: indien de mate van efficiëntie gering is.

  • III.

    2 punten: indien de mate van efficiëntie matig is.

  • IV.

    3 punten: indien de mate van efficiëntie voldoende is.

  • V.

    4 punten: indien de mate van efficiëntie goed is.

  • VI.

    5 punten: indien de mate van efficiëntie zeer goed is.

Weging

In dit openstellingsbesluit wordt de “mate van effectiviteit”, dat wil zeggen de mate waarin een project bijdraagt aan de verschillende doelen, gezien als het allerbelangrijkste criterium. Daarom krijgt dit criterium de hoogste weging, namelijk wegingsfactor 3. Activiteiten moeten bijdragen aan het provinciale klimaatdoel en de andere doelen. Dit is de reden waarom de subsidie überhaupt beschikbaar is. Activiteiten die onvoldoende bijdragen aan de doelen zouden minder kans op subsidie moeten hebben. Om toch voor subsidie in aanmerking te komen, moeten ze excelleren op de andere criteria.

 

De criteria “kans op succes en de haalbaarheid” en de “mate van efficiëntie” krijgen een wegingsfactor 2. Deze aspecten zijn ook belangrijk, maar worden als iets minder cruciaal gezien dan het eerste criterium. Een aanvrager moet nog steeds aandacht besteden aan de mate waarin het project direct uitgevoerd kan worden waarbij sprake is van een reële kostenbegroting waarin de focus ligt op concrete uitvoering.

 

Het criterium “mate van urgentie” krijgt de laagste wegingsfactor. Dat is niet omdat urgente maatregelen minder belangrijk zijn, maar vooral omdat verwacht mag worden dat een aanvrager altijd voorrang geeft aan de uitvoering van urgente maatregelen. In het kader van dit openstellingsbesluit moet dat aangetoond worden aan de hand van een weergave van het projectgebied gelegen in een urgent gebied.

 

Adviescommissie

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld. Aanvragen moeten minstens 24 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen, ofwel 60% van het maximaal te behalen aantal van 40 punten. Als een aanvraag onvoldoende punten scoort, wordt dat bij deze beoordeling duidelijk. Vervolgens worden aanvragen met gebruikmaking van de selectiecriteria in een bepaalde rangorde geplaatst. Het doel van de rangschikking is om de aanvragen/activiteiten onderling te vergelijken en de beste te selecteren en te honoreren.

 

Artikel 8 Subsidie-arrangement

Dit artikel beschrijft de voorwaarden voor verantwoording van de verleende subsidie. De subsidie moet minimaal € 250.000 bedragen wat betekent dat arrangement 3 van toepassing is: alle kosten moeten worden verantwoord aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag.

 

Artikel 9 Bevoorschotting en deelbetaling

In dit artikel wordt aangegeven dat bij subsidieverlening 50% van de subsidie als voorschot wordt uitgekeerd. Daarna kan eenmaal per jaar tijdens de uitvoering van het project een verzoek tot deelbetaling worden ingediend. Op basis van een dergelijk verzoek kan op basis van gerealiseerde kosten een aanvullend voorschot worden uitgekeerd.

 

Artikel 10 Verplichtingen

In de aanvraag moet een perspectief gegeven worden dat alle investeringen die in het projectplan zijn opgenomen plaats gaan vinden op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn. Uitvoering van activiteiten mag niet eerder plaats vinden dan wanneer gestopt is met landbouwactiviteiten op de betreffende gronden. Uiterlijk bij de vaststelling moet kunnen worden aangetoond dat alle investeringen hebben plaats gevonden op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn. Verder moet het project waarvoor subsidie is verleend niet later dan 30 juni 2028 worden afgerond. Dat betekent dat alle kosten voor het project uiterlijk voor deze datum moeten zijn gemaakt. Na deze datum bestaat nog 13 weken de tijd om de laatste betalingen te verrichten en een verzoek tot vaststelling van de subsidie in te dienen.

Naar boven